19.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 311/1


RESOLUTIE VAN DE RAAD

van 27 november 2009

over een nieuw kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018)

2009/C 311/01

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

 

HERINNEREND AAN

de resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 27 juni 2002 over het kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (1) waarin de toepassing van de open coördinatiemethode en het meer rekening houden met jongeren op andere beleidsterreinen worden bepleit, en het door de Europese Raad in maart 2005 aangenomen Europees Pact voor de jeugd (2) dat een van de instrumenten is ter verwezenlijking van de groei- en werkgelegenheidsdoelstellingen van Lissabon;

de vernieuwde sociale agenda waarin jongeren en kinderen als voornaamste prioriteit worden aangemerkt (3);

 

en INDACHTIG

de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 11 mei 2009 over de evaluatie van het huidige kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken en over de toekomstperspectieven voor het nieuwe kader (4);

IS INGENOMEN MET

de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's getiteld „Een EU-strategie voor jongeren — Investeringen en empowerment. Een vernieuwde open coördinatiemethode om op de uitdagingen en kansen voor jongeren in te spelen” (5);

CONSTATEERT het volgende:

1.

Voor jonge vrouwen en mannen is een cruciale rol weggelegd bij het oplossen van de vele sociaaleconomische, demografische, culturele, ecologische en technologische problemen waarmee de Europese Unie en haar burgers nu en in de komende jaren te maken zullen krijgen. Naast het bevorderen van persoonlijke ontplooiing, sociale cohesie en actief burgerschap is het bevorderen van de sociale en beroepsmatige integratie van jonge vrouwen en mannen een essentieel element om de doelstellingen van de Europese strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid te bereiken.

2.

Uit het Europese jeugdverslag 2009 (6) blijkt dat, hoewel de meeste jonge Europeanen tegenwoordig goede levensomstandigheden kennen, er nog veel uitdagingen zijn zoals jeugdwerkloosheid, jongeren die geen onderwijs of opleiding volgen, armoede bij jongeren, gebrekkige participatie en vertegenwoordiging van jongeren in het democratische proces en uiteenlopende gezondheidsproblemen. Een economische neergang, zoals die welke in 2008 begon, heeft dikwijls ook een aanzienlijke negatieve impact op jongeren, met gevolgen die langdurig kunnen zijn.

3.

Het huidige kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken is voor de lidstaten een waardevol platform gebleken bij het aanpakken van jeugdgerelateerde vraagstukken; de open coördinatiemethode en de inaanmerkingneming van het aspect jeugd op andere beleidsgebieden en initiatieven zoals het Europees pact voor de jeugd (7) hebben een flexibele aanpak bevorderd die geschikt is voor jeugdzaken en die de bevoegdheden van de lidstaten en het subsidiariteitsbeginsel eerbiedigt.

4.

Een nieuw kader bevattende een strategie voor de Europese samenwerking in jeugdzaken voor het komende decennium — dat voortbouwt op de tot dusver geboekte vooruitgang en de opgedane ervaring en de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor hun jeugdbeleid onverlet laat — zou die samenwerking nog efficiënter en doeltreffender maken en jongeren in de Europese Unie extra voordelen bieden, vooral in het kader van de Lissabonstrategie voor de periode na 2010.

5.

Het is van wezenlijk belang dat alle jonge vrouwen en mannen in staat worden gesteld om hun mogelijkheden optimaal te ontplooien. Dit behelst niet alleen dat in jongeren wordt geïnvesteerd door meer middelen ter beschikking te stellen tot ontwikkeling van beleidsterreinen die van invloed zijn op het dagelijks leven van jongeren en hun welzijn verbeteren, maar ook dat jongeren mondiger worden gemaakt door stimulering van hun zelfstandigheid en hun vermogen om tot een duurzame ontwikkeling van de samenleving en tot Europese waarden en doelen bij te dragen. Het vergt ook meer samenwerking tussen het jeugdbeleid en relevante beleidsgebieden, met name onderwijs, werkgelegenheid, sociale inclusie, cultuur en gezondheid,

KOMT DERHALVE HET VOLGENDE OVEREEN:

1.

In de periode tot en met 2018 dient de Europese samenwerking in jeugdzaken de volgende algemene doelstellingen na te streven:

i)

voor alle jongeren meer kansen en gelijke kansen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt creëren;

ii)

actief burgerschap en sociale inclusie van en solidariteit onder alle jongeren bevorderen.

2.

De belangrijkste gebieden waarop initiatieven moeten worden genomen, worden hierna opgesomd en in bijlage I nader toegelicht:

onderwijs en opleiding;

werkgelegenheid en ondernemerschap;

gezondheid en welzijn;

participatie;

vrijwilligersactiviteiten;

sociale inclusie;

de jeugd en de wereld;

creativiteit en cultuur.

3.

Onverminderd de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor hun jeugdbeleid en het vrijwillige karakter van de Europese samenwerking in jeugdzaken, vergt de verwezenlijking van de twee onderling samenhangende algemene doelstellingen een tweeledige aanpak, bestaande in de ontwikkeling en bevordering van zowel:

i)

specifieke initiatieven op jeugdgebied, d.w.z. specifiek op jongeren gerichte beleidsmaatregelen en acties op gebieden zoals niet-formeel leren, participatie, vrijwilligerswerk, jeugdwerk, mobiliteit en voorlichting;

als

ii)

mainstreamingsinitiatieven, d.w.z. initiatieven ter bevordering van een sectordoorsnijdende aanpak waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met jeugdvraagstukken bij de formulering, uitvoering en evaluatie van beleidsmaatregelen en acties op andere gebieden die een belangrijke impact op het leven van jongeren hebben. Naar het voorbeeld van het Europees Pact voor de jeugd moet een jeugddimensie ook in de Lissabonstrategie voor de periode na 2010 en de vernieuwde sociale agenda aandacht blijven krijgen, evenals in toepasselijke EU-strategieën en -programma's, zoals het nieuw Strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding, de werkgelegenheidsrichtsnoeren, de gezondheidsstrategie en de agenda voor cultuur,

BENADRUKT dat

1.

