11.12.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 325/35


BESLUIT VAN DE RAAD

van 1 december 2009

houdende vaststelling van zijn reglement van orde

(2009/937/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 240, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Door het Verdrag van Lissabon worden de werking, het voorzitterschap en de structuur van de Raad op verschillende punten gewijzigd, en komen er wijzigingen in het stelsel van rechtshandelingen van de Unie en in het verloop van de vaststellingsprocedure van de besluiten, waarbij met name onderscheid wordt gemaakt tussen wetgevingshandelingen en overige besluiten.

(2)

Het reglement van orde dat op 15 september 2006 (1) is vastgesteld, dient derhalve te worden vervangen door een reglement van orde dat de wijzigingen bevat die nodig zijn voor de uitvoering van het Verdrag van Lissabon.

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT AANGENOMEN:

Artikel 1

Het reglement van orde van de Raad van 15 september 2006 wordt vervangen door de bepalingen in de bijlage.

In afwijking van artikel 2, lid 2, van Bijlage III van het reglement van orde van de Raad zijn de bevolkingscijfers die bij het onderhavige besluit worden toegevoegd aan artikel 1 van de genoemde bijlage van toepassing voor de periode van 1 december 2009 tot en met 31 december 2010.

Artikel 2

Overeenkomstig het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie is artikel 3, lid 3, van het reglement van orde van de Raad zoals vastgesteld bij het onderhavige besluit van toepassing op de ontwerp-wetgevingshandelingen die vanaf de dag van inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon worden vastgesteld en doorgestuurd.

Artikel 3

Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 1 december 2009.

Voor de Raad

De voorzitster

B. ASK


(1)  Besluit 2006/683/EG, Euratom van de Raad van 15 september 2006 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 285 van 16.10.2006, blz. 47).


BIJLAGE

REGLEMENT VAN ORDE VAN DE RAAD

Artikel 1

Algemene bepalingen, convocatie en vergaderplaatsen

1.   De Raad wordt door zijn voorzitter, op diens initiatief, op initiatief van een van zijn leden of van de Commissie, in vergadering bijeengeroepen (1).

2.   Zeven maanden vóór de aanvang van het betrokken halfjaar doet het voorzitterschap voor elke Raadsformatie en na passend overleg, mededeling van de beoogde data voor de zittingen die de Raad moet houden om zijn wetgevingswerkzaamheden te verrichten of operationele besluiten te nemen. Deze data worden opgenomen in één document dat voor alle Raadsformaties geldt.

3.   De Raad heeft zijn zetel te Brussel. In de maanden april, juni en oktober houdt de Raad zijn zittingen in Luxemburg (2).

In uitzonderlijke omstandigheden kan de Raad of het Comité van permanente vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten (Coreper), met eenparigheid van stemmen, op deugdelijke gronden besluiten dat een zitting op een andere plaats wordt gehouden.

4 (3).   Het voorzitterschap van de Raad, met uitzondering van de formatie Buitenlandse Zaken, wordt gedurende 18 maanden door vooraf bepaalde groepen van drie lidstaten vervuld. Deze groepen worden volgens een toerbeurtsysteem op basis van gelijkheid van de lidstaten samengesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de verscheidenheid van de lidstaten en het geografisch evenwicht binnen de Unie.

Ieder lid van de groep zit bij toerbeurt gedurende een periode van zes maanden alle Raadsformaties voor, met uitzondering van de formatie Buitenlandse Zaken. De andere leden van de groep staan het voorzitterschap in al zijn verantwoordelijkheden bij op basis van een gemeenschappelijk programma. De leden van de groep kunnen onderling tot andere regelingen besluiten.

5.   De besluiten van de Raad of het Coreper uit hoofde van dit reglement van orde worden aangenomen met gewone meerderheid van stemmen, tenzij dit reglement in een andere stemprocedure voorziet.

In dit reglement van orde gelden, behoudens specifieke bepalingen, verwijzingen naar het voorzitterschap of de voorzitter als verwijzingen naar iedere persoon die het voorzitterschap van een Raadsformatie of, in voorkomend geval, van een voorbereidende instantie van de Raad vervult.

Artikel 2

Raadsformaties, rol van de formatie Algemene Zaken en van de formatie Externe Betrekkingen en programmering

1.   De Raad komt in verschillende formaties bijeen, afhankelijk van de besproken aangelegenheden. De lijst van Raadsformaties andere dan die van Algemene Zaken en van Buitenlandse Zaken, wordt door de Europese Raad vastgesteld met gekwalificeerde meerderheid van stemmen (4). De lijst van Raadsformaties staat in bijlage I.

2.   De Raad Algemene Zaken zorgt voor de samenhang van de werkzaamheden van de verschillende Raadsformaties. De Raad Algemene Zaken bereidt de bijeenkomsten van de Europese Raad voor en volgt deze op, in samenspraak met de voorzitter van de Europese Raad en de Commissie (5). Hij is verantwoordelijk voor de algehele coördinatie van het beleid, voor institutionele en administratieve vraagstukken, horizontale dossiers die gevolgen hebben voor verschillende beleidsterreinen van de Europese Unie zoals het meerjarig financieel kader en de uitbreiding, alsmede voor elk dossier waarmee hij door de Europese Raad wordt belast, met inachtneming van de regels betreffende de werking van de Economische en Monetaire Unie.

3.   De wijze waarop de bijeenkomsten van de Europese Raad worden voorbereid is geregeld bij artikel 3 van het reglement van orde van de Europese Raad, als volgt:

a)

Met het oog op de in artikel 2, lid 2, van het reglement van orde van de Europese Raad bedoelde voorbereiding, legt de voorzitter ten minste vier weken voor elke in artikel 1, lid 1, van het reglement van orde van de Europese Raad bedoelde gewone bijeenkomst van de Europese Raad, in nauwe samenwerking met het lid van de Europese Raad dat de lidstaat vertegenwoordigt die het halfjaarlijks voorzitterschap van de Raad bekleedt, en met de voorzitter van de Commissie, de Raad Algemene Zaken een geannoteerde ontwerp-agenda voor.

Bijdragen van andere Raadsformaties aan de werkzaamheden van de Europese Raad worden uiterlijk twee weken voor de bijeenkomst van de Europese Raad toegezonden aan de Raad Algemene Zaken.

De voorzitter van de Europese Raad bereidt in nauwe samenwerking zoals bedoeld in de eerste alinea, de ontwerp-beleidslijnen voor de conclusies van de Europese Raad en, in voorkomend geval, de ontwerp-conclusies en ontwerp-besluiten van de Europese Raad voor, die worden besproken in de Raad Algemene Zaken.

Binnen vijf dagen voorafgaand aan de bijeenkomst van de Europese Raad wordt een laatste zitting van de Raad Algemene Zaken gehouden. De voorzitter van de Europese Raad stelt in het licht van deze laatste besprekingen de voorlopige agenda op.

b)

Behalve om dwingende en onvoorziene redenen, bijvoorbeeld in verband met de internationale actualiteit, mag tussen de zitting van de Raad Algemene Zaken na afloop waarvan de voorlopige agenda van de Europese Raad wordt opgesteld, en de bijeenkomst van de Europese Raad, geen enkele andere Raadsformatie of voorbereidende instantie een aan de Europese Raad voorgelegde aangelegenheid bespreken.

c)

De Europese Raad stelt bij het begin van zijn bijeenkomst zijn agenda vast.

In de regel moeten de in de agenda opgenomen aangelegenheden op voorhand zijn bestudeerd, overeenkomstig de bepalingen van dit lid.

4.   De Raad Algemene Zaken draagt in samenwerking met de Commissie in het kader van een meerjarenprogrammering overeenkomstig lid 6, zorg voor de samenhang en de continuïteit van de werkzaamheden van de verschillende Raadsformaties (6).

5.   De Raad Buitenlandse Zaken werkt het externe optreden van de Unie uit volgens de door de Europese Raad vastgestelde strategische lijnen en zorgt voor de samenhang in het externe optreden van de Europese Unie (7). Hij is verantwoordelijk voor het gehele externe optreden van de Unie, namelijk het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, de gemeenschappelijke handelspolitiek, alsmede ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp.

De Raad Buitenlandse Zaken wordt voorgezeten door de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, die zich, indien nodig kan laten vervangen door het lid dat in deze formatie de lidstaat vertegenwoordigt die het halfjaarlijks voorzitterschap van de Raad bekleedt (8).

6.   Om de 18 maanden wordt door de vooraf bepaalde groep van drie lidstaten die overeenkomstig artikel 1, lid 4, tijdens deze periode het voorzitterschap van de Raad bekleden, een ontwerp-programma van de Raadswerkzaamheden voor de betreffende periode opgesteld. Voor werkzaamheden die in die periode verband houden met buitenlandse zaken wordt dit ontwerp opgesteld met de voorzitter van die Raadsformatie. Dit ontwerp-programma wordt opgesteld in nauwe samenwerking met de Commissie en de voorzitter van de Europese Raad, na passend overleg. Het wordt in één document, uiterlijk een maand vóór de betreffende periode ingediend, zodat het door de Raad Algemene Zaken kan worden goedgekeurd (9).

7.   Het voorzitterschap van de betreffende periode stelt, na passend overleg, voor elke Raadsformatie ontwerp-agenda's van de voor de komende zes maanden geplande Raadszittingen op, waarin ter indicatie de beoogde wetgevingswerkzaamheden en operationele besluiten worden vermeld. Deze ontwerpen worden uiterlijk één week voor het betreffende halfjaar opgesteld op basis van het 18-maandenprogramma van de Raad en na raadpleging van de Commissie. Zij worden opgenomen in één document dat voor alle Raadsformaties geldt. Indien nodig, kunnen meer Raadszittingen dan de aanvankelijk beoogde worden gepland.

