8.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 155/1


AANBEVELING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 18 juni 2009

tot vaststelling van een Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding

(Voor de EER relevante tekst)

2009/C 155/01

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 149, lid 4, en artikel 150, lid 4,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio′s (2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De overgang naar een kenniseconomie (Europese Raad van Lissabon van 2000) vereist de modernisering en permanente verbetering van de beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsels om te kunnen inspelen op de snelle veranderingen in de economie en samenleving, zodat zij de inzetbaarheid, sociale inclusie en toegang tot een leven lang leren voor iedereen, ook kansarmen, kunnen helpen verbeteren.

(2)

De Europese Raad van Barcelona heeft in 2002 als doel gesteld dat de Europese onderwijs- en opleidingsstelsels vóór 2010 moeten uitgroeien tot een kwaliteitsreferentie op wereldniveau.

(3)

De in het kader van het Lissabonproces vastgestelde geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid 2005-2008 roepen de lidstaten op regelingen voor een leven lang leren te ontwikkelen die betaalbaar en toegankelijk zijn en inspelen op de veranderende behoeften van de kenniseconomie en -maatschappij. Met het oog op een betere arbeidsmarktrelevantie moeten de onderwijs- en opleidingsstelsels worden aangepast en moet hun capaciteit worden versterkt. De doelstellingen op het gebied van het onderwijs- en opleidingsbeleid moeten daarom in toenemende mate de doelstellingen van het economisch en arbeidsmarktbeleid completeren zodat sociale cohesie en concurrentievermogen hand in hand gaan.

(4)

In aansluiting op de resolutie van de Raad van 19 december 2002 over de bevordering van intensievere Europese samenwerking inzake beroepsonderwijs en -opleiding (4) („het Kopenhagenproces”) en als resultaat van de daaropvolgende samenwerking tussen de Commissie, de lidstaten, de sociale partners, de EER/EVA-landen en de kandidaat-lidstaten op het gebied van kwaliteitsborging, werd een gemeenschappelijk kader voor kwaliteitsborging (CQAF) ontwikkeld, rekening houdend met de bestaande ervaringen en goede praktijken in de deelnemende landen.

(5)

Volgens het gezamenlijk tussentijds verslag van 2004 van de Raad en de Commissie aan de Europese Raad over het werkprogramma „Onderwijs en opleiding 2010” (5) dient Europa in de eerste plaats prioriteit te geven aan het CQAF voor het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding (als onderdeel van de follow-up van de verklaring van Kopenhagen) en de totstandbrenging van „een overeengekomen stelsel van normen, procedures en richtsnoeren voor kwaliteitsborging” (6) (in samenhang met het proces van Bologna en in het kader van het werkprogramma inzake de doelstellingen voor de onderwijs- en opleidingsstelsels).

(6)

De Raad „Onderwijs” van mei 2004 (7) keurde dit CQAF goed en verzocht de lidstaten en de Commissie dit binnen hun respectieve bevoegdheden samen met de betrokken belanghebbenden op vrijwillige basis te bevorderen.

(7)

Het Europees netwerk voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding (8) heeft voorzien in een Europees platform dat de follow-up van de conclusies van de Raad van 2004 en het communiqué van Helsinki mogelijk heeft gemaakt, en heeft duurzame samenwerking tussen de landen vergemakkelijkt.

(8)

In 2006 onderstreepte het communiqué van Helsinki dat er, zoals uiteengezet in de conclusies van de Raad van mei 2004 over kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding, op basis van de beginselen van het CQAF speciaal voor het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding nog meer gemeenschappelijke Europese instrumenten ontwikkeld moesten worden om een cultuur van kwaliteitsverbetering en een grotere deelname aan het Europees netwerk voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding te bevorderen.

