4.6.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 145/1


VERORDENING (EG) Nr. 450/2008 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 23 april 2008

tot vaststelling van het communautair douanewetboek (gemoderniseerd douanewetboek)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 26, 95, 133 en 135,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Gemeenschap is gegrondvest op een douane-unie. Het is zowel voor de marktdeelnemers als voor de douaneautoriteiten in de Gemeenschap wenselijk dat de bestaande douanewetgeving in een communautair douanewetboek (hierna „het wetboek” genoemd) wordt samengebracht. Uitgaande van het idee van een interne markt dient het wetboek de algemene regels en procedures te bevatten die de toepassing waarborgen van de tariefmaatregelen en de andere maatregelen van gemeenschappelijk beleid die op communautair niveau zijn vastgesteld in het kader van het goederenverkeer tussen de Gemeenschap en landen of gebieden buiten het douanegebied van de Gemeenschap, rekening houdend met de vereisten van dat gemeenschappelijk beleid. De douanewetgeving dient beter aan te sluiten bij de bepalingen inzake de inning van heffingen bij invoer, zonder dat het toepassingsgebied van de geldende fiscale bepalingen wordt gewijzigd.

(2)

In overeenstemming met de mededeling van de Commissie betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en het actieplan 2004-2005 is het passend het juridische kader voor de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap aan te passen.

(3)

Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (3) was gebaseerd op de integratie van de douaneregelingen die de lidstaten elk apart in de jaren tachtig toepasten. Die verordening is sinds haar inwerkingtreding herhaaldelijk en substantieel gewijzigd om bepaalde problemen, zoals de bescherming van de goede trouw of in verband met eisen op het gebied van de veiligheid, op te lossen. De belangrijke juridische ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan, zowel op communautair als op internationaal niveau, zoals het aflopen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de inwerkingtreding van de Toetredingsakten van 2003 en van 2005 alsook de wijziging van de Internationale Overeenkomst inzake de vereenvoudiging en harmonisatie van douaneprocedures (hierna „de herziene Overeenkomst van Kyoto” genoemd), waartoe de Gemeenschap bij Besluit 2003/231/EG van de Raad (4) is toegetreden, maken verdere aanpassingen van het wetboek noodzakelijk. De tijd is nu gekomen om de douaneregelingen te stroomlijnen en rekening te houden met het feit dat elektronische aangiften en afhandeling de regel zijn, terwijl aangiften en afhandeling op papier de uitzondering vormen. Om al deze redenen volstaat het niet het huidige wetboek nog verder te wijzigen, maar dient het in zijn geheel te worden herzien.

(4)

In het wetboek moet een rechtskader worden ingevoerd voor de toepassing van sommige bepalingen van de douanewetgeving op de handel in goederen tussen delen van het douanegebied waar de bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (5) gelden en delen van dat gebied waar deze bepalingen niet gelden, of op de handel tussen delen waar die bepalingen niet gelden. Gezien het feit dat de betrokken goederen communautaire goederen zijn en gezien het fiscale karakter van de betreffende maatregelen in dit intracommunautaire verkeer, is het gerechtvaardigd door middel van uitvoeringsmaatregelen passende vereenvoudigingen in de op die goederen toepasselijke douaneformaliteiten door te voeren.

(5)

De facilitering van de legale handel en de strijd tegen de fraude vereisen eenvoudige, snelle en gestandaardiseerde douaneregelingen en -procedures. Het is derhalve passend om, in overeenstemming met de mededeling van de Commissie betreffende eenvoudige en papierloze procedures voor de douanediensten en het bedrijfsleven, de douanewetgeving te vereenvoudigen en het gebruik van moderne instrumenten en technologieën toe te staan, teneinde de uniforme toepassing van de douanewetgeving en modernisering van de douanecontrole verder te bevorderen, waardoor mede de basis wordt gelegd voor efficiënte en eenvoudige douaneprocedures. De douaneregelingen moeten worden samengevoegd of onderling worden afgestemd. Het aantal regelingen moet worden gereduceerd tot de regelingen die economisch verantwoord zijn, teneinde het concurrentievermogen van het bedrijfsleven te vergroten.

(6)

De voltooiing van de interne markt, de afbouw van obstakels voor de internationale handel en investeringen, en de grotere noodzaak om de veiligheid en de beveiliging aan de buitengrenzen van de Gemeenschap te garanderen, hebben de rol van de douaneautoriteiten ingrijpend gewijzigd, waardoor zij een leidende rol in de toeleveringsketen hebben gekregen en zij bij het toezicht op en het beheer van het internationale handelsverkeer als katalysator voor het concurrentievermogen van landen en bedrijven fungeren. De douanewetgeving moet derhalve beantwoorden aan de nieuwe economische realiteit en de nieuwe rol en missie van de douaneautoriteiten.

(7)

Het gebruik van informatie- en communicatietechnologie, als bepaald in de toekomstige beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende een papierloze omgeving voor douane en bedrijfsleven, is essentieel voor de facilitering van de handel, maar ook voor de effectiviteit van douanecontroles, en vermindert aldus de kosten voor het bedrijfsleven en de risico’s voor de maatschappij. Daarom dient in het wetboek het juridische kader te worden vastgesteld waarin deze beschikking kan worden uitgevoerd, en meer bepaald het rechtsbeginsel dat alle douane- en handelstransacties elektronisch moeten worden afgewikkeld en dat de informatie- en communicatietechnologiesystemen voor de douaneafhandeling in iedere lidstaat dezelfde faciliteiten moeten bieden aan marktdeelnemers.

(8)

Een dergelijk gebruik van informatie- en communicatietechnologie moet gepaard gaan met een geharmoniseerde en gestandaardiseerde uitvoering van de douanecontroles door de lidstaten, teneinde een gelijkwaardig niveau van douanecontroles door de Gemeenschap te verzekeren om concurrentieverstorende gedragingen aan de plaatsen van binnenkomst in of vertrek uit de Gemeenschap te voorkomen.

(9)

Om de handel te vergemakkelijken en tevens te zorgen voor een passende controle van goederen die het grondgebied van de Gemeenschap binnenkomen of verlaten, is het wenselijk dat de door marktdeelnemers verstrekte informatie, met inachtneming van de voorschriften inzake gegevensbescherming, wordt gedeeld door de douaneautoriteiten onderling alsook met andere bij die controles betrokken instanties, zoals politie, grenswacht, veterinaire autoriteiten en milieuautoriteiten, en dat de door de diverse autoriteiten verrichte controles worden geharmoniseerd, zodat een marktdeelnemer deze informatie slechts eenmaal hoeft te verstrekken en dat de goederen door deze autoriteiten op hetzelfde tijdstip en op dezelfde plaats worden gecontroleerd.

(10)

Met het oog op de facilitering van bepaalde soorten handel dient eenieder het recht te behouden zich bij de douaneautoriteiten te laten vertegenwoordigen. Dit recht van vertegenwoordiging mag op grond van een wet van een van de lidstaten niet langer voorbehouden worden. Voorts wordt een douanevertegenwoordiger die voldoet aan de criteria voor de toekenning van de status van geautoriseerde marktdeelnemer bevoegd zijn diensten in een andere lidstaat dan zijn lidstaat van vestiging te verstrekken.

(11)

Betrouwbare marktdeelnemers die de voorschriften in acht nemen, dienen als „geautoriseerde marktdeelnemer” maximaal profijt te kunnen trekken uit de brede toepassing van vereenvoudigingen en, rekening houdend met veiligheids- en beveiligingsaspecten, aan minder intensieve douanecontroles te worden onderworpen. Zij genieten in dat geval de status van geautoriseerde marktdeelnemer „vereenvoudiging douane” of de status van geautoriseerde marktdeelnemer „beveiliging en veiligheid”. Hun kan de ene of de andere status, of beide samen worden verleend.

(12)

Voor alle beschikkingen, dat wil zeggen administratieve beslissingen van de douaneautoriteiten in het kader van de douanewetgeving die voor een of meer personen rechtsgevolgen hebben, daaronder begrepen de door deze autoriteiten afgegeven bindende inlichtingen, dienen dezelfde regels te gelden. Deze beschikkingen moeten geldig zijn in de hele Gemeenschap en nietig kunnen worden verklaard, gewijzigd tenzij anderszins bepaald, of ingetrokken wanneer zij niet in overeenstemming zijn met de douanewetgeving of de uitlegging daarvan.

(13)

Overeenkomstig het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie dient eenieder niet alleen het recht te hebben om beroep in te stellen tegen een beschikking van de douaneautoriteiten, maar ook het recht te hebben om te worden gehoord voordat een voor hem ongunstige beschikking wordt getroffen.

(14)

Om douaneregelingen te stroomlijnen in een elektronische omgeving is het noodzakelijk dat douaneautoriteiten van verschillende lidstaten verantwoordelijkheden met elkaar delen. Er moet worden gegarandeerd dat in de gehele interne markt op een passend niveau effectieve, afschrikkende en evenredige sancties worden toegepast.

(15)

Teneinde een evenwicht te bereiken tussen enerzijds de noodzaak dat douaneautoriteiten de correcte toepassing van douanewetgeving verzekeren en anderzijds het recht van marktdeelnemers op een billijke behandeling, dienen de douaneautoriteiten uitgebreide controlebevoegdheden en de marktdeelnemers een recht op beroep te verkrijgen.

(16)

Teneinde het risico voor de Gemeenschap, haar burgers en handelspartners zoveel mogelijk te beperken, dient de geharmoniseerde toepassing van de douanecontroles door de lidstaten te worden gebaseerd op een gemeenschappelijk kader voor risicobeheer en een elektronisch systeem voor de tenuitvoerlegging daarvan. De vaststelling van een kader voor risicobeheer dat gemeenschappelijk is voor alle lidstaten, mag de lidstaten niet verhinderen goederen steekproefsgewijs te controleren.

(17)

Het is noodzakelijk de elementen vast te stellen die ten grondslag liggen aan de toepassing van invoer- en uitvoerrechten en andere maatregelen waaraan het goederenverkeer is onderworpen. Het is ook passend duidelijke bepalingen voor de afgifte van bewijzen van oorsprong in de Gemeenschap uit te vaardigen, indien het handelsverkeer dit vereist.

(18)

Het is wenselijk alle gevallen waarin een douaneschuld bij invoer ontstaat, behalve wanneer deze ontstaat na de indiening van een douaneaangifte voor het vrije verkeer of voor tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling, samen te brengen, teneinde problemen te voorkomen bij het vaststellen van de rechtsgrond op basis waarvan de douaneschuld is ontstaan. Hetzelfde geldt voor het ontstaan van een douaneschuld bij uitvoer.

(19)

Aangezien de nieuwe rol van de douaneautoriteiten inhoudt dat de douanekantoren in het binnenland en aan de grenzen verantwoordelijkheden met elkaar delen en samenwerken, dient de douaneschuld in de meeste gevallen te ontstaan op de plaats waar de schuldenaar is gevestigd, omdat het voor die plaats bevoegde douanekantoor het best kan toezien op de activiteiten van de betrokkene.

(20)

In overeenstemming met de herziene Overeenkomst van Kyoto is het tevens dienstig het aantal gevallen te verminderen waarin administratieve samenwerking tussen de lidstaten is vereist om de plaats waar de douaneschuld is ontstaan, vast te stellen en voor het invorderen van de rechten.

(21)

De voorschriften voor de bijzondere regelingen dienen te voorzien in de mogelijkheid dat voor alle categorieën bijzondere regelingen gebruik kan worden gemaakt van één enkele doorlopende zekerheid die een reeks transacties dekt.

(22)

Voor een betere bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en de lidstaten dient de zekerheid niet of onjuist aangegeven goederen die deel uitmaken van een zending of van een aangifte waarvoor zekerheid is gesteld, te dekken. Om dezelfde reden dient de borgstelling ook in- en uitvoerrechten te dekken die verschuldigd worden als gevolg van controles achteraf.

(23)

Ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en de lidstaten en ter bestrijding van fraude, is het wenselijk te voorzien in een regeling met een trapsgewijze toepassing van de doorlopende zekerheid. Wanneer er een verhoogd risico op fraude bestaat, moet het gebruik van de doorlopende zekerheid tijdelijk kunnen worden verboden, rekening houdend met de bijzondere situatie van de betrokken marktdeelnemers.

(24)

Het is dienstig rekening te houden met de goede trouw van de betrokkene wanneer door niet-nakoming van de douanewetgeving een douaneschuld is ontstaan, en de gevolgen van onzorgvuldigheid van de schuldenaar zoveel mogelijk te beperken.

(25)

Het is noodzakelijk vast te stellen op welke wijze de status van communautaire goederen wordt bepaald en door welke omstandigheden deze status verloren gaat, en te bepalen op welke grond deze status ongewijzigd blijft wanneer goederen het douanegebied van de Gemeenschap tijdelijk verlaten.

(26)

Wanneer een marktdeelnemer van tevoren de gegevens verstrekt die nodig zijn voor op risicoanalyse gebaseerde controles met betrekking tot de toelaatbaarheid van de goederen, dient als regel te gelden dat de goederen dan snel worden vrijgegeven. Fiscale en handelspolitieke controles dienen hoofdzakelijk te worden verricht door het douanekantoor dat bevoegd is voor de bedrijfsruimten van de marktdeelnemer.

(27)

De regels voor de douaneaangiften en voor de plaatsing van goederen onder een douaneregeling moeten worden gemoderniseerd en gestroomlijnd; er moet met name worden voorgeschreven dat douaneaangiften in de regel elektronisch worden gedaan en er moet worden voorzien in slechts één soort vereenvoudigde aangifte.

(28)

Aangezien het volgens de herziene Overeenkomst van Kyoto de voorkeur verdient dat de douaneaangifte wordt ingediend, geldig gemaakt en gecontroleerd voorafgaand aan de aankomst van de goederen en voorts dat de plaats waar de aangifte wordt ingediend, wordt losgekoppeld van de plaats waar de goederen zich fysiek bevinden, dient de vrijmaking te worden gecentraliseerd op de plaats waar de marktdeelnemer is gevestigd. Een gecentraliseerde vrijmaking dient onder meer te voorzien in de mogelijkheid tot vereenvoudigde aangifte, indiening van een volledige aangifte en de vereiste bescheiden op een later tijdstip, periodieke aangifte en uitstel van betaling.

(29)

Teneinde een neutraal concurrentieklimaat in de hele Gemeenschap tot stand te helpen brengen, is het passend op het niveau van de Gemeenschap regels vast te stellen met betrekking tot het vernietigen van of anderszins beschikken over goederen door de douaneautoriteiten, terwijl voor deze aangelegenheden voorheen nationale wetgeving was vereist.

(30)

Het is dienstig om te voorzien in gemeenschappelijke en eenvoudige regels voor de bijzondere regelingen (douanevervoer, opslag, specifieke bestemming en veredeling), aangevuld met een klein aantal regels voor elke bijzondere regeling apart, zodat marktdeelnemers gemakkelijk de juiste regeling kunnen kiezen, fouten kunnen worden vermeden en het aantal navorderingen en terugbetalingen kunnen worden verminderd.

(31)

Het verlenen van vergunningen voor meerdere bijzondere regelingen met één enkele gestelde zekerheid en met één enkel toezichthoudend douanekantoor moet worden vergemakkelijkt en er moeten eenvoudige regels komen voor het ontstaan van een douaneschuld in deze gevallen. Het basisbeginsel dient te zijn dat de waarde van goederen die onder een bijzondere regeling zijn geplaatst, dan wel de waarde van daaruit vervaardigde producten, moet worden vastgesteld op het tijdstip dat de douaneschuld ontstaat. In economisch verantwoorde gevallen dient de waarde van goederen evenwel ook te kunnen worden vastgesteld op het tijdstip dat zij onder een bijzondere regeling werden geplaatst. Dezelfde beginselen dienen te gelden voor de gebruikelijke behandelingen.

(32)

Gelet op de toegenomen veiligheidsgerelateerde maatregelen die bij Verordening (EG) nr. 648/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 13 april 2005 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (6) in het wetboek zijn opgenomen, dient de plaatsing van goederen in een vrije zone een douaneregeling te worden en dienen het binnenbrengen en de administratie van deze goederen aan douanecontroles te worden onderworpen.

(33)

Aangezien het voornemen tot wederuitvoer niet langer een vereiste is, dient de regeling actieve veredeling — schorsingssysteem — te worden samengevoegd met de regeling behandeling onder douanetoezicht en dient de regeling actieve veredeling — terugbetalingssysteem — te worden geschrapt. Deze ene regeling voor actieve veredeling dient ook te gelden voor vernietiging, behalve wanneer de vernietiging door de douane of onder haar toezicht geschiedt.

(34)

Veiligheidsgerelateerde maatregelen ten aanzien van communautaire goederen die het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, moeten op overeenkomstige wijze gelden voor de wederuitvoer van niet-communautaire goederen. Dezelfde basisregels dienen te gelden voor alle soorten goederen, met indien nodig een mogelijkheid tot uitzondering, zoals voor goederen die uitsluitend door het douanegebied van de Gemeenschap worden doorgevoerd.

(35)

De nodige maatregelen ter uitvoering van deze verordening dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (7).

(36)

Het is dienstig te voorzien in de vaststelling van maatregelen ter uitvoering van dit wetboek. Deze maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig de beheersprocedure en de regelgevingsprocedure van de respectieve artikelen 4 en 5 van Besluit 1999/468/EG.

(37)

Met name moet de Commissie de bevoegdheid worden verleend de voorwaarden en criteria voor de doeltreffende toepassing van dit wetboek te bepalen. Indien het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening of ter aanvulling ervan met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten deze worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG.

(38)

Met het oog op een effectieve besluitvorming is het dienstig zich te beraden op aspecten van de voorbereiding van een standpunt dat door de Gemeenschap in comités, werkgroepen en panels die krachtens of in het kader van internationale overeenkomsten met betrekking tot douanewetgeving zijn ingesteld, wordt ingenomen.

(39)

Teneinde de douanewetgeving te vereenvoudigen en te stroomlijnen, is een aantal bepalingen die thans in op zichzelf staande communautaire besluiten zijn vastgelegd, om redenen van transparantie in het wetboek opgenomen.

De volgende verordeningen dienen derhalve tezamen met Verordening (EEG) nr. 2913/92 te worden ingetrokken:

Verordening (EEG) nr. 3925/91 van de Raad van 19 december 1991 betreffende de afschaffing van de controles en de formaliteiten die van toepassing zijn op de handbagage en de ruimbagage van personen op intracommunautaire vluchten en op de bagage van personen bij intracommunautaire zeereizen (8) en Verordening (EG) nr. 1207/2001 van de Raad van 11 juni 2001 betreffende procedures ter vergemakkelijking van de afgifte of de opstelling in de Gemeenschap van certificaten van oorsprong en de afgifte van bepaalde vergunningen „toegelaten exporteur” in het kader van de bepalingen die voor het preferentiële handelsverkeer tussen de Europese Gemeenschap en sommige landen gelden (9).

(40)

Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk het vaststellen van voorschriften en procedures voor goederen die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen of het verlaten, teneinde te zorgen voor een doeltreffende werking van de douane-unie als centrale pijler van de interne markt, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, en derhalve beter op het niveau van de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen vaststellen, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het beginsel van evenredigheid als bedoeld in hetzelfde artikel, gaat deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

INHOUD

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

HOOFDSTUK 1

Toepassingsgebied van de douanewetgeving, missie van de douane en definities

HOOFDSTUK 2

Rechten en plichten van personen in het kader van de douanewetgeving

Afdeling 1

Informatieverstrekking

Afdeling 2

Vertegenwoordiging bij de douane

Afdeling 3

Geautoriseerde marktdeelnemer

Afdeling 4

Beschikkingen betreffende de toepassing van de douanewetgeving

Afdeling 5

Sancties

Afdeling 6

Beroep

Afdeling 7

Goederencontrole

Afdeling 8

Bewaren van bescheiden en overige gegevens; heffingen en kosten

HOOFDSTUK 3

Valutaomrekening en termijnen

TITEL II

FACTOREN DIE TEN GRONDSLAG LIGGEN AAN DE TOEPASSING VAN IN- OF UITVOERRECHTEN EN ANDERE MAATREGELEN WAARAAN HET GOEDERENVERKEER IS ONDERWORPEN

HOOFDSTUK 1

Gemeenschappelijk douanetarief en tariefindeling van goederen

HOOFDSTUK 2

Oorsprong van goederen

Afdeling 1

Niet-preferentiële oorsprong

Afdeling 2

Preferentiële oorsprong

HOOFDSTUK 3

Douanewaarde van goederen

TITEL III

DOUANESCHULD EN ZEKERHEIDSTELLING

HOOFDSTUK 1

Ontstaan van de douaneschuld

Afdeling 1

Douaneschuld bij invoer

Afdeling 2

Douaneschuld bij uitvoer

Afdeling 3

Gemeenschappelijke bepalingen voor douaneschuld bij invoer en bij uitvoer

HOOFDSTUK 2

Zekerheidstelling voor een mogelijke of bestaande douaneschuld

HOOFDSTUK 3

Invordering en betaling van rechten en terugbetaling en kwijtschelding van het bedrag aan in- en uitvoerrechten

Afdeling 1

Vaststelling van het bedrag aan in- en uitvoerrechten, mededeling van de douaneschuld en boeking

Afdeling 2

Betaling van het bedrag aan in- of uitvoerrechten

Afdeling 3

Terugbetaling en kwijtschelding van het bedrag aan in- en uitvoerrechten

HOOFDSTUK 4

Tenietgaan van de douaneschuld

TITEL IV

HET BINNENBRENGEN VAN GOEDEREN IN HET DOUANEGEBIED VAN DE GEMEENSCHAP

HOOFDSTUK 1

Summiere aangifte bij binnenbrengen

HOOFDSTUK 2

Aankomst van goederen

Afdeling 1

Binnenkomst van goederen in het douanegebied van de Gemeenschap

Afdeling 2

Aanbrengen, lossen en onderzoek van goederen

Afdeling 3

Formaliteiten na het aanbrengen

Afdeling 4

Goederen die onder een regeling douanevervoer zijn vervoerd

TITEL V

ALGEMENE VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DOUANESTATUS, PLAATSING VAN GOEDEREN ONDER EEN DOUANEREGELING, VERIFICATIE, VRIJGAVE EN VERWIJDERING VAN GOEDEREN

HOOFDSTUK 1

Douanestatus van goederen

HOOFDSTUK 2

Plaatsing van goederen onder een douaneregeling

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Afdeling 2

Normale douaneaangiften

Afdeling 3

Vereenvoudigde douaneaangiften

Afdeling 4

Op alle douaneaangiften toepasselijke bepalingen

Afdeling 5

Overige vereenvoudigingen

HOOFDSTUK 3

Verificatie en vrijgave van goederen

Afdeling 1

Verificatie

Afdeling 2

Vrijgave

HOOFDSTUK 4

Verwijdering van goederen

TITEL VI

IN HET VRIJE VERKEER BRENGEN EN VRIJSTELLING VAN INVOERRECHTEN

HOOFDSTUK 1

In het vrije verkeer brengen

HOOFDSTUK 2

Vrijstelling van invoerrechten

Afdeling 1

Terugkerende goederen

Afdeling 2

Zeevisserij en uit zee gewonnen producten

Afdeling 3

Uitvoeringsmaatregelen

TITEL VII

BIJZONDERE REGELINGEN

HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

HOOFDSTUK 2

Douanevervoer

Afdeling 1

Extern en intern douanevervoer

Afdeling 2

Communautair douanevervoer

HOOFDSTUK 3

Opslag

Afdeling 1

Gemeenschappelijke bepalingen

Afdeling 2

Tijdelijke opslag

Afdeling 3

Regeling douane-entrepots

Afdeling 4

Vrije zones

HOOFDSTUK 4

Specifieke bestemming

Afdeling 1

Tijdelijke invoer

Afdeling 2

Bijzondere bestemming

HOOFDSTUK 5

Veredeling

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Afdeling 2

Actieve veredeling

Afdeling 3

Passieve veredeling

TITEL VIII

VERTREK VAN GOEDEREN UIT HET DOUANEGEBIED VAN DE GEMEENSCHAP

HOOFDSTUK 1

Goederen die het douanegebied verlaten

HOOFDSTUK 2

Uitvoer en wederuitvoer

HOOFDSTUK 3

Vrijstelling van uitvoerrechten

TITEL IX

COMITÉ DOUANEWETBOEK EN SLOTBEPALINGEN

HOOFDSTUK 1

Comité douanewetboek

HOOFDSTUK 2

Slotbepalingen

BIJLAGE

CONCORDANTIETABEL

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

HOOFDSTUK 1

Toepassingsgebied van de douanewetgeving, missie van de douane en definities

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Bij deze verordening wordt het communautair douanewetboek vastgesteld, hierna „het wetboek” genoemd, houdende de algemene voorschriften en procedures betreffende goederen die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen of verlaten.

Onverminderd het internationaal recht, internationale overeenkomsten en communautaire wetgeving op andere gebieden, is het wetboek op eenvormige wijze van toepassing in het gehele douanegebied van de Gemeenschap.