Indien in de loop van een halfjaar blijkt dat een voor die periode geplande zitting niet meer gerechtvaardigd is, roept het voorzitterschap deze niet bijeen.

Artikel 3 (10)

Agenda

1.   De voorzitter stelt voor iedere zitting de voorlopige agenda op, rekening houdend met het 18-maandenprogramma van de Raad. De agenda wordt ten minste veertien dagen voor de aanvang van de zitting aan de overige leden van de Raad en aan de Commissie toegezonden. Hij wordt op hetzelfde tijdstip naar de nationale parlementen van de lidstaten gezonden.

2.   De voorlopige agenda bevat de punten waarvoor het door een lid van de Raad of door de Commissie ingediende verzoek tot agendering en, in voorkomend geval, de daarop betrekking hebbende documentatie, ten minste zestien dagen voor de aanvang van de zitting op het secretariaat-generaal zijn ontvangen. Op de voorlopige agenda wordt tevens door middel van een asterisk aangegeven over welke punten het voorzitterschap, een lid van de Raad of de Commissie een stemming kunnen vragen. Een punt wordt aldus aangeduid zodra aan alle procedurele vereisten van de Verdragen is voldaan.

3.   Indien de periode van acht weken genoemd in het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie en het Protocol betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid van toepassing is, worden de punten betreffende de aanneming van een wetgevingshandeling of een standpunt in eerste lezing in het kader van een gewone wetgevingsprocedure pas met het oog op een besluit op de voorlopige agenda geplaatst nadat de genoemde periode van acht weken is verstreken.

De Raad kan van de in de eerste alinea genoemde periode van acht weken afwijken ten aanzien van het agenderen van een punt waarvoor de in artikel 4 van het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie bedoelde uitzondering in spoedeisende gevallen geldt. De Raad spreekt zich uit overeenkomstig de stemprocedure die geldt voor het aannemen van het betreffende besluit of standpunt.

Behalve in naar behoren gemotiveerde dringende gevallen moeten tussen de plaatsing van een ontwerp van wetgevingshandeling op de voorlopige agenda van de Raad en de vaststelling van een standpunt tien dagen verstrijken (11).

4.   Op de voorlopige agenda kunnen slechts de punten worden geplaatst waarvoor de documentatie uiterlijk op de verzenddatum van deze agenda aan de leden van de Raad en aan de Commissie wordt toegezonden.

5.   Het secretariaat-generaal doet aan de leden van de Raad en aan de Commissie de verzoeken tot agendering van punten en de documentatie toekomen waarvoor de bovengenoemde termijnen niet in acht zijn genomen.

Tenzij de urgentie gebiedt anders te handelen en onverminderd lid 3, worden punten die betrekking hebben op ontwerp-wetgevingshandelingen waarvan het Coreper de behandeling niet uiterlijk aan het einde van de week voorafgaand aan de week vóór de zitting heeft voltooid, door het voorzitterschap van de voorlopige agenda afgevoerd.

6.   De voorlopige agenda wordt gesplitst in twee delen, die gewijd zijn aan beraadslagingen over wetgevingshandelingen respectievelijk niet-wetgevingswerkzaamheden. Het eerste deel wordt „Wetgevingsberaadslagingen” genoemd en het tweede deel „Niet-wetgevingswerkzaamheden”.

De punten in de respectieve delen van de voorlopige agenda, worden gesplitst in A- en B-punten. Als A-punt worden de punten opgenomen die de Raad zonder debat kan goedkeuren, met dien verstande dat ieder lid van de Raad, alsmede de Commissie, bij de goedkeuring ervan zijn mening kenbaar kan maken en verklaringen in de notulen kan laten opnemen.

7.   De agenda wordt bij de aanvang van iedere zitting door de Raad vastgesteld. Punten die niet op de voorlopige agenda voorkomen, kunnen slechts met eenparigheid van stemmen op de agenda worden geplaatst. Aldus geagendeerde punten kunnen in stemming worden gebracht indien aan alle procedurele vereisten van de Verdragen is voldaan.

8.   Indien een standpuntbepaling ten aanzien van een A-punt evenwel aanleiding kan geven tot een nieuw debat of indien een lid van de Raad of de Commissie hierom verzoekt, wordt dit punt van de agenda afgevoerd, tenzij de Raad anders beslist.

9.   Elk verzoek om een punt onder „diversen” op te nemen, gaat vergezeld van een schriftelijke toelichting.

Artikel 4

Vertegenwoordiging van een lid van de Raad

Behoudens de bepalingen van artikel 11 inzake de overdracht van stemrecht, kan een lid van de Raad dat verhinderd is een zitting bij te wonen, zich laten vertegenwoordigen.

Artikel 5

Zittingen

1.   De Raad beraadslaagt en stemt in openbare zitting over een ontwerp van wetgevingshandeling (12). In andere gevallen, behalve die genoemd in artikel 8, zijn de zittingen van de Raad niet openbaar.

2.   De Commissie wordt uitgenodigd deel te nemen aan de zittingen van de Raad. Hetzelfde geldt voor de Europese Centrale Bank in de gevallen waarin deze van haar initiatiefrecht gebruikmaakt. De Raad kan echter besluiten te beraadslagen buiten tegenwoordigheid van de Commissie of de Europese Centrale Bank.

3.   De leden van de Raad en van de Commissie kunnen zich laten vergezellen door ambtenaren die hen bijstaan. De namen en functies van deze ambtenaren worden vooraf aan het secretariaat-generaal meegedeeld. Het maximale aantal personen per delegatie dat zich tegelijkertijd in de vergaderzaal bevindt, de leden van de Raad daaronder begrepen, kan door de Raad worden vastgesteld.

4.   Toegang tot de zittingen van de Raad wordt uitsluitend verleend op vertoon van een door het secretariaat-generaal uitgereikte pas.

Artikel 6

Geheimhoudingsplicht en overlegging van documenten in rechte

1.   Onverminderd de artikelen 7, 8 en 9 alsmede de bepalingen betreffende de toegang van het publiek tot documenten, zijn de beraadslagingen van de Raad aan geheimhouding onderworpen, voor zover de Raad niet anders besluit.

2.   De Raad of het Coreper kan toestemming verlenen tot het in rechte overleggen van afschriften van of uittreksels uit Raadsdocumenten die nog niet overeenkomstig de bepalingen betreffende de toegang van het publiek tot documenten voor het publiek beschikbaar zijn gesteld.

Artikel 7

Wetgevingsprocedure en openbaarheid

1.   De Raad beraadslaagt en stemt in openbare zitting over een ontwerp van wetgevingshandeling. Daartoe bevat de agenda een deel genaamd „Wetgevingsberaadslagingen”.

2.   De aan de Raad voorgelegde documenten die zijn vermeld onder een agendapunt van het deel „Wetgevingsberaadslagingen” worden openbaar gemaakt, evenals de delen van de notulen van de Raad die op dat agendapunt betrekking hebben.

3.   De openbare zittingen van de Raad met betrekking tot het deel „Wetgevingsberaadslagingen” van zijn agenda, worden met audiovisuele middelen voor het publiek toegankelijk gesteld, met name in een luisterzaal, en via videostreaming in alle officiële talen van de instellingen van de Europese Unie uitgezonden. Een opname ervan moet minstens een maand lang op de internetsite van de Raad beschikbaar zijn. Het resultaat van de stemming wordt visueel weergegeven.

Het secretariaat-generaal draagt er zorg voor het publiek vooraf op de hoogte te brengen van de dagen en - bij benadering - het uur waarop deze audiovisuele uitzendingen plaatsvinden en treft alle praktische maatregelen om voor een behoorlijke toepassing van dit artikel te zorgen.

4.   De uitslag van de stemmingen en de stemverklaringen van de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers in het bemiddelingscomité in kader van de gewone wetgevingsprocedure, alsmede de verklaringen in de Raadsnotulen en de punten van deze notulen betreffende de vergadering van het bemiddelingscomité, worden openbaar gemaakt.

5.   Wanneer hem wetgevingsvoorstellen of -initiatieven worden voorgelegd, onthoudt de Raad zich ervan instrumenten aan te nemen waarin de Verdragen niet voorzien, zoals resoluties, conclusies of andere verklaringen dan die welke de aanneming van de handeling vergezelden en voor opneming in de notulen van de Raad bestemd zijn.

Artikel 8

Andere gevallen van openbare beraadslagingen van de Raad en openbare debatten

1.   Indien de Raad een niet-wetgevend voorstel wordt voorgelegd met betrekking tot de aanneming van in of voor de lidstaten bindende rechtsregels in de vorm van verordeningen, richtlijnen of besluiten, op grond van de desbetreffende bepalingen van de Verdragen - met uitzondering van administratieve of budgettaire handelingen, handelingen die verband houden met interinstitutionele of internationale betrekkingen of niet-bindende handelingen (zoals conclusies, aanbevelingen of resoluties) - is de eerste beraadslaging van de Raad over belangrijke nieuwe voorstellen openbaar. Het voorzitterschap bepaalt welke nieuwe voorstellen belangrijk zijn, maar de Raad of het Coreper kan in voorkomende gevallen anders besluiten.

Het voorzitterschap kan per geval besluiten dat de daaropvolgende beraadslagingen van de Raad over een in lid 1 bedoeld voorstel openbaar zijn, maar de Raad of het Coreper kan anders besluiten.

2.   Op grond van een door de Raad of het Coreper met gekwalificeerde meerderheid van stemmen genomen besluit houdt de Raad openbare debatten over gewichtige aangelegenheden die de belangen van de Europese Unie en haar burgers betreffen.

De aangelegenheden of specifieke thema's voor een dergelijk debat worden door het voorzitterschap, de leden van de Raad of de Commissie voorgesteld, met inachtneming van het gewicht ervan en van hun belang voor de burger.