Europese samenwerking in jeugdzaken stevig moet in het internationale mensenrechtenbestel worden verankerd. In alle beleidstakken en activiteiten met betrekking tot jongeren moet een aantal leidende beginselen in acht worden genomen. Zo is het belangrijk:

a)

gendergelijkheid te bevorderen en alle vormen van discriminatie te bestrijden, onder eerbiediging van de rechten en de beginselen die onder meer in de artikelen 21 en 23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd;

b)

rekening te houden met mogelijke, aan diverse factoren toe te schrijven verschillen in levensomstandigheden, behoeften, aspiraties, interesses en attitudes van jongeren, met bijzondere aandacht voor diegenen die om uiteenlopende redenen wellicht minder kansen krijgen;

c)

alle jongeren als een hulpbron voor de samenleving te beschouwen en het recht van jongeren om deel te nemen aan de ontwikkeling van beleidsmaatregelen die hen betreffen gestalte te geven door middel van een permanente gestructureerde dialoog met jongeren en jongerenorganisaties,

KOMT voorts het volgende OVEREEN:

1.

In de periode tot en met 2018 dient de Europese samenwerking in jeugdzaken te worden uitgevoerd door middel van een vernieuwde open coördinatiemethode en gebaseerd te zijn op de bovengenoemde algemene doelstellingen, tweeledige aanpak en voornaamste actiegebieden.

2.

De Europese samenwerking in jeugdzaken behoort empirisch onderbouwd, relevant en concreet te zijn. Zij moet duidelijke en zichtbare resultaten opleveren, die regelmatig en op gestructureerde wijze gepresenteerd, getoetst en verspreid worden, teneinde als basis voor permanente evaluatie en ontwikkeling te fungeren.

3.

Het succes van de open coördinatiemethode in jeugdzaken is afhankelijk van het politieke engagement van de lidstaten en van doeltreffende werkmethoden op nationaal en EU-niveau. Vanuit dit oogpunt moeten de werkmethoden van de Europese samenwerking berusten op:

i)

werkcycli: de periode tot en met 2018 wordt opgedeeld in een reeks cycli van drie jaar, waarvan de eerste cyclus de jaren 2010 tot en met 2012 beslaat;

ii)

prioriteiten: voor elk van de cycli wordt een aantal prioriteiten voor Europese samenwerking gekozen, die bijdragen tot de in het kader vastgestelde actiegebieden. De prioriteiten worden door de Raad vastgesteld op basis van het desbetreffende gezamenlijke rapport van de Raad en de Commissie (cf. infra) en in samenwerking met de vertegenwoordigers van de twee voorzitterschapstrojka's die overeenkomen met de betrokken werkcyclus. Deze prioriteiten van Europese samenwerking zullen zodanig van opzet zijn dat zij ruimte laten voor ofwel samenwerking tussen alle lidstaten, ofwel hechtere samenwerking tussen een beperktere groep lidstaten (clusters), overeenkomstig de nationale prioriteiten. De prioriteiten voor het eerste deel van de eerste werkcyclus binnen dit nieuwe kader gaan in bijlage II. De prioriteiten voor het tweede deel van deze cyclus zullen op een latere datum worden gepresenteerd en aangenomen door de Raad;

iii)

uitvoeringsinstrumenten: de efficiënte uitvoering van het samenwerkingskader vergt instrumenten voor het specifieke beleidsterrein jeugdzaken en voor andere, gerelateerde beleidsterreinen.

Wat specifiek jeugdzaken betreft, worden de instrumenten in de punten a) tot en met g) hierna opgesomd. Zij dienen te worden ingezet ter ondersteuning van de tweeledige aanpak, d.w.z. tot uitvoering van specifieke initiatieven op het gebied jeugdzaken alsook tot bevordering van een sectordoorsnijdende aanpak om de integratie van het jeugdperspectief in gerelateerde beleidsterreinen te steunen.Bij deze mainstreamingactiviteiten dienen de instrumenten te worden gebruikt als basis voor de dialoog met en ter ondersteuning van andere beleidsterreinen zodat het jeugdperspectief daarin in voorkomend geval in aanmerking wordt genomen.

a)

Kennisopbouw en empirisch onderbouwd jeugdbeleid: het jeugdbeleid moet empirisch onderbouwd zijn. Er moet meer kennis van en inzicht in de levensomstandigheden, de waarden en attitudes van jonge vrouwen en mannen worden vergaard en gedeeld met andere relevante beleidsgebieden zodat tijdig passende maatregelen kunnen worden genomen. Die kennis kan onder meer worden bevorderd door ondersteuning van het Europees Kenniscentrum voor Jeugdbeleid en de correspondenten ervan, EU-wijde analysecapaciteit (Eurydice), jeugdonderzoek, studies, speciale Europese jeugdenquêtes en netwerken van onderzoekers. Het EU-jeugdverslag zal ook wezenlijk tot empirisch onderbouwde beleidsvorming bijdragen. De samenwerking tussen de bevoegde instanties, jeugdonderzoekers, jongeren en hun organisaties en personen die actief zijn in het jeugdwerk moet worden bevorderd.

