17.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 338/25


VERORDENING (EG) Nr. 1263/2008 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2008

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1126/2008 tot goedkeuring van bepaalde internationale standaarden voor jaarrekeningen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad met het oog op de invoeging van interpretatie 14 van het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC)

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (1), en met name op artikel 3, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 (2) van de Commissie werd een aantal op 15 oktober 2008 bestaande internationale standaarden en interpretaties goedgekeurd.

(2)

Op 5 juli 2007 heeft het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) interpretatie 14 voor IAS 19 — De limiet voor een actief uit hoofde van een toegezegd-pensioenregeling, minimaal vereiste dekkingsgraden en de wisselwerking hiertussen (hierna „IFRIC 14” genoemd) gepubliceerd. IFRIC 14 verduidelijkt de bepalingen van International Accounting Standard (IAS) 19 met betrekking tot de waarde van een actief uit hoofde van een toegezegd-pensioenregeling in het kader van dergelijke regelingen na uitdiensttreding, wanneer een minimaal vereiste dekkingsgraad is vereist. Een actief uit hoofde van een toegezegd-pensioenregeling is de reële waarde van de fondsbeleggingen minus de contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegd-pensioenregelingen. IAS 19 beperkt de waarde tot de contante waarde van de economische voordelen die beschikbaar zijn als een terugbetaling uit de regeling of als een verlaging van de toekomstige bijdragen aan de regeling, die door een minimaal vereiste dekkingsgraad kunnen worden beïnvloed.

(3)

Overleg met de werkgroep van technische deskundigen van EFRAG (European Financial Reporting Advisory Group) heeft bevestigd dat IFRIC 14 beantwoordt aan de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1606/2002 vervatte technische goedkeuringscriteria. Overeenkomstig Besluit 2006/505/EG van de Commissie van 14 juli 2006 tot oprichting van een werkgroep voor de beoordeling van adviezen over verslaggevingsstandaarden om de Commissie van advies te dienen over de objectiviteit en neutraliteit van de adviezen van de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG) (3) heeft de werkgroep voor de beoordeling van adviezen over verslaggevingsstandaarden dit advies van de EFRAG bekeken en de Commissie meegedeeld dat het evenwichtig en objectief is.

(4)

Verordening (EG) nr. 1126/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Regelgevend Comité voor financiële verslaglegging,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1126/2008 wordt interpretatie 14 van het International Financial Reporting Interpretations Committee (IFRIC) van IAS 19 — De limiet voor een actief uit hoofde van een toegezegd-pensioenregeling, minimaal vereiste dekkingsgraden en de wisselwerking hiertussen, zoals opgenomen in de bijlage bij deze verordening, ingevoegd.

Artikel 2

Elke onderneming past de in de bijlage bij deze verordening opgenomen IFRIC 14 toe uiterlijk vanaf de aanvangsdatum van haar eerste boekjaar dat na 31 december 2008 van start gaat.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2008.

Voor de Commissie

Charlie McCREEVY

Lid van de Commissie


(1)  PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1.

(2)  PB L 320 van 29.11.2008, blz. 1.

(3)  PB L 199 van 21.7.2006, blz. 33.


BIJLAGE

INTERNATIONAL FINANCIAL REPORTING STANDARDS

IFRIC 14

„IFRIC-interpretatie 14 IAS 19 — De limiet voor een actief uit hoofde van een toegezegd-pensioenregeling, minimaal vereiste dekkingsgraden en de wisselwerking hiertussen

Reproductie toegestaan binnen de Europese Economische Ruimte. Alle bestaande rechten voorbehouden buiten de EER, met uitzondering van het recht van reproductie voor persoonlijk of ander eerlijk gebruik. Nadere inlichtingen te verkrijgen bij de IASB op het volgende adres: www.iasb.org

IFRIC-INTERPRETATIE 14

IAS 19 — De limiet voor een actief uit hoofde van een toegezegd-pensioenregeling, minimaal vereiste dekkingsgraden en de wisselwerking hiertussen

REFERENTIES

IAS 1 Presentatie van de jaarrekening

IAS 8 Grondslagen voor financiële verslaggeving, schattingswijzigingen en fouten

IAS 19 Personeelsbeloningen

IAS 37 Voorzieningen, voorwaardelijke verplichtingen en voorwaardelijke activa

ACHTERGROND

1

Alinea 58 van IAS 19 beperkt de waarde van een actief uit hoofde van een toegezegd-pensioenregeling tot „de contante waarde van economische voordelen die beschikbaar zijn in de vorm van terugbetalingen uit de regeling of verlagingen van toekomstige bijdragen aan de regeling” plus niet-opgenomen winsten en verliezen. Er zijn vragen gerezen over wanneer terugbetalingen of verlagingen van toekomstige bijdragen als beschikbaar moeten worden beschouwd, met name als een minimaal vereiste dekkingsgraad bestaat.