3.   De Raad Algemene Zaken voert een openbaar oriënterend debat over het 18-maandenprogramma van de Raad. De oriënterende debatten die andere Raadsformaties over hun prioriteiten voeren, zijn eveneens openbaar. De presentatie door de Commissie van haar vijfjarenprogramma, haar jaarlijkse werkprogramma en haar jaarlijkse beleidsstrategie, alsmede het daaropvolgende debat in de Raad, zijn openbaar.

4.   Vanaf het tijdstip waarop de voorlopige agenda overeenkomstig artikel 3 wordt toegezonden:

a)

worden de in overeenstemming met lid 1 openbare agendapunten van de Raad aangeduid met de woorden „openbare beraadslaging”;

b)

worden de in overeenstemming met de leden 2 en 3 openbare agendapunten van de Raad aangeduid met de woorden „openbaar debat”.

De beraadslagingen en debatten van de Raad die in overeenstemming met dit artikel openbaar zijn, worden voor het publiek toegankelijk gesteld met audiovisuele middelen als bedoeld in artikel 7, leden 2 en 3.

Artikel 9

Openbaarheid van stemmingen, stemverklaringen en notulen in andere gevallen

1.   Indien de Raad, niet-wetgevingshandelingen als bedoeld in artikel 8, lid 1, aanneemt, worden de uitslag van de stemming en de stemverklaringen van de leden van de Raad, alsmede de verklaringen in de Raadsnotulen en de punten van deze notulen betreffende de aanneming van deze handelingen, openbaar gemaakt.

2.   De uitslag van de stemmingen wordt voorts openbaar gemaakt:

a)

indien de Raad optreedt in het kader van titel V van het VEU, bij eenparig besluit dat de Raad of het Coreper op verzoek van een van zijn leden heeft genomen;

b)

in de andere gevallen, bij besluit dat de Raad of het Coreper op verzoek van een van zijn leden heeft genomen.

In de gevallen waarin de uitslag van een stemming in de Raad overeenkomstig de eerste alinea, onder a) en b), openbaar wordt gemaakt, worden op verzoek van de betrokken leden van de Raad de stemverklaringen eveneens openbaar gemaakt, met inachtneming van dit reglement van orde, van de rechtszekerheid en van de belangen van de Raad.

De verklaringen in de Raadsnotulen en de punten van deze notulen betreffende de aanneming van de in de eerste alinea, onder a) en b), bedoelde handelingen, worden openbaar gemaakt bij besluit dat de Raad of het Coreper op verzoek van een van zijn leden heeft genomen.

3.   Tenzij de beraadslagingen van de Raad overeenkomstig de artikelen 7 en 8 openbaar zijn, wordt de uitslag van de stemming niet openbaar gemaakt in het geval van beraadslagingen die leiden tot een indicatieve stemming of tot de aanneming van voorbereidende handelingen.

Artikel 10

Toegang van het publiek tot de documenten van de Raad

De specifieke bepalingen inzake de toegang van het publiek tot de documenten van de Raad staan in bijlage II.

Artikel 11

Stemprocedure en quorum

1.   De Raad stemt op initiatief van zijn voorzitter.

Voorts is de voorzitter verplicht te laten stemmen op initiatief van een lid van de Raad of van de Commissie, voor zover een meerderheid van de leden van de Raad zich in die zin uitspreekt.

2.   De leden van de Raad stemmen in de volgorde die voor de lidstaten is vastgesteld overeenkomstig de lijst van de opeenvolgende voorzitterschappen, te beginnen met het lid dat volgt op het lid dat het voorzitterschap uitoefent.

3.   Ieder lid van de Raad kan slechts door één ander lid worden gemachtigd om namens hem te stemmen (13).

4.   Er kan slechts worden gestemd indien ten minste de meerderheid van de leden van de Raad die op grond van de Verdragen aan de stemming kunnen deelnemen, aanwezig is. Op het tijdstip van de stemming controleert de voorzitter, bijgestaan door het secretariaat-generaal, of het quorum is bereikt.

5.   Tot en met 31 oktober 2014 wordt, bij de aanneming van een besluit door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, indien een lid van de Raad daarom verzoekt, nagegaan of de lidstaten die de gekwalificeerde meerderheid vormen, op basis van de in artikel 1 van bijlage III vermelde bevolkingscijfers ten minste 62 % van de totale bevolking van de Europese Unie vertegenwoordigen. Dit lid is ook van toepassing tussen 1 november 2014 en 31 maart 2017 indien een lid van de Raad daarom verzoekt overeenkomstig artikel 3, lid 2, van het Protocol betreffende de overgangsbepalingen.

Artikel 12

Gewone schriftelijke procedure en stilzwijgende procedure

1.   De besluiten van de Raad over een dringende aangelegenheid kunnen worden aangenomen door middel van een schriftelijke stemming, indien de Raad of het Coreper met eenparigheid van stemmen besluit van deze procedure gebruik te maken. Ook de voorzitter kan, in bijzondere omstandigheden, voorstellen van deze procedure gebruik te maken, in welk geval de schriftelijke stemming kan plaatsvinden indien alle lidstaten deze procedure aanvaarden.

In de gevallen waarin de schriftelijke stemming een onderwerp betreft dat de Commissie bij de Raad aanhangig heeft gemaakt, is de toepassing van de schriftelijke procedure afhankelijk van het akkoord van de Commissie.

Het secretariaat-generaal stelt elke maand een overzicht op van de volgens de schriftelijke procedure aangenomen besluiten. Dat overzicht bevat de eventuele in de notulen van de Raad op te nemen verklaringen. De delen van dat overzicht die betrekking hebben op de aanneming van wetgevinghandelingen worden openbaar gemaakt.

2.   Op initiatief van het voorzitterschap kan de Raad volgens een vereenvoudigde schriftelijke procedure, „stilzwijgende procedure” genaamd:

a)

de tekst van het antwoord op een schriftelijke vraag of, in voorkomend geval, een mondelinge vraag van een lid van het Europees Parlement vaststellen, nadat het ontwerp-antwoord door het Coreper is behandeld (14);

b)

de leden van het Economisch en Sociaal Comité en de leden en plaatsvervangende leden van het Comité van de Regio's benoemen, nadat het ontwerp-besluit door het Coreper is behandeld;

c)

besluiten andere instellingen, organen of instanties te raadplegen, in de gevallen waarin dit bij de Verdragen is voorgeschreven;

d)

handelen ter uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, via het Coreu-netwerk („stilzwijgende Coreu-procedure”) (15).

In dat geval wordt de tekst, na het verstrijken van de door het voorzitterschap naar gelang van de urgentie gestelde termijn, geacht te zijn aangenomen, tenzij een lid van de Raad bezwaar maakt.

3.   De voltooiing van de schriftelijke procedures wordt door het secretariaat-generaal geconstateerd.

Artikel 13

Notulen

1.   Van iedere zitting worden notulen gemaakt, die na goedkeuring worden ondertekend door de secretaris-generaal. Hij kan zijn ondertekeningsbevoegdheid delegeren aan directeuren-generaal van het secretariaat-generaal.

In de notulen worden in de regel voor elk agendapunt vermeld:

de aan de Raad voorgelegde documenten;

de besluiten of conclusies van de Raad;

de verklaringen van de Raad en de verklaringen die een lid van de Raad of de Commissie wil laten notuleren.

2.   De ontwerp-notulen worden binnen twee weken door het secretariaat-generaal opgesteld en ter goedkeuring aan de Raad of aan het Coreper voorgelegd.

3.   Ieder lid van de Raad, of de Commissie, kan vóór de goedkeuring van de notulen verzoeken om de besprekingen over een bepaald agendapunt uitvoeriger weer te geven. Het verzoek kan in het Coreper worden gedaan.

4.   De notulen van het deel „Wetgevingsberaadslagingen” van de zittingen van de Raad worden na goedkeuring rechtstreeks aan de nationale parlementen gezonden, op hetzelfde tijdstip als aan de regeringen van de lidstaten.

Artikel 14

Beraadslagingen en besluiten op basis van documenten en ontwerpen die zijn gesteld in de bij de geldende talenregeling voorgeschreven talen

1.   Behoudens een andersluidend besluit dat de Raad, met eenparigheid van stemmen, op grond van de urgentie neemt, beraadslaagt en besluit de Raad alleen op de grondslag van documenten en ontwerpen die gesteld zijn in de door de geldende regeling van het taalgebruik voorgeschreven talen.

2.   Ieder lid van de Raad kan zich tegen beraadslaging verzetten indien de tekst van een amendement niet is gesteld in die van de in lid 1 bedoelde talen welke het lid van de Raad aanwijst.

Artikel 15

Ondertekening van de handelingen

De tekst van de door het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig de gewone wetgevingsprocedure aangenomen handelingen, alsmede van de door de Raad aangenomen handelingen, wordt voorzien van de handtekening van de voorzitter die op het ogenblik van de aanneming ervan in functie is, en van die van de secretaris-generaal. De secretaris-generaal kan zijn tekenbevoegdheid delegeren aan directeuren-generaal van het secretariaat-generaal.

Artikel 16 (16)

Ontbreken van het recht om aan de stemming deel te nemen

Bij de toepassing van dit reglement van orde zal overeenkomstig bijlage IV naar behoren rekening worden gehouden met de gevallen waarin een of meer leden van de Raad, op grond van de Verdragen, niet aan de stemming mogen deelnemen.

Artikel 17

Bekendmaking van de handelingen in het Publicatieblad

1.   De volgende handelingen worden door de secretaris-generaal in het Publicatieblad van de Europese Unie (hierna: „het Publicatieblad”genoemd) bekendgemaakt:

a)

de in artikel 297, lid 1 en lid 2, tweede alinea, van het VWEU bedoelde handelingen;

b)

de door de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure in eerste lezing vastgestelde standpunten, alsmede de motivering van deze standpunten;

c)

de overeenkomstig artikel 76 van het VWEU bij de Raad ter aanneming van een wetgevingshandeling ingediende initiatieven;

d)

de door de Unie gesloten internationale overeenkomsten.