b)

Wederzijds leren: wederzijds leren is een sleutelelement in dit samenwerkingskader. Het biedt de mogelijkheid om goede praktijken in de verschillende lidstaten vast te stellen en eruit te leren. Wederzijds leren zal onder meer zijn beslag krijgen door middel van intercollegiaal leren, conferenties en seminars, fora op hoog niveau of deskundigengroepen, alsook door middel van studies en analysen en netwerken op het internet, waarbij de juiste belanghebbenden moeten worden betrokken. De thema's van deze activiteiten moeten nauw verband houden met de prioriteiten voor de respectieve werkcycli van drie jaar. Al deze initiatieven moeten worden ontwikkeld met duidelijke doelstellingen en op basis van duidelijke mandaten, tijdschema's en geplande outputs, die door de Commissie in samenwerking met de lidstaten worden voorgesteld.

De politieke dialoog met derde landen en de samenwerking met internationale organisaties, zoals de Raad van Europa, de OESO (8) en de Verenigde Naties, moeten worden voortgezet teneinde een referentie- en inspiratiebron te bieden.

c)

Voortgangsrapportage: aan het einde van elke werkcyclus moet de Commissie een jeugdverslag van de Europese Unie opstellen. Onder het nieuwe kader moet het eerste jeugdverslag in 2012 worden opgesteld. Het EU-jeugdverslag dient uit twee delen te bestaan, namelijk een gezamenlijk rapport van de Raad en de Commissie (politiek gedeelte) en ondersteunende documenten (statistisch en analytisch gedeelte). In het EU-jeugdverslag wordt de vooruitgang bij de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van het kader en met betrekking tot de prioriteiten voor de recentste werkcyclus geëvalueerd, en worden goede praktijken vastgesteld. Het EU-jeugdverslag moet worden gebaseerd op nationale verslagen van de lidstaten op het jeugdgebied en andere toepasselijke beleidsgebieden, en op andere beschikbare informatie en statistische gegevens. Overlapping van rapportageverplichtingen dient te worden voorkomen. Het EU-jeugdverslag moet tevens als basis dienen voor het vaststellen van een reeks prioriteiten voor de volgende werkcyclus.

d)

Verspreiding van de resultaten: om de zichtbaarheid en de impact van de samenwerking in dit kader op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau te vergroten, dienen de resultaten op grote schaal onder alle belanghebbenden te worden verspreid, en, indien nodig, op het niveau van de directeuren-generaal of de ministers te worden besproken.

e)

Monitoring van het proces: ter bevordering van resultaten via de open coördinatiemethode en de ingebruikneming van de methode op zowel nationaal als EU-niveau, werken de lidstaten en de Commissie nauw samen bij het sturen, begeleiden en evalueren van het proces en de resultaten daarvan. In dit verband moeten de werkzaamheden gebaseerd worden op bestaande indicatoren die relevant zijn voor de situatie van jongeren op het gebied van onderwijs, werkgelegenheid, gezondheid en sociale inclusie, en in voorkomend geval moeten voorstellen voor potentiële nieuwe indicatoren worden uitgewerkt die ter bespreking aan de Raad worden voorgelegd.

f)

Raadpleging van en gestructureerde dialoog met jongeren en jongerenorganisaties: de gestructureerde dialoog met jongeren en jeugdorganisaties, die een forum biedt voor een permanent gezamenlijk beraad over de prioriteiten, de uitvoering en de evaluatie van de Europese samenwerking in jeugdzaken moet worden voortgezet en uitgebreid.

De thema's van de dialoog moeten afgestemd zijn op de algemene doelstellingen van de Europese samenwerking in jeugdzaken en de prioriteiten voor iedere werkcyclus. Er moeten voor iedere dialoogcyclus duidelijke doelstellingen en realistische procedures worden vastgesteld teneinde de continuïteit en de follow-up te garanderen. De dialoog moet zo inclusief mogelijk zijn en moet op lokaal, regionaal, nationaal en EU-niveau worden ontwikkeld, waarbij ook jeugdonderzoekers en personen die actief zijn in het jeugdwerk moeten worden betrokken. Daarnaast moet de gestructureerde dialoog met jongeren en jongerenorganisaties op andere beleidsterreinen worden ondersteund. De uitvoering van de gestructureerde dialoog wordt in bijlage III verder toegelicht.

g)

Aanwenden van de middelen uit programma's en fondsen van de EU: er moet effectief gebruik worden gemaakt van de beschikbare EU-middelen zoals de structuurfondsen, en van toepasselijke programma's zoals Jeugd in actie, Een leven lang leren, Culture, Progress, Media, Erasmus voor jonge ondernemers en het programma Concurrentievermogen en innovatie, alsook van toepasselijke EU-programma's en -fondsen op de gebieden externe betrekkingen en ontwikkelingssamenwerking.

4.

Voor iedere driejarencyclus moeten instrumenten in de mate van het mogelijke worden gebruikt voor de werkzaamheden die tot de prioriteiten bijdragen.

5.