2

Minimaal vereiste dekkingsgraden bestaan in veel landen om meer zekerheid te bieden dat de belofte inzake vergoedingen na uitdiensttreding die is gedaan aan deelnemers van een pensioenregeling zal kunnen worden nagekomen. Dergelijke dekkingsgraden bepalen normaliter een minimaal bedrag of niveau van bijdragen die gedurende een bepaalde periode aan een regeling moeten worden betaald. Derhalve kan een minimaal vereiste dekkingsgraad de mogelijkheid van de entiteit om toekomstige bijdragen te verlagen, beperken.

3

Bovendien kan de limitering van de waarde van het actief uit hoofde van een toegezegd-pensioenregeling ertoe leiden dat een entiteit niet aan de minimaal vereiste dekkingsgraad kan voldoen. Normaliter zou een vereiste om bijdragen te betalen aan een regeling geen invloed hebben op de waardering van het actief of de nettoverplichting uit hoofde van een toegezegd-pensioenregeling. De reden hiervoor is dat de bijdragen, als ze eenmaal zijn betaald, fondsbeleggingen worden, waardoor de aanvullende nettoverplichting gelijk is aan nul. Een minimaal vereiste dekkingsgraad kan echter aanleiding geven om een verplichting te vormen indien de vereiste bijdragen niet beschikbaar zullen zijn voor de entiteit nadat ze zijn betaald.

TOEPASSINGSGEBIED

4

Deze interpretatie is van toepassing op alle toegezegde vergoedingen na uitdiensttreding en andere toegezegde langetermijnpersoneelsbeloningen.

5

Binnen het bestek van deze interpretatie zijn minimaal vereiste dekkingsgraden vereisten om een regeling inzake toegezegde vergoedingen na uitdiensttreding of andere toegezegde langetermijnpersoneelsbeloningen te financieren.

PROBLEEMSTELLING

6

In deze interpretatie worden de volgende vragen behandeld:

(a)

wanneer moeten terugbetalingen of verlagingen van toekomstige bijdragen als beschikbaar worden beschouwd overeenkomstig alinea 58 van IAS 19.

(b)

hoe kan een minimaal vereiste dekkingsgraad de beschikbaarheid van verlagingen van toekomstige bijdragen beïnvloeden.

(c)

wanneer kan een minimaal vereiste dekkingsgraad aanleiding geven om een verplichting te vormen.

CONSENSUS

Beschikbaarheid van een terugbetaling of verlaging van toekomstige bijdragen

7

Een entiteit dient de beschikbaarheid van een terugbetaling of verlaging van toekomstige bijdragen te bepalen in overeenstemming met de voorwaarden van de regeling en de wettelijke vereisten in het rechtsgebied van de regeling.

8

Een economisch voordeel, in de vorm van een terugbetaling of verlaging van toekomstige bijdragen, is beschikbaar als de entiteit het op een bepaald moment tijdens de looptijd van de regeling of wanneer de verplichtingen van de regeling worden afgewikkeld, kan realiseren. Een dergelijk economisch voordeel kan zelfs beschikbaar zijn als het op de balansdatum niet onmiddellijk kan worden gerealiseerd.

9

Het beschikbare economische voordeel is niet afhankelijk van hoe de entiteit het surplus wil gebruiken. Een entiteit dient het maximale economische voordeel te bepalen dat beschikbaar is uit terugbetalingen, verlagingen van toekomstige bijdragen of een combinatie van beide. Een entiteit mag economische voordelen uit een combinatie van terugbetalingen en verlagingen van toekomstige bijdragen niet opnemen op basis van veronderstellingen die elkaar uitsluiten.

10

In overeenstemming met IAS 1 dient de entiteit informatie te verstrekken over de belangrijke bronnen van schattingsonzekerheden op de balansdatum die een aanmerkelijk risico in zich dragen van een materiële aanpassing van de boekwaarde van het in de balans opgenomen nettoactief of de in de balans opgenomen nettoverplichting. Dit kan onder meer bestaan uit informatie over beperkingen betreffende de actuele realiseerbaarheid van het surplus of informatie over de grondslag die werd gebruikt om het bedrag van het beschikbare economische voordeel te bepalen.

Het economische voordeel beschikbaar als een terugbetaling

Het recht op een terugbetaling

11

Een terugbetaling is slechts beschikbaar voor een entiteit als de entiteit een onvoorwaardelijk recht op een terugbetaling heeft:

(a)

tijdens de looptijd van de regeling, zonder ervan uit te gaan dat de verplichtingen van de regeling moeten worden afgewikkeld teneinde de terugbetaling te verkrijgen (bijv. in sommige rechtsgebieden kan de entiteit een recht hebben op een terugbetaling tijdens de looptijd van de regeling, ongeacht of de verplichtingen van de regeling zijn afgewikkeld); of

(b)

uitgaande van de veronderstelling dat de verplichtingen van de regeling in de loop van de tijd geleidelijk worden afgewikkeld tot alle deelnemers de regeling hebben verlaten; of

(c)

uitgaande van de veronderstelling dat de verplichtingen van de regeling in een enkele gebeurtenis (d.w.z. als een liquidatie van de regeling) volledig worden afgewikkeld.