2.   Sommige bepalingen van de douanewetgeving kunnen buiten het douanegebied van de Gemeenschap van toepassing zijn in het kader van wetgeving op specifieke gebieden dan wel van internationale overeenkomsten.

3.   Sommige bepalingen van de douanewetgeving, met inbegrip van de vereenvoudigingen daarin, zijn van toepassing op de handel in goederen tussen delen van het douanegebied van de Gemeenschap waar de bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG gelden en delen van dat gebied waar deze bepalingen niet gelden, alsook op de handel tussen delen van dat gebied waar deze bepalingen niet gelden.

Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die de in de eerste alinea van dit lid genoemde bepalingen en vereenvoudigde formaliteiten voor de uitvoering ervan vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Voor die maatregelen wordt ook rekening gehouden met het speciale geval van de handel in goederen waarbij slechts één lidstaat betrokken is.

Artikel 2

Missie van de douaneautoriteiten

De douaneautoriteiten hebben voornamelijk als opdracht toezicht te houden op het internationale handelsverkeer van de Gemeenschap en aldus bij te dragen tot eerlijke en open handel, de uitvoering van de externe aspecten van de interne markt, van het gemeenschappelijk handelsbeleid en van ander gemeenschappelijk communautair beleid dat verband houdt met de handel en de algemene veiligheid van de toeleveringsketen. De douaneautoriteiten stellen maatregelen vast die met name strekken tot:

a)

de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en haar lidstaten;

b)

de bescherming van de Gemeenschap tegen oneerlijke en illegale handel en de ondersteuning van de legale handel;

c)

het garanderen van de veiligheid en de beveiliging van de Gemeenschap en haar ingezetenen, en de bescherming van het milieu, in voorkomend geval in nauwe samenwerking met andere autoriteiten;

d)

het handhaven van een billijk evenwicht tussen de douanecontroles en de facilitering van de legale handel.

Artikel 3

Douanegebied

1.   Het douanegebied van de Gemeenschap omvat de volgende grondgebieden, daaronder begrepen de territoriale wateren, de binnenwateren en het luchtruim:

het grondgebied van het Koninkrijk België;

het grondgebied van de Republiek Bulgarije;

het grondgebied van de Tsjechische Republiek;

het grondgebied van het Koninkrijk Denemarken, met uitzondering van de Faeröer en Groenland;

het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland, met uitzondering van het eiland Helgoland en het grondgebied van Büsingen (Verdrag van 23 november 1964 tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Zwitserse Bondsstaat);

het grondgebied van de Republiek Estland;

het grondgebied van Ierland;

het grondgebied van de Helleense Republiek;

het grondgebied van het Koninkrijk Spanje, met uitzondering van Ceuta en Melilla;

het grondgebied van de Franse Republiek, met uitzondering van Nieuw-Caledonië, Mayotte, Saint-Pierre en Miquelon, Wallis en Futuna, Frans-Polynesië en de Franse zuidelijke en Zuidpoolgebieden;

het grondgebied van de Italiaanse Republiek, met uitzondering van de gemeenten Livigno en Campione d’Italia, alsmede van de nationale wateren van het Meer van Lugano vanaf de oever tot aan de politieke grens van de zone tussen Ponte Tresa en Porto Ceresio;

het grondgebied van de Republiek Cyprus overeenkomstig de bepalingen van de Toetredingsakte van 2003;

het grondgebied van de Republiek Letland;

het grondgebied van de Republiek Litouwen;

het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg;

het grondgebied van de Republiek Hongarije;

het grondgebied van Malta;

het grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden in Europa;

het grondgebied van de Republiek Oostenrijk;

het grondgebied van de Republiek Polen;

het grondgebied van de Portugese Republiek;

het grondgebied van Roemenië;

het grondgebied van de Republiek Slovenië;

het grondgebied van de Slowaakse Republiek;

het grondgebied van de Republiek Finland;

het grondgebied van het Koninkrijk Zweden;

het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland alsmede de Kanaaleilanden en het eiland Man.

2.   De volgende grondgebieden, daaronder begrepen de territoriale wateren, de binnenwateren en het luchtruim, die buiten het grondgebied van de lidstaten zijn gelegen, worden, met inachtneming van de verdragen en overeenkomsten die erop van toepassing zijn, beschouwd als deel uitmakende van het douanegebied van de Gemeenschap:

a)

FRANKRIJK

Het grondgebied van Monaco als omschreven in de te Parijs op 18 mei 1963 ondertekende Douaneovereenkomst (Journal officiel de la République française (Staatsblad van de Franse Republiek) van 27 september 1963, blz. 8679);

b)

CYPRUS

Het grondgebied van Akrotiri en Dhekelia, zijnde de zones van Cyprus die onder de soevereiniteit van het Verenigd Koninkrijk vallen als omschreven in het Verdrag betreffende de oprichting van de Republiek Cyprus, ondertekend in Nicosia op 16 augustus 1960 (United Kingdom Treaty Series No 4 (1961), Cmnd. 1252).

Artikel 4

Definities

In dit wetboek wordt verstaan onder:

1.

„douaneautoriteiten”: de douanediensten van de lidstaten die bevoegd zijn voor de toepassing van de douanewetgeving, en alle overige autoriteiten die krachtens het nationale recht belast zijn met de toepassing van bepaalde onderdelen van de douanewetgeving;

2.

„douanewetgeving”: het geheel van wetgeving omvattende:

a)

het wetboek alsmede de op communautair niveau en in voorkomend geval op nationaal niveau vastgestelde bepalingen ter uitvoering daarvan,

b)

het gemeenschappelijk douanetarief,

c)

de wetgeving betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen,

d)

internationale overeenkomsten houdende douanevoorschriften, voor zover deze van toepassing zijn in de Gemeenschap;

3.

„douanecontroles”: door de douaneautoriteiten verrichte specifieke handelingen voor de correcte toepassing van de douanewetgeving en andere wetgeving betreffende het binnenbrengen, het uitgaan, de doorvoer, het overbrengen, de opslag en de bijzondere bestemming van goederen die tussen het douanegebied van de Gemeenschap en andere gebieden worden vervoerd, en betreffende de aanwezigheid en het verkeer binnen het douanegebied van niet-communautaire goederen en goederen die onder de regeling bijzondere bestemming zijn geplaatst;

4.

„persoon”: een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of een vereniging van personen die geen rechtspersoonlijkheid bezit maar krachtens het Gemeenschapsrecht of het nationale recht wel als handelingsbekwaam is erkend;

5.

„marktdeelnemer”: de persoon die zich in het kader van zijn bedrijfsvoering bezighoudt met activiteiten die onder de douanewetgeving vallen;

6.

„douanevertegenwoordiger”: iedere persoon die door een andere persoon is aangewezen voor het vervullen van de in de douanewetgeving voorgeschreven handelingen en formaliteiten bij de douaneautoriteiten;

7.

„risico”: de waarschijnlijkheid dat zich, in relatie tot het binnenbrengen, het uitgaan, de doorvoer, het overbrengen of de bijzondere bestemming van goederen die tussen het douanegebied van de Gemeenschap en landen of gebieden buiten dat gebied worden vervoerd, en in verband met de aanwezigheid van goederen die niet de status van communautaire goederen hebben, een gebeurtenis voordoet die:

a)

de correcte toepassing van communautaire of nationale maatregelen in de weg staat,

b)

de financiële belangen van de Gemeenschap en haar lidstaten schaadt,

c)

een gevaar vormt voor de veiligheid en de beveiliging van de Gemeenschap en haar ingezetenen, de gezondheid van mens, dier of plant, het milieu of de consument;

8.

„douaneformaliteiten”: alle handelingen die door de betrokkenen en de douaneautoriteiten moeten worden verricht om aan de douanewetgeving te voldoen;

9.

„summiere aangifte” (summiere aangifte bij binnenbrengen en summiere aangifte bij uitgaan): de handeling waarbij een persoon vooraf of op het ogenblik zelf de douaneautoriteiten in de voorgeschreven vorm en op de voorgeschreven wijze meedeelt dat goederen het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen of verlaten;

10.

„douaneaangifte”: de handeling waarbij een persoon in de voorgeschreven vorm en op de voorgeschreven wijze het voornemen kenbaar maakt om goederen onder een bepaalde douaneregeling te plaatsen, in voorkomend geval met opgave van eventuele specifieke procedures die moeten worden toegepast;

11.

„aangever”: de persoon die in eigen naam een summiere aangifte indient of een mededeling van wederuitvoer of een douaneaangifte doet of de persoon namens wie deze aangifte wordt gedaan;

12.

„douaneregeling”: een van de onderstaande regelingen waaronder goederen overeenkomstig dit wetboek kunnen worden geplaatst:

a)

in het vrije verkeer brengen,

b)

bijzondere regelingen,

c)

uitvoer;

13.

„douaneschuld”: de verplichting van een persoon tot betaling van het bedrag aan in- of uitvoerrechten dat uit hoofde van de geldende douanewetgeving verschuldigd is;

14.

„schuldenaar”: elke persoon die een douaneschuld verschuldigd is;

15.

„invoerrechten”: de douanerechten die bij de invoer van goederen verschuldigd zijn;

16.

„uitvoerrechten”: de douanerechten die bij de uitvoer van goederen verschuldigd zijn;

17.

„douanestatus”: de status van goederen, zijnde hetzij communautair, hetzij niet-communautair;

18.

„communautaire goederen”: goederen behorende tot een van de volgende categorieën:

a)

goederen die geheel zijn verkregen in het douanegebied van de Gemeenschap zonder toevoeging van goederen die zijn ingevoerd uit landen of gebieden buiten het douanegebied van de Gemeenschap. Goederen die geheel zijn verkregen in het douanegebied van de Gemeenschap hebben niet de douanestatus van communautaire goederen indien zij zijn verkregen uit goederen die onder de regeling extern douanevervoer, de regeling opslag, de regeling tijdelijke invoer of de regeling actieve veredeling zijn geplaatst overeenkomstig de in artikel 101, lid 2, onder c), vastgestelde gevallen;

b)

goederen die in het douanegebied van de Gemeenschap zijn binnengebracht uit landen of gebieden buiten dat gebied en die in het vrije verkeer zijn gebracht;

c)

goederen die in het douanegebied van de Gemeenschap zijn verkregen of vervaardigd, hetzij uitsluitend uit goederen als bedoeld onder b), hetzij uit goederen als bedoeld onder a) en b);

19.

„niet-communautaire goederen”: andere dan de in punt 18 bedoelde goederen of goederen die de douanestatus van communautaire goederen hebben verloren;

20.

„risicobeheer”: het systematisch in kaart brengen van risico’s en het toepassen van alle maatregelen die vereist zijn om de blootstelling aan risico’s te beperken. Dit omvat activiteiten zoals het verzamelen van gegevens en informatie, het analyseren en beoordelen van risico’s, het voorschrijven en ondernemen van actie, en het regelmatig toezien op en herzien van dat proces en de procesresultaten, op basis van internationale, communautaire en nationale bronnen en strategieën;

21.

„vrijgave van goederen”: terbeschikkingstelling door de douaneautoriteiten van goederen voor de doeleinden die zijn voorzien in de douaneregeling waaronder de goederen zijn geplaatst;

22.

„douanetoezicht”: de activiteiten die door de douaneautoriteiten in het algemeen worden ontplooid teneinde te zorgen voor de naleving van de douanewetgeving en, in voorkomend geval, van de andere bepalingen die op goederen onder douanetoezicht van toepassing zijn;

23.

„terugbetaling”: de teruggave van invoer- of uitvoerrechten die zijn voldaan;

24.

„kwijtschelding”: ontheffing van de verplichting tot betaling van niet voldane invoer- of uitvoerrechten;

25.

„veredelingsproducten”: onder een veredelingsregeling geplaatste goederen die veredeld zijn;

26.

„in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigd persoon”:

a)

indien het een natuurlijk persoon betreft, eenieder die in het douanegebied van de Gemeenschap zijn normale verblijfplaats heeft,

b)

indien het een rechtspersoon of een vereniging van personen betreft, elke persoon die zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of een vaste inrichting heeft in het douanegebied van de Gemeenschap;

27.

„aanbrengen bij de douane”: mededeling aan de douaneautoriteiten dat de goederen bij het douanekantoor of op enige andere, door de douaneautoriteiten aangewezen of goedgekeurde plaats zijn aangekomen en beschikbaar zijn voor douanecontrole;

28.

„houder van de goederen”: de persoon die de eigenaar is van de goederen, een soortgelijk recht heeft om erover te beschikken, of er fysieke controle over uitoefent;

29.

„houder van de regeling”: de persoon die de douaneaangifte doet, of voor wiens rekening de aangifte wordt gedaan, of de persoon aan wie de uit een douaneregeling voortvloeiende rechten en plichten van eerstgenoemde persoon zijn overgedragen;

30.

„handelspolitieke maatregelen”: de niet-tarifaire maatregelen die in het kader van het gemeenschappelijk handelsbeleid zijn vastgesteld in de vorm van communautaire voorschriften inzake de internationale handel in goederen;

31.

„veredeling”: een van de onderstaande handelingen:

a)

de bewerking van goederen, met inbegrip van het monteren, het assembleren en het aanpassen ervan aan andere goederen,

b)

de verwerking van goederen,

c)

de vernietiging van goederen,

d)

de herstelling van goederen, met inbegrip van revisie en afstelling,

e)

het gebruik van goederen die zelf niet meer in de veredelingsproducten voorkomen, maar die de vervaardiging van deze producten mogelijk maken of vergemakkelijken, ook indien zij tijdens dit proces geheel of gedeeltelijk verdwijnen (bij de productie gebruikte hulpmiddelen);

32.

„opbrengst”: de hoeveelheid of het percentage veredelingsproducten verkregen bij de veredeling van een bepaalde hoeveelheid onder een veredelingsregeling geplaatste goederen;

33.

„bericht”: een mededeling in een voorgeschreven vorm die gegevens bevat die door een persoon, dienst of autoriteit aan een andere worden toegezonden door middel van informatietechnologie en computernetwerken.

HOOFDSTUK 2

Rechten en plichten van personen in het kader van de douanewetgeving

Afdeling 1

Informatieverstrekking

Artikel 5

Uitwisseling en opslag van gegevens

1.   Alle door de douanewetgeving vereiste uitwisselingen van gegevens, begeleidende documenten, beschikkingen en mededelingen tussen douaneautoriteiten onderling en tussen marktdeelnemers en douaneautoriteiten, alsook de door de douanewetgeving vereiste opslag van die gegevens geschieden met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken.

Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die uitzonderingen op de eerste alinea vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Met deze maatregelen wordt vastgesteld in welke gevallen en onder welke voorwaarden de elektronische uitwisseling van gegevens vervangen mag worden door papier of andere communicatiemiddelen, met name rekening houdend met:

a)

de mogelijkheid van een tijdelijke storing van het computersysteem van de douaneautoriteiten;

b)

de mogelijkheid van een tijdelijke storing van het computersysteem van de marktdeelnemers;

c)

internationale verdragen en overeenkomsten die het gebruik van papieren documenten voorschrijven;

d)

reizigers die geen rechtstreekse toegang tot het computersysteem hebben en niet over middelen beschikken om elektronische informatie te verstrekken;

e)

praktische voorschriften op grond waarvan aangiften mondeling of door een andere handeling moeten geschieden.

2.   Tenzij uitdrukkelijk anderszins bepaald in de douanewetgeving neemt de Commissie volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen tot vaststelling van:

a)

het berichtenverkeer tussen de douanekantoren dat vereist is voor de toepassing van de douanewetgeving;

b)

een gemeenschappelijke gegevensset en een gemeenschappelijk formaat voor het berichtenverkeer in het kader van de douanewetgeving.

De onder b) van de eerste alinea bedoelde gegevens bevatten de informatie die nodig is voor een risicoanalyse en de juiste toepassing van douanecontroles met behulp van, indien toepasselijk, internationale normen en handelsgebruiken.

Artikel 6

Gegevensbescherming

1.   Alle door de douaneautoriteiten bij de uitoefening van hun taken verkregen inlichtingen die van vertrouwelijke aard zijn of die als vertrouwelijk zijn verstrekt, vallen onder het beroepsgeheim. Zij worden, behalve overeenkomstig artikel 26, lid 2, door de bevoegde autoriteiten niet bekendgemaakt zonder uitdrukkelijke toestemming van de persoon of de autoriteit die ze heeft verstrekt.

Deze inlichtingen mogen evenwel zonder toestemming worden bekendgemaakt indien de douaneautoriteiten daartoe overeenkomstig de geldende bepalingen, met name inzake gegevensbescherming, of in het kader van gerechtelijke procedures gehouden of gemachtigd zijn.

2.   Mededeling van vertrouwelijke gegevens aan de douaneautoriteiten en andere bevoegde autoriteiten van landen of gebieden buiten het douanegebied van de Gemeenschap is slechts toegestaan in het kader van een internationale overeenkomst die een adequaat niveau van gegevensbescherming garandeert.

3.   Bij het bekendmaken of mededelen van inlichtingen worden de geldende bepalingen inzake gegevensbescherming onverkort in acht genomen.

Artikel 7

Uitwisseling van aanvullende inlichtingen tussen douaneautoriteiten en marktdeelnemers

1.   Douaneautoriteiten en marktdeelnemers kunnen inlichtingen uitwisselen die niet specifiek krachtens de douanewetgeving moeten worden verstrekt, in het bijzonder met het oog op wederzijdse samenwerking om risico’s in kaart te brengen en tegen te gaan. Deze uitwisseling kan geschieden op basis van een schriftelijke overeenkomst en kan inhouden dat de douaneautoriteiten toegang krijgen tot de computersystemen van marktdeelnemers.

2.   Alle inlichtingen die de partijen elkaar in het kader van de in lid 1 bedoelde samenwerking verstrekken, zijn vertrouwelijk, tenzij beide partijen anders besluiten.

Artikel 8

Verstrekking van inlichtingen door de douaneautoriteiten

1.   Iedere persoon kan de douaneautoriteiten om inlichtingen betreffende de toepassing van de douanewetgeving verzoeken. Een dergelijk verzoek kan worden afgewezen indien het geen verband houdt met een daadwerkelijk voorgenomen activiteit in het kader van het internationale goederenverkeer.

2.   De douaneautoriteiten voeren regelmatig overleg met marktdeelnemers en andere autoriteiten die betrokken zijn bij het internationale goederenverkeer. Zij bevorderen de transparantie door de douanewetgeving, algemene bestuurlijke beslissingen en aanvraagformulieren vrijelijk, indien mogelijk gratis, en via het internet beschikbaar te stellen.

Artikel 9

Verstrekking van inlichtingen aan de douaneautoriteiten

1.   Eenieder die direct of indirect bij het vervullen van douaneformaliteiten of douanecontroles is betrokken, dient de douaneautoriteiten op hun verzoek en binnen de eventueel vastgestelde termijnen in de passende vorm alle nodige bescheiden en inlichtingen te verstrekken en deze autoriteiten alle nodige bijstand te verlenen voor het vervullen van deze formaliteiten of controles.

2.   Eenieder die een summiere aangifte of een douaneaangifte indient, een mededeling doet, of een aanvraag voor een vergunning of enige andere beschikking indient, aanvaardt de aansprakelijkheid voor:

a)

de juistheid en volledigheid van de in de aangifte, mededeling of aanvraag verstrekte inlichtingen;

b)

de echtheid van de ingediende of beschikbaar gestelde stukken;

c)

in voorkomend geval, het nakomen van alle verplichtingen inzake de plaatsing van de betreffende goederen onder een douaneregeling of het verrichten van toegestane handelingen.

De eerste alinea is ook van toepassing op alle inlichtingen die in enigerlei vorm door de douaneautoriteiten worden verlangd of die aan hen worden verstrekt.

Indien de aangifte of de mededeling wordt gedaan, de aanvraag wordt ingediend of de inlichtingen worden verstrekt door een douanevertegenwoordiger van de betrokkene, gelden de in de eerste alinea vastgestelde verplichtingen ook voor deze douanevertegenwoordiger.

Artikel 10

Elektronische systemen

1.   De lidstaten werken samen met de Commissie met het oog op het ontwikkelen, het onderhoud en het gebruik van elektronische systemen voor de uitwisseling van informatie tussen douanekantoren en voor het gemeenschappelijk registreren en bijhouden van gegevens betreffende met name:

a)

marktdeelnemers die direct of indirect betrokken zijn bij het vervullen van douaneformaliteiten;

b)

aanvragen en vergunningen voor een douaneregeling of de status van geautoriseerde marktdeelnemer;

c)

aanvragen en bijzondere beschikkingen, verleend overeenkomstig artikel 20;

d)

gemeenschappelijk risicobeheer, zoals bedoeld in artikel 25.

2.   Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die:

a)

het standaardformaat en de inhoud van de te registreren gegevens;

b)

het bijhouden van die gegevens door de douaneautoriteiten van de lidstaten;

c)

de regels voor de toegang tot die gegevens door:

i)

marktdeelnemers,

ii)

andere bevoegde autoriteiten,

vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Afdeling 2

Vertegenwoordiging bij de douane

Artikel 11

Douanevertegenwoordiger

1.   Eenieder kan zich laten vertegenwoordigen door een douanevertegenwoordiger.

De vertegenwoordiging kan direct zijn, in welk geval de douanevertegenwoordiger in naam en voor rekening van een andere persoon handelt, dan wel indirect, in welk geval de douanevertegenwoordiger in eigen naam doch voor rekening van een andere persoon handelt.

Een douanevertegenwoordiger is gevestigd in het douanegebied van de Gemeenschap.

2.   De lidstaten kunnen, in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht, de voorwaarden bepalen waaronder een douanevertegenwoordiger diensten mag verstrekken in zijn lidstaat van vestiging. Onverminderd de toepassing van minder strikte criteria door de betrokken lidstaat is een douanevertegenwoordiger die voldoet aan de in artikel 14, onder a) tot en met d), genoemde criteria evenwel bevoegd om deze diensten te verstrekken in een andere lidstaat dan die waar hij is gevestigd.

3.   Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die met name:

a)

de voorwaarden waaronder ontheffing van het vereiste van lid 1, derde alinea, kan worden verleend;

b)

de voorwaarden waaronder de in lid 2 genoemde bevoegdheid kan worden verleend en aangetoond;

c)

alle nadere voorschriften voor de uitvoering van dit artikel

vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 12

Vertegenwoordigingsbevoegdheid

1.   Een douanevertegenwoordiger dient de douaneautoriteiten te verklaren dat hij voor rekening van de vertegenwoordigde persoon handelt, en aan te geven of het een directe dan wel indirecte vertegenwoordiging betreft.

De persoon die niet verklaart te handelen als douanevertegenwoordiger of die verklaart als douanevertegenwoordiger te handelen zonder dat hij vertegenwoordigingsbevoegdheid bezit, wordt geacht in eigen naam en voor eigen rekening te handelen.

2.   De douaneautoriteiten kunnen van eenieder die verklaart als douanevertegenwoordiger te handelen, het bewijs eisen dat hem door de vertegenwoordigde persoon vertegenwoordigingsbevoegdheid is verleend.

Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die afwijkingen op de eerste alinea vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Afdeling 3

Geautoriseerde marktdeelnemer

Artikel 13

Aanvraag en vergunning

1.   Een marktdeelnemer die in het douanegebied van de Gemeenschap is gevestigd en aan de in de artikelen 14 en 15 gestelde eisen voldoet, kan om de status van geautoriseerde marktdeelnemer verzoeken.

Deze status wordt door de douaneautoriteiten verleend, indien nodig na overleg met andere bevoegde autoriteiten, en is aan toezicht onderworpen.

2.   De status van geautoriseerde marktdeelnemer bestaat uit twee soorten vergunningen: die van geautoriseerde marktdeelnemer „vereenvoudiging douane” en die van geautoriseerde marktdeelnemer „beveiliging en veiligheid”.

Met de eerste soort vergunning kunnen marktdeelnemers overeenkomstig de douanewetgeving gebruikmaken van bepaalde vereenvoudigingen. De tweede soort vergunning kent de houder ervan faciliteiten toe op het gebied van beveiliging en veiligheid.

Beide soorten vergunningen kunnen tegelijkertijd worden gehouden.

3.   De status van geautoriseerde marktdeelnemer wordt, onder voorbehoud van de artikelen 14 en 15, erkend door de douaneautoriteiten in alle lidstaten, onverminderd douanecontroles.

4.   De douaneautoriteiten verlenen, op grond van de erkenning van de status van geautoriseerde marktdeelnemer en mits is voldaan aan de eisen voor een bepaalde vorm van bij de douanewetgeving vastgestelde vereenvoudiging, toestemming aan de betrokkene om van die vereenvoudiging gebruik te maken.

5.   De status van geautoriseerde marktdeelnemer kan overeenkomstig de krachtens artikel 15, lid 1, onder g), vastgestelde voorwaarden worden geschorst of ingetrokken.

6.   De geautoriseerde marktdeelnemer dient de douaneautoriteiten mededeling te doen van elk feit dat zich na de toekenning van die status voordoet en dat gevolgen kan hebben voor de handhaving of de inhoud daarvan.