(9)

Met deze aanbeveling wordt een Europees referentiekader voor kwaliteitsborging („het kader”) vastgesteld. Dit op gemeenschappelijke Europese referenties gebaseerde referentie-instrument moet de lidstaten helpen bij de permanente verbetering van hun beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsels en bij de bewaking van dit proces. Het bouwt voort op en is een uitbreiding van het CQAF. Het kader moet bijdragen tot kwaliteitsverbetering in beroepsonderwijs en -opleiding en tot meer transparantie en coherentie van beleidsontwikkelingen op het gebied van de beroepsopleiding tussen de lidstaten, en aldus het wederzijds vertrouwen, de mobiliteit van werknemers en lerenden, en een leven lang leren bevorderen.

(10)

Het kader moet een kwaliteitsborgings- en -verbeteringscyclus van planning, uitvoering, evaluatie/beoordeling en herziening van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding omvatten, ondersteund door gemeenschappelijke kwaliteitscriteria, indicatieve descriptoren en indicatoren. De controleprocedures, waaronder een combinatie van interne en externe evaluatiemechanismen, moeten zo nodig door de lidstaten worden vastgesteld, ten behoeve van de identificatie van de goede werking van de systemen, processen en procedures, en van voor verbetering vatbare terreinen. Voorts moet het kader voorzien in het gebruik van meetinstrumenten om de doeltreffendheid aan te tonen.

(11)

Het kader moet op het niveau van het beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsel, de aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding en de kwalificaties worden toegepast. Het voorziet in een systemische aanpak van kwaliteit die alle relevante niveaus en actoren omvat en met elkaar verbindt. Het kader moet sterk de nadruk leggen op kwaliteitsbewaking en -verbetering, door het combineren van interne en externe evaluatie, herziening en verbeteringsprocedures, een en ander ondersteund door metingen en kwalitatieve analyses. Het kader moet de basis vormen voor verdere ontwikkelingen via samenwerking op Europees, nationaal, regionaal en lokaal niveau.

(12)

Door te voorzien in concrete instrumenten voor de ondersteuning van een evaluatie- en kwaliteitsverbeteringscultuur op alle niveaus, draagt de aanbeveling bij tot op feitenmateriaal gebaseerde praktijken en beleid, als grondslag voor een doelmatiger en billijker beleid overeenkomstig de conclusies van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten van 2006 over doelmatigheid en rechtvaardigheid in onderwijs en opleiding (9).

(13)

Deze aanbeveling biedt een kader voor de vaststelling, ondersteuning en uitwisseling van goede praktijken, niet alleen op nationaal, maar ook op lokaal en regionaal niveau en binnen alle relevante netwerken, waaronder het Europees netwerk betreffende het referentiekader voor kwaliteitsborging.

(14)

In deze aanbeveling wordt rekening gehouden met de „Gemeenschappelijke beginselen voor kwaliteitsborging in onderwijs en opleiding” die zijn opgenomen in bijlage III bij de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren (10) („EKK”). Het kader moet daarom de toepassing van het EKK ondersteunen, met name de kwaliteit van de certificering van leerresultaten. Verder moet het ook de toepassing van andere Europese instrumenten ondersteunen, zoals het Europees systeem van studiepuntenoverdracht voor beroepsonderwijs en -opleiding en de gemeenschappelijke Europese beginselen voor de identificatie en validatie van niet-formeel en informeel leren.

(15)

Aangezien zij niet bindend is, is deze aanbeveling in overeenstemming met het in artikel 5 van het Verdrag bedoelde subsidiariteitsbeginsel in zoverre zij de activiteiten van de lidstaten ter verbetering van de transparantie van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding en ter stimulering van de mobiliteit en een leven lang leren door bevordering van onderlinge samenwerking beoogt te ondersteunen en aan te vullen. Zij dient overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijken te worden uitgevoerd. Deze aanbeveling is in overeenstemming met het in datzelfde artikel bedoelde evenredigheidsbeginsel omdat zij geen nationale kwaliteitsborgingssystemen vervangt of definieert. Het kader schrijft geen bijzonder kwaliteitsborgingssysteem of -concept voor, maar bevat gemeenschappelijke beginselen, kwaliteitscriteria, indicatieve descriptoren en indicatoren die de bestaande stelsels en het bestaande aanbod van beroepsonderwijs en -opleiding kunnen helpen beoordelen en verbeteren.

