18.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 339/45


VERORDENING (EG) Nr. 1275/2008 VAN DE COMMISSIE

van 17 december 2008

tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor het elektriciteitsverbruik van elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur in de stand by-stand en de uit-stand

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2005 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energieverbruikende producten en tot wijziging van Richtlijn 92/42/EEG van de Raad en de Richtlijnen 96/57/EG en 2000/55/EG van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name op artikel 15, lid 1,

Na raadpleging van het overlegforum inzake ecologisch ontwerp,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Richtlijn 2005/32/EG dient de Commissie voorschriften inzake ecologisch ontwerp vast te stellen voor energieverbruikende producten met een significant omzet- en handelsvolume, een significant milieueffect en een significant potentieel voor verbetering met betrekking tot het milieueffect, zonder dat dit buitensporige kosten met zich brengt.

(2)

In artikel 16, lid 2, tweede streepje, van Richtlijn 2005/32/EG is bepaald dat de Commissie overeenkomstig de in artikel 19, lid 3, bedoelde procedure en de criteria van artikel 15, lid 2, en na raadpleging van het overlegforum, een afzonderlijke uitvoeringsmaatregel dient vast te stellen ter vermindering van de verliezen in de stand by-stand voor een groep producten.

(3)

De Commissie heeft in een voorbereidende studie de technische, milieutechnische en economische aspecten van het energieverlies van apparaten in de stand by-stand en de uit-stand geanalyseerd. De studie is verricht in samenwerking met de belanghebbende en betrokken partijen uit de Europese Unie en derde landen, en de bevindingen ervan zijn bekendgemaakt.

(4)

Volgens de voorbereidende studie gaat bij de meeste in de Gemeenschap verkochte elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur energie verloren in de stand by- en de uit-stand en bedroeg dit energieverlies voor de hele Gemeenschap in 2005 naar raming 47 TWh of, omgerekend naar uitstoot, 19 Mt CO2. Voorspeld wordt dat, wanneer geen tegenmaatregelen worden genomen, dit verbruik tegen 2020 tot 49 TWh zal zijn gestegen. De conclusie luidde dat het elektriciteitsverbruik in de stand by- en de uit-stand significant kan worden teruggebracht.

(5)

Het elektriciteitsverbruik van apparaten in de stand by- en de uit-stand dient te worden verbeterd aan de hand van bestaande, niet aan eigendomsrechten gebonden, kostenefficiënte technologieën die de gecombineerde uitgaven voor de aankoop en de werking van de apparatuur verlagen.

(6)

Met de vaststelling van voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor het elektriciteitsverbruik van elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur in de stand by- en de uit-stand wordt beoogd de toepassing van dergelijke voorschriften in de hele Gemeenschap te harmoniseren, de werking van de interne markt te bevorderen en de milieuprestatie van de betrokken producten te verbeteren.

(7)

De voorschriften inzake ecologisch ontwerp mogen geen negatieve invloed hebben op de werking van het product, noch op de gezondheid, de veiligheid en het milieu. Zo moeten met name de voordelen van een lager elektriciteitsverbruik in de gebruiksfase meer dan opwegen tegen een eventuele aanvullende milieu-impact in de fase waarin apparaten met een elektriciteitsverlies in de stand by- en/of de uit-stand worden geproduceerd.

(8)

Deze verordening dient slechts van toepassing te zijn op voor de thuisomgeving bestemde huishoud- en kantoorapparatuur die, wat IT-apparatuur betreft, valt onder klasse B van EN-55022:2006. Het toepassingsgebied moet zo worden afgebakend dat apparatuur die nog niet in de handel is, maar op een vergelijkbare manier werkt als de expliciet in deze verordening genoemde producten, overeenkomstig de voorschriften inzake ecologisch ontwerp moet worden ontworpen. Zo nodig kan de in deze verordening opgenomen lijst van producten op grond van een wijziging worden aangevuld.

(9)

Werkingsstanden die niet onder deze verordening vallen, zoals de ACPI S3-stand bij computers, moeten worden behandeld in productspecifieke uitvoeringsmaatregelen die krachtens Richtlijn 2005/32/EG worden vastgesteld.

(10)

In beginsel mogen de voorschiften inzake de stand by- en de uit-stand die in productspecifieke maatregelen krachtens Richtlijn 2005/32/EG worden vastgesteld, niet minder ambitieus zijn dan de in deze verordening opgenomen voorschriften.