In dit samenwerkingskader moeten het ondersteunen en het ontwikkelen van jeugdwerk als sectoroverschrijdende aangelegenheden worden beschouwd. Jeugdwerk is een brede term, waaronder een breed scala van activiteiten van sociale, culturele, educatieve of politieke aard valt, zowel van, voor als met jongeren. Dergelijke activiteiten omvatten ook steeds vaker sport en diensten voor jongeren. Jeugdwerk behoort tot het „buitenschoolse” onderwijs, evenals de specifieke vrijetijdsactiviteiten die door professionele of vrijwillige jeugdwerkers en jeugdleiders worden georganiseerd, en is gebaseerd op niet-formele leerprocessen en op vrijwillige deelname. In dit kader moet verder worden onderzocht en besproken op welke wijzen jeugdwerk tot de verwezenlijking van de bovengenoemde algemene doelstellingen kan bijdragen en kan worden ondersteund en erkend wegens de economische en maatschappelijke meerwaarde die het biedt. Voorbeelden van te bespreken vraagstukken zijn: gepaste opleiding voor jeugdwerkers en -leiders, erkenning van hun vaardigheden met behulp van de juiste Europese instrumenten, ondersteuning van de mobiliteit van jeugdwerkers en -leiders en het propageren van innovatieve diensten en benaderingen voor jeugdwerk.

6.

Het nieuwe kader voor de Europese samenwerking in jeugdzaken kan worden herzien en de nodige aanpassingen kunnen erin worden aangebracht door de Raad in het licht van belangrijke nieuwe ontwikkelingen in Europa, met name beslissingen betreffende een strategie van Lissabon voor de periode na 2010,

VERZOEKT DERHALVE DE LIDSTATEN om

1.

met de steun van de Commissie en onder gebruikmaking van de in deze resolutie omschreven open coördinatiemethode met vereende krachten de Europese samenwerking in jeugdzaken in de periode tot en met 2018 vooruit te helpen op basis van de algemene doelstellingen, de actiegebieden, de tweeledige aanpak, de beginselen en de uitvoeringsinstrumenten die hierboven zijn beschreven, en de voor elke werkcyclus overeengekomen prioriteiten;

2.

op basis van de nationale prioriteiten, nationale maatregelen te nemen die kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van de in het nieuwe kader vervatte algemene doelstellingen en voorts bij het uitstippelen van hun nationaal jeugdbeleid en andere verwante beleidsgebieden te bezien of inspiratie kan worden geput uit het wederzijds leren op EU-niveau,

VERZOEKT DE COMMISSIE om

1.

in het kader van deze samenwerking op basis van de algemene doelstellingen, de actiegebieden, de tweeledige aanpak, de beginselen en de uitvoeringsinstrumenten die hierboven zijn beschreven en de voor elke werkcyclus overeengekomen prioriteiten, tijdens de periode tot en met 2018 haar medewerking en steun te verlenen aan de lidstaten;

2.

met name door middel van het EU-jeugdverslag na te gaan in welke mate de algemene doelstellingen van het kader zijn verwezenlijkt. In dit verband wordt de Commissie verzocht een werkgroep op te zetten om, in overleg met de desbetreffende beleidsterreinen, de bestaande gegevens over de situatie van jongeren te bespreken en na te gaan of er voor gebieden waarvoor geen indicatoren beschikbaar zijn of waarin het jeugdperspectief niet duidelijk zichtbaar is, indicatoren moeten worden ontwikkeld. Het resultaat van deze werkzaamheden en voorstellen voor potentiële nieuwe indicatoren dienen uiterlijk in december 2010 aan de Raad te worden voorgelegd;

3.

een flexibel raamwerk voor activiteiten op het gebied van intercollegiaal leren voor te stellen en studies op te zetten die relevant zijn voor de algemene doelstellingen en prioriteiten, alsook regelmatig aan de Raad verslag over deze uiteenlopende activiteiten uit te brengen;

4.

in 2017 in samenwerking met de lidstaten een eindevaluatieverslag op te stellen over dit samenwerkingskader. Het eindevaluatieverslag dient in 2018 door de Raad te worden besproken.


(1)  PB C 168 van 13.7.2002, blz. 2.

(2)  Doc. 7619/1/05.

(3)  Doc. 11517/08.

(4)  Doc. 9169/09.

(5)  Doc. 9008/09.

(6)  Doc. 9008/09 ADD 4.

(7)  7619/05: Bijlage I bij de conclusies van de Europese Raad van 22-23 maart 2005.

(8)  Alle lidstaten moeten het recht hebben aan bedoelde werkzaamheden deel te nemen.


BIJLAGE I

JEUGDGERELATEERDE DOELSTELLINGEN EN MOGELIJKE INITIATIEVEN VAN DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE

Voor veel van de in punt 2 onder „KOMT DERHALVE HET VOLGENDE OVEREEN” genoemde en hierna toegelichte actiegebieden gelden duidelijk eigen algemene doelstellingen en prioriteiten. Deze actiegebieden zijn in afzonderlijke samenwerkingskaders en -strategieën beschreven en worden binnen hun respectieve open coördinatiemethode behandeld. Er moet evenwel op naar worden gestreefd het jeugdperspectief op elk van de gebieden voldoende aan bod te laten komen. Daarom wordt in deel A van deze bijlage een aantal initiatieven voor alle gebieden voorgesteld, terwijl deel B een aantal specifieke jeugdgerelateerde doelstellingen bevat die de jeugddimensie van elk van de genoemde actiegebieden naar voren halen, vergezeld van een illustratieve lijst van initiatieven die de lidstaten en/of de Commissie in het kader van hun respectieve bevoegdheden, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, kunnen nemen.