Artikel 14

Toekenning van de status

De criteria voor de toekenning van de status van geautoriseerde marktdeelnemer zijn de volgende:

a)

een goede staat van dienst op het gebied van de naleving van douane- en fiscale verplichtingen;

b)

een deugdelijke handels- en, in voorkomend geval, vervoersadministratie die passende douanecontroles mogelijk maakt;

c)

aangetoonde solvabiliteit;

d)

ingeval een geautoriseerde marktdeelnemer krachtens artikel 13, lid 2, gebruik wenst te maken van de vereenvoudigingen waarin overeenkomstig de douanewetgeving wordt voorzien, de praktische vakbekwaamheid of beroepskwalificaties die rechtstreeks samenhangen met de verrichte activiteit;

e)

ingeval een geautoriseerde marktdeelnemer krachtens artikel 13, lid 2, gebruik wenst te maken van faciliteiten met betrekking tot douanecontroles inzake beveiliging en veiligheid, passende beveiligings- en veiligheidsnormen.

Artikel 15

Uitvoeringsmaatregelen

1.   Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die:

a)

de toekenning van de status van geautoriseerde marktdeelnemer;

b)

de gevallen waarin de status van geautoriseerde marktdeelnemer zal worden geëvalueerd;

c)

het verlenen van vergunningen voor het gebruik van vereenvoudigingen door geautoriseerde marktdeelnemers;

d)

de vaststelling van de douaneautoriteit die bevoegd is voor de toekenning van deze status en vergunningen;

e)

het soort en de omvang van de faciliteiten die aan geautoriseerde marktdeelnemers kunnen worden toegekend op het gebied van douanecontroles die verband houden met beveiliging en veiligheid;

f)

het overleg met en de informatieverstrekking aan andere douaneautoriteiten;

g)

de voorwaarden waaronder de status van geautoriseerde marktdeelnemer kan worden geschorst of ingetrokken;

h)

de voorwaarden waarop voor bepaalde categorieën geautoriseerde marktdeelnemers kan worden afgezien van de eis dat de marktdeelnemer in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigd is, rekening houdend met, in het bijzonder, internationale overeenkomsten;

vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

2.   In die maatregelen wordt rekening gehouden met:

a)

de op grond van artikel 25, lid 3, aangenomen regels;

b)

de beroepsmatige betrokkenheid bij onder de douanewetgeving vallende activiteiten;

c)

de praktische vakbekwaamheid of beroepskwalificaties die rechtstreeks samenhangen met de verrichte activiteit;

d)

de marktdeelnemer als houder van internationaal erkende certificaten, afgegeven op basis van internationale overeenkomsten ter zake.

Afdeling 4

Beschikkingen betreffende de toepassing van de douanewetgeving

Artikel 16

Algemene bepalingen

1.   Indien een persoon de douaneautoriteiten om een beschikking betreffende de toepassing van de douanewetgeving verzoekt, verstrekt hij alle door die autoriteiten gevraagde inlichtingen die het voor hen mogelijk maken om een beschikking te treffen.

Een beschikking mag ook worden aangevraagd door en gericht worden tot verschillende personen, overeenkomstig de in de douanewetgeving vastgelegde voorwaarden.

2.   Tenzij in de douanewetgeving anders bepaald, wordt een beschikking als bedoeld in lid 1 onverwijld en uiterlijk vier maanden na de datum waarop de douaneautoriteiten alle voor de beschikking benodigde inlichtingen en bescheiden hebben ontvangen, getroffen en aan de aanvrager meegedeeld.

Indien de douaneautoriteiten deze termijn evenwel niet kunnen naleven, stellen zij de aanvrager daarvan in kennis vóór het verstrijken van de termijn, met opgave van de redenen en van de nieuwe termijn die zij nodig achten om een beschikking te treffen.

3.   Tenzij in de beschikking of de douanewetgeving anders bepaald, wordt de beschikking van kracht op de datum waarop de aanvrager de beschikking ontvangt of wordt geacht deze te hebben ontvangen. Met uitzondering van de in artikel 24, lid 2, bedoelde gevallen zijn de getroffen beschikkingen vanaf die datum uitvoerbaar door de douaneautoriteiten.

4.   Voordat een voor de geadresseerde ongunstige beschikking wordt getroffen, delen de douaneautoriteiten hem mede op welke gronden zij voornemens zijn hun beschikking te baseren. De geadresseerde wordt in de gelegenheid gesteld zijn standpunt kenbaar te maken binnen een vastgestelde termijn, die aanvangt op de datum van de mededeling.

Na het verstrijken van deze termijn wordt aan de geadresseerde in de passende vorm mededeling gedaan van de beschikking die met redenen is omkleed. In de beschikking wordt melding gemaakt van de mogelijkheid tot beroep als bepaald in artikel 23.

5.   Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die:

a)

de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder lid 4, eerste alinea, niet van toepassing is;

b)

de in lid 4, eerste alinea, genoemde termijn;

vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

6.   Onverminderd bepalingen op andere gebieden tot vaststelling van de gevallen waarin en de omstandigheden waaronder beschikkingen geen werking hebben of hun werking verliezen, kunnen de douaneautoriteiten die een beschikking hebben getroffen, deze op elk moment nietig verklaren, wijzigen of intrekken indien zij niet in overeenstemming is met de douanewetgeving.

7.   Tenzij een douaneautoriteit als gerechtelijke autoriteit optreedt, gelden de bepalingen van de leden 3, 4 en 6 van dit artikel en van de artikelen 17, 18 en 19 ook voor beschikkingen van de douaneautoriteiten zonder voorafgaand verzoek van de belanghebbende, en met name voor de mededeling van een douaneschuld als bedoeld in artikel 67, lid 3.

Artikel 17

Geldigheid van beschikkingen in de gehele Gemeenschap

Tenzij anders aangevraagd of bepaald, zijn beschikkingen van de douaneautoriteiten op grond van of in verband met de toepassing van de douanewetgeving geldig in het gehele douanegebied van de Gemeenschap.

Artikel 18

Nietigverklaring van gunstige beschikkingen

1.   De douaneautoriteiten verklaren een voor de geadresseerde gunstige beschikking nietig als aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:

a)

de beschikking werd getroffen op grond van onjuiste of onvolledige gegevens;

b)

de aanvrager wist of redelijkerwijze had moeten weten dat de gegevens onjuist of onvolledig waren;

c)

indien de gegevens juist en volledig waren geweest, zou de beschikking anders hebben geluid.

2.   Aan de geadresseerde wordt mededeling gedaan van de nietigverklaring van de beschikking.

3.   De nietigverklaring wordt van kracht op de datum waarop de oorspronkelijke beschikking van kracht werd, tenzij in de beschikking anders is bepaald overeenkomstig de douanewetgeving.

4.   De Commissie kan volgens de in artikel 184, lid 3, bedoelde procedure maatregelen nemen voor de uitvoering van dit artikel, met name met betrekking tot beschikkingen aan meerdere geadresseerden.

Artikel 19

Intrekking en wijziging van gunstige beschikkingen

1.   Een gunstige beschikking wordt ingetrokken of gewijzigd indien, in andere dan de in artikel 18 bedoelde gevallen, aan één of meer aan de afgifte van de beschikking verbonden voorwaarden niet is voldaan of niet meer wordt voldaan.

2.   Tenzij in de douanewetgeving anders is bepaald, kan een voor meerdere geadresseerden gunstige beschikking worden ingetrokken ten aanzien van slechts één geadresseerde die een op hem krachtens die beschikking rustende verplichting niet nakomt.

3.   Aan de geadresseerde wordt mededeling gedaan van de intrekking of de wijziging van de beschikking.

4.   Artikel 16, lid 3, is van toepassing op de intrekking of de wijziging van de beschikking.

In uitzonderlijke gevallen en voor zover de rechtmatige belangen van de geadresseerde dit vereisen, kunnen de douaneautoriteiten evenwel de datum waarop de intrekking of de wijziging van kracht wordt, later doen ingaan.

5.   De Commissie kan volgens de in artikel 184, lid 3, bedoelde procedure maatregelen nemen voor de uitvoering van dit artikel, met name met betrekking tot beschikkingen aan meerdere geadresseerden.

Artikel 20

Beschikkingen betreffende bindende inlichtingen

1.   De douaneautoriteiten geven op formeel verzoek beschikkingen inzake bindende tariefinlichtingen, hierna „BTI-beschikkingen” genoemd, of beschikkingen inzake bindende oorsprongsinlichtingen, hierna „BOI-beschikkingen” genoemd.

Een dergelijk verzoek wordt in de volgende omstandigheden afgewezen:

a)

indien het verzoek reeds bij hetzelfde of een ander douanekantoor wordt of is ingediend door of namens de houder van een beschikking in verband met dezelfde goederen en, als het BOI-beschikkingen betreft, in de omstandigheden die ook voor het verkrijgen van de oorsprong bepalend zijn;

b)

indien het verzoek geen verband houdt met een voorgenomen gebruik van de BTI- of BOI-beschikking of een voorgenomen gebruik van een douaneregeling.

2.   BTI- of BOI-beschikkingen zijn slechts verbindend met betrekking tot de tariefindeling of de vaststelling van de oorsprong van de goederen.

Deze beschikkingen binden de douaneautoriteiten jegens de houder van de beschikking slechts ten aanzien van goederen waarvoor de douaneformaliteiten worden vervuld na de datum waarop de beschikking van kracht wordt.

De beschikkingen binden de houder van de beschikking jegens de douaneautoriteiten slechts met ingang van de datum waarop hem mededeling van de beschikking wordt gedaan of wordt geacht te zijn gedaan.

3.   BTI- of BOI-beschikkingen gelden voor een periode van drie jaar vanaf de datum waarop de beschikking van kracht wordt.

4.   Voor de toepassing van een BTI- of BOI-beschikking in het kader van een specifieke douaneregeling dient de houder van de beschikking te kunnen aantonen dat:

a)

in het geval van een BTI-beschikking, de aangegeven goederen in elk opzicht overeenstemmen met de in de beschikking omschreven goederen;

b)

in het geval van een BOI-beschikking, de betrokken goederen en de omstandigheden die voor het verkrijgen van de oorsprong bepalend zijn, in elk opzicht overeenstemmen met de in de beschikking omschreven goederen en omstandigheden.

5.   In afwijking van artikel 16, lid 6, en artikel 18, worden BTI- of BOI-beschikkingen nietig verklaard indien zij op grond van onjuiste of onvolledige gegevens van de aanvrager zijn getroffen.

6.   BTI- of BOI-beschikkingen worden ingetrokken overeenkomstig artikel 16, lid 6, en artikel 19.

Zij kunnen niet worden gewijzigd.

7.   De Commissie neemt volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen voor de uitvoering van de leden 1 tot en met 5 van dit artikel.

8.   Onverminderd artikel 19 worden maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die:

a)

de voorwaarden waaronder en het tijdstip waarop een BTI- of BOI-beschikking haar geldigheid verliest;

b)

de voorwaarden waaronder en de periode tijdens welke een beschikking als bedoeld onder a) nog mag worden gebruikt in het kader van vaste en definitieve en op de beschikking gebaseerde contracten die werden gesloten voordat deze haar geldigheid verloor;

c)

de voorwaarden waarop de Commissie beschikkingen kan geven waarbij lidstaten verzocht worden een beschikking inzake bindende inlichtingen die verschillen van bindende inlichtingen in andere beschikkingen over hetzelfde onderwerp, in te trekken of te wijzigen;

vastleggen, vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

9.   Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die de voorwaarden waaronder andere beschikkingen inzake bindende inlichtingen worden getroffen, vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Afdeling 5

Sancties

Artikel 21

Opleggen van sancties

1.   Iedere lidstaat stelt sancties vast voor het niet naleven van de communautaire douanewetgeving. Dergelijke sancties moeten effectief, proportioneel en afschrikkend zijn.

2.   Wanneer bestuurlijke sancties worden opgelegd, kunnen deze onder meer een of beide van de volgende vormen aannemen:

a)

een geldboete opgelegd door de douaneautoriteiten, in voorkomend geval met inbegrip van een schikking die in de plaats komt van een strafrechtelijke sanctie;

b)

de intrekking, schorsing of wijziging van een vergunning van de betrokken persoon.

3.   De lidstaten delen de Commissie uiterlijk zes maanden na de datum van toepassing van dit artikel, zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 188, lid 2, de in lid 1 beoogde geldende interne bepalingen mee en stellen haar onverwijld in kennis van alle latere wijzigingen die van invloed zijn op deze bepalingen.

Afdeling 6

Beroep

Artikel 22

Beslissingen van een rechterlijke instantie

De artikelen 23 en 24 zijn niet van toepassing op beroepen die zijn ingesteld met het oog op de nietigverklaring, intrekking of wijziging van een beslissing van een rechterlijke instantie of van een als een rechterlijke instantie optredende douaneautoriteit betreffende de toepassing van de douanewetgeving.

Artikel 23

Recht op beroep

1.   Eenieder heeft het recht beroep in te stellen tegen beschikkingen van de douaneautoriteiten die betrekking hebben op de toepassing van de douanewetgeving en die hem rechtstreeks en individueel raken.

Eenieder die de douaneautoriteiten om een beschikking heeft verzocht, doch binnen de in artikel 16, lid 2, bedoelde termijn geen beschikking heeft verkregen, heeft eveneens het recht beroep in te stellen.

2.   Het recht op beroep kan in ten minste twee fasen worden uitgeoefend:

a)

eerst bij de douaneautoriteiten of een rechterlijke instantie dan wel een andere instantie die daartoe door de lidstaten is aangewezen;

b)

vervolgens bij een hogere onafhankelijke instantie die overeenkomstig de in de lidstaten geldende bepalingen een rechterlijke instantie dan wel een gelijkwaardige gespecialiseerde instantie kan zijn.

3.   Het beroep wordt ingesteld in de lidstaat waar de beschikking is getroffen of waar om een beschikking is verzocht.

4.   De lidstaten dragen er zorg voor dat de beroepsprocedure een snelle bevestiging of correctie van door de douaneautoriteiten getroffen beschikkingen mogelijk maakt.

Artikel 24

Schorsing van de tenuitvoerlegging

1.   Instelling van beroep heeft ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de aangevochten beschikking geen schorsende werking.

2.   De douaneautoriteiten schorsen evenwel de tenuitvoerlegging van die beschikking geheel of gedeeltelijk indien zij gegronde redenen hebben om aan te nemen dat de aangevochten beschikking niet in overeenstemming is met de douanewetgeving of dat de betrokkene onherstelbare schade dreigt te lijden.

3.   In de in lid 2 bedoelde gevallen dient, indien de aangevochten beschikking tot verschuldigdheid van invoer- of uitvoerrechten leidt, in geval van schorsing van deze beschikking zekerheid te worden gesteld, tenzij op basis van een gedocumenteerde beoordeling is vastgesteld dat dit waarschijnlijk voor de schuldenaar ernstige economische of sociale moeilijkheden zou kunnen veroorzaken.

De Commissie kan volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen nemen voor de uitvoering van de eerste alinea van dit lid.

Afdeling 7

Goederencontrole

Artikel 25

Douanecontrole

1.   De douaneautoriteiten kunnen alle controlemaatregelen nemen die zij nodig achten.

De controlemaatregelen kunnen met name inhouden onderzoek van goederen, monsterneming, verificatie van de aangiftegegevens en van de aanwezigheid en de echtheid van documenten, onderzoek van de bedrijfsboekhouding van marktdeelnemers en van andere bescheiden, controle van vervoermiddelen, controle van bagage en andere goederen die personen bij of op zich dragen, officieel onderzoek en soortgelijke handelingen.

2.   Douanecontroles, andere dan steekproefcontroles, moeten hoofdzakelijk gebaseerd zijn op een met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken uitgevoerde risicoanalyse, die ertoe strekt om aan de hand van op nationaal, communautair en indien beschikbaar internationaal niveau vastgestelde criteria de risico’s in kaart te brengen en te evalueren alsmede de nodige tegenmaatregelen te ontwikkelen.

In samenwerking met de Commissie dragen de lidstaten zorg voor de ontwikkeling, het onderhoud en het gebruik van een gemeenschappelijk kader voor risicobeheer, gebaseerd op de uitwisseling van informatie betreffende risico’s en risicoanalyse tussen de douanediensten, waarbij onder meer gemeenschappelijke criteria voor risico-evaluatie, controlemaatregelen en prioritaire controlegebieden worden vastgesteld.

Controles aan de hand van dergelijke informatie en criteria worden uitgevoerd onverminderd andere controles die worden uitgevoerd overeenkomstig de leden 1 en 2 of andere vigerende bepalingen.

3.   Onverminderd lid 2 van dit artikel neemt de Commissie volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure uitvoeringsmaatregelen tot vaststelling van:

a)

een gemeenschappelijk kader voor risicobeheer;

b)

gemeenschappelijke criteria en prioritaire controlegebieden;

c)

de tussen de douanediensten uit te wisselen informatie betreffende risico’s en risicoanalyse.

Artikel 26

Samenwerking tussen autoriteiten

1.   Indien dezelfde goederen moeten worden onderworpen aan andere controles dan douanecontroles door andere bevoegde autoriteiten dan de douaneautoriteiten, trachten de douaneautoriteiten deze controles in nauwe samenwerking met die andere autoriteiten te verrichten, waar mogelijk op dezelfde plaats en op hetzelfde tijdstip als de douanecontroles (one-stop-shop); de douaneautoriteiten vervullen in dit verband de rol van coördinator.

2.   In het kader van de in deze afdeling bedoelde controlemaatregelen kunnen de douaneautoriteiten en andere bevoegde autoriteiten, indien dit vereist is om de risico’s zoveel mogelijk te beperken en fraude te bestrijden, de door hen ontvangen gegevens betreffende het binnenbrengen, het uitgaan, de doorvoer, het overbrengen, de opslag en de bijzondere bestemming van goederen, met inbegrip van het postverkeer, die tussen het douanegebied van de Gemeenschap en andere gebieden worden vervoerd, betreffende de aanwezigheid en het verkeer binnen het douanegebied van niet-communautaire goederen en goederen die onder de regeling bijzondere bestemming zijn geplaatst, alsmede de resultaten van eventuele controles, met elkaar en met de Commissie uitwisselen. De douaneautoriteiten en de Commissie kunnen zulke gegevens ook uitwisselen om ervoor te zorgen dat de communautaire douanewetgeving uniform wordt toegepast.

Artikel 27

Controle na vrijgave

Na vrijgave van de goederen kunnen de douaneautoriteiten, om zich te vergewissen van de juistheid van de gegevens in de summiere aangifte of de douaneaangifte, overgaan tot een controle van alle documenten en gegevens betreffende deze goederen of betreffende voorafgaande of latere handelstransacties met deze goederen. Die autoriteiten kunnen eveneens overgaan tot onderzoek van de goederen en/of tot het nemen van monsters, zolang zij daartoe nog de mogelijkheid hebben.

Deze controles kunnen worden verricht bij de houder van de goederen of zijn vertegenwoordiger, bij elke persoon die beroepshalve direct of indirect bij deze transacties is betrokken, en bij elke andere persoon die beroepshalve over die documenten en gegevens beschikt.

Artikel 28

Intracommunautaire vluchten en zeereizen

1.   Alleen indien de douanewetgeving daarin voorziet, worden douanecontroles verricht of douaneformaliteiten vervuld ten aanzien van de handbagage en de ruimbagage van personen op intracommunautaire vluchten of bij intracommunautaire zeereizen.

2.   Lid 1 is van toepassing onverminderd:

a)

veiligheids- en beveiligingscontroles;

b)

controles in verband met verboden of beperkingen.

3.   De Commissie neemt volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen ter uitvoering van dit artikel, waarbij wordt vastgesteld in welke gevallen en onder welke voorwaarden douanecontroles kunnen worden verricht en douaneformaliteiten kunnen worden vervuld ten aanzien van:

a)

de handbagage en de ruimbagage van:

i)

personen aan boord van een luchtvaartuig dat, van een niet-communautaire luchthaven komend, na een tussenstop in een communautaire luchthaven, deze vlucht voortzet naar een andere communautaire luchthaven;

ii)

personen aan boord van een luchtvaartuig dat een tussenstop maakt in een communautaire luchthaven alvorens zijn vlucht naar een niet-communautaire luchthaven voort te zetten;

iii)

personen die gebruikmaken van een door één enkel vaartuig uitgevoerde scheepvaartdienst die een aantal opeenvolgende trajecten omvat en die is begonnen of eindigt of die een tussenstop maakt in een niet-communautaire haven;

iv)

personen aan boord van een pleziervaartuig of van een sport- of zakenvliegtuig;

b)

handbagage en ruimbagage:

i)

die op een communautaire luchthaven aankomt aan boord van een luchtvaartuig dat van een niet-communautaire luchthaven komt en op deze communautaire luchthaven wordt overgeladen in een ander luchtvaartuig dat een intracommunautaire vlucht uitvoert;

ii)

die op een communautaire luchthaven aan boord wordt gebracht van een luchtvaartuig dat een intracommunautaire vlucht uitvoert, waarbij deze bagage op een andere communautaire luchthaven wordt overgeladen in een luchtvaartuig dat een niet-communautaire luchthaven als bestemming heeft.

Afdeling 8

Bewaren van bescheiden en overige gegevens; heffingen en kosten

Artikel 29

Bewaren van bescheiden en overige gegevens

1.   De betrokken persoon dient, met het oog op een douanecontrole, de in artikel 9, lid 1, bedoelde bescheiden en gegevens gedurende ten minste drie kalenderjaren te bewaren op een wijze die toegankelijk en aanvaardbaar is voor de douaneautoriteiten.

Voor goederen die in het vrije verkeer zijn gebracht in andere dan de in de derde alinea bedoelde gevallen of voor goederen die ten uitvoer zijn aangegeven, begint deze termijn aan het einde van het jaar waarin de douaneaangifte voor het vrije verkeer of de aangifte ten uitvoer is aanvaard.

Voor goederen die in het vrije verkeer zijn gebracht vrij van rechten dan wel met een verlaagd invoerrecht op grond van hun bijzondere bestemming, begint deze termijn aan het einde van het jaar waarin het douanetoezicht op de goederen is opgeheven.

Voor goederen die onder een andere douaneregeling zijn geplaatst, vangt deze termijn aan op het einde van het jaar waarin de betreffende douaneregeling is beëindigd.

2.   Onverminderd artikel 68, lid 4, worden, indien uit een douanecontrole in verband met een douaneschuld blijkt dat de desbetreffende boeking moet worden herzien, en indien de betrokkene hiervan in kennis is gesteld, de bescheiden en de informatie na afloop van de in lid 1 van dit artikel bedoelde termijn nog drie jaar langer bewaard.

Indien beroep is ingesteld of een gerechtelijke procedure is ingeleid, moeten de bescheiden en de informatie worden bewaard gedurende de in lid 1 van dit artikel vastgestelde termijn of totdat de beroeps- of rechtsprocedure is voltooid, naargelang van welke datum het laatst valt.

Artikel 30

Heffingen en kosten

1.   De douaneautoriteiten leggen geen heffingen op voor het verrichten van douanecontroles dan wel het anderszins toepassen van de douanewetgeving tijdens de officiële openingsuren van hun bevoegde douanekantoren.

De douaneautoriteiten kunnen echter wel heffingen opleggen of kosten in rekening brengen voor met name de volgende specifieke diensten:

a)

de aanwezigheid, op verzoek, van douanepersoneel buiten de officiële kantooruren of op een andere plaats dan op een douanekantoor;

b)

analysen of deskundigenverslagen van goederen en portokosten voor het retourneren van de goederen aan de aanvrager, met name bij beschikkingen op grond van artikel 20 of de verstrekking van inlichtingen overeenkomstig artikel 8, lid 1;

c)

het onderzoek of de monsterneming van goederen voor controledoeleinden, of de vernietiging van goederen, indien andere kosten dan die voor de inzet van douanepersoneel zijn gemaakt;

d)

uitzonderlijke controlemaatregelen, indien de aard van de goederen of het potentiële risico zulks vereisen.

2.   Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die bepalingen voor de toepassing van lid 1, tweede alinea vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

HOOFDSTUK 3

Valutaomrekening en termijnen

Artikel 31

Valutaomrekening

1.   De bevoegde autoriteiten publiceren de geldende wisselkoers en/of maken deze op het internet bekend indien een valuta moet worden omgerekend om een van de onderstaande redenen:

a)

de elementen aan de hand waarvan de douanewaarde van goederen wordt vastgesteld, zijn in een andere valuta uitgedrukt dan die van de lidstaat waar deze waarde wordt bepaald;

b)

de tegenwaarde van de euro in nationale valuta is vereist voor de vaststelling van de tariefindeling van goederen en het bedrag van het in- en uitvoerrecht, met inbegrip van drempelbedragen in het communautaire douanetarief.

2.   Indien om andere dan de in lid 1 genoemde redenen een valuta moet worden omgerekend, wordt de tegenwaarde van de euro in nationale valuta die in het kader van de douanewetgeving moet worden toegepast, minstens eenmaal per jaar vastgesteld.

