26.6.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 164/42


RICHTLIJN 2009/49/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 18 juni 2009

tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad met betrekking tot bepaalde informatieverplichtingen van middelgrote ondernemingen en de verplichting een geconsolideerde jaarrekening op te stellen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 44, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de conclusies van het voorzitterschap heeft de Europese Raad van 8 en 9 maart 2007 onderstreept dat terugdringing van de administratieve lasten een belangrijk middel is om de Europese economie te doen opleven, vooral wegens de potentiële voordelen ervan voor de kleine en middelgrote ondernemingen. Tevens werd benadrukt dat de zowel de Europese Unie als de lidstaten een krachtige gezamenlijke inspanning moeten leveren om de administratieve lasten te verminderen.

(2)

Financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen zijn aangewezen als gebieden waarop de administratieve lasten voor vennootschappen in de Gemeenschap kunnen worden verminderd.

(3)

In de mededeling van de Commissie van 10 juli 2007 over een vereenvoudiging van het ondernemingsklimaat op het gebied van vennootschapsrecht, financiële verslaggeving en controle van jaarrekeningen zijn noodzakelijke wijzigingen vastgesteld van Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (3) en Zevende Richtlijn 83/349/EEG van 13 juni 1983 betreffende de geconsolideerde jaarrekening (4). Er ging bijzondere aandacht uit naar het verder verlichten van de lasten inzake financiële verslaggeving voor kleine en middelgrote ondernemingen.

(4)

In het verleden zijn verschillende wijzigingen doorgevoerd, zodat ondernemingen die onder het toepassingsgebied van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG vallen, verslagleggingsmethoden kunnen gebruiken die in overeenstemming zijn met de International Financial Reporting Standards (IFRS). Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (5) moeten ondernemingen waarvan de effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt van een lidstaat, hun geconsolideerde jaarrekening opstellen volgens de IFRS en bijgevolg zijn zij vrijgesteld van de meeste verplichtingen van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG. Deze richtlijnen vormen echter nog steeds de grondslag voor de financiële verslaggeving van kleine en middelgrote ondernemingen in de Gemeenschap.

(5)

Kleine en middelgrote ondernemingen zijn vaak onderworpen aan dezelfde regelgeving als grotere ondernemingen, doch hun specifieke behoeften op het gebied van financiële verslaggeving zijn amper geanalyseerd. Met name het toenemende aantal informatieverplichtingen zorgt bij deze ondernemingen voor problemen. Uitgebreide regelgeving inzake financiële verslaggeving vormt een financiële last die een doeltreffend gebruik van kapitaal voor productiedoeleinden in de weg kan staan.

(6)

Uit de toepassing van Verordening (EG) nr. 1606/2002 is ook gebleken dat er duidelijkheid moet worden verschaft over de verhouding tussen de standaarden voor jaarrekeningen van Richtlijn 83/349/EEG en de IFRS.

(7)

Wanneer de kosten van oprichting en uitbreiding in de balans onder de activa mogen worden opgenomen, schrijft artikel 34, lid 2, van Richtlijn 78/660/EEG voor dat deze post in de toelichting bij de jaarrekening wordt uitgelegd. Op grond van artikel 44, lid 2, van die richtlijn kunnen kleine vennootschappen van deze informatieverplichting worden vrijgesteld. Om onnodige administratieve lasten te verminderen, zou het eveneens mogelijk moeten zijn ook middelgrote vennootschappen van deze informatieverplichting vrij te stellen.

(8)

Richtlijn 83/349/EEG vereist dat een moederonderneming een geconsolideerde jaarrekening opstelt, zelfs indien haar enige dochteronderneming of al haar dochterondernemingen tezamen, gelet op het doel van artikel 16, lid 3, van die richtlijn slechts van te verwaarlozen betekenis zijn. Dit heeft tot gevolg dat deze ondernemingen onder het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vallen en derhalve volgens de IFRS een geconsolideerde jaarrekening moeten opstellen. Deze verplichting wordt belastend geacht indien een moederonderneming slechts dochterondernemingen van te verwaarlozen betekenis heeft. Een moederonderneming dient derhalve te worden vrijgesteld van de verplichting een geconsolideerde jaarrekening en een geconsolideerd jaarverslag op te stellen, indien zij slechts dochterondernemingen heeft die, individueel en tezamen, van te verwaarlozen betekenis worden geacht. Hoewel deze wettelijke verplichting dient te worden geschrapt, dient de moederonderneming de mogelijkheid te behouden op eigen initiatief een geconsolideerde jaarrekening en een geconsolideerd jaarverslag opstellen.

(9)

Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de vermindering van de administratieve lasten die voortvloeien uit bepaalde informatieverplichtingen van middelgrote ondernemingen en uit de verplichting een geconsolideerde jaarrekening op te stellen voor bepaalde ondernemingen in de Gemeenschap, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(10)

De Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

Overeenkomstig punt 34 van het interinstitutioneel akkoord „Beter wetgeven” (6) worden de lidstaten ertoe aangespoord om voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Richtlijn 78/660/EEG

In artikel 45, lid 2, van Richtlijn 78/660/EEG, wordt de eerste zin van de tweede alinea vervangen door:

„De lidstaten kunnen de in artikel 27 bedoelde vennootschappen toestaan de in artikel 34, lid 2, en artikel 43, lid 1, punt 8, genoemde gegevens achterwege te laten.”.

Artikel 2

Wijziging van Richtlijn 83/349/EEG

In artikel 13 van Richtlijn 83/349/EEG wordt het volgende lid ingevoegd:

„2 bis.   Onverminderd artikel 4, lid 2, en de artikelen 5 en 6 wordt een onder het nationale recht van een lidstaat vallende moederonderneming die alleen maar dochterondernemingen heeft die, gelet op het doel van artikel 16, lid 3, individueel en tezamen, slechts van te verwaarlozen betekenis zijn, vrijgesteld van de in artikel 1, lid 1, opgelegde verplichting.”.

Artikel 3

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om voor 1 januari 2011 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G.PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

Š. FÜLE


(1)  PB C 77 van 31.3.2009, blz. 37.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 18 december 2008 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt) en besluit van de Raad van 11 mei 2009.

(3)  PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11.

(4)  PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1.

(5)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

(6)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.