a)   Algemene initiatieven

De volgende algemene initiatieven dienen in overweging te worden genomen op alle genoemde actiegebieden:

ontwikkeling en versterking van de samenwerking tussen de beleidsmakers op de diverse actiegebieden en de makers van het jeugdbeleid, onder meer door het verbeteren van de dialoog en het uitwisselen van kennis en deskundigheid;

bevordering van en steun voor de betrokkenheid en de participatie van jongeren en jongerenorganisaties in de beleidsvorming, de beleidsuitvoering en de beleidsevaluatie;

begeleiding en adviesverlening van hoge kwaliteit;

betere toegang tot kwaliteitsinformatie voor jongeren en verspreiding van informatie via alle mogelijke kanalen op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau en via in heel Europa actieve organisaties zoals Eurodesk, ERYICA en EYCA en andere Europese netwerken;

versterkte samenwerking met lokale en regionale autoriteiten;

ondersteuning van het ontwikkelen van betere kennis over de situatie van jongeren, bijvoorbeeld door ondersteuning van jeugdonderzoek, onderzoeksnetwerken, specifieke studies, enz.;

ondersteuning van het ontwikkelen van jeugdwerk en erkenning van de waarde ervan;

efficiënt benutten en voor jongeren toegankelijker maken van de beschikbare EU-fondsen en -programma's;

ondersteuning van experimentele projecten en programma's om nieuwe en innovatieve ideeën te testen en goede praktijken uit te wisselen;

erkenning van de waarde van bilaterale en multilaterale samenwerking voor de Europese samenwerking in jeugdzaken;

in voorkomend geval een dimensie kinderbeleid integreren, gelet op de rechten en bescherming van kinderen, met inaanmerkingneming van het feit dat het leven en de toekomstperspectieven van jongeren in aanzienlijke mate worden bepaald door de mogelijkheden, de steun en de bescherming die zij als kind hebben gekregen.

b)   Jeugdgerelateerde doelstellingen en mogelijke initiatieven op ieder actiegebied

ONDERWIJS EN OPLEIDING

Doelstelling: De gelijke toegang van jongeren tot onderwijs en opleiding van hoge kwaliteit op alle niveaus en tot mogelijkheden voor een leven lang leren moet worden gesteund. Ter aanvulling van formeel onderwijs moet niet-formeel leren voor jongeren worden gepropageerd en erkend en moeten betere koppelingen tussen formeel onderwijs en niet-formeel leren worden ontwikkeld. De overgang van jongeren van onderwijs en opleiding naar de arbeidsmarkt moet worden vergemakkelijkt en ondersteund en schooluitval moet worden beperkt.

Initiatieven van de lidstaten en de Commissie in het kader van hun respectieve bevoegdheden

De ontwikkeling van jeugdwerk en andere niet-formele leerkansen ondersteunen als een van de mogelijke maatregelen om schooluitval tegen te gaan.

De EU-instrumenten voor de transparantie en validering van vaardigheden en de erkenning van kwalificaties ten volle gebruiken (1).

De onderwijsmobiliteit van alle jongeren bevorderen.

Gender- en andere stereotypen bestrijden via formeel onderwijs en niet-formeel leren.

Formeel onderwijs en niet-formeel leren gebruiken om de cohesie en het begrip onder de verschillende groepen te vergroten, gelijke kansen te bevorderen en de verschillen in slaagkansen te verminderen.

Participatiestructuren in het onderwijs ontwikkelen en de samenwerking tussen scholen, gezinnen en plaatselijke gemeenschappen bevorderen.

Formeel onderwijs en niet-formeel leren ter ondersteuning van het innovatievermogen, de creativiteit en het ondernemerschap bij jongeren stimuleren.

Een breder publiek bewust maken van de waarde van leerresultaten uit het niet-formele onderwijs.

De Commissie zal Europass verder ontwikkelen tot een Europees instrument voor de transparantie van vaardigheden, mede via tools voor de zelfbeoordeling van vaardigheden en het registreren van competenties door derden zoals promotoren van Europass Mobiliteit.

WERKGELEGENHEID EN ONDERNEMERSCHAP

Doelstelling: De integratie van jongeren in de arbeidsmarkt, als werknemers of als ondernemers, moet worden ondersteund. De overgang van onderwijs en opleiding of van werkloosheid of inactiviteit naar de arbeidsmarkt moet worden vergemakkelijkt en ondersteund. De mogelijkheden om werk en gezin te combineren, moeten worden verbeterd. De Lissabonstrategie voor de periode na 2010 moet een jeugdperspectief bevatten, en de werkzaamheden in het kader van het Europees pact voor de jeugd moeten worden voortgezet.

Initiatieven van de lidstaten en de Commissie in het kader van hun respectieve bevoegdheden

Investeringen in de verwerving van de passende vaardigheden voor de banen waarnaar op de arbeidsmarkt vraag is, opvoeren en verbeteren, met een betere afstemming van de vereiste vaardigheden op de korte termijn en een betere anticipatie op de vereiste vaardigheden op de lange termijn.

Bij het ontwerpen van flexizekerheidstrategieën rekening houden met de specifieke situatie van jongeren.

De mogelijkheden tot grensoverschrijdende beroepsuitoefening en beroepsopleiding voor jongeren bevorderen.

Kortetermijnmaatregelen in het kader van herstelplannen ontwikkelen om de integratie van jongeren in de arbeidsmarkt te bevorderen, alsook structurele maatregelen die met jongeren rekening houden.

Diensten voor loopbaanbegeleiding en -advies opzetten.

De belemmeringen van het vrije verkeer van werknemers in de EU verminderen.

Hoogwaardige stage- en praktijkstagemogelijkheden bevorderen om de intrede op en vorderingen binnen de arbeidsmarkt te vergemakkelijken.