3.   De Commissie neemt volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen voor de uitvoering van dit artikel.

Artikel 32

Termijnen

1.   Indien in de douanewetgeving een termijn, datum of vervaldag is vastgesteld, kan de termijn slechts worden verlengd of verkort en de datum of vervaldag slechts worden uitgesteld of vervroegd indien de desbetreffende voorschriften daarin uitdrukkelijk voorzien.

2.   De in Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (10) vastgestelde voorschriften voor termijnen, datums en vervaldagen zijn van toepassing, tenzij anders in de communautaire douanewetgeving specifiek wordt bepaald.

TITEL II

FACTOREN DIE TEN GRONDSLAG LIGGEN AAN DE TOEPASSING VAN IN- OF UITVOERRECHTEN EN ANDERE MAATREGELEN WAARAAN HET GOEDERENVERKEER IS ONDERWORPEN

HOOFDSTUK 1

Gemeenschappelijk douanetarief en tariefindeling van goederen

Artikel 33

Gemeenschappelijk douanetarief

1.   De verschuldigde in- en uitvoerrechten zijn op het gemeenschappelijk douanetarief gebaseerd.

Andere maatregelen die op grond van communautaire bepalingen met betrekking tot specifieke gebieden in het kader van het goederenverkeer zijn vastgesteld, worden, in voorkomend geval, volgens de tariefindeling van deze goederen toegepast.

2.   Het gemeenschappelijk douanetarief omvat:

a)

de gecombineerde nomenclatuur van goederen als vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (11);

b)

iedere andere nomenclatuur waarin de gecombineerde nomenclatuur geheel of gedeeltelijk of eventueel met toevoeging van verdere indelingen is overgenomen en die voor de toepassing van tariefmaatregelen in het kader van het goederenverkeer bij specifieke communautaire bepalingen is vastgesteld;

c)

de conventionele of gewone autonome douanerechten van toepassing op goederen die onder de gecombineerde nomenclatuur vallen;

d)

de preferentiële tariefmaatregelen in de overeenkomsten die de Gemeenschap met bepaalde landen of gebieden dan wel groepen van landen of gebieden buiten het douanegebied van de Gemeenschap heeft gesloten;

e)

de preferentiële tariefmaatregelen die door de Gemeenschap ten aanzien van bepaalde landen of gebieden dan wel groepen van landen of gebieden buiten het douanegebied van de Gemeenschap unilateraal zijn vastgesteld;

f)

de autonome maatregelen waarbij voor bepaalde goederen in een verlaging of een vrijstelling van douanerechten is voorzien;

g)

de gunstige tariefbehandeling voor bepaalde goederen op grond van hun aard of bijzondere bestemming in het kader van de onder c) tot en met f) of onder h) bedoelde maatregelen;

h)

de overige tariefmaatregelen waarin communautaire landbouw- of handelsvoorschriften of overige communautaire voorschriften voorzien.

3.   Indien de betrokken goederen voldoen aan de voorwaarden die in de in lid 2, onder d) tot en met g), vastgestelde maatregelen zijn vervat, treden de in die bepalingen bedoelde maatregelen op verzoek van de aangever in de plaats van de onder c) van dat lid genoemde maatregelen. Dit verzoek kan achteraf worden ingediend zolang aan de in de toepasselijke maatregel of het wetboek vastgestelde termijnen en voorwaarden is voldaan.

4.   Indien de toepassing van de in lid 2, onder d) tot en met g), bedoelde maatregelen of de vrijstelling van de onder h) van dat lid bedoelde maatregelen tot een bepaald in- of uitvoervolume wordt beperkt, neemt deze toepassing of vrijstelling, in het geval van tariefcontingenten, een einde zodra het vastgestelde in- of uitvoervolume is bereikt.

In het geval van tariefplafonds houdt deze toepassing op bij besluit van de Gemeenschap.

5.   De Commissie neemt volgens de in artikel 184, lid 3, bedoelde procedure maatregelen voor de uitvoering van de leden 1 en 4 van dit artikel.

Artikel 34

Tariefindeling van goederen

1.   Voor de toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief betekent „tariefindeling” van goederen het vaststellen van een van de onderverdelingen of verdere indelingen van de gecombineerde nomenclatuur waaronder die goederen moeten worden ingedeeld.

2.   Voor de toepassing van niet-tarifaire maatregelen betekent „tariefindeling” van goederen het vaststellen van een van de onderverdelingen of verdere indelingen van de gecombineerde nomenclatuur of van enige andere nomenclatuur die bij communautair besluit is vastgesteld en waarin de gecombineerde nomenclatuur geheel of gedeeltelijk of eventueel met toevoeging van verdere indelingen is overgenomen, waaronder die goederen moeten worden ingedeeld.

3.   De overeenkomstig de leden 1 en 2 vastgestelde onderverdeling of verdere indeling wordt gebruikt voor de toepassing van de aan die onderverdeling gekoppelde maatregelen.

HOOFDSTUK 2

Oorsprong van goederen

Afdeling 1

Niet-preferentiële oorsprong

Artikel 35

Toepassingsgebied

In de artikelen 36, 37 en 38 zijn de regels vastgesteld voor de bepaling van de niet-preferentiële oorsprong van goederen met het oog op de toepassing van:

a)

het gemeenschappelijk douanetarief, met uitzondering van de in artikel 33, lid 2, onder d) en e), bedoelde maatregelen;

b)

andere maatregelen dan tariefmaatregelen die op grond van communautaire bepalingen met betrekking tot specifieke gebieden in het kader van het goederenverkeer zijn vastgesteld;

c)

andere communautaire maatregelen met betrekking tot de oorsprong van goederen.

Artikel 36

Verkrijging van de oorsprong

1.   Goederen die geheel en al in één enkel land of gebied zijn verkregen, worden geacht van oorsprong uit dat land of gebied te zijn.

2.   Goederen bij de vervaardiging waarvan meer dan één land of gebied betrokken is geweest, wordt geacht van oorsprong te zijn uit het land of gebied waar de laatste ingrijpende be- of verwerking heeft plaatsgevonden.

Artikel 37

Bewijs van oorsprong

1.   Indien in de douaneaangifte de oorsprong van de goederen is vermeld overeenkomstig de douanewetgeving, kunnen de douaneautoriteiten van de aangever eisen dat hij die oorsprong aantoont.

2.   Indien het bewijs van oorsprong van de goederen wordt geleverd overeenkomstig de douanewetgeving of andere communautaire wetgeving met betrekking tot specifieke gebieden, kunnen de douaneautoriteiten, in geval van gegronde twijfel, elk aanvullend bewijs eisen dat noodzakelijk is om te waarborgen dat de vermelding van de oorsprong voldoet aan de regels die bij de desbetreffende communautaire voorschriften zijn vastgesteld.

3.   Een document tot bewijs van de oorsprong kan in de Gemeenschap worden afgegeven indien dit voor de behoeften van het handelsverkeer nodig is.

Artikel 38

Uitvoeringsmaatregelen

De Commissie neemt volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen voor de uitvoering van de artikelen 36 en 37.

Afdeling 2

Preferentiële oorsprong

Artikel 39

Preferentiële oorsprong van goederen

1.   Om voor de in artikel 33, lid 2, onder d) of e), bedoelde maatregelen of voor niet-tarifaire preferentiële maatregelen in aanmerking te komen, moeten goederen voldoen aan de in de leden 2 tot en met 5 bedoelde regels betreffende de preferentiële oorsprong.

2.   Voor goederen die in aanmerking komen voor preferentiële maatregelen in het kader van overeenkomsten die de Gemeenschap met bepaalde landen of gebieden dan wel groepen van landen of gebieden buiten het douanegebied van de Gemeenschap heeft gesloten, worden de regels betreffende de preferentiële oorsprong bij die overeenkomsten vastgesteld.

3.   Voor goederen die in aanmerking komen voor de preferentiële tariefmaatregelen die unilateraal door de Gemeenschap zijn vastgesteld ten gunste van bepaalde landen of gebieden dan wel groepen van landen of gebieden buiten het douanegebied van de Gemeenschap, behalve die welke in lid 5 worden genoemd, neemt de Commissie volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen tot vaststelling van de regels betreffende de preferentiële oorsprong.

4.   Voor goederen die in aanmerking komen voor de in Protocol nr. 2 bij de Toetredingsakte van 1985 opgenomen preferentiële maatregelen die van toepassing zijn op de handel tussen het douanegebied van de Gemeenschap en Ceuta en Melilla, worden de regels betreffende de preferentiële oorsprong aangenomen overeenkomstig artikel 9 van dat protocol.

5.   Voor goederen die in aanmerking komen voor de preferentiële maatregelen in de preferentiële regelingen ten gunste van de met de Gemeenschap geassocieerde landen en gebieden overzee, worden de regels betreffende de preferentiële oorsprong vastgesteld overeenkomstig artikel 187 van het Verdrag.

6.   De Commissie neemt volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure de nodige maatregelen voor de uitvoering van de in de leden 2 tot en met 5 van dit artikel bedoelde regels.

HOOFDSTUK 3

Douanewaarde van goederen

Artikel 40

Toepassingsgebied

De douanewaarde van goederen met het oog op de toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief en van niet-tarifaire maatregelen die in het kader van het goederenverkeer bij communautaire bepalingen met betrekking tot specifieke gebieden zijn vastgesteld, wordt overeenkomstig de artikelen 41 tot en met 43 vastgesteld.

Artikel 41

Op de transactiewaarde gebaseerde methode voor de vaststelling van de douanewaarde

1.   De primaire basis voor de douanewaarde van goederen is de transactiewaarde, te weten: de voor de goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs bij uitvoer naar het douanegebied van de Gemeenschap, waar nodig aangepast, in overeenstemming met maatregelen genomen overeenkomstig artikel 43.

2.   De werkelijk betaalde of te betalen prijs is de totale betaling die door de koper aan de verkoper of door de koper aan een derde of ten behoeve van de verkoper voor de ingevoerde goederen is of moet worden verricht, en omvat alle betalingen die als voorwaarde voor de verkoop van de ingevoerde goederen werkelijk zijn of moeten worden verricht.

3.   De transactiewaarde is van toepassing mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

er zijn geen beperkingen ten aanzien van de overdracht of het gebruik van de goederen door de koper, behalve in een van de volgende gevallen:

i)

bij de wet of door de autoriteiten in de Gemeenschap worden beperkingen opgelegd of voorgeschreven,

ii)

er gelden beperkingen ten aanzien van het geografische gebied waarbinnen de goederen mogen worden doorverkocht,

iii)

de douanewaarde van de goederen wordt door de beperkingen niet aanzienlijk beïnvloed;

b)

de verkoop of de prijs is niet afhankelijk gesteld van enige voorwaarde of prestatie waarvan de waarde met betrekking tot de goederen waarvan de waarde dient te worden bepaald, niet kan worden vastgesteld;

c)

geen enkel deel van de opbrengst van elke latere wederverkoop of overdracht of later gebruik van de goederen door de koper zal de verkoper direct of indirect ten goede komen, tenzij een aanpassing kan worden aangebracht in overeenstemming met maatregelen genomen overeenkomstig artikel 43;

d)

koper en verkoper zijn niet verbonden, of hun verbondenheid is niet van dien aard dat de prijs erdoor wordt beïnvloed.

Artikel 42

Bijkomende methoden voor de vaststelling van de douanewaarde

1.   Indien de douanewaarde van de goederen niet met toepassing van artikel 41 kan worden vastgesteld, dient achtereenvolgens te worden nagegaan welk van de punten a) tot en met d) van lid 2 van toepassing is en dient de douanewaarde van de goederen te worden vastgesteld met toepassing van het eerste punt dat die vaststelling mogelijk maakt.

De volgorde waarin de punten c) en d) worden toegepast, dient te worden omgekeerd indien de aangever daarom verzoekt.

2.   De douanewaarde overeenkomstig lid 1 is:

a)

de transactiewaarde van identieke goederen die op hetzelfde of nagenoeg hetzelfde tijdstip naar het douanegebied van de Gemeenschap zijn uitgevoerd als de te waarderen goederen;

b)

de transactiewaarde van soortgelijke goederen die op hetzelfde of nagenoeg hetzelfde tijdstip naar het douanegebied van de Gemeenschap zijn uitgevoerd als de goederen waarvan de waarde wordt bepaald;

c)

de waarde gebaseerd op de prijs per eenheid waartegen de ingevoerde goederen of identieke of soortgelijke ingevoerde goederen in het douanegebied van de Gemeenschap in de grootste samengevoegde hoeveelheid zijn verkocht aan personen die niet zijn verbonden met de verkopers;

d)

de berekende waarde.

3.   Indien de douanewaarde niet met toepassing van lid 1 kan worden vastgesteld, wordt zij aan de hand van in het douanegebied van de Gemeenschap beschikbare gegevens vastgesteld met gebruikmaking van redelijke middelen die in overeenstemming zijn met de beginselen en de algemene bepalingen van:

a)

de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel;

b)

artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel;

c)

dit hoofdstuk.

Artikel 43

Uitvoeringsmaatregelen

De Commissie neemt volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen tot vaststelling van:

a)

de elementen waarmee de werkelijk betaalde of te betalen prijs bij de bepaling van de douanewaarde moet worden vermeerderd of die daarvan kunnen worden uitgesloten;

b)

de elementen waarmee de berekende waarde moet worden vastgesteld;

c)

de methode voor het bepalen van de douanewaarde in specifieke gevallen alsmede ten aanzien van goederen waarvoor een douaneschuld ontstaat na gebruikmaking van een bijzondere procedure;

d)

alle noodzakelijke verdere voorwaarden, voorschriften en regels voor de toepassing van de artikelen 41 en 42.

TITEL III

DOUANESCHULD EN ZEKERHEIDSTELLING

HOOFDSTUK 1

Ontstaan van de douaneschuld

Afdeling 1

Douaneschuld bij invoer

Artikel 44

In het vrije verkeer brengen en tijdelijke invoer

1.   Een douaneschuld bij invoer ontstaat indien aan invoerrechten onderworpen niet-communautaire goederen onder een van de volgende douaneregelingen worden geplaatst:

a)

in het vrije verkeer brengen, ook onder de voorschriften inzake bijzondere bestemming;

b)

tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten.

2.   Een douaneschuld ontstaat op het tijdstip waarop de douaneaangifte wordt aanvaard.

3.   De aangever is de schuldenaar. In geval van indirecte vertegenwoordiging is de persoon voor wiens rekening de aangifte wordt gedaan, eveneens schuldenaar.

Indien een douaneaangifte voor een van de in lid 1 bedoelde regelingen is opgesteld op basis van gegevens die ertoe leiden dat de invoerrechten geheel of gedeeltelijk niet worden geïnd, is de persoon die de voor het opstellen van de aangifte benodigde gegevens heeft verstrekt en wist, of redelijkerwijze had moeten weten, dat die gegevens onjuist waren, eveneens schuldenaar.

Artikel 45

Bijzondere bepalingen betreffende goederen die niet van oorsprong zijn

1.   Indien er een verbod geldt op terugbetaling of kwijtschelding of vrijstelling van invoerrechten voor niet van oorsprong zijnde goederen die worden gebruikt voor de vervaardiging van producten waarvoor een bewijs van oorsprong wordt afgegeven of opgesteld in het kader van een preferentiële regeling tussen de Gemeenschap en bepaalde landen of gebieden dan wel groepen van landen of gebieden buiten het douanegebied van de Gemeenschap, ontstaat een douaneschuld bij invoer ten aanzien van die niet van oorsprong zijnde goederen door de aanvaarding van de mededeling van wederuitvoer voor de betrokken producten.

2.   Indien een douaneschuld ontstaat overeenkomstig lid 1, wordt het met die schuld overeenkomende bedrag van het invoerrecht vastgesteld alsof het een douaneschuld betreft die is ontstaan door de aanvaarding, op dezelfde datum, van de douaneaangifte voor het vrije verkeer van de niet van oorsprong zijnde goederen die zijn gebruikt voor de vervaardiging van de betrokken producten, ter beëindiging van de regeling actieve veredeling.

3.   Artikel 44, leden 2 en 3, is van overeenkomstige toepassing. Bij niet-communautaire goederen als bedoeld in artikel 179 is evenwel de persoon die de mededeling van wederuitvoer doet schuldenaar. In geval van indirecte vertegenwoordiging, is de persoon voor wiens rekening de mededeling wordt gedaan eveneens schuldenaar.

Artikel 46

Ontstaan van douaneschuld door niet-nakoming

1.   Ten aanzien van aan invoerrechten onderworpen goederen, ontstaat een douaneschuld bij invoer door niet-nakoming van:

a)

een van de bij de douanewetgeving vastgestelde verplichtingen betreffende het binnenbrengen van niet-communautaire goederen in het douanegebied van de Gemeenschap, de onttrekking van dergelijke goederen aan douanetoezicht, of het verkeer, de veredeling, de opslag, de tijdelijke invoer of het ter beschikking hebben van dergelijke goederen binnen dat douanegebied;

b)

een van de bij de douanewetgeving vastgestelde verplichtingen betreffende de bijzondere bestemming van goederen binnen het douanegebied van de Gemeenschap, of

c)

een van de voorwaarden voor de plaatsing van niet-communautaire goederen onder een douaneregeling of voor de toekenning van een vrijstelling of van een verlaagd invoerrecht op grond van de bijzondere bestemming van de goederen.

2.   Het tijdstip waarop de douaneschuld ontstaat, is:

a)

het ogenblik waarop niet of niet langer wordt voldaan aan de verplichting waarvan de niet-nakoming de douaneschuld doet ontstaan, of

b)

het ogenblik waarop een douaneaangifte voor de plaatsing van goederen onder een douaneregeling wordt aanvaard, indien achteraf blijkt dat in feite niet was voldaan aan een voorwaarde voor de plaatsing onder de regeling of de toekenning van een vrijstelling of van een verlaagd invoerrecht uit hoofde van de bijzondere bestemming van de goederen.

3.   In de in lid 1, onder a) en b), bedoelde gevallen is de schuldenaar:

a)

eenieder die de betrokken verplichtingen diende na te komen;

b)

eenieder die wist of redelijkerwijze had moeten weten dat aan een uit de douanewetgeving voortvloeiende verplichting niet was voldaan en die handelde voor rekening van de persoon die de verplichting diende na te komen, of die deelnam aan de handeling die tot de niet-nakoming van de verplichting leidde;

c)

eenieder die de betrokken goederen heeft verworven of deze onder zich heeft gehad en die op het ogenblik waarop hij de goederen verwierf of ontving, wist of redelijkerwijze had moeten weten dat aan een de uit de douanewetgeving voortvloeiende verplichting niet was voldaan.

4.   In de in lid 1, onder c), bedoelde gevallen is de schuldenaar de persoon die dient te voldoen aan de voorwaarden voor de plaatsing van goederen onder een douaneregeling, voor de aangifte van goederen onder een douaneregeling, of voor de toekenning van een vrijstelling of van een verlaagd invoerrecht op grond van de bijzondere bestemming van goederen.

Indien een douaneaangifte voor een van de in lid 1 bedoelde procedures wordt opgesteld of aan de douaneautoriteiten gegevens worden verstrekt die vereist zijn krachtens de douanewetgeving betreffende de plaatsing van goederen onder een douaneregeling, en de invoerrechten ten gevolge daarvan geheel of gedeeltelijk niet worden geheven, is de persoon die de voor de opstelling van de aangifte benodigde gegevens heeft verstrekt en die wist of redelijkerwijze had moeten weten dat die gegevens onjuist waren, eveneens schuldenaar.

Artikel 47

Aftrek van een bedrag aan reeds betaalde invoerrechten

1.   Indien overeenkomstig artikel 46, lid 1, een douaneschuld ontstaat ten aanzien van goederen die in het vrije verkeer zijn gebracht met toepassing van een verlaagd invoerrecht op grond van hun bijzondere bestemming, wordt het bij het in het vrije verkeer brengen betaalde bedrag aan invoerrechten op het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoerrechten in mindering gebracht.

De eerste alinea is van overeenkomstige toepassing indien een douaneschuld ontstaat ten aanzien van de resten en afval die het resultaat zijn van de vernietiging van dergelijke goederen.

2.   Indien overeenkomstig artikel 46, lid 1, een douaneschuld ontstaat ten aanzien van goederen die onder de regeling tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten zijn geplaatst, wordt het onder de regeling voor de gedeeltelijke vrijstelling betaalde bedrag aan invoerrechten op het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoerrechten in mindering gebracht.

Afdeling 2

Douaneschuld bij uitvoer

Artikel 48

Uitvoer en passieve veredeling

1.   Een douaneschuld bij uitvoer ontstaat indien goederen die aan uitvoerrechten zijn onderworpen, onder de regeling uitvoer of de regeling passieve veredeling worden geplaatst.

2.   De douaneschuld ontstaat op het tijdstip waarop de douaneaangifte wordt aanvaard.

3.   Schuldenaar is de aangever. In geval van indirecte vertegenwoordiging is de persoon voor wiens rekening de douaneaangifte wordt gedaan, eveneens schuldenaar.

Indien een douaneaangifte is opgesteld op basis van gegevens die ertoe leiden dat de uitvoerrechten geheel of gedeeltelijk niet worden geheven, is de persoon die de voor de aangifte benodigde gegevens heeft verstrekt en die wist of redelijkerwijze had moeten weten dat die gegevens onjuist waren, eveneens schuldenaar.

Artikel 49

Ontstaan van douaneschuld door niet-nakoming

1.   Ten aanzien van aan uitvoerrechten onderworpen goederen, ontstaat een douaneschuld bij uitvoer door niet-nakoming van:

a)

een van de in de douanewetgeving vastgestelde verplichtingen betreffende het uitgaan van de goederen;

b)

de voorwaarden waarop de goederen het douanegebied van de Gemeenschap met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van uitvoerrechten mochten verlaten.

2.   Het tijdstip waarop de douaneschuld ontstaat, is:

a)

het tijdstip waarop de goederen het douanegebied van de Gemeenschap daadwerkelijk verlaten zonder douaneaangifte;

b)

het tijdstip waarop de goederen een andere bestemming bereiken dan die op grond waarvan zij het douanegebied van de Gemeenschap met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van uitvoerrechten mochten verlaten;

c)

indien de douaneautoriteiten het onder b) bedoelde tijdstip niet kunnen bepalen, het tijdstip waarop de termijn verstrijkt waarbinnen het bewijs moest worden geleverd dat aan de voorwaarden voor een dergelijke vrijstelling is voldaan.

3.   In de in lid 1, onder a), genoemde gevallen is schuldenaar:

a)

eenieder die de betrokken verplichtingen diende na te komen;

b)

eenieder die wist of redelijkerwijze had moeten weten dat aan de verplichting ter zake niet was voldaan en die handelde namens de persoon die de verplichting diende na te komen;

c)

eenieder die heeft deelgenomen aan de handeling die tot de niet-nakoming van de verplichting leidde, en die wist of redelijkerwijze had moeten weten dat geen douaneaangifte was ingediend, ofschoon een dergelijke aangifte wel had moeten worden ingediend.

4.   In de in lid 1, onder b), genoemde gevallen is schuldenaar eenieder die moet voldoen aan de voorwaarden waaronder de goederen het douanegebied van de Gemeenschap met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van uitvoerrechten mochten verlaten.

Afdeling 3

Gemeenschappelijke bepalingen voor douaneschuld bij invoer en bij uitvoer

Artikel 50

Verboden en beperkingen

1.   De douaneschuld bij invoer of uitvoer ontstaat ook voor goederen waarvoor enig verbod op of enige beperking van de invoer of de uitvoer geldt.

2.   Er ontstaat evenwel geen douaneschuld:

a)

bij het op illegale wijze binnenbrengen in het douanegebied van de Gemeenschap van vals geld;

b)

bij het binnenbrengen in het douanegebied van de Gemeenschap van verdovende middelen en psychotrope stoffen, tenzij die welke streng gecontroleerd worden door de bevoegde autoriteiten met het oog op hun gebruik voor medische en wetenschappelijke doeleinden.

3.   Voor de toepassing van sancties op inbreuken op de douanewetgeving wordt de douaneschuld toch geacht te zijn ontstaan indien de wetgeving van een lidstaat bepaalt dat de douanerechten of het bestaan van een douaneschuld als grondslag dienen voor de vaststelling van sancties.

Artikel 51

Meerdere schuldenaren

Indien meerdere personen schuldenaren zijn van het bedrag aan in- of uitvoerrechten dat overeenkomt met één douaneschuld, zijn zij gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk tot betaling van de volledige schuld.

Artikel 52

Algemene regels voor de berekening van het bedrag van de in- of uitvoerrechten

1.   Het bedrag aan in- of uitvoerrechten wordt vastgesteld op basis van de regels voor de berekening van die rechten die van toepassing waren op het tijdstip waarop de douaneschuld is ontstaan.

2.   Indien het tijdstip waarop de douaneschuld is ontstaan, niet nauwkeurig kan worden bepaald, wordt dat tijdstip geacht het tijdstip te zijn waarop de douaneautoriteiten vaststellen dat de goederen zich in een situatie bevinden die een douaneschuld heeft doen ontstaan.

Indien uit de gegevens waarover de douaneautoriteiten beschikken, evenwel blijkt dat de douaneschuld vroeger is ontstaan dan op het tijdstip waarop zij tot die vaststelling kwamen, wordt de douaneschuld geacht te zijn ontstaan op het vroegste tijdstip waarop het bestaan van die situatie kan worden vastgesteld.