(11)

Om onnodig energieverbruik te voorkomen, moeten producten die geen functie uitvoeren, idealiter in een „0 watt”-verbruiksstand worden geschakeld. Of een en ander technisch haalbaar en wenselijk is, moet voor elk product apart worden nagegaan in het kader van de betrokken uitvoeringsmaatregel die krachtens Richtlijn 2005/32/EG wordt vastgesteld.

(12)

De over twee fasen gespreide inwerkingtreding van de voorschriften inzake ecologisch ontwerp moet de fabrikanten voldoende tijd geven om het ontwerp van producten bij te stellen met het oog op een lager verbruik in stand by- en de uit-stand. De inwerkingtreding moet zo worden gefaseerd dat de werking van de in de handel gebrachte apparatuur geen schade ondervindt, dat rekening wordt gehouden met de kostenimpact voor de fabrikanten, met name de kmo’s, en dat de beleidsdoelstellingen tijdig worden verwezenlijkt. Het elektriciteitsverbruik moet worden gemeten aan de hand van de algemeen aanvaarde stand van de techniek; de fabrikanten mogen gebruikmaken van geharmoniseerde normen overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2005/32/EG.

(13)

Dankzij deze verordening moet de marktpenetratie van technologieën die de energie-efficiëntie van apparaten in de stand by- en de uit-stand verbeteren, in die mate toenemen dat tegen 2020 35 TWh minder energie wordt verbruikt dan in het kader van het „business-as-usual”-scenario.

(14)

Krachtens artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2005/32/EG dient in de onderhavige verordening te worden gepreciseerd dat de interne ontwerpcontrole en het beheersysteem, als beschreven in, respectievelijk, bijlage IV en bijlage V bij Richtlijn 2005/32/EG als overeenstemmingsbeoordelingsprocedures worden beschouwd.

(15)

Om de nalevingscontroles te vergemakkelijken, worden de fabrikanten verzocht om de in de bijlagen IV en V van Richtlijn 2005/32/EG bedoelde technische documentatiegegevens te verstrekken over functies die onder de definitie van stand by-/uit-stand vallen, en over het elektriciteitsverbruik van deze functies.

(16)

Er moeten benchmarks worden vastgesteld voor momenteel beschikbare technologieën die zorgen voor een laag elektriciteitsverbruik in de stand by- en de uit-stand. Dit is bevorderlijk voor een brede verspreiding van vlot toegankelijke informatie, met name voor kmo’s en zeer kleinschalige bedrijven, wat op zijn beurt zal zorgen voor een grootschaliger toepassing van de beste ontwerptechnologieën ter verlaging van het energieverbruik in de stand by- en de uit-stand.

(17)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 19, lid 1, van Richtlijn 2005/32/EG ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en werkingssfeer

Bij deze verordening worden voorschriften inzake ecologisch ontwerp vastgesteld met betrekking tot het elektriciteitsverbruik in de stand by-stand en de uit-stand. Deze verordening is van toepassing op elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de in Richtlijn 2005/32/EG vastgestelde definities. De volgende definities zijn eveneens van toepassing:

1.

„elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur” (hierna „apparatuur” genoemd): energieverbruikende producten die

a)

in de handel beschikbaar zijn als aparte functionele eenheden en bestemd zijn voor de eindgebruiker;

b)

worden genoemd in de in bijlage I opgenomen lijst van energieverbruikende producten;

c)

aan het elektriciteitsnet moeten worden gekoppeld om naar behoren te kunnen functioneren, en

d)

zijn ontworpen voor gebruik met een nominale spanning van maximaal 250 V;

tevens wanneer zij in de handel worden gebracht om buiten het huishouden of het kantoor te worden gebruikt;

2.

„stand by-stand(en)”: stand waarin de apparatuur aan het elektriciteitsnet is gekoppeld, afhankelijk is van de energietoevoer van het elektriciteitsnet om naar behoren te kunnen functioneren, en gedurende onbepaalde tijd uitsluitend de volgende functies uitvoert:

de reactiveringsfunctie, hetzij de reactiveringsfunctie in combinatie met, uitsluitend, de indicatie van de werking van de reactiveringsfunctie, en/of

de informatie- of toestandweergave.