De kinderopvang verbeteren en het verdelen van taken tussen partners bevorderen teneinde het jonge vrouwen en jonge mannen gemakkelijker te maken beroeps- en privéleven te combineren.

Het ondernemerschap bij jongeren steunen, onder meer middels onderwijs in ondernemerschap, ondersteuning van fondsen voor startende bedrijven, mentorschapsprogramma's, en de erkenning van junior enterprises aanmoedigen.

De ontwikkeling van Europese netwerken en structuren ter bevordering van ondernemerschap bij jongeren steunen.

Ondernemerschap op het gebied van duurzame ontwikkeling bevorderen.

GEZONDHEID EN WELZIJN

Doelstelling: De gezondheid en het welzijn van jongeren moeten worden ondersteund. Daarbij moet vooral aandacht worden geschonken aan de bevordering van de geestelijke en seksuele gezondheid, sport, lichamelijke activiteit en gezonde leefstijlen, alsook de preventie en de behandeling van letsel, eetstoornissen, verslavingen en middelenmisbruik.

Initiatieven van de lidstaten en de Commissie in het kader van hun respectieve bevoegdheden

De resolutie van de Raad over de gezondheid en het welzijn van jongeren (2) uitvoeren en een goede conditie en lichamelijke activiteit bij de jeugd propageren door de EU-richtsnoeren voor lichaamsbeweging (3) toe te passen.

Er bij activiteiten ter bevordering van gezondheid en welzijn bij jongeren rekening mee houden dat gezondheid een toestand van volkomen lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn is en niet alleen de afwezigheid van ziekte of handicap.

Jongeren aanzetten tot een gezonde levensstijl middels lichamelijke opvoeding, voedingsleer, lichamelijke activiteit en de samenwerking tussen scholen, jeugdwerkers, gezondheidswerkers en sportorganisaties.

De functie van sport als een activiteit ter bevordering van teamwerk, intercultureel leren, fair play en verantwoordelijkheid onderstrepen.

Jeugdwerkers en jeugdleiders meer kennis en bewustzijn van gezondheidsvraagstukken bijbrengen.

Plaatselijke belanghebbenden mobliseren om jongeren in een risicosituatie op te sporen en te helpen en hen indien nodig naar andere diensten door te verwijzen.

Peer learning inzake gezondheidseducatie bevorderen.

De bescherming van kinderen en jongeren bevorderen, met name door hun competenties betreffende nieuwe media bij te brengen en hen beter te beschermen tegen bepaalde gevaren die uit het gebruik van nieuwe media voortvloeien, onder erkenning van de voordelen en mogelijkheden die de nieuwe media aan jongeren kunnen bieden, onder meer door gevolg te geven aan de conclusies van de Raad van 21 mei 2008 en van 27 november 2009 over mediageletterdheid in de digitale omgeving.

De toegankelijkheid van gezondheidsfaciliteiten verbeteren door ze meer gebruiksvriendelijk voor jongeren te maken.

PARTICIPATIE

Doelstelling: De participatie van jongeren aan de representatieve democratie en de civiele samenleving op alle niveaus en in de samenleving als geheel, moet worden ondersteund.

Initiatieven van de lidstaten en de Commissie in het kader van hun respectieve bevoegdheden

Mechanismen voor dialoog met de jeugd en jeugdparticipatie in het nationale jeugdbeleid ontwikkelen.

Het gebruik van reeds bestaande of de ontwikkeling van nieuwe richtsnoeren inzake participatie, voorlichting en raadpleging van de jeugd aanmoedigen, teneinde de kwaliteit van deze activiteiten te verzekeren.

Jeugdorganisaties en plaatselijke en nationale jeugdraden beleidsmatig en financieel steunen en ervoor zorgen dat hun belangrijke rol in de democratie wordt erkend.

De participatie van jongeren aan de representatieve democratie, in jeugdorganisaties en andere maatschappelijke organisaties vergroten en diversifiëren.

Doeltreffend gebruikmaken van informatie- en communicatietechnologieën om de deelname van jongeren te verbreden en te verdiepen.

Diverse vormen van „leren participeren” van jongs af aan ondersteunen, via formeel onderwijs en niet-formeel leren.

De mogelijkheden voor debatten tussen publieke instellingen en jongeren verder ontwikkelen.

De Commissie zal de Europese Jongeren Site herzien en ernaar streven meer jongeren te bereiken.

VRIJWILLIGERSACTIVITEITEN

Doelstelling: De vrijwilligersactiviteiten van jongeren moeten meer steun en waardering krijgen als belangrijke vorm van niet-formeel leren. Hinderpalen voor het vrijwilligerswerk moeten worden weggenomen en de grensoverschrijdende mobiliteit van jongeren moet worden bevorderd.

Initiatieven van de lidstaten en de Commissie in het kader van hun respectieve bevoegdheden

De erkenning bevorderen van door vrijwilligersactiviteiten verworven vaardigheden door middel van instrumenten zoals Europass, de jongerenpas (Youthpass) en door de lidstaten gefinancierde instrumenten.

Uitvoering geven aan de aanbeveling van de Raad betreffende de mobiliteit van jonge vrijwilligers (4).

De betrokkenen bewust maken van de waarde van vrijwilligerswerk, onder meer door intercollegiale processen.

De bescherming van jonge vrijwilligers en de kwaliteit van vrijwilligerswerk bevorderen.

Jongeren en jeugdorganisaties betrekken bij de planning, uitvoering en evaluatie van het toekomstige Europees jaar van het vrijwilligerswerk ter bevordering van actief burgerschap (2011).