Artikel 53

Bijzondere regels voor de berekening van het bedrag van de invoerrechten

1.   Indien voor onder een douaneregeling geplaatste goederen in het douanegebied van de Gemeenschap kosten voor opslag of gebruikelijke behandelingen zijn ontstaan, worden deze kosten of de waardevermeerdering niet in aanmerking genomen voor de berekening van het bedrag van de invoerrechten voor zover de aangever afdoende bewijs van het bestaan van die kosten levert.

De douanewaarde, hoeveelheid, aard en oorsprong van niet-communautaire goederen die bij de behandelingen zijn gebruikt, worden echter wel in aanmerking genomen voor de berekening van het bedrag aan invoerrechten.

2.   Indien de tariefindeling van onder een douaneregeling geplaatste goederen verandert als gevolg van gebruikelijke handelingen in het douanegebied van de Gemeenschap, wordt op verzoek van de aangever de oorspronkelijke tariefindeling voor de onder deze regeling geplaatste goederen toegepast.

3.   Indien een douaneschuld is ontstaan voor veredelingsproducten die zijn voortgebracht in het kader van de regeling actieve veredeling, wordt het met die schuld overeenkomende bedrag aan invoerrechten op verzoek van de aangever vastgesteld op basis van de tariefindeling, douanewaarde, hoeveelheid, aard en oorsprong van de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen op het tijdstip waarop de douaneaangifte voor die goederen is aanvaard.

4.   Indien de douanewetgeving in een gunstige tariefbehandeling, een ontheffing of een gehele of gedeeltelijke vrijstelling van invoer- of uitvoerrechten voorziet overeenkomstig artikel 33, lid 2, onder d) tot en met g), de artikelen 130 tot en met 133 of de artikelen 171 tot en met 174, dan wel overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad van 28 maart 1983 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (12), is die gunstige tariefbehandeling, ontheffing of vrijstelling ook van toepassing indien een douaneschuld ontstaat overeenkomstig de artikelen 46 of 49 van deze verordening, mits het verzuim dat tot het ontstaan van de douaneschuld heeft geleid, geen poging tot bedrog inhield.

Artikel 54

Uitvoeringsmaatregelen

Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die:

a)

de regels voor de berekening van het bedrag aan in- of uitvoerrechten waaraan goederen zijn onderworpen;

b)

verdere bijzondere regels voor specifieke regelingen;

c)

afwijkingen van de artikelen 52 en 53, in het bijzonder ter voorkoming van ontduiking van de tariefmaatregelen, bedoeld in artikel 33, lid 2, onder h);

vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 55

Plaats waar de douaneschuld ontstaat

1.   Een douaneschuld ontstaat op de plaats waar de in de artikelen 44, 45 en 48 bedoelde douaneaangifte of mededeling van wederuitvoer wordt ingediend of waar de in artikel 110, lid 3, bedoelde aanvullende aangifte moet worden ingediend.

In alle andere gevallen is de plaats waar een douaneschuld ontstaat, de plaats waar de feiten zich voordoen die tot het ontstaan van deze schuld leiden.

Indien deze plaats niet kan worden bepaald, ontstaat de douaneschuld op de plaats waar de douaneautoriteiten vaststellen dat de goederen zich in een situatie bevinden die tot het ontstaan van een douaneschuld heeft geleid.

2.   Indien de goederen zich onder een niet-gezuiverde douaneregeling bevinden en de plaats niet overeenkomstig lid 1, tweede of derde alinea, binnen een bepaalde termijn kan worden vastgesteld, ontstaat de douaneschuld op de plaats waar de goederen onder de betrokken regeling zijn geplaatst dan wel het douanegebied van de Gemeenschap onder deze regeling zijn binnengekomen.

Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die de in de eerste alinea van dit lid bedoelde termijn vastlegt, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

3.   Indien uit de gegevens waarover de douaneautoriteiten beschikken, blijkt dat de douaneschuld op verschillende plaatsen kan zijn ontstaan, wordt de douaneschuld geacht te zijn ontstaan op de plaats waar deze schuld het eerst is ontstaan.

4.   Indien een douaneautoriteit vaststelt dat krachtens artikel 46 of 49 in een andere lidstaat een douaneschuld is ontstaan en het met die schuld overeenkomend bedrag aan in- of uitvoerrechten minder is dan 10 000 EUR, wordt deze geacht te zijn ontstaan in de lidstaat waarin het ontstaan van die douaneschuld is vastgesteld.

HOOFDSTUK 2

Zekerheidstelling voor een mogelijke of bestaande douaneschuld

Artikel 56

Algemene bepalingen

1.   Dit hoofdstuk heeft betrekking op de zekerheidstelling voor zowel douaneschulden die reeds zijn ontstaan als die welke kunnen ontstaan, tenzij anders bepaald.

2.   De douaneautoriteiten kunnen zekerheidstelling eisen om de betaling van het met een douaneschuld overeenkomende bedrag aan in- of uitvoerrechten te garanderen. Indien de bepalingen ter zake die mogelijkheid bieden, kan de zekerheidstelling ook andere lasten dekken, overeenkomstig andere toepasselijke voorschriften.

3.   Indien de douaneautoriteiten eisen dat zekerheid wordt gesteld, dient deze te worden gesteld door de schuldenaar of door de persoon die de schuldenaar kan worden. De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat zekerheid wordt gesteld door een andere persoon dan die van wie de zekerheidstelling wordt geëist.

4.   Onverminderd artikel 64, eisen de douaneautoriteiten voor bepaalde goederen of een bepaalde aangifte slechts één zekerheidstelling.

De voor een bepaalde aangifte gestelde zekerheid geldt voor het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan in- of uitvoerrechten en andere heffingen ten aanzien van alle onder die aangifte vallende of vrijgegeven goederen, ongeacht of deze aangifte juist is.

Indien de zekerheidstelling niet is vrijgegeven, kan ze ook worden gebruikt, binnen de grenzen van het bedrag waarvoor zekerheid is gesteld, voor de invordering van bedragen aan in- of uitvoerrechten en andere heffingen die verschuldigd worden bij een controle achteraf.

5.   Op verzoek van de in lid 3 van dit artikel bedoelde persoon kunnen de douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 62, leden 1 en 2, toestaan dat een doorlopende zekerheid wordt gesteld ter dekking van het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan in- of uitvoerrechten voor twee of meer transacties, aangiften of douaneregelingen.

6.   Er wordt geen zekerheidstelling geëist van staten, regionale en plaatselijke overheidsinstanties of andere publiekrechtelijke lichamen in verband met de activiteiten die zij als overheid uitoefenen.

7.   De douaneautoriteiten kunnen afzien van de eis tot zekerheidstelling indien het bedrag van de zeker te stellen in- of uitvoerrechten niet hoger is dan de overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad van 22 mei 1995 betreffende de statistieken van het goederenverkeer van de Gemeenschap en haar lidstaten met derde landen (13) vastgestelde statistische drempel voor aangiften.

8.   Een door de douaneautoriteiten aanvaarde of toegestane zekerheid is geldig voor het gehele douanegebied van de Gemeenschap voor de doeleinden waarvoor zij is gesteld.

9.   Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die:

voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van dit artikel,

andere dan in lid 6 van dit artikel genoemde gevallen waarin geen zekerheidstelling wordt geëist,

uitzonderingen op lid 8 van dit artikel,

vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 57

Verplichte zekerheid

1.   Indien zekerheidstelling verplicht is, stellen de douaneautoriteiten, behoudens de overeenkomstig lid 3 vastgestelde maatregelen, het bedrag van de zekerheid vast op een niveau dat gelijk is aan het precieze met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan in- of uitvoerrechten en andere heffingen, indien dit bedrag op het tijdstip waarop de zekerheidstelling wordt geëist, nauwkeurig kan worden bepaald.

Indien het niet mogelijk is het precieze bedrag te bepalen, wordt het bedrag van de zekerheid vastgesteld op het door de douaneautoriteiten geraamde hoogste met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan in- of uitvoerrechten en andere heffingen die zijn onstaan of kunnen ontstaan.

2.   Onverminderd artikel 62 dient, indien een doorlopende zekerheid wordt gesteld voor het met douaneschulden overeenkomende bedrag aan in- of uitvoerrechten en andere heffingen waarvan het bedrag in de tijd varieert, deze zekerheid op een zodanig niveau te worden vastgesteld dat het met douaneschulden overeenkomende bedrag aan in- of uitvoerrechten en andere heffingen steeds zijn gedekt.

3.   De Commissie neemt volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen voor de uitvoering van lid 1 van dit artikel.

Artikel 58

Facultatieve zekerheid

Indien de zekerheidstelling facultatief is, wordt zij in ieder geval door de douaneautoriteiten geëist als deze van oordeel zijn dat de betaling van het met een douaneschuld overeenkomende bedrag aan in- of uitvoerrechten en andere heffingen binnen de gestelde termijn onzeker is. Het bedrag van de zekerheid wordt door deze autoriteiten vastgesteld op een niveau dat niet hoger is dan bedoeld in artikel 57.

Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die gevallen waarin een zekerheid facultatief is, vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 59

Zekerheidstelling

1.   Een zekerheid kan in een van de volgende vormen worden gesteld:

a)

door storting van contant geld of door iedere andere vorm van betaling die door de douaneautoriteiten wordt gelijkgesteld met een storting van contant geld, in euro of in de valuta van de lidstaat waar de zekerheid wordt geëist;

b)

door borgstelling;

c)

door een andere vorm van zekerheid die een gelijkwaardige garantie voor de betaling van het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan in- of uitvoerrechten en andere heffingen biedt.

Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die de in c) in de eerste alinea van dit lid bedoelde vormen van zekerheid vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

2.   Een zekerheid in de vorm van een storting van contant geld of een daarmee gelijkgestelde betaling dient te worden gesteld overeenkomstig de geldende voorschriften in de lidstaat waar de zekerheid wordt geëist.

Artikel 60

Keuze van zekerheid

De persoon die zekerheid moet stellen, heeft de keuze tussen de in artikel 59, lid 1, genoemde vormen van zekerheid.

De douaneautoriteiten kunnen echter weigeren de gekozen vorm van zekerheid te aanvaarden indien deze onverenigbaar is met de goede werking van de desbetreffende douaneregeling.

De douaneautoriteiten kunnen eisen dat de gekozen vorm van zekerheid gedurende een bepaalde periode gehandhaafd blijft.

Artikel 61

Borg

1.   De in artikel 59, lid 1, onder b), bedoelde borg is een in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigde derde. De douaneautoriteiten die de zekerheid eisen, moeten hun goedkeuring geven aan de borg, tenzij de borg een kredietinstelling, financiële instelling of verzekeringsmaatschappij is die in de Gemeenschap overeenkomstig de geldende communautaire regelgeving is erkend.

2.   De borg verbindt zich er schriftelijk toe het met een douaneschuld overeenkomende bedrag aan in- of uitvoerrechten en andere heffingen waarvoor zekerheid is gesteld, te betalen.

3.   De douaneautoriteiten kunnen weigeren hun goedkeuring te geven aan de voorgestelde borg of soort zekerheid, indien deze naar hun mening niet alle waarborgen biedt dat het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan in- of uitvoerrechten en andere heffingen binnen de gestelde termijn zal worden betaald.

Artikel 62

Doorlopende zekerheid

1.   De in artikel 56, lid 5, bedoelde toestemming wordt uitsluitend verleend aan personen die de volgende voorwaarden vervullen:

a)

zij zijn in het douanegebied van de Gemeenschap gevestigd;

b)

zij hebben een goede staat van dienst op het gebied van de naleving van douane- en fiscale verplichtingen;

c)

zij maken geregeld gebruik van de betrokken douaneregelingen of de douaneautoriteiten weten dat zij in staat zijn aan de uit die regelingen voortvloeiende verplichtingen te voldoen.

2.   Indien een doorlopende zekerheid moet worden gesteld voor mogelijke douaneschulden en andere heffingen, kan een marktdeelnemer worden toegestaan een doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag te stellen dan wel kan hij van zekerheidstelling worden ontheven, mits hij aan de volgende criteria voldoet:

a)

een deugdelijke handels- en, in voorkomend geval, vervoersadministratie voeren die passende douanecontroles mogelijk maakt;

b)

aangetoonde solvabiliteit.

3.   De Commissie neemt volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen betreffende de procedure voor het verlenen van toestemming krachtens de leden 1 en 2 van dit artikel.

Artikel 63

Aanvullende bepalingen betreffende het gebruik van de zekerheid

1.   Indien een douaneschuld kan ontstaan in het kader van de bijzondere regelingen, zijn de leden 2 en 3 van toepassing.

2.   De krachtens artikel 62, lid 2, verleende ontheffing van zekerheidstelling geldt niet voor goederen die worden geacht een verhoogd frauderisico met zich te brengen.

3.   De Commissie neemt volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen met betrekking tot:

a)

de uitvoering van lid 2 van dit artikel;

b)

een tijdelijk verbod op het gebruik van een doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag als bedoeld in artikel 62, lid 2;

c)

als uitzonderlijke maatregel in bijzondere omstandigheden, een tijdelijk verbod op het gebruik van een doorlopende zekerheid voor goederen waarmee, terwijl zij door een doorlopende zekerheid werden gedekt, op grote schaal blijkt te zijn gefraudeerd.

Artikel 64

Aanvullende of vervangende zekerheid

Indien de douaneautoriteiten vaststellen dat de gestelde zekerheid niet of niet meer alle waarborgen biedt dat het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan in- of uitvoerrechten en andere heffingen binnen de gestelde termijn volledig zullen worden voldaan, eisen zij van een van de in artikel 56, lid 3, bedoelde personen dat deze, naar eigen keuze, hetzij een aanvullende zekerheid stelt, hetzij de oorspronkelijke zekerheid door een nieuwe vervangt.

Artikel 65

Vrijgave van de zekerheid

1.   De zekerheid wordt door de douaneautoriteiten onmiddellijk vrijgegeven indien de douaneschuld of de aansprakelijkheid voor andere heffingen is tenietgegaan of niet meer kan ontstaan.

2.   Indien de douaneschuld of de aansprakelijkheid voor andere heffingen ten dele is tenietgegaan of nog maar voor een gedeelte van het bedrag waarvoor zekerheid werd gesteld, kan ontstaan, wordt de gestelde zekerheid op verzoek van de betrokkene dienovereenkomstig gedeeltelijk vrijgegeven, tenzij het betrokken bedrag zulks niet rechtvaardigt.

3.   De Commissie kan volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen nemen voor de tenuitvoerlegging van dit artikel.

HOOFDSTUK 3

Invordering en betaling van rechten en terugbetaling en kwijtschelding van het bedrag aan in- en uitvoerrechten

Afdeling 1

Vaststelling van het bedrag aan in- en uitvoerrechten, mededeling van de douaneschuld en boeking

Artikel 66

Vaststelling van het bedrag van de in- of uitvoerrechten

1.   Het verschuldigde bedrag aan in- of uitvoerrechten wordt vastgesteld door de douaneautoriteiten die bevoegd zijn op de plaats waar de douaneschuld overeenkomstig artikel 55 is ontstaan of wordt geacht te zijn ontstaan, zodra zij over de nodige gegevens beschikken.

2.   Onverminderd artikel 27 kunnen de douaneautoriteiten het door de aangever vastgestelde verschuldigde bedrag aan in- of uitvoerrechten aanvaarden.

Artikel 67

Mededeling van de douaneschuld

1.   De douaneschuld wordt meegedeeld aan de schuldenaar in de vorm die is voorgeschreven op de plaats waar de douaneschuld is ontstaan of geacht is te zijn ontstaan overeenkomstig artikel 55.

De in de eerste alinea bedoelde mededeling wordt niet gedaan:

a)

indien, in afwachting van de definitieve vaststelling van het bedrag aan in- of uitvoerrechten, een voorlopige handelspolitieke maatregel in de vorm van een recht is vastgesteld;

b)

indien het verschuldigde bedrag aan in- of uitvoerrechten hoger is dan het bedrag dat is vastgesteld op basis van een overeenkomstig artikel 20 getroffen beschikking;

c)

indien het oorspronkelijke besluit om de douaneschuld niet mee te delen of om een lager bedrag aan in- of uitvoerrechten dan het verschuldigde bedrag aan in- of uitvoerrechten mee te delen, is genomen op grond van algemene bepalingen die bij een rechterlijke uitspraak op een latere datum ongeldig worden verklaard;

d)

indien de douaneautoriteiten krachtens de douanewetgeving zijn vrijgesteld van de verplichting tot mededeling van de douaneschuld.

De Commissie neemt volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen voor de uitvoering van de tweede alinea van dit lid, onder d).

2.   Indien het verschuldigde bedrag aan in- of uitvoerrechten gelijk is aan het in de douaneaangifte vermelde bedrag, staat de vrijgave van de goederen door de douaneautoriteiten gelijk aan een mededeling van de douaneschuld aan de schuldenaar.

3.   Indien lid 2 niet van toepassing is, wordt aan de schuldenaar mededeling gedaan van de douaneschuld uiterlijk veertien dagen na de datum waarop de douaneautoriteiten het verschuldigde bedrag aan in- of uitvoerrechten kunnen vaststellen.

Artikel 68

Verjaringstermijnen van de douaneschuld

1.   De mededeling van een douaneschuld aan de schuldenaar vindt plaats binnen drie jaar nadat de douaneschuld is ontstaan.

2.   Wanneer de douaneschuld is ontstaan ingevolge een handeling die op het tijdstip dat zij werd verricht strafrechtelijk vervolgbaar was, wordt de in lid 1 vastgestelde termijn van drie jaar verlengd tot tien jaar.

3.   Indien beroep wordt ingesteld krachtens artikel 23, worden de bij de leden 1 en 2 van dit artikel vastgestelde termijnen geschorst voor de duur van de beroepsprocedure vanaf de datum waarop het beroep is ingesteld.

4.   Indien een douaneschuld overeenkomstig artikel 79, lid 5, opnieuw verschuldigd wordt, worden de bij de leden 1 en 2 van dit artikel vastgestelde termijnen geacht te zijn geschorst vanaf de dag waarop het verzoek om terugbetaling of kwijtschelding overeenkomstig artikel 84 is ingediend tot de dag waarop een beschikking over de terugbetaling of de kwijtschelding is getroffen.

Artikel 69

Boeking

1.   De in artikel 66 bedoelde douaneautoriteiten boeken het overeenkomstig dat artikel vastgestelde verschuldigde bedrag aan in- of uitvoerrechten zoals door de nationale wetgeving wordt voorgeschreven.

De eerste alinea is niet van toepassing in de in artikel 67, lid 1, tweede alinea, bedoelde gevallen.

De douaneautoriteiten behoeven geen bedragen aan in- of uitvoerrechten te boeken die overeenkomstig artikel 68 overeenkomen met een douaneschuld waarvan geen mededeling aan de schuldenaar meer kon worden gedaan.

2.   De lidstaten stellen de praktische voorschriften vast voor de boeking van de bedragen aan in- of uitvoerrechten. Deze voorschriften kunnen verschillen naargelang de douaneautoriteiten ervan verzekerd zijn dat, gezien de omstandigheden waarin de douaneschuld is ontstaan, die bedragen zullen worden betaald.

Artikel 70

Tijdstip van boeking

1.   Indien door de aanvaarding van de douaneaangifte van goederen voor een andere douaneregeling dan die van tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten, of door enige andere handeling die dezelfde rechtsgevolgen heeft als die aanvaarding, een douaneschuld ontstaat, boeken de douaneautoriteiten het verschuldigde bedrag aan in- of uitvoerrechten uiterlijk veertien dagen na de vrijgave van de goederen.

Niettemin kan, mits de betaling is gewaarborgd, het volledige bedrag aan in- of uitvoerrechten voor alle goederen die tijdens een door de douaneautoriteiten vastgestelde periode van ten hoogste 31 dagen ten gunste van eenzelfde persoon werden vrijgegeven, aan het einde van deze periode in één keer worden geboekt. Deze boeking dient te geschieden uiterlijk veertien dagen na afloop van de betrokken periode.

2.   Indien goederen kunnen worden vrijgegeven op bepaalde voorwaarden die aan de vaststelling dan wel de inning van het verschuldigde bedrag aan in- of uitvoerrechten zijn verbonden, geschiedt de boeking uiterlijk veertien dagen na vaststelling van het verschuldigde bedrag aan in- of uitvoerrechten of de verplichting tot betaling van dat recht.

Indien de douaneschuld evenwel betrekking heeft op een voorlopige handelspolitieke maatregel in de vorm van een recht, wordt het verschuldigde bedrag aan in- of uitvoerrechten geboekt uiterlijk twee maanden na de dag waarop de verordening tot instelling van de definitieve handelspolitieke maatregel in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt.

3.   Indien een douaneschuld ontstaat onder andere dan de in lid 1 bedoelde omstandigheden, wordt het verschuldigde bedrag aan in- of uitvoerrechten geboekt uiterlijk veertien dagen na de dag waarop de douaneautoriteiten in staat zijn het bedrag aan in- of uitvoerrechten vast te stellen en een beschikking kunnen treffen.

4.   Lid 3 is van overeenkomstige toepassing op het in te vorderen of nog in te vorderen bedrag aan in- of uitvoerrechten indien het verschuldigde bedrag aan in- of uitvoerrechten niet is geboekt overeenkomstig de leden 1, 2 en 3 of indien een lager dan het verschuldigde bedrag is vastgesteld en geboekt.

5.   De in de leden 1, 2 en 3 vastgestelde termijnen voor boeking zijn niet van toepassing in onvoorziene gevallen of bij overmacht.

Artikel 71

Uitvoeringsmaatregelen

Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die voorschriften voor boeking vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Afdeling 2

Betaling van het bedrag aan in- of uitvoerrechten

Artikel 72

Algemene termijn voor betaling en schorsing van de termijn voor betaling

1.   Elk bedrag aan in- of uitvoerrechten dat overeenkomt met een douaneschuld, meegedeeld overeenkomstig artikel 67, wordt binnen de door de douaneautoriteiten voorgeschreven termijn door de schuldenaar voldaan.

Onverminderd artikel 24, lid 2, bedraagt deze termijn niet meer dan tien dagen vanaf de mededeling van de douaneschuld aan de schuldenaar. In geval van boeking van alle bedragen in één keer op de voorwaarden van artikel 70, lid 1, tweede alinea, wordt de termijn zodanig vastgesteld dat de schuldenaar geen langere betalingstermijn wordt toegekend dan indien hij voor uitstel van betaling in aanmerking zou zijn gekomen overeenkomstig artikel 74.

Verlenging van de termijn kan door de douaneautoriteiten op verzoek van de schuldenaar worden toegestaan, indien het verschuldigde bedrag aan in- of uitvoerrechten is vastgesteld bij een controle achteraf als bedoeld in artikel 27. Onverminderd artikel 77, lid 1, bedraagt de aldus toegestane verlenging van de termijn niet meer dan de tijd die de schuldenaar nodig heeft om de voor de nakoming van zijn verplichtingen noodzakelijke maatregelen te nemen.

2.   Indien de schuldenaar voor een van de in de artikelen 74 tot en met 77 vastgestelde betalingsfaciliteiten in aanmerking komt, geschiedt de betaling binnen de in het kader van deze faciliteiten vastgestelde termijn of termijnen.

3.   Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die de voorwaarden voor de schorsing van de betalingstermijn van het met een douaneschuld overeenkomende bedrag aan in- of uitvoerrechten indien:

a)

overeenkomstig artikel 84 een verzoek om kwijtschelding van de rechten wordt ingediend;

b)

goederen moeten worden verbeurdverklaard, moeten worden vernietigd of aan de staat moeten worden afgestaan;

c)

de douaneschuld is ontstaan op grond van artikel 46 en er meer dan één schuldenaar is;

vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

In deze maatregelen wordt met name de schorsingsperiode vastgelegd met inachtneming van de tijd die redelijk is voor het afwerken van formaliteiten of voor het invorderen van het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan in- of uitvoerrechten.

Artikel 73

Betaling

1.   De betaling geschiedt in contanten of met elk ander middel dat een soortgelijk bevrijdend karakter heeft, compensatie daaronder begrepen, in overeenstemming met de nationale wetgeving.

2.   De betaling kan door een andere persoon dan de schuldenaar worden verricht.

3.   In ieder geval kan de schuldenaar een deel van, of het gehele bedrag aan in- of uitvoerrechten betalen voordat de hem toegestane betalingstermijn is verstreken.

Artikel 74

Uitstel van betaling

Onverminderd artikel 79 staan de douaneautoriteiten de belanghebbende, indien deze daarom verzoekt en zekerheid stelt, uitstel van betaling van de verschuldigde rechten toe op een van de onderstaande wijzen:

a)

afzonderlijk voor elk bedrag aan in- of uitvoerrechten dat overeenkomstig artikel 70, lid 1, eerste alinea, of artikel 70, lid 4, is geboekt;

b)

voor het geheel van alle bedragen aan in- of uitvoerrechten die overeenkomstig artikel 70, lid 1, eerste alinea, zijn geboekt binnen een door de douaneautoriteiten vastgestelde periode van ten hoogste 31 dagen;

c)

hetzij voor het totaal van de bedragen aan in- of uitvoerrechten die op grond van artikel 70, lid 1, tweede alinea, in één keer worden geboekt.