3.

„reactiveringsfunctie”: functie die de activering van andere standen, inclusief de aan-stand, aan de hand van een schakelaar-op-afstand, waaronder afstandsbediening, een interne sensor of een timer mogelijk maakt en aanvullende functies, waaronder de hoofdfunctie, inschakelt;

4.

„informatie- of toestandweergave”: doorlopende functie die zorgt voor de weergave van informatie of van de toestand van de apparatuur op een scherm, inclusief klokken;

5.

„aan-stand(en)”: stand waarin de apparatuur aan het elektriciteitsnet is gekoppeld en ten minste één van de hoofdfuncties waarvoor de apparatuur is bedoeld, geactiveerd is;

6.

„uit-stand”: stand waarin de apparatuur aan het elektriciteitsnet is gekoppeld en geen functie uitvoert; de volgende standen worden eveneens als uit-stand beschouwd:

a)

standen waarin slechts wordt aangegeven dat de apparatuur zich in de uit-stand bevindt,

b)

standen waarin uitsluitend functies worden uitgevoerd om de elektromagnetische compatibiliteit in de zin van Richtlijn 2004/108/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) te garanderen.

7.

„informatietechnologieapparatuur”: apparatuur met als hoofdfunctie het invoeren, opslaan, weergeven, opvragen, versturen, verwerken, doorschakelen of beheren van gegevens en telecommunicatieboodschappen of een combinatie van deze functies, die kan zijn uitgerust met één of meer voor informatieoverdracht bestemde terminalpoorten.

8.

„thuisomgeving”: een omgeving waar radio- en televisietoestellen een verwacht ontvangstbereik van 10 m hebben.

Artikel 3

Voorschriften inzake ecologisch ontwerp

De voorschriften inzake ecologisch ontwerp met betrekking tot het elektriciteitsverbruik in de stand by- en in de uit-stand zijn vastgesteld in bijlage II.

Artikel 4

Overeenstemmingsbeoordeling

De in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2005/32/EG bedoelde overeenstemmingsbeoordelingsprocedure is de in bijlage IV bij Richtlijn 2005/32/EG beschreven interne ontwerpcontrole of het in bijlage V bij Richtlijn 2005/32/EG beschreven beheersysteem.

Artikel 5

Markttoezichtprocedure

Er worden toezichtcontroles uitgevoerd overeenkomstig de in bijlage III opgenomen toezichtprocedure.

Artikel 6

Benchmarks

De indicatieve benchmarks voor de best presterende, op de markt beschikbare producten en technologieën zijn opgenomen in bijlage IV.

Artikel 7

Herziening

De Commissie herziet deze verordening uiterlijk zes jaar na de inwerkingtreding ervan in het licht van de technologische vooruitgang en legt de bevindingen van deze herziening over aan het overlegforum.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Punt 1 van bijlage II wordt één jaar na de in de eerste alinea bedoelde datum van toepassing.

Punt 2 van bijlage II wordt vier jaar na de in de eerste alinea bedoelde datum van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 december 2008.

Voor de Commissie

Andris PIEBALGS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 191 van 22.7.2005, blz. 29.

(2)  PB L 390 van 31.12.2004, blz. 24.


BIJLAGE I

Lijst van onder deze verordening vallende energieverbruikende producten

1.

Huishoudelijke apparaten

Wasmachines

Wasdrogers

Vaatwasmachines

Kooktoestellen:

Elektrische ovens

Elektrische kookplaten

Magnetronovens

Broodroosters

Frituurpannen

Koffiemolens, koffiezetmachines en apparatuur voor het openen of luchtdicht sluiten van recipiënten of verpakkingen

Elektrische messen

Andere apparaten die bestemd zijn voor het koken of anderszins verwerken van levensmiddelen, of voor het schoonmaken en onderhouden van kleding.

Tondeuses, haardrogers, elektrische tandenborstels, scheerapparaten, massage- en andere lichaamsverzorgingsapparaten

Weegschalen

2.

Informatietechnologieapparatuur die voornamelijk bestemd is voor gebruik in de thuisomgeving

3.

Consumentenapparatuur

Radiotoestellen

Televisietoestellen

Videocamera’s

Videorecorders

Hifi-recorders

Geluidsversterkers

Huisbioscoopsystemen

Muziekinstrumenten

en andere apparatuur voor het opnemen of weergeven van geluid of beelden, waaronder signalen of andere beeld- en geluidverspreidingstechnieken dan telecommunicatie

4.