In het Publicatieblad wordt melding gemaakt van de inwerkingtreding van deze overeenkomsten;

e)

de door de Unie gesloten internationale overeenkomsten op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, behalve in de gevallen waarin de Raad anders besluit op grond van de artikelen 4 en 9 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (17).

In het Publicatieblad wordt melding gemaakt van de inwerkingtreding van de in het Publicatieblad bekendgemaakte overeenkomsten.

2.   Behoudens andersluidend besluit van de Raad of het Coreper, worden de volgende teksten door de secretaris-generaal in het Publicatieblad bekendgemaakt:

a)

de overeenkomstig artikel 76 van het VWUE bij de Raad ingediende initiatieven in andere dan in lid 1, onder c) genoemde gevallen;

b)

de in artikel 297, lid 2, derde alinea, van het VWEU bedoelde richtlijnen en besluiten, de aanbevelingen en adviezen, met uitzondering van de in lid 3 bedoelde besluiten.

3.   De Raad of het Coreper beslist per geval, met eenparigheid van stemmen, omtrent de bekendmaking in het Publicatieblad door de secretaris-generaal, van de in artikel 25 van het VEU bedoelde besluiten.

4.   De Raad of het Coreper beslist per geval, rekening houdend met de eventuele bekendmaking van de basishandeling, omtrent de bekendmaking in het Publicatieblad door de secretaris-generaal van de volgende handelingen:

a)

de uitvoeringsbesluiten voor de in artikel 25 van het VEU bedoelde besluiten;

b)

de overeenkomstig artikel 31, lid 2, eerste en tweede streepje, van het VEU aangenomen besluiten;

c)

de overige handelingen van de Raad, zoals conclusies of resoluties.

5.   Bij de sluiting van een overeenkomst tussen de Unie of de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en een of meer staten of internationale organisaties op grond waarvan een orgaan wordt ingesteld dat bevoegd is tot het nemen van besluiten, beslist de Raad of de besluiten van dat orgaan in het Publicatieblad zullen worden bekendgemaakt.

Artikel 18

Ondertekening van de handelingen

1.   De in artikel 297, lid 2, derde alinea, van het VWEU bedoelde richtlijnen en besluiten, worden door de secretaris-generaal of namens hem door een directeur-generaal ter kennis gebracht van de adressaten.

2.   De hieronder bedoelde handelingen worden, voor zover zij niet in het Publicatieblad worden bekendgemaakt, door de secretaris-generaal of namens hem door een directeur-generaal ter kennis gebracht van de adressaten:

a)

de aanbevelingen;

b)

de in artikel 25 van het VEU bedoelde besluiten;

3.   De secretaris-generaal of namens hem een directeur-generaal zendt aan de regeringen van de lidstaten en aan de Commissie een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de in artikel 297, lid 2, derde alinea, van het VWEU bedoelde richtlijnen en besluiten van de Raad, alsmede van de aanbevelingen van de Raad.

Artikel 19 (18)

Coreper, comités en werkgroepen

1.   Het Coreper heeft tot taak de werkzaamheden van de Raad voor te bereiden en de door de Raad verstrekte opdrachten uit te voeren. Hij ziet in elk geval (19) toe op de samenhang van het beleid en het optreden van de Europese Unie, alsmede op de inachtneming van de volgende beginselen en regels:

a)

de beginselen van wettigheid, subsidiariteit, evenredigheid en motivering van de handelingen;

b)

de regels tot vaststelling van de bevoegdheden van de instellingen, organen en instanties van de Unie;

c)

de begrotingsvoorschriften;

d)

de voorschriften ten aanzien van procedures, transparantie en redactionele kwaliteit.

2.   Alle agendapunten van een Raadszitting worden vooraf behandeld door het Coreper, tenzij dit anders besluit. Gepoogd wordt op het niveau van het Coreper een akkoord te bereiken, dat ter aanneming aan de Raad wordt voorgelegd. Het Coreper zorgt ervoor dat de dossiers in adequate vorm aan de Raad worden voorgelegd en reikt in voorkomend geval oriëntaties, keuzemogelijkheden of voorstellen tot oplossing aan. In spoedgevallen kan de Raad met eenparigheid van stemmen besluiten te beraadslagen en te beslissen zonder dat de voorafgaande behandeling heeft plaatsgevonden.

3.   Er kunnen door, of met goedkeuring van het Coreper comités of werkgroepen worden ingesteld voor het verrichten van bepaalde vooraf omschreven voorbereidende werkzaamheden of studies.

Het secretariaat-generaal draagt zorg voor de bijwerking en de openbaarmaking van de lijst van de voorbereidende instanties. Alleen de comités en werkgroepen die op deze lijst zijn vermeld, kunnen als voorbereidende instantie van de Raad bijeenkomen.

4.   Het Coreper wordt, naar gelang van de onderwerpen op de agenda, voorgezeten door de permanent vertegenwoordiger of de plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger van de lidstaat die het voorzitterschap van de Raad Algemene Zaken bekleedt.

Het Politiek en veiligheidscomité wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid.

De andere voorbereidende instanties van de diverse Raadsformaties, met uitzondering van de formatie Buitenlandse Zaken, worden voorgezeten door een afgevaardigde van de lidstaat die het voorzitterschap van de bedoelde formatie bekleedt, tenzij de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen anders besluit. De in lid 3, tweede alinea, bedoelde lijst bevat ook de voorbereidende instanties waarvoor de Raad, overeenkomstig artikel 4 van het besluit van de Europese Raad betreffende de uitoefening van het voorzitterschap van de Raad, tot een ander soort voorzitterschap besloten heeft.

5.   Voor de voorbereiding van de zittingen van de Raad in formaties die eenmaal per halfjaar bijeenkomen en die in de eerste helft van het halfjaar worden gehouden, kunnen de vergaderingen van andere comités dan het Coreper en van werkgroepen die in het voorafgaande halfjaar worden gehouden, worden voorgezeten door een afgevaardigde van de lidstaat die het voorzitterschap van de bedoelde Raadszittingen zal bekleden.

6.   Onder voorbehoud van de gevallen waarin een ander soort voorzitterschap geldt, kan, indien een dossier hoofdzakelijk in een bepaald halfjaar moet worden behandeld, een afgevaardigde van de lidstaat die het voorzitterschap tijdens dat halfjaar zal bekleden, tijdens het voorgaande halfjaar de vergaderingen van de voorbereidende instanties van de Raad voorzitten waarin dat dossier wordt besproken. De praktische toepassing van dit lid geschiedt op basis van een akkoord tussen de twee betrokken voorzitterschappen.

In het specifieke geval van de behandeling van de begroting van de Unie voor een bepaald begrotingsjaar, worden de vergaderingen van de voorbereidende instanties van de Raad, behalve het Coreper, over de voorbereiding van punten op de agenda van de Raad inzake de behandeling van de begroting, voorgezeten door een afgevaardigde van de lidstaat die het voorzitterschap van de Raad zal bekleden in de tweede helft van het jaar dat aan het betrokken begrotingsjaar voorafgaat. Hetzelfde geldt, mits het andere voorzitterschap daarmee instemt, voor de uitoefening van het voorzitterschap van de Raadszittingen op het moment waarop de begrotingspunten in kwestie worden behandeld. De betrokken voorzitterschappen plegen overleg over de praktische regelingen.

7.   Overeenkomstig de hierna genoemde toepasselijke bepalingen, kan het Coreper de volgende procedurebesluiten aannemen, mits de desbetreffende punten ten minste drie werkdagen vóór de vergadering op de voorlopige agenda zijn geplaatst. Om van die termijn af te wijken is eenparigheid van stemmen van het Coreper vereist (20):

a)

besluit om een zitting van de Raad op een andere plaats dan Brussel of Luxemburg te houden (artikel 1, lid 3);

b)

machtiging om een afschrift van of een uittreksel uit een Raadsdocument in rechte over te leggen (artikel 6, lid 2);

c)

besluit om een openbaar debat van de Raad te houden of om een bepaalde beraadslaging van de Raad niet in het openbaar te houden (artikel 8, leden 1, 2 en 3);

d)

besluit tot openbaarmaking van de uitslag van de stemmingen en de verklaringen in de Raadsnotulen in de in artikel 9, lid 2, bedoelde gevallen;

e)

besluit om de schriftelijke procedure te volgen (artikel 12, lid 1);

f)

goedkeuring of wijziging van de notulen van de Raad (artikel 13, leden 2 en 3);

g)

besluit om een tekst of een besluit al dan niet in het Publicatieblad bekend te maken (artikel 17, leden 2, 3 en 4);

h)

besluit om een instelling of orgaan te raadplegen, in de gevallen waarin deze raadpleging door de Verdragen niet is voorgeschreven;

i)

besluit tot vaststelling of verlenging van een termijn om een instelling of orgaan te raadplegen;

j)

besluit om de in artikel 294, lid 14, van het VWEU bedoelde termijnen te verlengen;

k)

goedkeuring van de tekst van een aan een instelling of orgaan gerichte brief.

Artikel 20

Het voorzitterschap en het goede verloop van de werkzaamheden

1.   Het voorzitterschap draagt zorg voor de toepassing van dit reglement van orde en ziet toe op het goede verloop van de besprekingen. Met name ziet het voorzitterschap toe en doet het toezien op de eerbiediging van de bepalingen van bijlage V over de werkmethoden van de Raad.