Artikel 75

Termijnen voor uitstel van betaling

1.   De termijn waarvoor uitstel van betaling krachtens artikel 74 wordt verleend, bedraagt 30 dagen.

2.   Indien uitstel van betaling wordt verleend overeenkomstig artikel 74, onder a), gaat de termijn in op de dag volgende op die waarop de douaneschuld aan de schuldenaar is medegedeeld.

3.   Indien uitstel van betaling wordt verleend overeenkomstig artikel 74, onder b), gaat de termijn in op de dag volgende op die waarop de periode verstrijkt waarbinnen de bedragen aan rechten waarvoor uitstel van betaling wordt verleend, zijn geboekt. Deze termijn wordt verminderd met een aantal dagen dat gelijk is aan de helft van het aantal dagen dat deze periode omvat.

4.   Indien uitstel van betaling wordt verleend overeenkomstig artikel 74, onder c), gaat de termijn in op de dag volgende op die waarop de periode verstrijkt die is vastgesteld voor de vrijgave van de betrokken goederen. Deze termijn wordt verminderd met een aantal dagen dat gelijk is aan de helft van het aantal dagen dat deze periode omvat.

5.   Indien de in de leden 3 en 4 bedoelde perioden uit een oneven aantal dagen bestaan, is het aantal dagen dat overeenkomstig deze leden op de termijn van 30 dagen in mindering moet worden gebracht, gelijk aan de helft van het even getal dat onmiddellijk aan het oneven getal voorafgaat.

6.   Indien de in de leden 3 en 4 bedoelde perioden kalenderweken zijn, kunnen de lidstaten bepalen dat het bedrag aan in- of uitvoerrechten waarvoor uitstel van betaling werd verleend, dient te worden betaald uiterlijk op de vrijdag van de vierde week volgende op de betrokken kalenderweek.

Indien deze perioden kalendermaanden zijn, kunnen de lidstaten bepalen dat het bedrag aan in- of uitvoerrechten waarvoor uitstel van betaling werd verleend, dient te worden betaald uiterlijk op de zestiende dag van de maand volgende op de betrokken kalendermaand.

Artikel 76

Uitvoeringsmaatregelen

Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die voorschriften voor uitstel van betaling in gevallen waarin de douaneaangifte is vereenvoudigd overeenkomstig artikel 109 vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 77

Overige betalingsfaciliteiten

1.   De douaneautoriteiten kunnen de schuldenaar andere betalingsfaciliteiten dan uitstel van betaling toestaan mits zekerheid wordt gesteld.

Indien faciliteiten worden verleend overeenkomstig de eerste alinea, wordt over het bedrag aan in- of uitvoerrechten kredietrente in rekening gebracht. De kredietrentevoet is de rentevoet die de Europese Centrale Bank toepast op haar meest recente basisherfinancieringsverrichting, uitgevoerd voor de eerste kalenderdag van het halfjaar in kwestie (referentierentevoet), verhoogd met één percentpunt.

Voor een lidstaat die niet aan de derde fase van de Economische en Monetaire Unie deelneemt, is bovenbedoelde referentierentevoet de door zijn centrale bank vastgestelde equivalente rentevoet. In dat geval is de referentierentevoet van de eerste kalenderdag van het betrokken halfjaar gedurende de eerstvolgende zes maanden van toepassing.

2.   De douaneautoriteiten kunnen ervan afzien zekerheidsstelling te eisen of kredietrente in rekening te brengen indien op basis van een gedocumenteerde beoordeling van de omstandigheden waarin de schuldenaar verkeert, is vastgesteld dat dit ernstige economische of sociale moeilijkheden zou veroorzaken.

3.   De Commissie kan volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen nemen voor de uitvoering van de leden 1 en 2.

Artikel 78

Afdwinging van betaling en achterstallen

1.   Indien het verschuldigde bedrag aan in- of uitvoerrechten niet binnen de gestelde termijn is voldaan, verzekeren de douaneautoriteiten zich van de betaling van dat bedrag met alle middelen die hun krachtens de wetgeving van de betrokken lidstaat ter beschikking staan.

Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die maatregelen ter verzekering van de betaling door de borg in het kader van een bijzondere regeling vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

2.   Over het bedrag aan in- of uitvoerrechten wordt vertragingsrente in rekening gebracht vanaf de datum waarop de gestelde termijn afloopt tot de datum waarop dat bedrag is voldaan.

De rentevoet op achterstallen is de rentevoet die de Europese Centrale Bank toepast op haar meest recente basisherfinancieringsverrichting, uitgevoerd voor de eerste kalenderdag van het halfjaar in kwestie (referentierentevoet), verhoogd met twee percentpunten.

Voor een lidstaat die niet aan de derde fase van de Economische en Monetaire Unie deelneemt, is bovenbedoelde referentierentevoet de door zijn centrale bank vastgestelde equivalente rentevoet. In dat geval is de referentierentevoet van de eerste kalenderdag van het betrokken halfjaar gedurende de eerstvolgende zes maanden van toepassing.

3.   Indien een douaneschuld is medegedeeld overeenkomstig artikel 67, lid 3, wordt behalve het bedrag aan in- of uitvoerrechten rente op achterstallen in rekening gebracht vanaf de dag waarop de douaneschuld is ontstaan tot de dag waarop de schuld is medegedeeld.

Het tarief van de rente op achterstallen wordt vastgesteld overeenkomstig lid 2.

4.   De douaneautoriteiten kunnen ervan afzien rente op achterstallen in rekening te brengen indien op basis van een gedocumenteerde beoordeling van de omstandigheden waarin de schuldenaar verkeert, is vastgesteld dat dit ernstige economische of sociale moeilijkheden zou veroorzaken.

5.   Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die de gevallen, wat termijnen en bedragen betreft, waarin de douaneautoriteiten kunnen afzien van de heffing van rente op achterstallen vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Afdeling 3

Terugbetaling en kwijtschelding van het bedrag aan in- of uitvoerrechten

Artikel 79

Terugbetaling en kwijtschelding

1.   Onder de bij deze afdeling vastgestelde voorwaarden wordt overgegaan tot terugbetaling of kwijtschelding van bedragen aan in- of uitvoerrechten, mits het terug te betalen of kwijt te schelden bedrag een bepaald bedrag overschrijdt, om de volgende redenen:

a)

in- of uitvoerrechten die te veel in rekening zijn gebracht;

b)

goederen die gebreken vertonen of goederen die niet met de bepalingen van het contract in overeenstemming zijn;

c)

vergissing van de bevoegde autoriteiten;

d)

billijkheid.

Ook indien een bedrag aan in- of uitvoerrechten is betaald en de desbetreffende douaneaangifte overeenkomstig artikel 114 ongeldig wordt gemaakt, wordt dat bedrag terugbetaald.

2.   Met inachtneming van de bevoegdheidsregels gaan de douaneautoriteiten, indien zij binnen de in artikel 84, lid 1, bedoelde termijnen tot de vaststelling komen dat een bedrag aan in- of uitvoerrechten overeenkomstig de artikelen 80, 82 of 83 voor terugbetaling of kwijtschelding in aanmerking komt, op eigen initiatief tot terugbetaling of kwijtschelding over.

3.   Rechten worden niet terugbetaald of kwijtgescholden indien de situatie die tot de mededeling van de douaneschuld heeft geleid door frauduleuze handelingen van de schuldenaar is ontstaan.

4.   Terugbetaling geeft geen aanleiding tot betaling van rente door de douaneautoriteiten.

Er wordt echter wel rente betaald indien een beschikking tot terugbetaling niet binnen drie maanden vanaf de dag waarop deze beschikking werd getroffen, ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de niet-nakoming van deze termijn niet aan de douaneautoriteiten te wijten is.

In dit geval wordt de rente betaald vanaf de dag waarop de termijn van drie maanden verstrijkt tot de dag van terugbetaling. Het tarief van deze rente wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 77.

5.   Indien een bevoegde autoriteit ten onrechte terugbetaling of kwijtschelding heeft toegestaan, wordt de oorspronkelijke douaneschuld opnieuw verschuldigd, mits de geldigheid ervan niet overeenkomstig artikel 68 is verjaard.

In dit geval dient alle op grond van lid 4, tweede alinea, betaalde rente te worden terugbetaald.

Artikel 80

Terugbetaling en kwijtschelding van in- of uitvoerrechten die te veel in rekening zijn gebracht

Een bedrag aan in- of uitvoerrechten wordt terugbetaald of kwijtgescholden indien het bedrag dat correspondeert met de aanvankelijk meegedeelde douaneschuld het verschuldigde bedrag overschrijdt of indien de douaneschuld in strijd met artikel 67, lid 1, onder c) of d), aan de schuldenaar was meegedeeld.

Artikel 81

Goederen die gebreken vertonen of goederen die niet met de bepalingen van het contract in overeenstemming zijn

1.   Een bedrag aan invoerrechten wordt terugbetaald of kwijtgescholden indien de mededeling van de douaneschuld betrekking heeft op goederen die door de importeur zijn geweigerd omdat zij op het tijdstip van de vrijgave gebreken vertoonden of niet in overeenstemming waren met de bepalingen van het contract op grond waarvan zij waren ingevoerd.

Goederen die vóór de vrijgave zijn beschadigd, worden gelijkgesteld met goederen die gebreken vertonen.

2.   Invoerrechten worden terugbetaald of kwijtgescholden mits de goederen niet zijn gebruikt, tenzij een begin van gebruik noodzakelijk was om de gebreken van deze goederen vast te stellen of het feit vast te stellen dat zij niet met de bepalingen van het contract in overeenstemming zijn en mits zij uit het douanegebied van de Gemeenschap worden uitgevoerd.

3.   De douaneautoriteiten geven, op verzoek van de betrokkene, toestemming om de goederen, in plaats van ze uit te voeren, te plaatsen onder de regeling actieve veredeling, ook voor vernietiging of de regeling extern douanevervoer, de regeling douane-entrepots en vrije zones.

Artikel 82

Terugbetaling of kwijtschelding wegens vergissing van de bevoegde autoriteiten

1.   In andere dan de in artikel 79, lid 1, tweede alinea, en in de artikelen 80, 81 en 83, genoemde gevallen, wordt een bedrag aan in- of uitvoerrechten terugbetaald of kwijtgescholden wanneer, als gevolg van een vergissing van de bevoegde autoriteiten, het met de oorspronkelijk meegedeelde douaneschuld overeenkomende bedrag lager was dan het verschuldigde bedrag, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de schuldenaar had de vergissing redelijkerwijze niet kunnen ontdekken;

b)

de schuldenaar heeft te goeder trouw gehandeld.

2.   Indien de preferentiële behandeling van de goederen wordt toegekend in het kader van de administratieve samenwerking met autoriteiten van een land of gebied buiten het douanegebied van de Gemeenschap, wordt de afgifte door deze autoriteiten van een onjuist certificaat aangemerkt als een vergissing die redelijkerwijze niet had kunnen worden ontdekt in de zin van lid 1, onder a).

De afgifte van een onjuist certificaat wordt echter niet als een vergissing aangemerkt indien het certificaat gebaseerd is op een onjuiste weergave van de feiten door de exporteur, tenzij de autoriteiten die het certificaat afgaven, kennelijk wisten of hadden moeten weten dat de goederen niet voor preferentiële behandeling in aanmerking kwamen.

De schuldenaar wordt geacht te goeder trouw te hebben gehandeld indien hij kan aantonen dat hij in de periode van de betrokken handelstransacties het nodige heeft gedaan om ervoor te zorgen dat aan alle voorwaarden voor een preferentiële behandeling werd voldaan.

De schuldenaar kan zich evenwel niet op zijn goede trouw beroepen indien de Commissie door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie heeft laten weten dat er gegronde twijfel bestaat over de juiste toepassing van de preferentiële regeling door het begunstigde land of gebied.

Artikel 83

Terugbetaling en kwijtschelding om redenen van billijkheid

In andere dan de in artikel 79, lid 1, tweede alinea, en de artikelen 80, 81 en 82 bedoelde gevallen wordt een bedrag aan in- of uitvoerrechten om redenen van billijkheid terugbetaald of kwijtgescholden indien een douaneschuld is ontstaan in bijzondere omstandigheden waarin de schuldenaar geen bedrog heeft gepleegd noch kennelijk nalatig is geweest.

Artikel 84

Procedure voor terugbetaling en kwijtschelding

1.   Een verzoek tot terugbetaling of kwijtschelding krachtens artikel 79 wordt ingediend bij het betrokken douanekantoor, binnen de volgende termijnen:

a)

in geval van rechten die te veel in rekening zijn gebracht, vergissing van de bevoegde autoriteiten of om redenen van billijkheid: binnen drie jaar na de datum waarop de douaneschuld is meegedeeld;

b)

in geval van goederen die gebreken vertonen of goederen die niet met de bepalingen van het contract in overeenstemming zijn: binnen één jaar na de datum waarop de douaneschuld is meegedeeld;

c)

in geval van ongeldigmaking van een douaneaangifte: binnen de termijn die is vastgesteld in de regels voor ongeldigmaking.

De in de eerste alinea, onder a) en b), genoemde termijnen worden verlengd indien de indiener aantoont dat hij, ten gevolge van niet te voorziene omstandigheden of overmacht, zijn verzoek niet binnen de voorgeschreven termijn heeft kunnen indienen.

2.   Indien krachtens artikel 23 beroep is ingesteld tegen de mededeling van de douaneschuld, wordt de in lid 1, eerste alinea, van dit artikel genoemde termijn geschorst voor de duur van de beroepsprocedure vanaf de datum waarop het beroep is ingesteld.

Artikel 85

Uitvoeringsmaatregelen

De Commissie neemt volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen voor de toepassing van deze afdeling. In deze maatregelen wordt met name vastgesteld in welke gevallen de Commissie besluit, volgens de in artikel 184, lid 3, bedoelde procedure, of het gerechtvaardigd is tot terugbetaling of kwijtschelding van een bedrag aan in- of uitvoerrechten over te gaan.

HOOFDSTUK 4

Tenietgaan van de douaneschuld

Artikel 86

Tenietgaan

1.   Onverminderd artikel 68 en de geldende bepalingen inzake de niet-invordering van het met een douaneschuld overeenkomende bedrag aan in- of uitvoerrechten in geval van een gerechtelijk geconstateerde insolventie van de schuldenaar gaat een douaneschuld bij invoer of uitvoer teniet op een van de volgende wijzen:

a)

door betaling van het bedrag aan in- of uitvoerrechten;

b)

behoudens lid 4, door kwijtschelding van het bedrag van de in- of uitvoerrechten;

c)

indien ten aanzien van goederen die zijn aangegeven voor een douaneregeling waaruit de verplichting tot betaling van rechten voortvloeit, de douaneaangifte ongeldig wordt gemaakt;

d)

indien goederen waarvoor invoer- of uitvoerrechten verschuldigd zijn, worden verbeurdverklaard;

e)

indien goederen waarvoor invoer- of uitvoerrechten verschuldigd zijn, in beslag worden genomen en tegelijkertijd of naderhand worden verbeurdverklaard;

f)

indien goederen waarvoor in- en uitvoerrechten verschuldigd zijn, onder douanetoezicht worden vernietigd of aan de staat worden afgestaan;

g)

indien de verdwijning van de goederen of de niet-nakoming van de uit de douanewetgeving voortvloeiende verplichtingen het gevolg is van de algehele vernietiging of het onherstelbare verlies van die goederen door een oorzaak die met de aard van de goederen verband houdt, dan wel door niet te voorziene omstandigheden of overmacht, of ingevolge instructies van de douaneautoriteiten; voor de toepassing van dit punt worden goederen geacht onherstelbaar verloren te zijn indien zij voor eenieder onbruikbaar zijn geworden.

h)

indien de douaneschuld is ontstaan overeenkomstig artikel 46 of 49 en aan de volgende voorwaarden is voldaan:

i)

het verzuim dat tot het ontstaan van de douaneschuld heeft geleid, had geen werkelijke gevolgen voor de juiste werking van de betrokken douaneregeling en hield geen poging tot bedrog in;

ii)

alle formaliteiten die nodig zijn om de situatie van de goederen te regulariseren, worden naderhand vervuld;

i)

indien goederen die in het vrije verkeer zijn gebracht vrij van rechten dan wel tegen een verlaagd invoerrecht op grond van hun bijzondere bestemming, zijn uitgevoerd met de toestemming van de douaneautoriteiten;

j)

indien de schuld is ontstaan overeenkomstig artikel 45 en de formaliteiten ter verkrijging van de in dat artikel bedoelde preferentiële tariefbehandeling zijn geannuleerd;

k)

indien, behoudens lid 5 van dit artikel, de douaneschuld is ontstaan overeenkomstig artikel 46 en ten genoegen van de douaneautoriteiten is aangetoond dat de goederen niet zijn gebruikt of verbruikt en uit het douanegebied van de Gemeenschap zijn uitgevoerd.

2.   In geval van verbeurdverklaring als bedoeld in lid 1, onder d), wordt evenwel, voor de toepassing van sancties op inbreuken op de douanewetgeving, de douaneschuld geacht niet te zijn tenietgegaan indien de wetgeving van een lidstaat bepaalt dat douanerechten of het bestaan van een douaneschuld als grondslag dienen voor de vaststelling van sancties.

3.   Indien, overeenkomstig lid 1, onder g), een douaneschuld is tenietgegaan ten aanzien van goederen die in het vrije verkeer zijn gebracht vrij van rechten dan wel tegen een verlaagd invoerrecht op grond van hun bijzondere bestemming, worden de resten en afval van de vernietiging als niet-communautaire goederen beschouwd.

4.   Indien er voor het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan in- of uitvoerrechten meerdere schuldenaren zijn en deze schuld wordt kwijtgescholden, gaat de douaneschuld slechts teniet ten aanzien van de persoon of de personen aan wie kwijtschelding wordt verleend.

5.   In het in lid 1, onder k), bedoelde geval gaat de douaneschuld niet teniet ten aanzien van de persoon die heeft getracht bedrog te plegen.

6.   Indien de douaneschuld is ontstaan overeenkomstig artikel 46, gaat de douaneschuld teniet ten aanzien van de persoon die op generlei wijze heeft getracht bedrog te plegen en die heeft bijgedragen tot de bestrijding van fraude.

7.   De Commissie kan volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen nemen voor de uitvoering van dit artikel.

TITEL IV

HET BINNENBRENGEN VAN GOEDEREN IN HET DOUANEGEBIED VAN DE GEMEENSCHAP

HOOFDSTUK 1

Summiere aangifte bij binnenbrengen

Artikel 87

Verplichting tot indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen

1.   Voor goederen die het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, wordt een summiere aangifte bij binnenbrengen gedaan, tenzij het tijdelijk ingevoerde vervoersmiddelen of vervoersmiddelen en de daarmee vervoerde goederen betreft die uitsluitend door de territoriale wateren of het luchtruim van het douanegebied van de Gemeenschap worden vervoerd zonder dat er een tussenstop in dit gebied wordt gemaakt.

2.   Tenzij in de douanewetgeving anderszins is bepaald, wordt bij het bevoegde douanekantoor een summiere aangifte bij binnenbrengen ingediend voordat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen.

De douaneautoriteiten kunnen ermee instemmen dat in plaats van de indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen, een kennisgeving wordt ingediend en toegang wordt verleend tot de gegevens van de summiere aangifte bij binnenbrengen in het computersysteem van de marktdeelnemer.

3.   Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, ter vaststelling van:

a)

andere dan de in lid 1 bedoelde gevallen waarin en de voorwaarden waaronder ontheffing kan worden verleend van de verplichting tot indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen of waarop die verplichting kan worden aangepast;

b)

de termijn waarbinnen de summiere aangifte bij binnenbrengen moet worden ingediend of beschikbaar worden gemaakt voordat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen;

c)

de voorschriften voor uitzonderingen op en afwijkingen van de onder b) bedoelde termijn;

d)

de regels voor de vaststelling van het bevoegde douanekantoor waar de summiere aangifte bij binnenbrengen moet worden ingediend of beschikbaar worden gemaakt en waar de risicoanalyse en de op risicoanalyse gebaseerde controles bij binnenkomst moeten worden verricht;

worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Bij het aannemen van die maatregelen wordt rekening gehouden met de volgende elementen:

a)

bijzondere omstandigheden;

b)

de toepassing van die maatregelen op bepaalde goederenbewegingen, vervoerswijzen en marktdeelnemers;

c)

internationale overeenkomsten die in bijzondere veiligheidsregelingen voorzien.

Artikel 88

Indiening en verantwoordelijke

1.   De summiere aangifte bij binnenbrengen wordt ingediend met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken. Er mag gebruik worden gemaakt van handels-, haven- of vervoersinformatie, mits deze de noodzakelijke gegevens voor een summiere aangifte bij binnenbrengen bevat.

De douaneautoriteiten mogen in uitzonderlijke omstandigheden summiere aangiften bij binnenbrengen op papier aanvaarden, mits zij hierbij hetzelfde niveau van risicobeheer kunnen toepassen als bij summiere aangiften bij binnenbrengen ingediend met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken, en mits aan de vereisten voor de uitwisseling van zulke gegevens met andere douanekantoren kan worden voldaan.

2.   De summiere aangifte bij binnenbrengen wordt ingediend door de persoon die de goederen het douanegebied van de Gemeenschap binnenbrengt of die voor het vervoer van de betrokken goederen aansprakelijk is.

3.   Niettegenstaande de verplichtingen van de in lid 2 bedoelde persoon kan de summiere aangifte bij binnenbrengen in zijn plaats worden ingediend door een van de volgende personen:

a)

de importeur of ontvanger van de goederen of een andere persoon in wiens naam of voor wiens rekening de in lid 2 bedoelde persoon handelt;

b)

eenieder die in staat is de goederen bij de bevoegde douaneautoriteiten aan te brengen of te doen aanbrengen.

4.   Wanneer de summiere aangifte bij binnenbrengen wordt ingediend door een andere persoon dan de exploitant van het vervoermiddel waarmee de goederen op het douanegrondgebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, dient deze exploitant bij het bevoegde douanekantoor een bericht van aankomst in te dienen in de vorm van een manifest, vrachtbrief of laadlijst met daarop de vermeldingen die noodzakelijk zijn voor de identificatie van alle vervoerde goederen die het voorwerp moeten zijn van een summiere aangifte bij binnenbrengen.

Overeenkomstig de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure neemt de Commissie de maatregelen waarin wordt bepaald welke vermeldingen op het bericht van aankomst moeten staan.

Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op de in de eerste alinea van dit lid bedoelde bericht van aankomst.

Artikel 89

Wijziging van summiere aangifte bij binnenbrengen

1.   Aan de persoon die de summiere aangifte bij binnenbrengen indient, wordt op diens verzoek toegestaan één of meer gegevens in die aangifte te wijzigen nadat deze is ingediend.

Een dergelijke wijziging is echter niet meer mogelijk na een van de volgende gebeurtenissen:

a)

de douaneautoriteiten hebben de persoon die de summiere aangifte bij binnenbrengen heeft ingediend, in kennis gesteld van hun voornemen de goederen te controleren;

b)

de douaneautoriteiten hebben geconstateerd dat de betrokken gegevens onjuist zijn;

c)

de douaneautoriteiten hebben toestemming gegeven om de goederen weg te voeren van de plaats waar ze werden aangeboden.

2.   Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die de uitzonderingen op punt c) van lid 1 van dit artikel waarbij in het bijzonder het onderstaande wordt omschreven:

a)

criteria voor het vaststellen van gronden voor wijzigingen nadat de goederen zijn weggevoerd;

b)

de gegevens die mogen worden gewijzigd;

c)

de termijn waarbinnen een wijziging kan worden toegestaan, nadat de goederen zijn weggevoerd;

vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 90

Douaneaangifte in plaats van summiere aangifte bij binnenbrengen

Het bevoegde douanekantoor kan ontheffing verlenen voor het indienen van een summiere aangifte bij binnenbrengen met betrekking tot goederen waarvoor, vóór het verstrijken van de in artikel 87, lid 3, eerste alinea, onder b), bedoelde termijn, een douaneaangifte is ingediend. In dat geval dient de douaneaangifte ten minste de voor de summiere aangifte bij binnenbrengen benodigde gegevens te bevatten. Totdat de douaneaangifte is aanvaard overeenkomstig artikel 112, heeft zij de status van summiere aangifte bij binnenbrengen.

HOOFDSTUK 2

Aankomst van goederen

Afdeling 1

Binnenkomst van goederen in het douanegebied van de Gemeenschap

Artikel 91

Douanetoezicht

1.   Goederen die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen zijn aan douanetoezicht onderworpen vanaf het tijdstip van binnenkomst en kunnen aan douanecontroles worden onderworpen. Zij zijn in voorkomend geval onderworpen aan de verboden of beperkingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van, onder meer, de openbare zedelijkheid, de openbare orde of de openbare veiligheid, de bescherming van de gezondheid en het leven van mens, dier of plant, de bescherming van het milieu, de bescherming van het nationaal artistiek, historisch en archeologisch bezit en de bescherming van industriële en commerciële eigendom, inclusief controles op drugsprecursoren, goederen die inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen, alsmede aan de uitvoering van maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden en van handelspolitieke maatregelen.