Een onvoorwaardelijk recht op een terugbetaling kan bestaan ongeacht de dekkingsgraad van een regeling op de balansdatum.

12

Als het recht van een entiteit op terugbetaling van een surplus afhankelijk is van het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de entiteit niet de volledige controle heeft, heeft de entiteit geen onvoorwaardelijk recht en mag ze geen actief opnemen.

13

Een entiteit dient de waarde van het economische voordeel dat beschikbaar is als een terugbetaling te bepalen als het bedrag van het surplus op de balansdatum (zijnde de reële waarde van de fondsbeleggingen minus de contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegd-pensioenregelingen) dat de entiteit gerechtigd is te ontvangen als terugbetaling, minus de daarmee verband houdende kosten. Als bijvoorbeeld een terugbetaling onderworpen zou zijn aan een andere belasting dan winstbelasting, dient een entiteit het bedrag van de terugbetaling te bepalen na aftrek van die belasting.

14

Bij het bepalen van het bedrag van een terugbetaling die beschikbaar is wanneer de regeling wordt geliquideerd (alinea 11(c)), dient een entiteit rekening te houden met de kosten van de afwikkeling van de verplichtingen van de regeling en de verrichting van de terugbetaling. Een entiteit dient bijvoorbeeld honoraria af te trekken als deze door het pensioenfonds of de verzekeraar in plaats van de entiteit worden betaald, alsook de kosten van verzekeringspremies die mogelijk vereist zijn om de verplichting bij liquidatie te verzekeren.

15

Als het bedrag van een terugbetaling wordt bepaald als het volledige bedrag of een gedeelte van het surplus, in plaats van een vast bedrag, mag een entiteit geen rekening houden met de tijdswaarde van geld, zelfs als de terugbetaling pas op een tijdstip in de toekomst kan worden gerealiseerd.

Het economische voordeel beschikbaar als een verlaging van bijdragen

16

Als er geen minimaal vereiste dekkingsgraad is, dient een entiteit het economische voordeel dat beschikbaar is als een verlaging van de toekomstige bijdragen te bepalen als de laagste waarde van:

(a)

het surplus in de regeling en

(b)

de contante waarde van de toekomstige pensioenkosten voor de entiteit, d.w.z. exclusief elk deel van de toekomstige kosten dat door de werknemers zal worden gedragen, voor elk jaar over de verwachte resterende looptijd van de regeling of, indien korter, de verwachte levensduur van de entiteit.

17

Een entiteit dient de toekomstige pensioenkosten te bepalen met behulp van veronderstellingen die in overeenstemming zijn met die welke worden gebruikt om de brutoverplichting uit hoofde van toegezegd-pensioenregelingen te bepalen en met de situatie op de balansdatum zoals bepaald door IAS 19. Derhalve dient een entiteit ervan uit te gaan dat de vergoedingen die in de toekomst door een regeling moeten worden betaald niet zullen veranderen tot de regeling wordt gewijzigd, en dient zij ervan uit te gaan dat het aantal werknemers in de toekomst stabiel zal blijven, tenzij de entiteit zich op de balansdatum aantoonbaar heeft verbonden om het aantal werknemers dat door de regeling wordt gedekt te verminderen. In het laatste geval dient bij de veronderstelling over het toekomstige aantal werknemers de vermindering in aanmerking te worden genomen. Een entiteit dient de contante waarde van de toekomstige pensioenkosten te bepalen op basis van dezelfde disconteringsvoet als die welke werd gebruikt bij de berekening van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegd-pensioenregelingen op de balansdatum.

Het effect van een minimaal vereiste dekkingsgraad op het economische voordeel dat beschikbaar is als een verlaging van toekomstige bijdragen

18

Een entiteit dient minimaal vereiste dekkingsbijdragen op een bepaalde datum uit te splitsen in bijdragen die vereist zijn om (a) een bestaand tekort op basis van de minimaal vereiste dekking met betrekking tot reeds ontvangen diensten en (b) de toekomstige toerekening van voordelen te dekken.

19

Bijdragen om een bestaand tekort op basis van de minimaal vereiste dekkingsgraad met betrekking tot reeds ontvangen diensten te dekken, hebben geen invloed op toekomstige bijdragen voor toekomstige diensten. Ze kunnen aanleiding geven een verplichting te vormen in overeenstemming met alinea's 23-26.