(16)

De in bijlage II bij deze aanbeveling voorgestelde referentie-indicatoren zijn bedoeld om de evaluatie en kwaliteitsverbetering van beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsels en/of aanbieders te ondersteunen overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijken, en om als „gereedschapskist” te dienen waaruit de verschillende gebruikers de indicatoren kunnen kiezen die zij het meest relevant achten voor de vereisten van hun specifieke kwaliteitsborgingssysteem. Qua aard en doeleinden moeten zij worden onderscheiden van de indicatoren en benchmarks als bedoeld in de conclusies van de Raad van 25 mei 2007 betreffende een samenhangend kader van indicatoren en benchmarks voor de toetsing van de vorderingen met de Lissabon-doelstellingen op onderwijs- en opleidingsgebied (11).

(17)

Het kader kan de lidstaten, indien zij het gebruiken en verder ontwikkelen, helpen hun beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsels verder te verbeteren en te ontwikkelen, kan strategieën voor levenslang leren ondersteunen, de integratie van de Europese arbeidsmarkt en de implementatie van het EKK bevorderen, en een cultuur van kwaliteitsverbetering op alle niveaus stimuleren, met inachtneming van de rijke verscheidenheid van de nationale onderwijsstelsels.

(18)

Deze aanbeveling moet de onderwijs- en opleidingsstelsels helpen moderniseren, de opleiding doeltreffender helpen maken door te voorkomen dat mensen de school zonder kwalificaties verlaten, onderwijs, opleiding en werk beter bij elkaar helpen aansluiten, bruggen helpen leggen tussen formele, niet-formele en informele vormen van onderwijs en opleiding, en de erkenning van verworven ervaring helpen ontwikkelen,

BEVELEN DE LIDSTATEN AAN:

1.

het Europees referentiekader voor kwaliteitsborging („het kader”), de kwaliteitscriteria, indicatieve descriptoren en referentie-indicatoren zoals vermeld en nader beschreven in de bijlagen I en II te gebruiken, hun beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsels verder te verbeteren en te ontwikkelen, strategieën voor een leven lang leren, de toepassing van het EKK en het Europees handvest voor kwaliteit bij mobiliteit te ondersteunen, en op alle niveaus een cultuur van kwaliteitsverbetering en innovatie te bevorderen. Extra nadruk dient te worden gelegd op de aansluiting van beroepsonderwijs en -opleiding op het hoger onderwijs;

2.

uiterlijk op 18 juni 2011, elk een nationale aanpak te ontwikkelen om de nationale systemen voor kwaliteitsborging, indien van toepassing, te verbeteren en optimaal gebruik te maken van het kader voor kwaliteitsborging, samen met de sociale partners, de regionale en lokale overheden, en alle andere belanghebbenden, overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijken;

3.

actief deel te nemen aan het netwerk betreffende een Europees referentiekader („het kadernetwerk”) voor kwaliteitsborging met het oog op de verdere ontwikkeling van gemeenschappelijke beginselen, referentiecriteria en -indicatoren, richtsnoeren en instrumenten voor kwaliteitsverbetering in beroepsonderwijs en -opleiding op nationaal, regionaal of lokaal niveau;

4.

wanneer een vergelijkbare structuur nog niet bestaat, een nationaal referentiepunt voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding aan te wijzen dat gekoppeld is aan de specifieke structuren en vereisten van elke lidstaat en dat, overeenkomstig de nationale praktijken, de bestaande relevante instanties bundelt en de sociale partners en alle betrokken belanghebbenden op nationaal en regionaal niveau erbij betrekt om te zorgen voor de follow-up van initiatieven. De referentiepunten moeten:

zoveel mogelijk belanghebbenden op de hoogte houden van de activiteiten van het kadernetwerk,

actieve steun verlenen aan de uitvoering van het werkprogramma van het kadernetwerk,

concrete initiatieven ontplooien om de verdere ontwikkeling van het kader in nationaal verband te bevorderen,

zelfevaluatie ondersteunen als aanvullend en doeltreffend kwaliteitsborgingsinstrument, dat de mogelijkheid biedt succes te meten en gebieden aan te wijzen waarop de uitvoering van het werkprogramma van het kadernetwerk kan worden verbeterd,

ervoor zorgen dat informatie op doeltreffende onder de belanghebbenden wordt verspreid;