Deze goederen blijven onder dit toezicht zolang dit nodig is om de douanestatus ervan te bepalen en worden er niet van weggenomen zonder toestemming van de douaneautoriteiten.

Onverminderd artikel 166 zijn communautaire goederen niet aan douanetoezicht onderworpen zodra de douanestatus ervan is vastgesteld.

Niet-communautaire goederen blijven aan douanetoezicht onderworpen totdat zij een andere douanestatus krijgen of totdat zij wederuitgevoerd of vernietigd zijn.

2.   De houder van goederen onder douanetoezicht kan, met toestemming van de douaneautoriteiten, op elk tijdstip de goederen onderzoeken of daarvan monsters nemen, met name om de tariefindeling, douanewaarde of douanestatus vast te stellen.

Artikel 92

Vervoer naar de plaats van bestemming

1.   De persoon die goederen in het douanegebied van de Gemeenschap brengt, brengt deze onverwijld, in voorkomend geval via de door de douaneautoriteiten aangegeven route en op de door hen vastgestelde wijze, naar het door de douaneautoriteiten aangewezen douanekantoor of naar enige andere door deze autoriteiten aangewezen of goedgekeurde plaats of naar een vrije zone.

Goederen die voor een vrije zone zijn bestemd, worden rechtstreeks naar de vrije zone gebracht, over zee of door de lucht of, indien over land, zonder gebruik te maken van een ander deel van het douanegebied van de Gemeenschap, waar de vrije zone grenst aan de landgrens tussen een lidstaat en een derde land.

De goederen worden bij de douaneautoriteiten aangebracht overeenkomstig artikel 95.

2.   Eenieder die verantwoordelijk is voor het vervoer van goederen nadat deze het douanegebied van de Gemeenschap zijn binnengekomen, is tot de in lid 1 bedoelde verplichting gehouden.

3.   Goederen die, hoewel ze zich nog buiten het douanegebied van de Gemeenschap bevinden, door de douaneautoriteiten van een lidstaat aan douanecontroles kunnen worden onderworpen ingevolge een overeenkomst met een land of gebied buiten het douanegebied van de Gemeenschap, worden op een gelijke wijze behandeld als in het douanegebied van de Gemeenschap binnengekomen goederen.

4.   Lid 1 laat de toepassing van bijzondere bepalingen met betrekking tot brieven, briefkaarten, drukwerk en de elektronische equivalenten daarvan op andere media, of goederen die reizigers bij zich dragen, in het grensgebied vervoerde goederen of in pijpleidingen of kabels vervoerde goederen evenals alle goederenverkeer van verwaarloosbaar economisch belang onverlet, voor zover het douanetoezicht en de mogelijkheden tot douanecontroles hierdoor niet in het gedrang komen.

5.   Lid 1 is niet van toepassing op vervoersmiddelen en daarmee vervoerde goederen die zich door de territoriale wateren of het luchtruim van het douanegebied van de Gemeenschap verplaatsen zonder dat er een tussenstop in dit gebied wordt gemaakt.

Artikel 93

Intracommunautair lucht- en zeevervoer

1.   De artikelen 87 tot en met 90, artikel 92, lid 1, en de artikelen 94 tot en met 97, zijn niet van toepassing op goederen die het douanegebied van de Gemeenschap tijdelijk hebben verlaten bij een vervoer over zee of door de lucht tussen twee plaatsen in dat gebied, mits dat vervoer rechtstreeks en via een lucht- of reguliere lijndienst zonder tussenstop buiten het douanegebied van de Gemeenschap plaatsvond.

2.   Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die bijzondere voorschriften inzake lucht- en reguliere lijndiensten vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 94

Vervoer in bijzondere omstandigheden

1.   Indien de in artikel 92, lid 1, bedoelde verplichting ten gevolge van niet te voorziene omstandigheden of overmacht niet kan worden nagekomen, stelt de persoon op wie deze verplichting rust of iedere andere persoon die voor zijn rekening handelt, de douaneautoriteiten hiervan onverwijld in kennis. Indien de goederen ondanks de niet te voorziene omstandigheden of de overmacht niet volledig zijn teloorgegaan, worden de douaneautoriteiten bovendien in kennis gesteld van de juiste plaats waar deze goederen zich bevinden.

2.   Indien een in artikel 92, lid 5, bedoeld schip of vliegtuig ten gevolge van niet te voorziene omstandigheden of overmacht wordt gedwongen het douanegebied van de Gemeenschap aan te doen of daar tijdelijk te verblijven zonder aan de in artikel 92, lid 1, bedoelde verplichting te kunnen voldoen, stelt de persoon die dit schip of vliegtuig in het douanegebied van de Gemeenschap heeft gebracht, of ieder ander persoon die voor zijn rekening handelt, de douaneautoriteiten hiervan onverwijld in kennis.

3.   De douaneautoriteiten stellen de maatregelen vast die in acht moeten worden genomen om het douanetoezicht op de in lid 1 bedoelde goederen of, in de lid 2 genoemde omstandigheden, op het schip of vliegtuig en de zich aldaar bevindende goederen mogelijk te maken en om er in voorkomend geval voor te zorgen dat deze goederen vervolgens naar een douanekantoor of een andere door hen aangewezen of goedgekeurde plaats worden overgebracht.

Afdeling 2

Aanbrengen, lossen en onderzoek van goederen

Artikel 95

Aanbrengen van goederen bij de douane

1.   Goederen die in het douanegebied van de Gemeenschap worden gebracht, worden onmiddellijk bij aankomst bij de douane aangebracht bij het aangewezen douanekantoor, of op een daartoe door de douaneautoriteiten aangewezen of goedgekeurde plaats, of in de vrije zone, door een van de volgende personen:

a)

de persoon die de goederen in het douanegebied van de Gemeenschap heeft gebracht;

b)

de persoon in wiens naam of voor wiens rekening degene handelt die de goederen in het douanegebied van de Gemeenschap heeft gebracht;

c)

de persoon die aansprakelijk is voor het vervoer van de goederen na binnenbrengen in het douanegebied van de Gemeenschap.

2.   Niettegenstaande de verplichtingen van de in lid 1 bedoelde persoon kunnen de goederen ook worden aangebracht door een van de volgende personen:

a)

eenieder die de goederen onmiddellijk onder een douaneregeling plaatst;

b)

de houder van een vergunning voor het beheer van een opslagruimte of eenieder die activiteiten uitoefent in een vrije zone.

3.   De persoon die de goederen aanbrengt, verwijst naar de voor deze goederen ingediende summiere aangifte bij binnenbrengen of douaneaangifte.

4.   Lid 1 laat de toepassing van bijzondere bepalingen met betrekking tot brieven, briefkaarten, drukwerk en alle elektronische equivalenten daarvan op andere media, of goederen die reizigers bij zich dragen, in het grensgebied vervoerde goederen of in pijpleidingen of kabels vervoerde goederen evenals alle goederenverkeer van verwaarloosbaar economisch belang onverlet, voor zover het douanetoezicht en de mogelijkheden tot douanecontroles hierdoor niet in het gedrang komen.

Artikel 96

Lossen en onderzoek van goederen

1.   Het lossen of overladen van goederen uit het vervoermiddel waarop zij zich bevinden, mag slechts met toestemming van de douaneautoriteiten en op de door deze autoriteiten aangewezen of goedgekeurde plaatsen geschieden.

Deze toestemming is evenwel niet vereist in het geval van een dreigend gevaar dat ertoe noopt de goederen onverwijld geheel of gedeeltelijk te lossen. In dat geval worden de douaneautoriteiten daarvan onmiddellijk in kennis gesteld.

2.   De douaneautoriteiten kunnen op ieder ogenblik eisen dat goederen worden gelost en uitgepakt teneinde deze te onderzoeken of daarvan monsters te nemen dan wel het vervoermiddel waarop zij zich bevinden, te controleren.

3.   Bij de douane aangebrachte goederen mogen niet zonder toestemming van de douaneautoriteiten worden weggevoerd van de plaats waar zij zijn aangebracht.

Afdeling 3

Formaliteiten na het aanbrengen

Artikel 97

Verplichting tot plaatsing van niet-communautaire goederen onder een douaneregeling

1.   Onverminderd de artikelen 125 tot en met 127 worden bij de douane aangebrachte niet-communautaire goederen onder een douaneregeling geplaatst.

2.   Tenzij anders bepaald, staat het de aangever vrij de douaneregeling te kiezen waaronder hij de goederen, op de voorwaarden van die regeling, ongeacht aard of hoeveelheid dan wel land van oorsprong, verzending of bestemming, wenst te plaatsen.

Artikel 98

Goederen die worden geacht in tijdelijke opslag te zijn geplaatst

1.   Tenzij goederen onmiddellijk onder een douaneregeling worden geplaatst waarvoor een douaneaangifte is aanvaard, dan wel in een vrije zone zijn geplaatst, worden bij de douane aangebrachte niet-communautaire goederen geacht overeenkomstig artikel 151 onder tijdelijke opslag te zijn geplaatst.

2.   Onverminderd de in artikel 87, lid 2, vastgestelde verplichting en de uitzonderingen en de ontheffing waarin de bij artikel 87, lid 3, vastgestelde maatregelen voorzien, wordt, indien wordt geconstateerd dat bij de douane aangebrachte niet-communautaire goederen niet zijn gedekt door een summiere aangifte bij binnenbrengen, door de houder van de goederen onmiddellijk een dergelijke aangifte ingediend.

Afdeling 4

Goederen die onder een regeling douanevervoer zijn vervoerd

Artikel 99

Ontheffing voor goederen die onder douanevervoer aankomen

Artikel 92, met uitzondering van lid 1, eerste alinea, en de artikelen 95 tot en met 98 zijn niet van toepassing op reeds onder een regeling douanevervoer geplaatste goederen die het douanegebied van de Gemeenschap binnengebracht worden.

Artikel 100

Bepalingen van toepassing op niet-communautaire goederen na beëindiging van een regeling douanevervoer

De artikelen 96, 97 en 98 zijn van toepassing op niet-communautaire goederen die onder een regeling inzake het douanevervoer worden vervoerd, zodra deze goederen overeenkomstig de voorschriften inzake douanevervoer zijn aangebracht bij een douanekantoor van bestemming in het douanegebied van de Gemeenschap.

TITEL V

ALGEMENE VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE DOUANESTATUS, PLAATSING VAN GOEDEREN ONDER EEN DOUANEREGELING, VERIFICATIE, VRIJGAVE EN VERWIJDERING VAN GOEDEREN

HOOFDSTUK 1

Douanestatus van goederen

Artikel 101

Veronderstelling van douanestatus van communautaire goederen

1.   Onverminderd artikel 161 worden alle goederen in het douanegebied van de Gemeenschap vermoed communautaire goederen te zijn, tenzij wordt vastgesteld dat zij geen communautaire goederen zijn.

2.   Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die:

a)

de gevallen waarin het in lid 1 bedoelde vermoeden niet van toepassing is;

b)

de middelen waarmee de douanestatus van communautaire goederen kan worden vastgesteld;

c)

de gevallen waarin goederen die geheel zijn verkregen in het douanegebied van de Gemeenschap niet de douanestatus van communautaire goederen hebben indien deze onder de regeling extern douanevervoer, de regeling opslag, de regeling tijdelijke invoer of de regeling actieve veredeling zijn geplaatst;

vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 102

Verlies van douanestatus van communautaire goederen

In de volgende gevallen worden communautaire goederen niet-communautaire goederen:

a)

indien zij uit het douanegebied van de Gemeenschap worden gebracht, voor zover de voorschriften inzake intern douanevervoer of de overeenkomstig artikel 103 vastgestelde maatregelen niet van toepassing zijn;

b)

indien zij onder de regeling extern douanevervoer, de regeling opslag of de regeling actieve veredeling zijn geplaatst, voor zover de douanewetgeving dit toestaat;

c)

indien zij onder de regeling bijzondere bestemming zijn geplaatst en vervolgens ofwel aan de staat worden afgestaan, ofwel worden vernietigd en er afval overblijft;

d)

indien de aangifte voor het vrije verkeer van goederen na vrijgave ongeldig wordt gemaakt op grond van artikel 114, lid 2, tweede alinea.

Artikel 103

Communautaire goederen die het douanegebied tijdelijk verlaten

Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die de voorwaarden waarop communautaire goederen die niet onder een douaneregeling zijn geplaatst, van de ene naar de andere plaats in het douanegebied van de Gemeenschap en tijdelijk daarbuiten, mogen worden vervoerd zonder wijziging van hun douanestatus, vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

HOOFDSTUK 2

Plaatsing van goederen onder een douaneregeling

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 104

Douaneaangifte van goederen en douanetoezicht op communautaire goederen

1.   Voor alle goederen die bestemd zijn om onder een douaneregeling te worden geplaatst, met uitzondering van de regeling vrije zone, moet een douaneaangifte tot plaatsing onder de desbetreffende regeling worden gedaan.

2.   Communautaire goederen die zijn aangegeven voor uitvoer, voor intern communautair douanevervoer of voor passieve veredeling, bevinden zich onder douanetoezicht vanaf de aanvaarding van de in lid 1 bedoelde aangifte totdat zij het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, totdat zij aan de staat worden afgestaan, totdat zij worden vernietigd of totdat de douaneaangifte ongeldig is gemaakt.

Artikel 105

Bevoegde douanekantoren

1.   Tenzij in de communautaire wetgeving anders is bepaald, stellen de lidstaten de plaats en de bevoegdheid van de diverse op hun grondgebied gelegen douanekantoren vast.

De lidstaten zorgen ervoor dat voor deze kantoren officiële openingstijden worden vastgesteld die redelijk en passend zijn, rekening houdend met de aard van het verkeer en van de goederen, alsook de douaneregelingen waaronder deze moeten worden geplaatst, zodat het internationale goederenverkeer niet belemmerd of verstoord wordt.

2.   De Commissie neemt volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen ter vaststelling van de diverse taken en verantwoordelijkheden van de bevoegde douanekantoren en in het bijzonder van de volgende:

a)

de douanekantoren van binnenkomst, invoer, uitvoer en uitgang;

b)

de douanekantoren die de formaliteiten vervullen om de goederen onder een douaneregeling te plaatsen;

c)

de douanekantoren die vergunningen verlenen en toezicht houden op de douaneprocedures.

Artikel 106

Gecentraliseerde vrijmaking

1.   De douaneautoriteiten kunnen een persoon machtigen om bij het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de plaats waar hij is gevestigd, een douaneaangifte in te dienen of beschikbaar te stellen voor goederen die bij een ander douanekantoor bij de douane worden aangebracht. In dergelijke gevallen wordt de douaneschuld geacht te zijn ontstaan bij het douanekantoor waar de douaneaangifte wordt ingediend of beschikbaar wordt gesteld.

2.   Het douanekantoor waar de douaneaangifte wordt gedaan of beschikbaar wordt gesteld, vervult de formaliteiten voor de verificatie van de aangifte, de invordering van het met een douaneschuld overeenkomende bedrag aan in- of uitvoerrechten en de vrijgave van de goederen.

3.   Het douanekantoor waar de goederen worden aangebracht, verricht, onverminderd zijn eigen controles voor beveiligings- en veiligheidsdoeleinden, ieder onderzoek waarom op terechte gronden wordt verzocht door het douanekantoor waar de douaneaangifte is gedaan of beschikbaar is gesteld en staat de vrijgave van de goederen toe, rekening houdend met de informatie van dat douanekantoor.

4.   Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die met name regels met betrekking tot:

a)

de in lid 1 bedoelde verlening van vergunningen;

b)

de gevallen waarin de vergunning wordt geëvalueerd;

c)

de voorwaarden waarop de vergunning wordt verleend;

d)

de vaststelling van de douaneautoriteit die bevoegd is voor het verlenen van deze vergunning;

e)

het overleg met en de informatieverstrekking aan andere douaneautoriteiten, waar nodig;

f)

de omstandigheden waarin de vergunning kan worden geschorst of ingetrokken;

g)

de specifieke taak en verantwoordelijkheden van de betrokken bevoegde douanekantoren, in het bijzonder met betrekking tot de uit te voeren controles;

h)

de vorm waarin de formaliteiten moeten worden vervuld en de eventuele termijn daarvoor;

vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

In die maatregelen wordt rekening gehouden met het volgende:

ten aanzien van punt c), wanneer er meer dan één lidstaat bij is betrokken, het voldoen door de aanvrager aan de criteria in artikel 14 voor het toekennen van de status van geautoriseerd marktdeelnemer;

ten aanzien van punt d), de plaats waar de hoofdadministratie voor douanedoeleinden van de aanvrager zich bevindt of waar ze toegankelijk is, teneinde de op een audit gebaseerde controle te vergemakkelijken, en waar op zijn minst een deel van de activiteiten die onder de vergunning moeten vallen, zal worden uitgevoerd.

Artikel 107

Soorten douaneaangiften

1.   De douaneaangifte wordt ingediend met behulp van elektronische gegevensverwerking. De douaneautoriteiten mogen toestaan dat de douaneaangifte gebeurt in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever, op voorwaarde dat de douaneautoriteiten toegang hebben tot deze gegevens in het elektronische systeem van de aangever en dat aan de eisen voor een eventueel noodzakelijke uitwisseling van zulke gegevens tussen de douanekantoren wordt voldaan.

2.   Voor zover hierin in de douanewetgeving is voorzien, kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat een douaneaangifte op papier, mondeling of middels enige andere handeling geschiedt waarbij goederen onder een douaneregeling kunnen worden geplaatst.

3.   De Commissie neemt volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen voor de uitvoering van dit artikel.

Afdeling 2

Normale douaneaangiften

Artikel 108

Inhoud van een aangifte en bij te voegen documenten

1.   Douaneaangiften bevatten alle gegevens die nodig zijn voor de toepassing van de bepalingen die gelden voor de douaneregeling waarvoor de goederen worden aangegeven. Douaneaangiften die gedaan zijn met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken bevatten een elektronische handtekening of een ander middel om de authenticiteit te garanderen. Aangiften op papier worden ondertekend.

De Commissie neemt volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen tot vaststelling van de specifieke eisen waaraan douaneaangiften moeten voldoen.

2.   De bij te voegen documenten die nodig zijn voor de toepassing van de bepalingen die gelden voor de douaneregeling waarvoor de goederen worden aangegeven, staan ter beschikking van de douaneautoriteiten op het tijdstip waarop de aangifte wordt ingediend.

3.   Indien een douaneaangifte met behulp van een elektronische gegevensverwerkingstechniek wordt ingediend, kunnen de douaneautoriteiten ook toestaan dat de bewijsstukken op die manier worden ingediend. De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat in plaats van de indiening van die documenten, toegang wordt verleend tot de toepasselijke gegevens in het computersysteem van de marktdeelnemer.

Op verzoek van de aangever kunnen de douaneautoriteiten evenwel toestaan dat deze documenten ter beschikking worden gesteld na de vrijgave van de goederen.

4.   De Commissie neemt volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen voor de uitvoering van de leden 2 en 3 van dit artikel.

Afdeling 3

Vereenvoudigde douaneaangiften

Artikel 109

Vereenvoudigde aangifte

1.   Indien de in de leden 2 en 3 van dit artikel gestelde voorwaarden zijn vervuld, staan de douaneautoriteiten eenieder plaatsing van goederen onder een douaneregeling toe op basis van een vereenvoudigde aangifte waaruit bepaalde in artikel 108 bedoelde informatie en bij te voegen documenten kunnen worden weggelaten.

2.   Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die de voorwaarden waarop de in lid 1 van dit artikel bedoelde toestemming wordt verleend, vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

3.   De Commissie kan volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen nemen met betrekking tot de specifieke eisen waaraan vereenvoudigde douaneaangiften moeten voldoen.

Artikel 110

Aanvullende aangifte

1.   Bij een vereenvoudigde aangifte overeenkomstig artikel 109, lid 1, dient de aangever een aanvullende aangifte in met de verdere gegevens die vereist zijn ter vervollediging van de douaneaangifte voor de betrokken douaneregeling.

De aanvullende aangifte kan een algemeen, periodiek of samenvattend karakter hebben.

Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die uitzonderingen op de eerste alinea van dit lid vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

2.   De aanvullende aangifte wordt geacht samen met de in artikel 109, lid 1, bedoelde vereenvoudigde aangifte een enkele en ondeelbare akte te vormen, die geldig is vanaf de datum van aanvaarding van de vereenvoudigde aangifte overeenkomstig artikel 112.

Indien de vereenvoudigde aangifte wordt vervangen door inschrijving in de administratie van de aangever en toegang van de douaneautoriteiten tot deze gegevens, is de aangifte geldig vanaf de datum van inschrijving van de goederen in de administratie.

3.   Voor de toepassing van artikel 55 wordt de plaats waar de aanvullende aangifte overeenkomstig de vergunning moet worden ingediend, geacht de plaats te zijn waar de douaneaangifte is ingediend.

Afdeling 4

Op alle douaneaangiften toepasselijke bepalingen

Artikel 111

Persoon die een aangifte indient

1.   Onverminderd artikel 110, lid 1, kan een douaneaangifte worden gedaan door eenieder die in staat is alle bescheiden over te leggen of ter beschikking te stellen die vereist zijn voor de toepassing van de bepalingen die gelden voor de douaneregeling waarvoor de goederen worden aangegeven. Die persoon dient ook in staat te zijn de goederen bij het bevoegde douanekantoor aan te brengen of te doen aanbrengen.

Indien de aanvaarding van een douaneaangifte evenwel bijzondere verplichtingen voor een bepaalde persoon meebrengt, moet de aangifte door deze persoon zelf of door zijn vertegenwoordiger worden gedaan.

2.   De aangever dient in het douanegebied van de Gemeenschap te zijn gevestigd. De volgende aangevers hoeven evenwel niet in de Gemeenschap gevestigd te zijn:

personen die een aangifte voor douanevervoer of tot tijdelijke invoer indienen;

personen die incidenteel goederen aangeven voor zover de douaneautoriteiten dat gerechtvaardigd achten.

3.   Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder vrijstelling van de in lid 2 genoemde vereisten kan worden verleend, vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 112

Aanvaarding van een aangifte

1.   Aangiften die aan de voorwaarden van dit hoofdstuk voldoen, worden onmiddellijk door de douaneautoriteiten aanvaard, voor zover de desbetreffende goederen bij de douane zijn aangebracht of ten genoegen van de douaneautoriteiten voor douanecontrole beschikbaar zullen worden gesteld.

Indien de aangifte geschiedt door middel van inschrijving in de administratie van de aangever en toegang van de douaneautoriteiten tot deze gegevens, wordt de aangifte geacht te zijn aanvaard op het tijdstip van inschrijving van de goederen in de administratie. De douaneautoriteiten kunnen de aangever, onverminderd diens wettelijke verplichtingen of de toepassing van beveiligings- en veiligheidscontroles, ontheffen van de verplichting de goederen aan te brengen of beschikbaar te stellen voor douanecontrole.

2.   Onverminderd artikel 110, lid 2, of de tweede alinea van lid 1 van dit artikel wordt de douaneaangifte die wordt ingediend bij een ander douanekantoor dan het kantoor waar de goederen worden aangebracht, aanvaard indien het kantoor waar de goederen worden aangebracht, bevestigt dat de goederen voor douanecontrole beschikbaar zijn.

3.   De datum van aanvaarding van de douaneaangifte door de douaneautoriteiten is, tenzij anderszins bepaald, de datum die in aanmerking moet worden genomen voor de toepassing van de bepalingen die gelden voor de douaneregeling waarvoor de goederen zijn aangegeven en voor alle andere invoer- of uitvoerformaliteiten.

4.   De Commissie neemt volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen tot vaststelling van gedetailleerde voorschriften voor de uitvoering van dit artikel.

Artikel 113

Wijziging van een aangifte

1.   De aangever mag, op zijn verzoek, één of meer gegevens in de aangifte wijzigen nadat deze door de douane is aanvaard. De wijziging mag niet inhouden dat de aangifte betrekking heeft op andere goederen dan die waarop zij oorspronkelijk betrekking had.

2.   Dergelijke wijzigingen worden niet toegestaan als het verzoek daartoe wordt gedaan na een van de volgende gebeurtenissen:

a)

de douaneautoriteiten hebben de aangever in kennis gesteld van hun voornemen de goederen aan een onderzoek te onderwerpen;

b)

de douaneautoriteiten hebben geconstateerd dat de betrokken gegevens onjuist zijn;

c)

de douaneautoriteiten hebben de goederen vrijgegeven.

3.   Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die uitzonderingen op punt c) van lid 2 van dit artikel vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 114

Ongeldigmaking van een aangifte

1.   Op verzoek van de aangever maken de douaneautoriteiten een reeds aanvaarde aangifte ongeldig in de volgende gevallen:

a)

indien te hunner genoegen wordt aangetoond dat de goederen onmiddellijk onder een andere douaneregeling zullen worden geplaatst;

b)

indien te hunner genoegen wordt aangetoond dat ten gevolge van bijzondere omstandigheden de plaatsing van de goederen onder de douaneregeling waarvoor zij zijn aangegeven, niet meer gerechtvaardigd is.