Intergenerationele solidariteit via vrijwilligerswerk bevorderen.

SOCIALE INCLUSIE

Doelstelling: Sociale uitsluiting en armoede van jongeren en de intergenerationele overdracht van deze problemen moeten worden voorkomen, en de wederzijdse solidariteit tussen de samenleving en jongeren moet worden versterkt. Er moet worden gezorgd voor gelijke kansen voor iedereen en alle vormen van discriminatie moeten worden bestreden;

Initiatieven van de lidstaten en de Commissie in het kader van hun respectieve bevoegdheden

Optimaal gebruikmaken van jeugdwerk en jeugdcentra om inclusie te bevorderen.

Een grensoverschrijdende aanpak hanteren bij het streven naar meer cohesie en solidariteit binnen de gemeenschap en de sociale uitsluiting van jongeren verminderen, door de onderlinge verbanden tussen bijvoorbeeld het onderwijs en de werkgelegenheid van jongeren en hun sociale inclusie aan te pakken.

De ontwikkeling van intercultureel bewustzijn en interculturele competenties voor alle jongeren ondersteunen en vooroordelen bestrijden.

Activiteiten voor jongeren inzake voorlichting over en onderricht in hun rechten ondersteunen.

Maatregelen nemen om dakloosheid, uitsluiting op huisvestingsgebied en financiële uitsluiting te bestrijden.

De toegang tot diensten van hoge kwaliteit bevorderen (bijvoorbeeld vervoer, e-inclusie, gezondheid en sociale diensten).

Specifieke steun voor jonge gezinnen bevorderen.

Jongeren en jeugdorganisaties betrekken bij de planning, uitvoering en evaluatie van het Europees jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2010).

JEUGD EN DE WERELD

Doelstelling: De participatie van jongeren in en hun bijdrage aan de mondiale beleidsvorming, beleidsuitvoering en beleidsevaluatie (met betrekking tot vraagstukken zoals de klimaatverandering, de VN-millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, mensenrechten, enz.), alsmede de samenwerking van jongeren met regio's buiten Europa, moeten worden ondersteund.

Initiatieven van de lidstaten en de Commissie in het kader van hun respectieve bevoegdheden

Jongeren bewuster maken van mondiale vraagstukken, zoals duurzame ontwikkeling en mensenrechten.

Jongeren de kans geven om met beleidsmakers van gedachten te wisselen over mondiale vraagstukken (bijvoorbeeld door deelname aan internationale bijeenkomsten, virtuele platforms/fora enz.).

Wederzijds begrip onder jongeren uit alle hoeken van de wereld bevorderen via dialoog en ondersteunende activiteiten zoals opleidingen, uitwisselingen en bijeenkomsten.

De participatie van jongeren in „groen vrijwilligerswerk” en „groene” consumptie- en productiepatronen stimuleren (bijvoorbeeld recyclage, energiebesparing, hybride voertuigen enz.).

Mogelijkheden tot ondernemerschap, werknemerschap, onderwijs en vrijwilligerswerk in regio's buiten Europa bevorderen.

Samenwerking met en uitwisselingen tussen personen die actief zijn in jeugdwerk in verschillende werelddelen stimuleren.

Jongeren aanmoedigen deel te nemen aan activiteiten op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, in hun woonland of daarbuiten.

CREATIVITEIT EN CULTUUR

Doelstelling: De creativiteit en het innovatievermogen van jongeren moeten worden ondersteund door hen van jongs af aan een betere kwaliteit te bieden wat betreft de toegang tot en de participatie in cultuur en cultuuruitingen en aldus bij te dragen tot persoonlijke ontwikkeling, een beter leervermogen, interculturele vaardigheden, begrip en eerbied voor culturele diversiteit en ontwikkeling van nieuwe en flexibele vaardigheden voor toekomstige mogelijkheden op de arbeidsmarkt.

Initiatieven van de lidstaten en de Commissie in het kader van hun respectieve bevoegdheden

De ontwikkeling van creativiteit onder jongeren ondersteunen door uitvoering te geven aan de conclusies van de Raad betreffende het stimuleren van een creatieve generatie: de creativiteit en het innovatievermogen van kinderen en jongeren ontwikkelen door middel van culturele expressie en ruimere toegang tot cultuur (5).

Meer kwaliteitstoegang bieden tot cultuur en creatieve instrumenten (vooral instrumenten op basis van nieuwe technologieën), en mogelijkheden creëren voor jongeren om binnen of buiten de school cultuur te ervaren en hun creativiteit te uiten en te ontwikkelen.

Nieuwe technologieën gemakkelijk toegankelijk maken om de creativiteit en het innovatievermogen van jongeren te stimuleren en belangstelling voor kunst, cultuur en wetenschap te wekken.

Toegang verlenen tot omgevingen waarin jongeren hun creativiteit en interesses kunnen ontwikkelen en hun vrije tijd zinvol kunnen doorbrengen.

Langetermijnsynergie bevorderen tussen beleid en programma's op het vlak van cultuur, onderwijs, gezondheid, sociale inclusie, media, werkgelegenheid en jongeren, teneinde de creativiteit en het innoverend vermogen van jongeren te stimuleren.

Gespecialiseerde vorming voor jeugdwerkers op het vlak van cultuur, nieuwe media en interculturele vaardigheden stimuleren.

Partnerschappen tussen de culturele en de creatieve sector en jongerenorganisaties en jeugdwerkers bevorderen.

Het talent en de ondernemersvaardigheden van jongeren bevorderen en de ontwikkeling ervan ondersteunen, teneinde hun inzetbaarheid en toekomstige mogelijkheden op de arbeidsmarkt te vergroten.