5.

het uitvoeringsproces om de vier jaar aan een evaluatie te onderwerpen — deze evaluatie moet worden opgenomen in elk tweede nationale voortgangsverslag dat wordt opgesteld in de context van het toekomstig strategisch kader voor Europese samenwerking op onderwijs- en opleidingsgebied — op basis van referentiecriteria die in het kader van het kadernetwerk samen met de Commissie en de lidstaten moeten worden gedefinieerd.

ONDERSCHRIJVEN HET VOORNEMEN VAN DE COMMISSIE OM:

1.

de lidstaten te helpen bij de uitvoering van bovenstaande taken, met name door samenwerking en wederzijds leren te bevorderen, begeleidingsmateriaal te ontwikkelen en te testen, en informatie te verstrekken over de ontwikkeling van de kwaliteit van beroepsonderwijs en -opleiding in de lidstaten;

2.

het netwerk betreffende een kadernetwerk voor kwaliteitsborging te bevorderen en er samen met de lidstaten aan deel te nemen, zodat het waar nodig door middel van concrete voorstellen en initiatieven kan bijdragen tot de ontwikkeling van beleid op dit gebied;

3.

zorg te dragen voor de follow-up van de uitvoering van deze aanbeveling door om de vier jaar aan het Europees Parlement en de Raad een verslag over de opgedane ervaring en conclusies voor de toekomst voor te leggen, en indien nodig een herziening van deze aanbeveling voor te stellen die wordt verricht in samenwerking met de lidstaten en waarbij de diverse belanghebbenden worden betrokken;

4.

op basis van dat verslag en in samenwerking met de lidstaten een evaluatie te verrichten van de uitvoering van deze aanbeveling, en deze zo nodig te herzien.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2009.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

Štefan FÜLE


(1)  PB C 100 van 30.4.2009, blz. 136.

(2)  PB C 325 van 19.12.2008, blz. 48.

(3)  Advies van het Europees Parlement van 18 december 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 11 mei 2009.

(4)  PB C 13 van 18.1.2003, blz. 2.

(5)  PB C 104 van 30.4.2004, blz. 1.

(6)  „Verwezenlijking van de Europese ruimte voor hoger onderwijs”. Communiqué van de Conferentie van ministers bevoegd voor hoger onderwijs in Berlijn op 19 september 2003.

(7)  Conclusies van de Raad over kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding, 28 mei 2004.

(8)  Het Europees netwerk voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding werd in oktober 2005 door de Commissie opgericht na een gunstig advies van het Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding. De leden van het netwerk zijn volgens een speciale procedure aangewezen door de lidstaten, de kandidaat-lidstaten, de EVA/EER-landen en de Europese organisaties van de sociale partners.

(9)  PB C 298 van 8.12.2006, blz. 3.

(10)  PB C 111 van 6.5.2008, blz. 1.

(11)  PB C 311 van 21.12.2007, blz. 13.


INLEIDING BIJ DE BIJLAGEN

In deze aanbeveling wordt het Europees referentiekader neergelegd voor kwaliteitsborging („het kader”), met inbegrip van een cyclus voor kwaliteitsborging en -verbetering (planning, uitvoering, evaluatie/beoordeling, herevaluatie of herziening) op grond van een selectie van kwaliteitscriteria, descriptoren en indicatoren voor kwaliteitsbeheer op het niveau van zowel de stelsels als de aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding. Het is niet de bedoeling om nieuwe normen te introduceren, maar om de inspanningen van de lidstaten te ondersteunen, met behoud van de diversiteit van hun benaderingswijzen.