Voor een goed verloop van de debatten kan het voorzitterschap voorts, tenzij de Raad anderszins besluit, elke maatregel nemen die ertoe strekt dat de beschikbare tijd tijdens de zittingen optimaal wordt gebruikt, meer in het bijzonder:

a)

het aantal personen per delegatie dat tijdens de zitting in de vergaderzaal aanwezig is, voor de behandeling van een bepaald punt beperken, en besluiten om al dan niet een luisterzaal te openen;

b)

de volgorde bepalen waarin de punten zullen worden behandeld en de duur vaststellen van de bespreking die aan elk punt wordt gewijd;

c)

de tijd die aan de bespreking van een bepaald punt besteed kan worden, indelen, in het bijzonder door de spreektijd van de deelnemers te beperken en de volgorde te bepalen waarin zij het woord kunnen nemen;

d)

de delegaties verzoeken hun voorstellen tot wijziging van de te bespreken tekst vóór een bepaalde datum schriftelijk in te dienen, in voorkomend geval met een beknopte toelichting;

e)

de delegaties die over een bepaald punt, een bepaalde tekst of een gedeelte daarvan een identiek of vergelijkbaar standpunt innemen, verzoeken een woordvoerder aan te wijzen die tijdens de zitting of vooraf schriftelijk hun gezamenlijke standpunt presenteert.

2.   Onverminderd de bepalingen van artikel 19, leden 4 tot en met 6, alsmede zijn bevoegdheden en algemene politieke verantwoordelijkheid, wordt het halfjaarlijks voorzitterschap op basis van het 18-maandenprogramma of andere onderling gemaakte afspraken in al zijn verantwoordelijkheden bijgestaan door de overige leden van de vooraf bepaalde groep van drie lidstaten als bedoeld in artikel 1, lid 4. Eventueel wordt het ook bijgestaan door de vertegenwoordiger van de lidstaat die het volgende voorzitterschap zal bekleden. Deze laatste, of een lid van de genoemde groep, handelend op verzoek en volgens de instructies van het voorzitterschap, vervangt het voorzitterschap wanneer dat nodig is, neemt zo nodig een deel van zijn taken over en waarborgt de continuïteit van de werkzaamheden van de Raad.

Artikel 21 (21)  (22)

Verslagen van comités en werkgroepen

Ongeacht de andere bepalingen van dit reglement van orde organiseert het voorzitterschap de vergaderingen van de verschillende comités en werkgroepen zodanig dat hun verslagen beschikbaar zijn vóór de vergadering van het Coreper waarop ze worden behandeld.

Tenzij de urgentie gebiedt anders te handelen, worden de punten die betrekking hebben op wetgevingshandelingen waarvoor het comité of de werkgroep de werkzaamheden niet ten minste vijf werkdagen voor de vergadering van het Coreper heeft voltooid, door het voorzitterschap verschoven naar een volgende vergadering van het Coreper.

Artikel 22

Redactionele kwaliteit (23)

Om de Raad bij te staan in zijn taak toe te zien op de redactionele kwaliteit van de wetgevingshandelingen die hij aanneemt, dient de Juridische dienst tijdig de redactionele kwaliteit van de voorstellen voor of ontwerpen van handelingen na te gaan en, overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord van 22 december 1998 betreffende de gemeenschappelijke richtsnoeren voor de redactionele kwaliteit van de communautaire wetgeving (24), de Raad en zijn instanties redactionele voorstellen te doen.

Gedurende het gehele wetgevingsproces besteden degenen die in het kader van de werkzaamheden van de Raad teksten voorleggen bijzondere aandacht aan de redactionele kwaliteit daarvan.

Artikel 23

De secretaris-generaal en het secretariaat-generaal

1.   De Raad wordt bijgestaan door een secretariaat-generaal onder leiding van een secretaris-generaal. De secretaris-generaal wordt door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen benoemd.

2.   De Raad beslist over de organisatie van het secretariaat-generaal (25).

Onder gezag van de Raad neemt de secretaris-generaal alle maatregelen die nodig zijn om de goede werking van het secretariaat-generaal te waarborgen.

3.   Het secretariaat-generaal wordt voortdurend nauw betrokken bij de organisatie, de coördinatie en het zorgen voor samenhang van de werkzaamheden van de Raad en de uitvoering van het 18-maandenprogramma van de Raad. Onder verantwoordelijkheid en leiding van het voorzitterschap verleent het secretariaat-generaal het voorzitterschap assistentie bij het zoeken naar oplossingen.

4.   De secretaris-generaal legt de ontwerp-raming van de uitgaven van de Raad op een zodanig tijdstip aan de Raad voor dat de in de financiële voorschriften gestelde termijnen in acht kunnen worden genomen.

5.   De secretaris-generaal draagt de volledige verantwoordelijkheid voor het beheer van de kredieten van afdeling II — Europese Raad en Raad — van de begroting en neemt alle voor een goed beheer ervan vereiste maatregelen. Hij voert deze kredieten uit overeenkomstig de bepalingen van het financieel reglement dat van toepassing is op de begroting van de Unie.

Artikel 24

Beveiliging

De voorschriften betreffende de beveiliging worden door de Raad met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen aangenomen.

Artikel 25

Taken van depositaris van overeenkomsten

In de gevallen waarin de secretaris-generaal wordt aangewezen als depositaris van een overeenkomst tussen de Unie of de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en een of meer staten of internationale organisaties, worden de akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van deze overeenkomsten op de zetel van de Raad neergelegd.

In die gevallen vervult de secretaris-generaal de taak van depositaris en ziet hij er tevens op toe dat de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomsten in het Publicatieblad wordt bekendgemaakt.

Artikel 26

Vertegenwoordiging voor het Europees Parlement

De Raad wordt voor het Europees Parlement en zijn commissies vertegenwoordigd door het voorzitterschap of, met instemming van het voorzitterschap, door een lid van de vooraf bepaalde groep van drie lidstaten als bedoeld in artikel 1, lid 4, door het volgende voorzitterschap of door de secretaris-generaal. In opdracht van het voorzitterschap kan de Raad zich voor de commissies van het Europees Parlement ook laten vertegenwoordigen door hoge ambtenaren van het secretariaat-generaal.

Wat de Raad Buitenlandse Zaken betreft wordt de Raad voor het Europees Parlement en zijn commissies vertegenwoordigd door zijn voorzitter. Hij kan zich, wanneer dat nodig is, laten vervangen door het lid van deze formatie dat de lidstaat vertegenwoordigt die het halfjaarlijks voorzitterschap van de Raad bekleedt. In opdracht van het voorzitterschap kan de Raad Buitenlandse Zaken zich voor de commissies van het Europees Parlement ook laten vertegenwoordigen door hoge ambtenaren van de Europese dienst voor extern optreden of, in voorkomend geval, van het secretariaat-generaal.

De Raad kan zijn opvattingen ook schriftelijk ter kennis van het Europees Parlement brengen.

Artikel 27

Bepalingen betreffende de vorm van de handelingen

De bepalingen betreffende de vorm van de handelingen staan in bijlage VI.

Artikel 28

Voor de Raad bestemde briefwisseling

De voor de Raad bestemde briefwisseling wordt gericht aan de voorzitter, ten kantore van de Raad, op het volgende adres:

Raad van de Europese Unie

Wetstraat 175

B-1048 Brussel

BIJLAGE I

Lijst van Raadsformaties

1.

Algemene Zaken (26);

2.

Buitenlandse Zaken (27);

3.

Economische en Financiële Zaken (28);

4.

Justitie en Binnenlandse Zaken (29):

5.

Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken;

6.

Concurrentievermogen (Interne Markt, Industrie en Onderzoek) (30);

7.

Vervoer, Telecommunicatie en Energie;

8.

Landbouw en Visserij;

9.

Milieu;

10.

Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur (31).

Iedere lidstaat bepaalt hoe hij overeenkomstig artikel 16, lid 2, van het VEU in de Raad wordt vertegenwoordigd.

Verscheidene ministers kunnen als lid aan dezelfde Raadsformatie deelnemen; de agenda en de regeling van de werkzaamheden worden dienovereenkomstig aangepast (32).

BIJLAGE II

Specifieke bepalingen betreffende de toegang van het publiek tot documenten van de Raad

Artikel 1

Werkingssfeer

Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft toegang tot Raadsdocumenten volgens de beginselen en onder de voorwaarden en beperkingen die zijn neergelegd in Verordening (EG) nr. 1049/2001 en de specifieke bepalingen van deze bijlage.

Artikel 2

Raadpleging in verband met documenten van derden

1.   Met het oog op de toepassing van artikel 4, lid 5, en artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 en tenzij het na bestudering van het document in het licht van artikel 4, leden 1 tot en met 3, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 duidelijk is dat het niet mag worden vrijgegeven, wordt de betrokken derde geraadpleegd indien:

a)

het een gevoelig document in de zin van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 betreft;

b)

het document afkomstig is van een lidstaat en

vóór 3 december 2001 aan de Raad is toegezonden, of

de betrokken lidstaat verzocht heeft het document niet zonder zijn voorafgaande toestemming vrij te geven.

2.   In alle andere gevallen waarin de Raad een verzoek ontvangt betreffende een document van een derde dat in zijn bezit is, wordt de betrokken derde met het oog op de toepassing van artikel 4, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 door het secretariaat-generaal geraadpleegd, tenzij het na bestudering van het document in het licht van artikel 4, leden 1 tot en met 3, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 duidelijk is dat het moet of niet mag worden vrijgegeven.

3.   De derde wordt schriftelijk (eventueel via e-mail) geraadpleegd en krijgt een redelijke termijn om te antwoorden, rekening houdend met de in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vastgestelde termijn. In de in lid 1 bedoelde gevallen wordt de derde verzocht schriftelijk zijn standpunt kenbaar te maken.

4.   Indien een document niet onder het bepaalde in lid 1, onder a) en b), valt en het secretariaat-generaal in het licht van het negatieve advies van de derde er niet van overtuigd is dat artikel 4, lid 1, of lid 2, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van toepassing is, wordt de kwestie aan de Raad voorgelegd.