De kennis van jongeren over cultuur en cultureel erfgoed in de verschillende EU-lidstaten bevorderen, onder meer door het gebruik van nieuwe technologieën.


(1)  De validering van vaardigheden wordt gewaarborgd door instrumenten als Europass, het EKK en het ECVET; de erkenning van kwalificaties door Richtlijn 2005/36/EG.

(2)  PB C 319 van 13.12.2008, blz. 1.

(3)  Aanbevolen beleidsmaatregelen ter ondersteuning van gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging, 2008.

(4)  PB C 319 van 13.12.2008, blz. 8.

(5)  Doc. 14453/09.


BIJLAGE II

PRIORITEITEN VOOR DE EUROPESE SAMENWERKING IN JEUGDZAKEN IN DE PERIODE VAN 1 JANUARI 2010 TOT EN MET 30 JUNI 2011

Algemene prioriteit — Jeugdwerkgelegenheid

De algemene thematische prioriteit voor Europese samenwerking in jeugdzaken in de periode van 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2011 is werkgelegenheid voor de jeugd. Gedurende deze 18 maanden zal dit onderwerp in het kader van de gestructureerde dialoog worden besproken. Specifieke prioriteiten dienen volledig of gedeeltelijk bij te dragen tot de algemene thematische prioriteit.

1 januari 2010-30 juni 2010 — Sociale inclusie

Gedurende de eerste helft van 2010 zullen de volgende vraagstukken aan bod komen:

Versterking van het Europees Pact voor de jeugd binnen de context van de Lissabonstrategie voor de periode na 2010.

Sociale inclusie van jongeren met minder kansen.

De rol van plaatselijke en regionale autoriteiten in het jeugdbeleid.

Samenwerking met de Latijns-Amerikaanse landen.

1 juli 2010-31 december 2010 — Jeugdwerk

Gedurende de tweede helft van 2010 zullen de volgende vraagstukken aan bod komen:

Jeugdwerk en de toegankelijkheid van jeugdwerk en -activiteiten voor de armste kinderen en jongeren.

De toegang van jongeren tot cultuur.

1 januari 2011-30 juni 2011 — Participatie

Gedurende de eerste helft van 2011 zullen de volgende vraagstukken aan bod komen:

Burgerschap en participatie van jongeren, met de nadruk op sociale, economische, culturele en politieke participatie en mensenrechten.

Vrijwilligersactiviteiten van jongeren en hun bijdrage tot de ontwikkeling van lokale gemeenschappen.


BIJLAGE III

UITVOERING VAN DE GESTRUCTUREERDE DIALOOG

De algemene richtsnoeren voor de gestructureerde dialoog met jongeren en jeugdorganisaties staan in punt 3, onder iii), f), van het deel „KOMT voorts het volgende OVEREEN” (cf. supra). In deze bijlage wordt de uitvoering van de gestructureerde dialoog op nationaal en EU-niveau verder uitgewerkt.

De gestructureerde dialoog moet op werkcycli van telkens 18 maanden zijn gebaseerd, die elk een algemeen thema hebben dat overeenstemt met de algemene prioriteiten voor Europese samenwerking voor de desbetreffende periode van 18 maanden. Elk voorzitterschap kan gedurende zijn ambtstermijn ook een specifiek prioritair thema kiezen, dat verband houdt met het algemene thema.

De gestructureerde dialoog moet overleg met jongeren en jongerenorganisaties op alle niveaus in de lidstaten omvatten, en moet ook plaatsvinden tijdens door het land van het voorzitterschap georganiseerde Europese jeugdconferenties en tijdens de Europese Jeugdweek.

Teneinde de toepassing van de gestructureerde dialoog te verbeteren, binnen de respectieve bevoegdheden en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel:

wordt de Commissie verzocht een Europese stuurgroep samen te brengen voor elke periode van 18 maanden, die onder meer bestaat uit vertegenwoordigers van de ministeries voor Jeugdzaken van de voorzitterschapstrojka, de nationale jeugdraden en de nationale agentschappen van het programma „Jeugd in actie”, alsmede vertegenwoordigers van de Europese Commissie en het Europees Jeugdforum. Waar passend zullen jeugdonderzoekers en jeugdwerkers worden geraadpleegd. De Europese stuurgroep is belast met de algemene coördinatie van de gestructureerde dialoog. De stuurgroep zal een ondersteunende structuur ontwikkelen met opleiders en bemiddelaars die methodologische ondersteuning verlenen en voor continuïteit zorgen in de organisatie van de gestructureerde dialoog op EU-niveau;

wordt de lidstaten verzocht het instellen van een kleine nationale werkgroep te ondersteunen. Deze groepen kunnen, waar van toepassing, gebruikmaken van bestaande structuren en samengesteld zijn uit onder meer vertegenwoordigers van ministeries van Jeugdzaken, nationale jeugdraden, lokale en regionale jeugdraden, jeugdorganisaties, personen die actief zijn in het jeugdwerk, jongeren met uiteenlopende achtergronden en jeugdonderzoekers. De lidstaten worden aangemoedigd om, waar mogelijk, een leidinggevende rol aan de nationale jeugdraden toe te kennen. De nationale werkgroepen hebben de taak het participatieve proces in de lidstaten te waarborgen;

de Commissie en de lidstaten wordt verzocht om, in samenwerking met alle betrokken actoren, de follow-up van de gestructureerde dialoog permanent te verzekeren en goede praktijken te verzamelen en verspreiden.