20

Als er een minimaal vereiste dekkingsgraad bestaat voor bijdragen met betrekking tot de toekomstige toerekening van voordelen, dient een entiteit het economische voordeel dat beschikbaar is als een verlaging van de toekomstige bijdragen te bepalen als de contante waarde van:

(a)

de geschatte toekomstige pensioenkosten in elk jaar in overeenstemming met alinea's 16 en 17, minus

(b)

de geschatte minimale dekkingsbijdragen die vereist zijn met betrekking tot de toekomstige toerekening van voordelen in dat jaar.

21

Een entiteit dient bij de berekening van de vereiste toekomstige minimale dekkingsbijdragen met betrekking tot de toekomstige toerekening van voordelen rekening te houden met het effect van een bestaand surplus op basis van de minimaal vereiste dekkingsgraad. Een entiteit dient gebruik te maken van de veronderstellingen van de minimaal vereiste dekkingsgraad en, voor factoren die hierbij niet zijn gespecificeerd, veronderstellingen die in overeenstemming zijn met die welke worden gebruikt voor het bepalen van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegd-pensioenregelingen en met de situatie die bestaat op de balansdatum zoals bepaald door IAS 19. Verwachte veranderingen als gevolg van het feit dat de entiteit de minimaal verschuldigde bijdragen betaalt, moeten in de berekening worden opgenomen. Het effect van verwachte veranderingen in de voorwaarden van de minimaal vereiste dekkingsgraad waarvan het wetgevingsproces niet materieel is afgesloten of die niet contractueel zijn overeengekomen op de balansdatum, mag echter niet in de berekening worden opgenomen.

22

Als in een bepaald jaar de vereiste toekomstige minimale dekkingsbijdrage met betrekking tot de toekomstige toerekening van voordelen groter is dan de toekomstige, conform IAS 19 berekende pensioenkosten, verlaagt de contante waarde van dat positieve verschil het bedrag van het actief dat beschikbaar is als een verlaging van de toekomstige bijdragen op de balansdatum. Het bedrag van het actief dat beschikbaar is als een verlaging van de toekomstige bijdragen kan echter nooit kleiner zijn dan nul.

Wanneer een minimaal vereiste dekkingsgraad aanleiding kan geven tot een verplichting

23

Als een entiteit op grond van een minimaal vereiste dekkingsgraad verplicht is bijdragen te betalen ter dekking van een bestaand tekort op basis van de minimaal vereiste dekking met betrekking tot reeds ontvangen diensten, dient de entiteit te bepalen of de te betalen bijdragen beschikbaar zullen zijn als een terugbetaling of verlaging van de toekomstige bijdragen nadat ze in de regeling zijn gestort.

24

Voor zover de te betalen bijdragen niet beschikbaar zullen zijn nadat ze in de regeling zijn gestort, dient de entiteit een verplichting op te nemen wanneer de verplichting ontstaat. De verplichting zal het actief uit hoofde van een toegezegd-pensioenregeling verlagen of zal de nettoverplichting uit hoofde van een toegezegd-pensioenregeling verhogen zodat er naar verwachting geen winst of verlies zal voortvloeien uit de toepassing van alinea 58 van IAS 19 wanneer de bijdragen worden betaald.

25

Een entiteit dient alinea 58A van IAS 19 toe te passen alvorens de verplichting te bepalen in overeenstemming met alinea 24.

26

De verplichting met betrekking tot de minimaal vereiste dekkingsgraad en elke latere herwaardering van die verplichting moeten onmiddellijk worden opgenomen in overeenstemming met het door de entiteit toegepaste beleid voor de opname van het effect van de in alinea 58 van IAS 19 beschreven limiet op de waardering van het actief uit hoofde van toegezegd-pensioenregelingen. Met name geldt dat:

(a)

een entiteit die het effect van de in alinea 58 beschreven limiet opneemt in de winst-en-verliesrekening, in overeenstemming met alinea 61(g) van IAS 19, de aanpassing onmiddellijk in de winst-en-verliesrekening dient op te nemen.

(b)

een entiteit die het effect van de in alinea 58 beschreven limiet opneemt in het overzicht van het totaalresultaat, in overeenstemming met alinea 93C van IAS 19, de aanpassing onmiddellijk in het overzicht van het totaalresultaat dient op te nemen.

INGANGSDATUM

27

Een entiteit dient deze interpretatie toe te passen op jaarperioden die op of na 1 januari 2008 aanvangen. Eerdere toepassing is toegestaan.

OVERGANG

28

Een entiteit dient deze interpretatie toe te passen vanaf het begin van de eerste verslagperiode in de eerste jaarrekening waarop de interpretatie van toepassing is. Een entiteit dient een eventuele initiële aanpassing die voortvloeit uit de toepassing van deze interpretatie op te nemen in ingehouden winsten aan het begin van die periode.