Indien de Raad voornemens is het document vrij te geven, wordt de derde onmiddellijk schriftelijk op de hoogte gebracht van het voornemen van de Raad om het document na ten minste tien werkdagen vrij te geven. Tegelijkertijd wordt de derde opmerkzaam gemaakt op artikel 279 van het VWEU.

Artikel 3

Van een andere instelling of een lidstaat ontvangen verzoek om raadpleging

Een verzoek van een andere instelling of een lidstaat om raadpleging van de Raad betreffende een verzoek om een Raadsdocument worden via e-mail gericht aan access@consilium.europa.eu of per fax aan (+32-(0)2) 2 281 63 61.

Rekening houdend met de voor een besluit van de betrokken instelling of lidstaat vereiste termijn, brengt het secretariaat-generaal onverwijld, en uiterlijk binnen 5 werkdagen, namens de Raad advies uit.

Artikel 4

Van een lidstaat afkomstige documenten

Elk verzoek van een lidstaat overeenkomstig artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 wordt schriftelijk bij het secretariaat-generaal ingediend.

Artikel 5

Doorgeleiding van een verzoek van een lidstaat

Een verzoek van een lidstaat aan de Raad dat wordt doorgeleid, wordt behandeld overeenkomstig de artikelen 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 en de desbetreffende bepalingen van deze bijlage. In geval van volledige of gedeeltelijke afwijzing van toegang, wordt de verzoeker medegedeeld dat een eventueel confirmatief verzoek rechtstreeks aan de Raad moet worden gericht.

Artikel 6

Adres voor het verzoek

Het verzoek om toegang tot een document wordt schriftelijk gericht aan de secretaris-generaal, Wetstraat 175, B-1048 Brussel, via e-mail aan access@consilium.europa.eu of per fax aan (+32-(0)2) 2 281 63 61.

Artikel 7

Behandeling van een initieel verzoek

Onverminderd artikel 9, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 wordt een verzoek om toegang tot een document van de Raad door het secretariaat-generaal behandeld.

Artikel 8

Behandeling van een confirmatief verzoek

Onverminderd artikel 9, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 wordt over een confirmatief verzoek door de Raad beslist.

Artikel 9

Kosten

De kosten van het maken en verzenden van kopieën van Raadsdocumenten worden door de secretaris-generaal vastgesteld.

Artikel 10

Openbaar register van Raadsdocumenten

1.   Het secretariaat-generaal is verantwoordelijk voor het toegankelijk stellen van het register van Raadsdocumenten voor het publiek.

2.   Naast de referenties aan documenten wordt in het register aangegeven welke na 1 juli 2000 opgestelde documenten reeds voor het publiek zijn vrijgegeven. Onverminderd Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (33) en artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1049/2001, wordt de inhoud ervan op internet beschikbaar gesteld.

Artikel 11

Voor het publiek rechtstreeks toegankelijke documenten

1.   Dit artikel is van toepassing op alle documenten van de Raad, mits niet gerubriceerd en onverminderd de mogelijkheid een schriftelijk verzoek in te dienen overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1049/2001.

2.   In dit artikel wordt verstaan onder:

—   „verspreiding”: verspreiding van de definitieve versie van een document onder de leden van de Raad, hun vertegenwoordigers of gedelegeerden;

—   „wetgevingsdocument”: elk document betreffende de behandeling en de aanneming van wetgevingshandelingen.

3.   Het secretariaat-generaal stelt de volgende documenten onmiddellijk na hun verspreiding ter beschikking van het publiek:

a)

niet door de Raad of een lidstaat opgestelde documenten die door de auteur, of met diens toestemming, openbaar gemaakt zijn;

b)

voorlopige agenda's voor de zittingen van de verschillende Raadsformaties;

c)

elke door de Raad aangenomen tekst die bestemd is om te worden bekendgemaakt in het Publicatieblad.

4.   Onder de voorwaarde dat zij duidelijk niet vallen onder een van de uitzonderingen van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001, kan het secretariaat-generaal tevens de volgende documenten onmiddellijk na hun verspreiding ter beschikking stellen van het publiek:

a)

voorlopige agenda's voor de vergaderingen van comités en werkgroepen;

b)

andere documenten, zoals informatieve nota's, verslagen, voortgangsverslagen en verslagen over de stand van de besprekingen in de Raad of in een van zijn voorbereidende instanties die geen individuele standpunten van delegaties bevatten, met uitzondering van adviezen en bijdragen van de Juridische dienst.

5.   Naast de in de leden 3 en 4 bedoelde documenten stelt het secretariaat-generaal de volgende wetgevings- en andere documenten onmiddellijk na hun verspreiding ter beschikking van het publiek:

a)

de begeleidende nota's en de afschriften van brieven in verband met wetgevingshandelingen en handelingen als bedoeld in artikel 8, lid 1, van het reglement van orde die door andere instellingen of organen van de Europese Unie, dan wel door een lidstaat, onder voorbehoud van artikel 4, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1049/2001, aan de Raad zijn toegezonden;

b)

de aan de Raad voorgelegde documenten die zijn vermeld onder een agendapunt van het deel „Wetgevingsberaadslagingen” of waaraan overeenkomstig artikel 8 van dit reglement de woorden „openbare beraadslaging” of „openbaar debat” zijn toegevoegd;

c)

de ter goedkeuring aan het Coreper en/of aan de Raad voorgelegde nota's (nota's betreffende I/A- en A-punten) betreffende wetgevingshandelingen en handelingen als bedoeld in artikel 8, lid 1, van het reglement van orde, alsook de ontwerpen van wetgevingshandelingen en van handelingen als bedoeld in artikel 8, lid 1, van genoemd reglement, waarnaar zij verwijzen;

d)

de handelingen die door de Raad volgens een gewone of bijzondere wetgevingsprocedure zijn aangenomen, en de gemeenschappelijke teksten die door het bemiddelingscomité in het kader van de gewone wetgevingsprocedure zijn goedgekeurd.

6.   Na de aanneming van een in lid 5, onder d), bedoelde handeling of na de definitieve aanneming van de betrokken handeling, stelt het secretariaat-generaal alle documenten in verband met deze handeling die vóór een van deze handelingen zijn opgesteld, zoals informatieve nota's, verslagen, voortgangsverslagen en verslagen over de stand van de besprekingen in de Raad of in een van zijn voorbereidende instanties („resultaat besprekingen”), met uitzondering van adviezen en bijdragen van de Juridische dienst en documenten die vallen onder de uitzonderingen van artikel 4, leden 1 tot en met 3, van Verordening (EG) nr. 1049/2001, ter beschikking van het publiek.

Op verzoek van een lidstaat worden documenten die onder de eerste alinea vallen en die het individuele standpunt van de delegatie van die lidstaat in de Raad bevatten, niet aan het publiek beschikbaar gesteld.

BIJLAGE III

Toepassingsvoorschriften voor de bepalingen betreffende de stemmenweging in de Raad

Artikel 1

Voor de toepassing van artikel 16, lid 5, van het VEU en van artikel 3, leden 3 en 4, van het van het Protocol betreffende de overgangsbepalingen, gelden met betrekking tot de totale bevolkingsomvang van elke lidstaat voor de periode van 1 december 2009 tot 31 december 2010 de volgende cijfers:

Lidstaat

Bevolking

(x 1 000)

Duitsland

82 002,4

Frankrijk

64 350,8

Verenigd Koninkrijk

61 576,1

Italië

60 045,1

Spanje

45 828,2

Polen

38 135,9

Roemenië

21 498,6

Nederland

16 485,8

Griekenland

11 260,4

België

10 750,0

Portugal

10 627,3

Tsjechië

10 467,5

Hongarije

10 031,0

Zweden

9 256,3

Oostenrijk

8 355,3

Bulgarije

7 606,6

Denemarken

5 511,5

Slowakije

5 412,3

Finland

5 326,3

Ierland

4 450,0

Litouwen

3 349,9

Letland

2 261,3

Slovenië

2 032,4

Estland

1 340,4

Cyprus

796,9

Luxemburg

493,5

Malta

413,6

Totaal

499 665,1

drempel (62 %)

309 792,4

Artikel 2

1.   De lidstaten doen het Bureau voor de statistiek van de Europese Unie jaarlijks vóór 1 september mededeling van de gegevens betreffende hun totale bevolkingsomvang per 1 januari van het lopende jaar.

2.   Per 1 januari van elk jaar worden de in artikel 1 vermelde cijfers door de Raad geactualiseerd overeenkomstig de gegevens die op 30 september van het voorgaande jaar ter beschikking van het Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen zijn. Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad.

BIJLAGE IV

Ad artikel 16

1.

Bij de toepassing van de volgende bepalingen van het reglement van orde wordt voor de besluiten ten aanzien waarvan een of meer leden van de Raad of van het Coreper op grond van de Verdragen niet aan de stemming mogen deelnemen, met de stem van deze leden geen rekening gehouden:

a)

artikel 1, lid 3, tweede alinea (zitting op een andere plaats dan Brussel of Luxemburg);

b)

artikel 3, lid 7 (op de agenda plaatsen van een punt dat niet voorkomt op de voorlopige agenda);

c)

artikel 3, lid 8 (handhaven, als B-punt op de agenda, van een A-punt dat men anders van de agenda had moeten afvoeren);

d)

artikel 5, lid 2, wat de aanwezigheid van de Europese Centrale Bank betreft (beraadslagen buiten tegenwoordigheid van de Europese Centrale Bank);

e)

artikel 9, lid 2, eerst alinea, onder b), en tweede en derde alinea (openbaarmaking van de uitslag van de stemming, de stemverklaringen, de verklaringen in de Raadsnotulen en van de punten van die notulen die betrekking hebben op andere gevallen dan die bedoeld in lid 1);

f)

artikel 11, lid 1, tweede alinea (besluit om te laten stemmen);

g)

artikel 12, lid 1 (besluit gebruik te maken van de schriftelijke procedure);

h)

artikel 14, lid 1 (besluit om bij wijze van uitzondering, te beraadslagen en te besluiten op basis van documenten en ontwerpen die niet in alle talen zijn gesteld) (34);

i)

artikel 17, lid 2, onder a) (niet bekendmaken in het Publicatieblad van een initiatief dat door een lidstaat wordt ingediend op grond van artikel 76 van het VWUE);

j)

artikel 17, lid 2, onder b) (niet bekendmaken in het Publicatieblad van bepaalde richtlijnen, besluiten, aanbevelingen en adviezen);

k)

artikel 17, lid 5 (al dan niet bekendmaken in het Publicatieblad van besluiten van een bij een internationale overeenkomst ingesteld orgaan).