Het kader moet worden beschouwd als „gereedschapskist” waaruit de diverse gebruikers die descriptoren en indicatoren kunnen kiezen die zij het meest relevant achten voor de eisen van hun kwaliteitsborgingsysteem.

De voorgestelde descriptoren (bijlage I) en indicatoren (bijlage II) dienen uitsluitend als richtsnoeren en kunnen door de gebruikers van het kader geselecteerd en toegepast worden overeenkomstig enkele of al hun vereisten en bestaande settings.

Ze kunnen worden toegepast op initiële en/of permanente beroepsopleiding, naar gelang van de specifieke kenmerken van het beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsel van elke lidstaat en het type aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding.

Ze moeten uitsluitend op vrijwillige basis worden gebruikt, met inachtneming met hun potentiële toegevoegde waarde en overeenkomstig de nationale wetgeving en praktijken. Ze mogen noch als benchmarks worden beschouwd, noch als middel voor rapportage over, of vergelijking tussen, de kwaliteit en de doelmatigheid van de verschillende nationale stelsels. De verantwoordelijkheid voor het toezicht op de kwaliteit van die stelsels blijft volledig bij de lidstaten berusten.

BIJLAGE I

EUROPEES REFERENTIEKADER VOOR KWALITEITSBORGING: KWALITEITSCRITERIA EN INDICATIEVE DESCRIPTOREN  (1)

Deze bijlage bevat voorstellen voor gemeenschappelijke kwaliteitscriteria en indicatieve descriptoren die de lidstaten, zo zij zulks passend achten, bij de toepassing van het kader moeten helpen (2).

Kwaliteitscriteria

Indicatieve descriptoren op niveau van de beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsels

Indicatieve descriptoren op niveau van de aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding

De planning is gebaseerd op een gemeenschappelijke strategische visie van de belanghebbenden en omvat expliciete doelstellingen, maatregelen en indicatoren.

De doelstellingen van de beroepsopleiding worden voor de middellange en lange termijn gedefinieerd en gekoppeld aan Europese doelstellingen.

De belanghebbenden nemen op de verschillende niveaus deel aan de vaststelling van de doelstellingen van de beroepsopleiding.

Door middel van specifieke indicatoren (succescriteria) worden streefcijfers vastgesteld en gecontroleerd.

Er zijn mechanismen en procedures vastgesteld om de opleidingsbehoeften te inventariseren.

Er wordt een informatiestrategie opgesteld om in overeenstemming met de nationale/regionale gegevensbeschermingsbepalingen een optimale verspreiding van de kwaliteitsresultaten te garanderen.

Er zijn normen en richtsnoeren vastgesteld voor de erkenning, validatie en certificering van competenties van individuele personen.

De Europese, nationale en regionale doelstellingen van het beroepsopleidingsbeleid zijn terug te vinden in de lokale doelstellingen van de aanbieders van beroepsopleidingen.

Er worden expliciete doelstellingen en streefcijfers vastgesteld en gecontroleerd.

Er vindt doorlopend overleg met de belanghebbenden plaats om specifieke lokale/individuele behoeften te inventariseren.

De verantwoordelijkheden voor kwaliteitsmanagement en -ontwikkeling zijn expliciet toegewezen.

Het personeel wordt in een vroeg stadium bij de planning, ook ten aanzien van kwaliteitsverbetering, betrokken.

Aanbieders plannen samenwerkingsinitiatieven met andere aanbieders van beroepsopleiding.

De belanghebbenden nemen deel aan de analyse van lokale behoeften.

Aanbieders beschikken over een expliciet en transparant kwaliteitsborgingssysteem.

In overleg met de belanghebbenden worden uitvoeringsplannen opgesteld met expliciete beginselen.

De uitvoeringsplannen worden opgesteld in samenwerking met de sociale partners, de aanbieders van beroepsopleidingen en andere belanghebbenden op de verschillende niveaus.