Speelgoed, ontspannings- en sportapparatuur

Elektrische treinen en autoracebanen

Handconsoles voor videospellen

Sportapparatuur met elektrische of elektronische onderdelen

Ander speelgoed en andere ontspannings- en sportapparatuur


BIJLAGE II

Voorschriften inzake ecologisch ontwerp

1.

Eén jaar na de inwerkingtreding van deze verordening:

a)

Elektriciteitsverbruik in „uit-stand”:

Apparatuur in een „uit-stand” mag maximaal 1,00 W verbruiken.

b)

Elektriciteitsverbruik in „stand by-stand(en)”:

Apparatuur in een stand die uitsluitend een reactiveringsfunctie heeft, eventueel in combinatie met de indicatie van de werking van de reactiveringsfunctie, mag maximaal 1,00 W verbruiken.

Apparatuur in een stand die uitsluitend informatie of de toestand weergeeft, eventueel in combinatie met een reactiveringsfunctie, mag maximaal 2,00 W verbruiken.

c)

Beschikbaarheid van een uit-stand en/of een stand by-stand

Behalve wanneer dit niet geschikt is met het oog op de gebruiksbestemming van het product, dient de apparatuur over een uit-stand en/of een stand by-stand te beschikken en/of over een andere stand waarin de met het elektriciteitsnet verbonden apparatuur niet meer verbruikt dan de geldende voorschriften voor het elektriciteitsverbruik in de uit-stand en/of de stand by-stand.

2.

Vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening:

a)

Elektriciteitsverbruik in „uit-stand”:

Apparatuur in een „uit-stand” mag maximaal 0,50 W verbruiken.

b)

Elektriciteitsverbruik in „stand by-stand(en)”:

Apparatuur in een stand die uitsluitend een reactiveringsfunctie heeft, eventueel in combinatie met de indicatie van de werking van de reactiveringsfunctie, mag maximaal 0,50 W verbruiken.

Apparatuur in een stand die uitsluitend informatie of de toestand weergeeft, eventueel in combinatie met een reactiveringsfunctie, mag maximaal 1,00 W verbruiken.

c)

Beschikbaarheid van een uit-stand en/of een stand by-stand

Behalve wanneer dit niet geschikt is met het oog op de gebruiksbestemming van de apparatuur, dient de apparatuur over een uit-stand en/of een stand by-stand te beschikken en/of over een andere stand waarin de met het elektriciteitsnet verbonden apparatuur niet meer verbruikt dan de geldende voorschriften voor het elektriciteitsverbruik in de uit-stand en/of de stand by-stand.

d)

Stroombeheer

Apparatuur die haar hoofdfunctie niet uitvoert of waarvan de functies niet noodzakelijk zijn voor een ander energieverbruikend product of andere energieverbruikende producten, moet, behalve wanneer dit niet geschikt is met het oog op de gebruiksbestemming van de apparatuur, over een stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie beschikken waarmee de apparatuur na een minimale, met de gebruiksbestemming van de apparatuur overeenstemmende tijd automatisch wordt overgeschakeld naar:

hetzij de stand by-stand,

hetzij de uit-stand,

hetzij een andere stand waarin de met het elektriciteitsnet verbonden apparatuur niet meer verbruikt dan de geldende voorschriften voor het elektriciteitsverbruik in de uit-stand en/of de stand by-stand. De stroombeheerfunctie dient vóór levering te worden geactiveerd.

3.

Metingen

Het in de punten 1, onder a) en b), en 2, onder a) en b), vastgestelde elektriciteitsverbruik moet worden gemeten aan de hand van een betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedure die overeenstemt met de algemeen aanvaarde stand van de techniek.

Metingen van 0,50 W of meer worden verricht met een onzekerheidstolerantie van maximaal 2 % bij een betrouwbaarheidsniveau van 95 %. Metingen van minder dan 0,50 W worden verricht met een onzekerheidstolerantie van maximaal 0,01 W bij een betrouwbaarheidsniveau van 95 %.

4.