2.

Een lid van de Raad of van het Coreper kan zich niet beroepen op de volgende bepalingen van dit reglement van orde in verband met besluiten ten aanzien waarvan hij, overeenkomstig de Verdragen, niet aan de stemming mag deelnemen:

a)

artikel 3, lid 8 (mogelijkheid voor een lid van de Raad om te verzoeken dat een A-punt van de agenda wordt afgevoerd);

b)

artikel 11, lid 1, tweede alinea (mogelijkheid voor een lid van de Raad om over een bepaalde kwestie een stemming te vragen);

c)

artikel 11, lid 3 (mogelijkheid voor een lid van de Raad om gemachtigd te worden namens een ander lid te stemmen);

d)

artikel 14, lid 2 (mogelijkheid voor elk lid van de Raad om zich tegen beraadslaging te verzetten indien de tekst van een amendement niet is gesteld in de taal die hij aangeeft).

BIJLAGE V

Werkmethoden van de Raad

Voorbereiding van de zittingen

1.

Het voorzitterschap zorgt ervoor dat een werkgroep of een comité alleen een dossier naar het Coreper stuurt als er een gerede kans is dat daar vooruitgang wordt geboekt of de standpunten worden verduidelijkt. Omgekeerd worden dossiers alleen naar een werkgroep of een comité teruggestuurd wanneer dat noodzakelijk is, en altijd met de opdracht om specifieke, welomschreven problemen aan te pakken.

2.

Het voorzitterschap neemt de nodige maatregelen om tussen de vergaderingen vorderingen te maken. Het kan bijvoorbeeld met instemming van een werkgroep of comité, op een zo efficiënt mogelijke manier het nodige overleg voeren over specifieke problemen met de bedoeling aan die groep of dat comité te rapporteren over mogelijke oplossingen. Ook kan het schriftelijk overleg plegen door de delegaties te verzoeken vóór de volgende vergadering van een groep of comité schriftelijk op een voorstel te reageren.

3.

De delegaties zetten, waar dit zinvol is, de standpunten die zij in een komende vergadering waarschijnlijk zullen innemen, vóór de vergadering schriftelijk uiteen. Indien deze informatie voorstellen voor tekstwijzigingen bevat, stellen de delegaties een nauwkeurig geformuleerde tekst voor. Waar mogelijk dienen delegaties die hetzelfde standpunt innemen hun schriftelijke inbreng gezamenlijk in.

4.

Het Coreper vermijdt om zaken die al in het kader van de voorbereiding van zijn werkzaamheden zijn besproken, opnieuw te behandelen. Dit geldt met name voor I-punten, informatie over de organisatie en volgorde van zijn werkzaamheden en informatie over de agenda en de organisatie van komende Raadszittingen. Waar mogelijk stellen de delegaties de punten onder „Diversen” aan de orde in het kader van de voorbereiding van de werkzaamheden van het Coreper en niet in het Coreper zelf.

5.

Het voorzitterschap verstrekt de delegaties zo spoedig mogelijk in het kader van de voorbereiding van de werkzaamheden van het Coreper alle informatie om een degelijke voorbereiding van het Coreper mogelijk te maken, waaronder informatie over hetgeen het voorzitterschap met de bespreking van elk agendapunt hoopt te bereiken. Omgekeerd spoort het voorzitterschap waar nodig de delegaties aan om aan de overige delegaties, in het kader van de voorbereiding van de werkzaamheden van het Coreper, informatie mee te delen over de standpunten die zij in het Coreper zullen innemen. Tegen deze achtergrond geeft het voorzitterschap de agenda van het Coreper een definitieve vorm. Het voorzitterschap kan de groepen die de werkzaamheden van het Coreper voorbereiden vaker bijeenroepen als de omstandigheden dit vereisen.

Verloop van de zittingen

6.

Punten die alleen door de Commissie of leden van de Raad gepresenteerd hoeven te worden, worden niet meer op de agenda van de Raad geplaatst, tenzij een debat over belangrijke nieuwe initiatieven wordt verwacht.

7.

Het voorzitterschap plaatst geen punten op de agenda van het Coreper die alleen ter informatie dienen. Die informatie, zoals de resultaten van vergaderingen in een ander forum of met een derde staat of een andere instelling, procedurele of organisatorische kwesties, enz., wordt in plaats daarvan in het kader van de voorbereiding van de werkzaamheden van het Coreper aan de delegaties meegedeeld, zo mogelijk schriftelijk, en wordt in het Coreper niet meer herhaald.

8.

Bij het begin van een vergadering verstrekt het voorzitterschap alle nodige verdere informatie over het verloop van de vergadering en geeft het met name aan hoeveel tijd naar verwachting aan elk onderwerp zal worden besteed. Het voorzitterschap vermijdt lange inleidingen en herhaalt geen informatie die de delegaties reeds bekend is.

9.

Afhankelijk van het soort bespreking dat nodig is, deelt het voorzitterschap bij het begin van de besprekingen over een belangrijk punt de delegaties mee hoeveel tijd hun opmerkingen over dat punt maximaal in beslag mogen nemen. In de meeste gevallen bedraagt de toegemeten tijd maximaal twee minuten.

10.

Volledige rondvragen zijn in beginsel niet toegestaan; er mag alleen bij uitzondering voor specifieke kwesties gebruik van worden gemaakt. Het voorzitterschap beperkt de spreektijd.

11.

Het voorzitterschap geeft zoveel mogelijk richting aan de besprekingen, met name door de delegaties te verzoeken om te reageren op compromisteksten of specifieke voorstellen.

12.

Tijdens en aan het eind van de vergaderingen geeft het voorzitterschap geen lange samenvattingen van de besprekingen en beperkt het zich bij zijn conclusies tot een korte weergave van de resultaten met betrekking tot de inhoud en/of een conclusie betreffende de procedure.

13.

De delegaties herhalen geen argumenten van een vorige spreker. Hun bijdragen zijn kort, doelgericht en zakelijk.

14.

Delegaties die op dezelfde lijn zitten worden aangespoord om overleg te plegen zodat een gemeenschappelijk standpunt over een specifiek punt door één spreker kan worden vertolkt.

15.

Bij de bespreking van teksten stellen de delegaties concrete ontwerpen voor, die schriftelijk worden ingediend, in plaats van alleen te verklaren dat zij het niet eens zijn met een bepaald voorstel.

16.

Tenzij het voorzitterschap anders aangeeft, nemen de delegaties niet het woord wanneer zij het eens zijn met een bepaald voorstel; in dat geval wordt stilzwijgen geïnterpreteerd als een beginselakkoord.

BIJLAGE VI

Bepalingen betreffende de vorm van de besluiten

A.   Vorm van de verordeningen

1.

De door het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk vastgestelde verordeningen alsmede de verordeningen van de Raad bevatten:

a)

in de titel het woord „verordening”, een volgnummer, de datum van aanneming en de aanduiding van het onderwerp; een door de Raad overeenkomstig artikel 291, lid 2, van het TWEU aangenomen uitvoeringsverordening, draagt de titel „uitvoeringsverordening”;

b)

respectievelijk de woorden „het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie” of de woorden „de Raad van de Europese Unie”;

c)

de aanduiding van de bepalingen op grond waarvan de verordening wordt vastgesteld, voorafgegaan door de woorden „Gelet op”;

d)

de vermelding van de voorstellen die zijn ingediend en de adviezen die zijn gevraagd;

e)

de motivering van de verordening, voorafgegaan door de formule „Overwegende hetgeen volgt:”, waarbij de overwegingen genummerd zijn;

f)

respectievelijk de formule „hebben de volgende verordening vastgesteld” of de formule „heeft de volgende verordening vastgesteld”, gevolgd door de tekst van de verordening.

2.

De verordeningen worden ingedeeld in artikelen, die samen hoofdstukken en afdelingen kunnen vormen.

3.

Het laatste artikel van een verordening bevat de datum van inwerkingtreding indien deze eerder of later valt dan de twintigste dag volgende op die van de bekendmaking.

4.

Het laatste artikel van een verordening wordt gevolgd:

a)

i)

door de formule: „Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.”,

of

ii)

door de formule: „Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de verdragen” in het geval van een verordening die niet van toepassing is op en in alle lidstaten (35);

b)

door de formule „Gedaan te …,”, gevolgd door de datum waarop de verordening is vastgesteld,

en

c)

in het geval van

i)

een door het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk vastgestelde verordening, door de formule:

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter

gevolgd door de naam van de voorzitter van het Europees Parlement en de naam van de fungerend voorzitter van de Raad op het ogenblik van de aanneming van de verordening;

ii)

een verordening van de Raad, door de formule:

Voor de Raad

De voorzitter

gevolgd door de naam van de fungerend voorzitter van de Raad op het ogenblik van de aanneming van de verordening.

B.   Vorm van de richtlijnen, besluiten, aanbevelingen en adviezen

1.