In de uitvoeringsplannen wordt rekening gehouden met de vereiste middelen, de capaciteiten van de gebruikers en de benodigde instrumenten en richtsnoeren voor ondersteuning.

Er zijn richtsnoeren en normen vastgesteld voor de toepassing op verschillende niveaus.

De uitvoeringsplannen voorzien in specifieke ondersteuning voor de opleiding van leraren en opleiders.

De verantwoordelijkheden van de aanbieders van beroepsopleidingen voor de uitvoering zijn expliciet beschreven en transparant.

Er wordt een nationaal en/of regionaal kader voor kwaliteitsborging opgesteld met richtsnoeren en kwaliteitsnormen op aanbiedersniveau om permanente verbetering en zelfregulering te bevorderen.

De middelen worden intern zo verdeeld/toegewezen dat de doelstellingen van de uitvoeringsplannen worden gehaald.

Relevante en inclusieve partnerschappen worden expliciet gesteund om de geplande maatregelen uit te voeren.

Het strategisch plan voor de ontwikkeling van de competenties van het personeel specificeert de opleidingsbehoeften voor leraren en opleiders.

Het personeel volgt regelmatig opleidingen en werkt samen met externe belanghebbenden om de capaciteitsopbouw en kwaliteitsverbetering te ondersteunen en de prestaties te verbeteren.

De resultaten en procedures worden regelmatig aan de hand van metingen geëvalueerd.

Er wordt een methode voor interne en externe evaluatie ontwikkeld.

Er worden duidelijke afspraken gemaakt over de deelname van belanghebbenden aan het controle- en evaluatieproces.

De nationale/regionale normen en procedures voor kwaliteitsverbetering en -borging zijn relevant en afgestemd op de behoeften van de sector.

De systemen worden aan zelfevaluatie en aan intern en extern onderzoek onderworpen, naar gelang van het geval.

Er worden systemen voor vroegtijdige waarschuwing ingevoerd.

Er worden prestatie-indicatoren toegepast.

Er worden regelmatig relevante en coherente gegevens verzameld om het succes te meten en voor verbetering vatbare gebieden aan te wijzen. Voor de gegevensverzameling worden passende methoden ontwikkeld, bv. vragenlijsten en indicatoren/meetbare grootheden.

Overeenkomstig de nationale en regionale regelingen/kaders of op initiatief van de aanbieders van beroepsonderwijs en -opleidingen vindt op gezette tijden een zelfevaluatie plaats.

De evaluatie en het onderzoek hebben betrekking op de procedures en onderwijsresultaten, alsook op de tevredenheid van de lerenden en de prestaties en de tevredenheid van het personeel.

De evaluatie en het onderzoek omvatten adequate en doeltreffende mechanismen om interne en externe belanghebbenden erbij te betrekken.

Er worden systemen voor vroegtijdige waarschuwing ingevoerd.

Herziening

Op alle niveaus worden procedures, mechanismen en instrumenten voor herziening vastgesteld.

De procedures worden regelmatig herzien en er worden actieplannen voor veranderingen opgesteld. De systemen worden dienovereenkomstig aangepast.

De evaluatieresultaten worden openbaar gemaakt.

Van de lerenden wordt feedback over hun individuele leerervaringen en over hun leeromgeving en leraren verzameld. Samen met feedback van de leraren wordt deze voor andere maatregelen gebruikt.

De herzieningsresultaten worden op ruime schaal openbaar gemaakt.

De procedures voor de feedback en herziening maken deel uit van een strategisch leerproces binnen de organisatie.

De evaluatieresultaten worden met belanghebbenden besproken en er worden passende actieplannen opgesteld


(1)  In deze aanbeveling gelden de definities van het Glossary on Quality in Training van het Cedefop (werkdocument, november 2003).

(2)  Bijlage II bevat nog een reeks geselecteerde kwaliteitsindicatoren.