Door de fabrikanten te verstrekken informatie

Met het oog op de in artikel 4 bedoelde overeenstemmingsbeoordeling dient de technische documentatie de volgende gegevens te bevatten:

a)

Per stand by-stand en/of uit-stand

Het elektriciteitsverbruik in watt, afgerond tot op twee decimalen

De gebruikte meetmethode

Een beschrijving van de selectie of programmering van de stand

Een beschrijving van de opeenvolgende stappen die nodig zijn om de stand te bereiken waarin de apparatuur automatisch op andere standen overschakelt

Opmerkingen over de werking van de apparatuur

b)

Testparameters voor metingen

Omgevingstemperatuur

Testvoltage in V en frequentie in Hz

Totale harmonische vervorming van het elektriciteitsvoorzieningssysteem

Informatie en documentatie over de voor de elektriciteitsverbruikscontroles gebruikte instrumenten, configuratie en circuits

c)

De kenmerken van de apparatuur die relevant zijn voor de beoordeling van de overeenstemming met de in punt 1, onder c) of, naargelang het geval, in punt 2, onder c) en/of d), vastgestelde voorschriften, met inbegrip van de tijd die nodig is voor de inschakeling van de stand by-stand, de uit-stand of een andere stand waarin de apparatuur niet meer verbruikt dan de geldende voorschriften voor het elektriciteitsverbruik in de uit-stand en/of de stand by-stand.

In voorkomend geval moet met name een technische motivering worden verstrekt waaruit blijkt dat de in punt 1, onder c), of in punt 2, onder c) en/of d), vastgestelde voorschriften niet geschikt zijn met het oog op de gebruiksbestemming van de apparatuur.


BIJLAGE III

Controleprocedure

Bij de uitvoering van de in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2005/32/EG bedoelde martkttoezichtcontroles moeten de autoriteiten van de lidstaten met betrekking tot de voorschriften van, respectievelijk, bijlage II, punt 1, onder a) en b), of punt 2, onder a) en b), gebruikmaken van de onderstaande controleprocedure.

Met betrekking tot een voorgeschreven elektriciteitsverbruik van meer dan 1,00 W: de autoriteiten van de lidstaten controleren één exemplaar.

Het model wordt als conform aan de voorschriften van, respectievelijk, bijlage II, punt 1, onder a) en b), of punt 2, onder a) en b), beschouwd indien de resultaten in de uit-stand en de stand by-stand de geldende grenswaarden met niet meer dan 10 % overschrijden.

Bij overschrijding van de grenswaarden worden drie extra eenheden gecontroleerd. Het model wordt als conform aan deze verordening beschouwd indien het gemiddelde van de resultaten van de controles die op de uit-stand en/of de stand by-stand van deze drie extra eenheden zijn verricht, de grenswaarden met niet meer dan 10 % overschrijdt.

Met betrekking tot een voorgeschreven elektriciteitsverbruik van maximaal 1,00 W: de autoriteiten van de lidstaten controleren één eenheid.

Het model wordt als conform aan de voorschriften van, respectievelijk, bijlage II, punt 1, onder a) en b), of punt 2, onder a) en b), beschouwd indien de resultaten in de uit-stand en/of de stand by-stand de grenswaarden met niet meer dan 0,10 W overschrijden.

Bij overschrijding van de grenswaarden worden drie extra eenheden gecontroleerd Het model wordt als conform aan deze verordening beschouwd indien het gemiddelde van de resultaten van de controles die op de uit-stand en/of de stand by-stand van deze drie extra eenheden zijn verricht, de grenswaarden met niet meer dan 0,10 W overschrijdt.

Indien het model ook niet aan die eis voldoet, wordt het als niet-conform beschouwd.


BIJLAGE IV

Benchmarks

Voor de toepassing van bijlage I, deel 3, punt 2, van Richtlijn 2005/32/EG worden de volgende benchmarks vastgesteld:

Uit-stand: 0 W-0,3 W met een „harde uit-schakelaar” aan de hoofdzijde, afhankelijk, onder meer, van de kenmerken met betrekking tot de elektromagnetische compatibiliteit in de zin van Richtlijn 2004/108/EG.

Stand by-stand — reactiveringsfunctie: 0,1 W.

Stand by-stand — weergavefunctie: 0,1 W voor eenvoudige weergavefuncties en zuinige LED’s; grotere weergavefuncties (zoals klokken) vergen meer energie.