De door het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk vastgestelde richtlijnen en besluiten, alsmede de richtlijnen en de besluiten van de Raad dragen de titel „richtlijn” of „besluit”;

een door de Raad overeenkomstig artikel 291, lid 2, van het TWEU aangenomen richtlijn of uitvoeringsbesluiten, draagt de titel „uitvoeringsrichtlijn” of „uitvoeringsbesluit”.

2.

De door de Raad opgestelde aanbevelingen en adviezen dragen de titel „aanbeveling” of „advies”.

3.

Het in punt A voor de verordeningen bepaalde is, met inachtneming van de desbetreffende bepalingen van de verdragen, van overeenkomstige toepassing op de richtlijnen en besluiten.

C.   Vorm van de in artikel 25 van het VEU bedoelde besluiten

Deze besluiten dragen de titel „Besluit van de Raad”, een volgnummer (jaar/nummer/GBVB), de datum van aanneming en de aanduiding van het onderwerp.


(1)  Dit lid is de letterlijke weergave van artikel 237 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna het „VWEU” te noemen).

(2)  Dit lid is de letterlijke weergave van punt b) van het enig artikel van het Protocol betreffende de plaats van de zetels van de instellingen, van bepaalde instanties, organen, organisaties en diensten van de Europese Unie.

(3)  Dit lid is de letterlijke weergave van artikel 1 van het besluit van de Europese Raad van 1 oktober 2009 betreffende de uitoefening van het voorzitterschap van de Raad (PB L 315 van 2.12.2009, blz. 50).

(4)  Deze twee zinnen zijn een aangepaste weergave van artikel 16, lid 6, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (hierna het „VEU” te noemen) en van artikel 236, onder a), van het VWEU.

(5)  Deze twee zinnen zijn een letterlijke weergave van artikel 16, lid 6, tweede alinea, van het VEU.

(6)  Dit lid is de weergave van artikel 3, eerste zin, van het besluit van de Europese Raad van 1 oktober 2009 betreffende de uitoefening van het voorzitterschap van de Raad.

(7)  Deze zin is de letterlijke weergave van artikel 16, lid 6, derde alinea, van het VEU.

(8)  Zie verklaring onder a):

a)

Ad artikel 2, lid 5, tweede alinea:

„Wanneer de Raad Buitenlandse Zaken wordt bijeengeroepen om aangelegenheden betreffende de gemeenschappelijke handelspolitiek te bespreken, de HV zich laat vervangen door het halfjaarlijks voorzitterschap overeenkomstig artikel 2, lid 5, tweede alinea.”.

(9)  Zie de verklaring onder b):

b)

Ad artikel 2, lid 6:

„Het 18-maandenprogramma omvat een algemeen inleidend gedeelte, waarin het programma in de context van de strategische langetermijnrichtsnoeren van de Europese Unie wordt geplaatst. Over dit gedeelte wordt door de drie voorzitterschappen die het ontwerp van het 18-maandenprogramma opstellen, overleg gepleegd met de drie volgende voorzitterschappen, in het kader van het in de derde zin van lid 6 bedoelde „passend overleg”. In het ontwerp van het 18-maandenprogramma moet onder meer ook plaats worden ingeruimd voor belangrijke punten die voortkomen uit de op initiatief van de Commissie gevoerde dialoog over de politieke jaarprioriteiten.”.

(10)  Zie de verklaringen onder c) en d):

c)

Ad artikel 3, leden 1 en 2:

„Het voorzitterschap tracht te bewerkstelligen dat de leden van de Raad de voorlopige agenda van elke Raadszitting die gewijd is aan de toepassing van de bepalingen van de titel van het VWEU met betrekking tot de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, alsmede de documentatie die betrekking heeft op de agendapunten, in beginsel ten minste 21 dagen voor het begin van die zitting ontvangen.”

d)

Ad de artikelen 1 en 3:

„Onverminderd artikel 30, lid 2, van het VEU, waarin wordt bepaald dat, in gevallen waarin snelle besluitvorming is vereist, op zeer korte termijn een buitengewone zitting van de Raad kan worden bijeengeroepen, is de Raad zich ervan bewust dat vraagstukken in verband met het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid snel en efficiënt moeten worden behandeld. De bepalingen van artikel 3 staan zulks niet in de weg.”.

(11)  Deze alinea is een letterlijke weergave van artikel 4 van het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen.

(12)  Letterlijke weergave van artikel 16, lid 8, eerst zin, van het VEU.

(13)  Dit lid is de letterlijke weergave van artikel 239 van het VWEU.

(14)  Zie de verklaring onder e):

e)

Ad artikel 12, lid 2, onder a), b) en c):

„Conform de gangbare praktijk van de Raad zal de termijn doorgaans op drie werkdagen worden bepaald.”.

(15)  Zie de verklaring onder f):

f)

Ad artikel 12, lid 2, onder d):

„De Raad herinnert eraan dat het Coreu-systeem moet worden gebruikt overeenkomstig de conclusies van de Raad van 12 juni 1995 (doc. 7896/95) betreffende de werkmethoden van de Raad.”.

(16)  Zie de verklaring onder g):

g)

Ad artikel 16 en bijlage IV

„De Raad komt overeen dat de bepalingen van artikel 16 en van bijlage IV van toepassing zijn op handelingen voor de aanneming waarvan bepaalde leden van de Raad, overeenkomstig de Verdragen, niet aan de stemming mogen deelnemen. De toepassing van artikel 7 van het VEU valt echter niet onder deze bepalingen. Bij de eerste toepassing van de bepalingen betreffende nauwere samenwerking, zal de Raad, in het licht van de ervaring die op andere gebieden is opgedaan, bezien of artikel 16 en bijlage IV van dit reglement van orde aanpassing behoeven.”.

(17)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

(18)  Deze bepalingen laten de rol van het Economisch en Financieel Comité, zoals deze voortvloeit uit artikel 134 van het VWEU en de bestaande desbetreffende besluiten van de Raad (PB L 358 van 31.12.1998, blz. 109, en PB L 5 van 1.1.1999, blz. 71), onverlet.

(19)  Zie de verklaring onder h):

h)

Ad artikel 19, lid 1:

„Het Coreper ziet toe op de samenhang en op de eerbiediging van de in lid 1 genoemde beginselen, met name voor de dossiers die inhoudelijk in een ander kader worden behandeld.”.

(20)  Zie de verklaring onder i):

i)

Ad artikel 19, lid 7

„Indien een lid van de Raad van mening is dat met een ontwerp-procedurebesluit dat overeenkomstig artikel 19, lid 7, aan het Coreper ter aanneming is voorgelegd, een inhoudelijke kwestie aan de orde wordt gesteld, wordt het ontwerp-besluit aan de Raad voorgelegd.”.

(21)  Deze bepalingen laten de rol van het Economisch en Financieel Comité, zoals deze voortvloeit uit artikel 134 van het VWEU en de bestaande desbetreffende besluiten van de Raad (PB L 358 van 31.12.1998, blz. 109, en PB L 5 van 1.1.1999, blz. 71), onverlet.

(22)  Zie de verklaring onder j):

j)

Ad artikel 21

„De verslagen van de werkgroepen en de andere documenten die als basis dienen voor de beraadslagingen van het Coreper moeten tijdig aan de delegaties ter bestudering worden toegezonden.”.

(23)  Zie de verklaring onder k):

k)

Ad artikel 22

„De Juridische dienst van de Raad heeft tevens tot taak, de lidstaten die een initiatief in de zin van artikel 76, onder b), van het VWEU nemen, op hun verzoek assistentie te verlenen, onder meer bij het toetsen van de redactionele kwaliteit van het initiatief.”

Zie de verklaring onder l):

l)

Ad artikel 22

„De leden van de Raad formuleren hun opmerkingen over een voorstel tot officiële codificatie van wetteksten binnen dertig werkdagen na de verspreiding van het voorstel door het secretariaat-generaal. De leden van de Raad dragen er zorg voor dat de bepalingen van een voorstel tot herschikking van wetteksten die zonder inhoudelijke wijziging uit de voorgaande handeling zijn overgenomen, worden behandeld volgens de beginselen die voor de behandeling van codificatievoorstellen gelden.”

(24)  PB C 73 van 17.3.1999, blz. 1.

(25)  Lid 1 en lid 2, eerste alinea, zijn overgenomen uit artikel 240, lid 2, van het VWEU.

(26)  Deze formatie is vastgesteld krachtens artikel 16, lid 6, tweede alinea, van het VEU.

(27)  Deze formatie is vastgesteld krachtens artikel 16, lid 6, tweede alinea, van het VEU.

(28)  Met inbegrip van begroting.

(29)  Met inbegrip van civiele bescherming.

(30)  Met inbegrip van toerisme.

(31)  Met inbegrip van de audiovisuele sector.

(32)  Zie de verklaring onder m):

m)

Ad bijlage I, tweede alinea

„Het voorzitterschap zal bij de opstelling van de agenda van Raadszittingen onderling samenhangende agendapunten koppelen, zodat de aanwezigheid van de bevoegde nationale vertegenwoordigers wordt vergemakkelijkt, in het bijzonder wanneer een bepaalde Raadsformatie duidelijk verschillende onderwerpen moet behandelen.”.

(33)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(34)  Zie de verklaring onder n):

n)

Ad bijlage IV, punt 1, onder h):

„De Raad bevestigt dat de huidige regeling, waarbij de teksten die als basis dienen voor zijn besprekingen in alle talen zijn gesteld, van toepassing blijft.”.

(35)  Zie de verklaring onder o):

o)

Ad bijlage VI, punt A, 4, onder a), ii)

„De Raad herinnert eraan dat het, in de in de Verdragen genoemde gevallen waarin een besluit niet van toepassing is op of in alle lidstaten, nodig is de territoriale toepassing ervan duidelijk te doen uitkomen in de motivering en de inhoud van dat besluit.”.