BIJLAGE II

GESELECTEERDE REFERENTIE-INDICATOREN VOOR HET BEOORDELEN VAN DE KWALITEIT VAN BEROEPSONDERWIJS EN -OPLEIDING

Deze bijlage bevat voorstellen voor een uitgebreide reeks van geselecteerde kwaliteitsindicatoren ter ondersteuning van de evaluatie en verbetering van de kwaliteit van beroepsonderwijs- en -opleidingsstelsels en/of aanbieders van beroepsonderwijs of -opleidingen. Deze indicatoren zullen via Europese samenwerking aan de hand van Europese gegevens en nationale registers op bilaterale en/of multilaterale basis verder worden uitgewerkt.

Qua aard en doeleinden moeten zij worden onderscheiden van de indicatoren en benchmarks als bedoeld in de conclusies van de Raad van 25 mei 2007 betreffende een samenhangend kader van indicatoren en benchmarks voor de toetsing van de vorderingen met de Lissabon-doelstellingen op onderwijs- en opleidingsgebied.

Voorts bevat de tabel van indicatoren geen geaggregeerde indicatoren op nationaal niveau in gevallen waarin deze niet bestaan of moeilijk te verkrijgen zijn. Het aggregeren van dergelijke indicatoren op nationaal niveau kan in een later stadium worden gedaan op basis van een overeenkomst tussen de lidstaten, de Commissie en het netwerk betreffende een Europees referentiekader voor kwaliteitsborging.

Indicator

Type indicator

Doel

Overkoepelende indicatoren voor kwaliteitsborging

Nr. 1

Relevantie van kwaliteitsborgingsystemen voor aanbieders van beroepsonderwijs en -opleidingen:

a)

percentage aanbieders die krachtens de wet of op eigen initiatief interne kwaliteitsborgingsystemen toepassen;

b)

percentage geaccrediteerde aanbieders van beroepsonderwijs en -opleidingen.

Context-/inputindicator

Bevordering van een cultuur van kwaliteitsverbetering bij de aanbieders van beroepsonderwijs en -opleidingen.

Vergroting van de transparantie van de opleidingskwaliteit.

Verbetering van het wederzijds vertrouwen in het opleidingsaanbod.

Nr. 2

Investeringen in de opleiding van leraren en opleiders:

a)

percentage leraren en opleiders die bij- en nascholing volgen;

b)

geïnvesteerd bedrag

Input-/procesindicator

Ervoor zorgen dat het proces van kwaliteitsverbetering in beroepsonderwijs en -opleiding door de leraren en opleiders zelf gedragen wordt.

Beroepsonderwijs en -opleiding beter laten inspelen op de veranderende vraag van de arbeidsmarkt.

Individuele leercapaciteiten vergroten.

De prestaties van de lerenden verbeteren.

Indicatoren ter ondersteuning van de kwaliteitsdoelstellingen voor het beroepsonderwijs en -opleidingsbeleid

Nr. 3

Participatie in beroepsonderwijs- en -opleidingsprogramma's:

Aantal deelnemers aan beroepsonderwijs en -opleidingsprogramma's (1) naar soort programma en individuele criteria (2)

Input-/proces-/outputindicator

Op systeem- en aanbiedersniveau basisinformatie verkrijgen over de aantrekkelijkheid van beroepsonderwijs en -opleiding

Gerichte ondersteuning ter verbetering van de toegang tot beroepsonderwijs en -opleidingen, ook voor kansarme groepen

Nr. 4

Aantal leerlingen dat beroepsonderwijs- en -opleidingsprogramma's afmaakt:

Aantal personen dat beroepsonderwijs- en -opleidingsprogramma's met succes heeft voltooid/heeft afgebroken, naar soort programma en individuele criteria.

Proces-/output-/resultaats-indicator

Basisinformatie verkrijgen over opleidingsniveaus en de kwaliteit van opleidingsmethoden.

Berekening van het percentage voortijdige schoolverlaters ten opzichte van het aantal deelnemers.

Ondersteuning van een succesvolle voltooiing als een van de hoofddoelstellingen voor kwaliteit in de beroepsopleiding.

Ondersteuning van een aangepast opleidingsaanbod, ook voor kansarme groepen.

Nr. 5

Plaatsingspercentage na afronding van een beroepsonderwijs- en -opleidingsprogramma:

a)

beroepssituatie op een bepaald tijdstip na voltooiing van de opleiding, naar soort programma en individuele criteria (3);

b)

percentage dat op een bepaald tijdstip na voltooiing van de opleiding een baan heeft, naar soort programma en individuele criteria.

Resultaatsindicator

Ondersteuning van de inzetbaarheid.

Verbetering van het aanpassingsvermogen van het beroepsonderwijs/de beroepsopleiding aan de veranderende behoeften van de arbeidsmarkt.

Ondersteuning van een aangepast opleidingsaanbod, ook voor kansarme groepen.

Nr. 6

Gebruik van verworven vaardigheden op het werk:

a)

informatie over het beroep dat na voltooiing van de opleiding wordt uitgeoefend, naar soort opleiding en individuele criteria;

b)

tevredenheid van de werknemers en werkgevers over de verworven vaardigheden/competenties.

Resultaatsindicator

(combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve gegevens)

Vergroting van de inzetbaarheid.

Verbetering van het aanpassingsvermogen van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding aan de veranderende behoeften van de arbeidsmarkt.

Ondersteuning van een aangepast opleidingsaanbod, ook voor kansarme groepen.

Contextinformatie

Nr. 7

Werkloosheidspercentage (4) naar individuele criteria

Contextindicator

Achtergrondinformatie voor besluitvorming op systeemniveau

Nr. 8

Prevalentie van kwetsbare groepen:

a)

percentage deelnemers aan beroepsonderwijs en -opleiding die in een bepaalde regio of arbeidsmarktregio tot kansarme groepen gerekend worden, naar leeftijd en geslacht;

b)

succespercentage van kansarme groepen naar leeftijd en geslacht.

Contextindicator

Achtergrondinformatie voor besluitvorming op systeemniveau.

Verbetering van de toegang tot beroepsonderwijs en -opleiding voor kansarme groepen.

Ondersteuning van een aangepast opleidingsaanbod voor kansarme groepen.

Nr. 9

Mechanismen om de opleidingsbehoeften op de arbeidsmarkt vast te stellen:

a)

informatie over de ingevoerde mechanismen om de veranderende behoeften op verschillende niveaus vast te stellen;

b)

gegevens over de doelmatigheid daarvan.

Context-/inputindicator

(kwalitatieve informatie)

Verbetering van het aanpassingsvermogen van het beroepsonderwijs en de beroepsopleiding aan de veranderende behoeften van de arbeidsmarkt.

Ondersteuning van de inzetbaarheid.

Nr. 10

Programma's ter verbetering van de toegang tot beroepsonderwijs en -opleiding:

a)

informatie over bestaande programma's op verschillende niveaus;

b)

gegevens over de doelmatigheid daarvan.

Procesindicator

(kwalitatieve informatie)

Verbetering van de toegang tot beroepsonderwijs en -opleiding, ook voor kansarme groepen.

Ondersteuning van een aangepast opleidingsaanbod.


(1)  Initiële beroepsopleiding: een lerende wordt pas na zes weken opleiding als deelnemer aangemerkt.

Een leven lang leren: percentage van de bevolking dat tot formele beroepsonderwijs- en -opleidingsprogramma's is toegelaten.

(2)  Naast algemene informatie over geslacht en leeftijd kunnen ook andere sociale criteria worden gehanteerd, zoals voortijdige schoolverlaters, hoogste opleidingsniveau, migranten, personen met een handicap, duur van de werkloosheid, enz.

(3)  Initiële beroepsopleiding: inclusief informatie over de situatie van voortijdige schoolverlaters.

(4)  Definitie volgens ILO en OESO: personen tussen 15 en 74 jaar die geen werk hebben, actief werk zoeken en direct aan het werk kunnen.