Indien de douaneautoriteiten de aangever evenwel in kennis hebben gesteld van hun voornemen de goederen aan een onderzoek te onderwerpen, kan het verzoek tot ongeldigmaking van de aangifte slechts worden aanvaard nadat het onderzoek heeft plaatsgevonden.

2.   De aangifte kan niet ongeldig worden gemaakt nadat de goederen zijn vrijgegeven.

Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die uitzonderingen op de eerste alinea van dit lid vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Afdeling 5

Overige vereenvoudigingen

Artikel 115

Vergemakkelijking van de opstelling van douaneaangiften betreffende goederen die onder verschillende tariefonderverdelingen vallen

Indien een zending bestaat uit goederen waarvan de tariefonderverdelingen verschillend zijn en voor het opstellen van de douaneaangifte van elk dezer goederen volgens zijn tariefonderverdelingen werk en kosten zouden meebrengen die niet in verhouding staan tot het bedrag van de verschuldigde rechten bij invoer, kunnen de douaneautoriteiten er op verzoek van de aangever mee instemmen dat de gehele zending wordt aangegeven op grond van de tariefonderverdelingen van de goederen die aan het hoogste recht bij invoer of uitvoer zijn onderworpen.

De Commissie kan volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen nemen voor de uitvoering van dit artikel.

Artikel 116

Vereenvoudiging van douaneformaliteiten en -controles

1.   De douaneautoriteiten mogen andere dan de in afdeling 3 van dit hoofdstuk bedoelde vereenvoudingen van douaneformaliteiten en -controles toestaan.

2.   Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die met name regels met betrekking tot:

a)

de in lid 1 bedoelde verlening van toestemming;

b)

de gevallen waarin de toestemming wordt herzien en de voorwaarden voor toezicht op het gebruik ervan door de douaneautoriteiten;

c)

de voorwaarden waarop de toestemming wordt verleend;

d)

de voorwaarden waarop een marktdeelnemer toestemming kan krijgen om bepaalde douaneformaliteiten, die in beginsel door de douaneautoriteiten moeten worden vervuld, uit te voeren, zoals het zelf bepalen van in- en uitvoerrechten en het uitvoeren van bepaalde controles onder toezicht van de douane;

e)

de vaststelling van de douaneautoriteit die bevoegd is voor het verlenen van de toestemming;

f)

het overleg met en de informatieverstrekking aan andere douaneautoriteiten, waar nodig;

g)

de omstandigheden waarin de toestemming kan worden geschorst of ingetrokken;

h)

de specifieke taak en verantwoordelijkheden van de betrokken bevoegde douanekantoren, in het bijzonder met betrekking tot de uit te voeren controles;

i)

de vorm waarin de formaliteiten moeten worden vervuld en de eventuele termijn daarvoor;

vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

In die maatregelen wordt rekening gehouden met:

de douaneformaliteiten en -controles die om beveiligings- en veiligheidsredenen moeten worden vervuld en uitgevoerd met betrekking tot goederen die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen of verlaten;

de op grond van artikel 25, lid 3, aangenomen regels;

ten aanzien van punt d), wanneer er meer dan één lidstaat bij is betrokken, is aan de aanvrager volgens de criteria in artikel 14 de status van geautoriseerde marktdeelnemer verleend;

ten aanzien van e), de plaats waar de hoofdadministratie voor douanedoeleinden van de aanvrager zich bevindt of waar ze toegankelijk is, teneinde de op een audit gebaseerde controle te vergemakkelijken, en waar op zijn minst een deel van de activiteiten die onder de vergunning moeten vallen, zal worden uitgevoerd.

HOOFDSTUK 3

Verificatie en vrijgave van goederen

Afdeling 1

Verificatie

Artikel 117

Verificatie van een douaneaangifte

Met het oog op de verificatie van de juistheid van de in de door hen aanvaarde douaneaangifte vermelde gegevens kunnen de douaneautoriteiten:

a)

de aangifte en alle bij te voegen documenten aan een onderzoek onderwerpen;

b)

van de aangever eisen dat andere documenten worden overgelegd;

c)

de goederen aan een onderzoek onderwerpen;

d)

monsters nemen voor een analyse of grondige controle van de goederen.

Artikel 118

Onderzoek en monsterneming van goederen

1.   Het vervoer van de goederen naar de plaats waar het onderzoek en de monsterneming dienen plaats te vinden, alsmede alle handelingen welke voor dit onderzoek of deze monsterneming noodzakelijk zijn, worden door de aangever of onder zijn verantwoordelijkheid verricht. De hieraan verbonden kosten komen ten laste van de aangever.

2.   De aangever heeft het recht bij het onderzoek van de goederen en bij de monsterneming aanwezig te zijn of te worden vertegenwoordigd. Indien zij daartoe gegronde redenen hebben, kunnen de douaneautoriteiten van de aangever eisen dat hij bij het onderzoek van de goederen of de monsterneming aanwezig is of zich daarbij laat vertegenwoordigen dan wel dat hij hun de noodzakelijke bijstand verleent om dit onderzoek of deze monsterneming te vergemakkelijken.

3.   Indien het volgens de geldende bepalingen plaatsvindt, geeft het nemen van monsters geen aanleiding tot enige vergoeding door de douaneautoriteiten, maar de kosten van analyse of controle komen wel ten laste van hen.

Artikel 119

Gedeeltelijk onderzoek en monsterneming van goederen

1.   Indien slechts een gedeelte van de goederen waarop een douaneaangifte betrekking heeft, wordt onderzocht, of daarvan monsters worden genomen, gelden de resultaten van het gedeeltelijke onderzoek, of van de analyse of het onderzoek van de monsters, voor alle goederen van deze aangifte.

De aangever kan evenwel om een aanvullend onderzoek of aanvullende monsterneming van de goederen verzoeken indien hij van mening is dat de resultaten van het gedeeltelijke onderzoek, of van de analyse of het onderzoek van de genomen monsters, niet voor de rest van de aangegeven goederen gelden. Dit verzoek wordt ingewilligd mits de goederen nog niet zijn vrijgegeven of, indien zij reeds zijn vrijgegeven, de aangever aantoont dat zij op generlei wijze zijn gewijzigd.

2.   Voor de toepassing van lid 1 worden de gegevens in een douaneaangifte die verscheidene artikelen omvat, met betrekking tot elk artikel geacht een afzonderlijke aangifte te vormen.

3.   De Commissie neemt volgens de in artikel 184, lid 3, bedoelde procedure maatregelen tot vaststelling van de te volgen procedure in geval van uiteenlopende resultaten van onderzoeken volgens lid 1 van dit artikel.

Artikel 120

Resultaten van de verificatie

1.   De resultaten van de verificatie van de douaneaangifte dienen als grondslag voor de toepassing van de bepalingen die gelden voor de douaneregeling waaronder de goederen zijn geplaatst.

2.   Indien de douaneaangifte niet wordt geverifieerd, is lid 1 van toepassing op basis van de in de aangifte vermelde gegevens.

3.   De resultaten van de verificatie door de douaneautoriteiten hebben in het gehele douanegebied van de Gemeenschap dezelfde bindende kracht.

Artikel 121

Identificatiemaatregelen

1.   De douaneautoriteiten of, waar passend, marktdeelnemers die daarvoor toestemming hebben gekregen van de douaneautoriteiten, nemen de nodige maatregelen om de goederen te kunnen identificeren, indien deze identificatie noodzakelijk is ter waarborging van de naleving van de bepalingen die zijn verbonden aan de douaneregeling waarvoor de betrokken goederen zijn aangegeven.

Deze identificatiemaatregelen hebben in het gehele douanegebied van de Gemeenschap dezelfde rechtsgevolgen.

2.   De identificatiemiddelen die op de goederen of de vervoermiddelen zijn aangebracht, mogen alleen worden verwijderd of vernietigd door de douaneautoriteiten of door marktdeelnemers die door deze autoriteiten daartoe zijn gemachtigd, tenzij ten gevolge van niet te voorziene omstandigheden of overmacht het verwijderen of vernietigen ervan voor het behoud van de goederen of de vervoermiddelen absoluut noodzakelijk is.

Artikel 122

Uitvoeringsmaatregelen

De Commissie kan volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen nemen voor de uitvoering van deze afdeling.

Afdeling 2

Vrijgave

Artikel 123

Vrijgave van de goederen

1.   Onverminderd artikel 117 en mits is voldaan aan de voorwaarden voor de plaatsing van de goederen onder de betrokken regeling en voor zover er geen beperking op de goederen is gesteld en de goederen niet onder een verbod vallen, geven de douaneautoriteiten de goederen vrij zodra de vermeldingen op de douaneaangifte zijn geverifieerd of zonder verificatie zijn aanvaard.

De eerste alinea is tevens van toepassing indien een in artikel 117 bedoelde verificatie niet binnen een redelijke termijn kan worden beëindigd en de goederen niet meer aanwezig behoeven te zijn met het oog op de verificatie.

2.   Alle goederen waarop een aangifte betrekking heeft, worden tegelijkertijd vrijgegeven.

Voor de toepassing van de eerste alinea worden de gegevens in een douaneaangifte die verscheidene artikelen omvat, met betrekking tot elk artikel geacht een afzonderlijke douaneaangifte te vormen.

3.   Indien de goederen worden aangebracht bij een ander douanekantoor dan het kantoor waar de douaneaangifte is aanvaard, wisselen de betrokken douaneautoriteiten de voor de vrijgave van de goederen benodigde informatie uit, onverminderd passende controles.

Artikel 124

Vrijgave afhankelijk van betaling van het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan in- of uitvoerrechten of zekerheidstelling

1.   Indien het plaatsen van goederen onder een douaneregeling een douaneschuld doet ontstaan, kunnen de goederen waarop deze aangifte betrekking heeft slechts worden vrijgegeven indien het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan in- of uitvoerrechten is betaald of indien daarvoor zekerheid is gesteld.

Onverminderd de derde alinea is de eerste alinea evenwel niet van toepassing op tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten.

Indien de douaneautoriteiten op grond van de bepalingen die gelden voor de douaneregeling waarvoor de goederen worden aangegeven, eisen dat zekerheid wordt gesteld, kan de vrijgave van de goederen voor de betrokken douaneregeling slechts worden toegestaan nadat zekerheid is gesteld.

2.   De Commissie kan volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen nemen tot vaststelling van uitzonderingen op de eerste en de derde alinea van lid 1 van dit artikel.

HOOFDSTUK 4

Verwijdering van goederen

Artikel 125

Vernietiging van goederen

Indien zij daartoe gegronde redenen hebben, kunnen de douaneautoriteiten de vernietiging van bij de douane aangebrachte goederen eisen. Zij stellen de houder van de goederen daarvan in kennis. De aan de vernietiging verbonden kosten komen ten laste van de houder van de goederen.

Artikel 126

Door te douaneautoriteiten te nemen maatregelen

1.   De douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen, inclusief verbeurdverklaring en verkoop, of vernietiging, voor de verwijdering van goederen in de volgende gevallen:

a)

indien een van de bij de douanewetgeving vastgestelde verplichtingen betreffende het binnenbrengen van niet-communautaire goederen in het douanegebied van de Gemeenschap niet is nagekomen of de goederen aan het douanetoezicht zijn onttrokken;

b)

indien de goederen niet kunnen worden vrijgegeven om een van de volgende redenen:

i)

het onderzoek van de goederen kon niet binnen de door de douaneautoriteiten gestelde termijnen worden aangevangen of voortgezet om redenen die aan de aangever te wijten zijn;

ii)

de bescheiden die vereist zijn voordat de goederen kunnen worden geplaatst onder of vrijgegeven voor de douaneregeling waarvoor zij werden aangegeven, zijn niet overgelegd;

iii)

de invoer- of uitvoerrechten, naargelang van het geval, werden niet binnen de gestelde termijn betaald of er werd binnen die termijn geen zekerheid gesteld;

iv)

de goederen zijn onderworpen aan verboden of beperkingen;

c)

indien de goederen na de vrijgave niet binnen een redelijke termijn zijn weggevoerd;

d)

indien na de vrijgave blijkt dat de goederen niet aan de voorwaarden voor vrijgave voldeden;

e)

indien de goederen overeenkomstig artikel 127 aan de staat worden afgestaan.

2.   Niet-communautaire goederen die aan de staat zijn afgestaan, in beslag zijn genomen of zijn verbeurdverklaard, worden geacht onder de regeling tijdelijke opslag te zijn geplaatst.

Artikel 127

Afstand van goederen

1.   Niet-communautaire goederen en goederen die onder de regeling bijzondere bestemming zijn geplaatst, kunnen met voorafgaande toestemming van de douaneautoriteiten door de houder van de regeling of in voorkomend geval de houder van de goederen aan de staat worden afgestaan.

2.   Het afstaan van goederen mag voor de staat geen kosten meebrengen. De aan het vernietigen of anderszins verwijderen van goederen verbonden kosten moeten worden gedragen door de houder van de regeling of in voorkomend geval de houder van de goederen.

Artikel 128

Uitvoeringsmaatregelen

Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, met betrekking tot de uitvoering van dit hoofdstuk, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

TITEL VI

IN HET VRIJE VERKEER BRENGEN EN VRIJSTELLING VAN INVOERRECHTEN

HOOFDSTUK 1

In het vrije verkeer brengen

Artikel 129

Toepassingsgebied en werking

1.   Niet-communautaire goederen die bestemd zijn om op de markt van de Gemeenschap te worden gebracht of bestemd zijn voor particulier gebruik of voor consumptie binnen de Gemeenschap, worden in het vrije verkeer gebracht.

2.   In het vrije verkeer brengen omvat het volgende:

a)

de inning van verschuldigde invoerrechten;

b)

de inning, voor zover van toepassing, van andere heffingen, overeenkomstig de relevante voorschriften met betrekking tot de inning van deze heffingen;

c)

de toepassing van handelspolitieke maatregelen en verboden en beperkingen voor zover deze niet in een eerder stadium moeten worden toegepast;

d)

de vervulling van de andere formaliteiten voor de invoer van de goederen.

3.   Niet-communautaire goederen die in het vrije verkeer worden gebracht, verkrijgen daardoor de douanestatus van communautaire goederen.

HOOFDSTUK 2

Vrijstelling van invoerrechten

Afdeling 1

Terugkerende goederen

Artikel 130

Toepassingsgebied en werking

1.   Niet-communautaire goederen die, na oorspronkelijk als communautaire goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap te zijn uitgevoerd, dit douanegebied binnen drie jaar opnieuw binnenkomen en in het vrije verkeer worden gebracht, worden op verzoek van de belanghebbende van invoerrechten vrijgesteld.

2.   De in lid 1 bedoelde termijn van drie jaar kan worden overschreden om rekening te houden met bijzondere omstandigheden.

3.   Indien de terugkerende goederen vóór hun uitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap in het vrije verkeer waren gebracht vrij van rechten dan wel met een verlaagd invoerrecht op grond van hun bijzondere bestemming, wordt de in lid 1 bedoelde vrijstelling slechts verleend indien de goederen voor dezelfde bijzondere bestemming in het vrije verkeer worden gebracht.

Indien de goederen niet voor dezelfde bijzondere bestemming in het vrije verkeer worden gebracht, wordt het bedrag aan invoerrechten verminderd met het bedrag dat eventueel is geïnd op het tijdstip waarop zij voor het eerst in het vrije verkeer werden gebracht. Als dit laatste bedrag hoger is dan het bedrag dat voortvloeit uit het in het vrije verkeer brengen van de terugkerende goederen, wordt geen terugbetaling verleend.

4.   Indien communautaire goederen hun douanestatus van communautaire goederen hebben verloren overeenkomstig artikel 102, onder b), en vervolgens in het vrije verkeer worden gebracht, zijn de leden 1, 2 en 3 van dit artikel van overeenkomstige toepassing.

5.   De vrijstelling van invoerrechten wordt slechts verleend wanneer de goederen worden wederingevoerd in de staat waarin zij werden uitgevoerd.

Artikel 131

Gevallen waarin geen vrijstelling van invoerrechten wordt verleend

De in artikel 130 bedoelde vrijstelling van invoerrechten wordt niet verleend voor:

a)

goederen die in het kader van de regeling passieve veredeling uit het douanegebied van de Gemeenschap zijn uitgevoerd, tenzij een van de volgende omstandigheden geldt:

i)

deze goederen bevinden zich nog in de staat waarin zij werden uitgevoerd;

ii)

de overeenkomstig artikel 134 aangenomen maatregelen laten dit toe;

b)

goederen die in aanmerking kwamen voor maatregelen op grond van het gemeenschappelijk landbouwbeleid in het kader waarvan zij uit het douanegebied van de Gemeenschap zijn uitgevoerd, tenzij de overeenkomstig artikel 134 aangenomen maatregelen dit toelaten.

Artikel 132

Goederen die eerder onder de regeling actieve veredeling waren geplaatst

1.   Artikel 130 is van overeenkomstige toepassing op veredelingsproducten die oorspronkelijk vanuit het douanegebied van de Gemeenschap zijn wederuitgevoerd als gevolg van een regeling actieve veredeling.

2.   Op verzoek van de aangever en mits hij de benodigde gegevens voorlegt, wordt het bedrag aan invoerrechten voor de goederen waarop lid 1 betrekking heeft, vastgesteld overeenkomstig artikel 53, lid 3. De datum van aanvaarding van de mededeling van wederuitvoer wordt beschouwd als de datum van het in het vrije verkeer brengen.

3.   De in artikel 130 bedoelde vrijstelling van invoerrechten wordt niet verleend voor veredelingsproducten die zijn uitgevoerd overeenkomstig artikel 142, lid 2, onder b), tenzij wordt gegarandeerd dat er geen goederen onder de regeling actieve veredeling worden geplaatst.

Afdeling 2

Zeevisserij en uit zee gewonnen producten

Artikel 133

Producten van zeevisserij en andere uit zee gewonnen producten

Onverminderd artikel 36, lid 1, geldt een vrijstelling van invoerrechten voor het in het vrije verkeer brengen van:

a)

visserijproducten en andere producten die in de territoriale zee van een land of gebied buiten het douanegebied van de Gemeenschap zijn gewonnen door uitsluitend in een lidstaat ingeschreven of geregistreerde schepen die de vlag van deze lidstaat voeren;

b)

producten die zijn verkregen uit de onder a) bedoelde producten aan boord van fabrieksschepen en die voldoen aan de voorwaarden vastgesteld onder a).

Afdeling 3

Uitvoeringsmaatregelen

Artikel 134

Uitvoeringsmaatregelen

Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, met betrekking tot de uitvoering van dit hoofdstuk, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

TITEL VII

BIJZONDERE REGELINGEN

HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

Artikel 135

Toepassingsgebied

Goederen kunnen onder een van de volgende bijzondere regelingen worden geplaatst:

a)

douanevervoer, inhoudende extern en intern douanevervoer;

b)

opslag, inhoudende tijdelijke opslag, douane-entrepot en vrije zones;

c)

specifieke bestemming, inhoudende tijdelijke invoer en bijzondere bestemming;

d)

veredeling, inhoudende actieve en passieve veredeling.

Artikel 136

Vergunning

1.   Een vergunning van de douaneautoriteiten is vereist voor:

het gebruik van de regeling actieve of passieve veredeling, tijdelijke invoer of bijzondere bestemming;

het beheer van een opslagruimte voor tijdelijke opslag of opslag in een douane-entrepot, tenzij de opslagruimte wordt beheerd door de douaneautoriteit zelf.

De voorwaarden waarop één of meer van de bovengenoemde regelingen mogen worden gebruikt of het beheer van een opslagruimte is toegestaan, worden in de vergunning vastgesteld.

2.   Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die met name regels met betrekking tot:

a)

de in lid 1 bedoelde verlening van een vergunning;

b)

de gevallen waarin de vergunning dient te worden geëvalueerd;

c)

de voorwaarden waarop de vergunning wordt verleend;

d)

de vaststelling van de douaneautoriteit die bevoegd is voor het verlenen van deze vergunning;

e)

het overleg met en de informatieverstrekking aan andere douaneautoriteiten, waar nodig;

f)

de omstandigheden waarin de vergunning kan worden geschorst of ingetrokken;

g)

de specifieke taak en verantwoordelijkheden van de betrokken bevoegde douanekantoren, in het bijzonder met betrekking tot de uit te voeren controles;

h)

de vorm waarin de formaliteiten moeten worden vervuld en de eventuele termijn daarvoor;

vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

In die maatregelen wordt rekening gehouden met:

a)

ten aanzien van punt c) van de eerste alinea, wanneer er meer dan één lidstaat bij is betrokken, het voldoen door de aanvrager aan de criteria in artikel 14 voor het toekennen van de status van geautoriseerd marktdeelnemer;

b)

met betrekking tot punt d) van de eerste alinea, de plaats waar de hoofdadministratie voor douanedoeleinden van de aanvrager zich bevindt of waar ze toegankelijk is, teneinde de op een audit gebaseerde controle te vergemakkelijken, en waar op zijn minst een deel van de activiteiten die onder de vergunning moeten vallen, zal worden uitgevoerd.

3.   Tenzij anders is bepaald in de douanewetgeving, wordt de in lid 1 bedoelde vergunning slechts verleend aan:

a)

personen die in het douanegebied van de Gemeenschap zijn gevestigd;

b)

personen die de nodige waarborgen bieden voor het goede gebruik van de regeling en die, indien een douaneschuld kan ontstaan of andere heffingen verschuldigd kunnen worden voor de onder een bijzondere regeling geplaatste goederen, zekerheid stellen overeenkomstig artikel 56;

c)

voor de regeling tijdelijke invoer of actieve veredeling, de persoon die de goederen gebruikt of laat gebruiken respectievelijk de goederen veredeld of laat veredelen.

Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die afwijkingen op de eerste alinea van dit lid vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

4.   Tenzij anders bepaald en ter aanvulling van lid 3 wordt de in lid 1 bedoelde vergunning slechts verleend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de douaneautoriteiten kunnen douanetoezicht uitoefenen zonder administratieve maatregelen te hoeven nemen die niet in verhouding staan tot de economische behoeften;

b)

de wezenlijke belangen van communautaire producenten worden niet geschaad door een vergunning voor de regeling veredeling (economische voorwaarden).

De wezenlijke belangen van communautaire producenten worden geacht niet te zijn geschaad als bedoeld in de eerste alinea, onder b), totdat het tegendeel is bewezen, of wanneer in de douanewetgeving is bepaald dat aan de economische voorwaarden wordt geacht te zijn voldaan.

Indien wordt aangetoond dat de wezenlijke belangen van communautaire producenten waarschijnlijk zullen worden geschaad, wordt een toets op de economische voorwaarden verricht overeenkomstig artikel 185.

De Commissie neemt volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen met betrekking tot:

a)

de toets op de economische voorwaarden;

b)

de vaststelling van de gevallen waarin de wezenlijke belangen van communautaire producenten waarschijnlijk zullen worden geschaad, rekening houdend met handelspolitieke en landbouwmaatregelen;

c)

de vaststelling van de gevallen waarin aan de economische voorwaarden wordt geacht te zijn voldaan.

5.   De houder van de vergunning dient de douaneautoriteiten mededeling te doen van elk feit dat zich na afgifte van de vergunning voordoet en dat gevolgen kan hebben voor de handhaving of de inhoud van de vergunning.

Artikel 137

Administratie

1.   Behalve voor de regeling douanevervoer of indien anders is bepaald in de douanewetgeving, voeren de houder van de vergunning, de houder van de regeling en eenieder die activiteiten uitoefent in verband met hetzij de opslag, bewerking of verwerking van de goederen, hetzij de aankoop of verkoop van de goederen in een vrije zone, een administratie in een door de douaneautoriteiten goedgekeurde vorm.

Aan de hand van die administratie moeten de douaneautoriteiten in staat zijn toezicht uit te oefenen op de regeling, met name wat de identificatie, de douanestatus en het verkeer van de onder de regeling geplaatste goederen betreft.

2.   Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, met betrekking tot de uitvoering van dit artikel, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 138

Zuivering van een regeling

1.   Behalve voor de regeling douanevervoer en onverminderd artikel 166 wordt een bijzondere regeling gezuiverd indien de onder de regeling geplaatste goederen of de veredelingsproducten onder een volgende douaneregeling worden geplaatst, het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, vernietigd zijn zonder afvalresten of aan de staat worden afgestaan overeenkomstig artikel 127.

2.   De douaneautoriteiten zuiveren de regeling douanevervoer indien zij op grond van een vergelijking van de gegevens van het douanekantoor van vertrek met die van het douanekantoor van bestemming kunnen vaststellen dat de regeling naar behoren is beëindigd.

3.   De douaneautoriteiten nemen de nodige maatregelen om de situatie te regelen van goederen waarvoor de regeling niet onder de vastgestelde voorwaarden is gezuiverd.

Artikel 139

Overdracht van rechten en plichten

De rechten en plichten van de houder van een regeling betreffende goederen die onder een andere bijzondere regeling dan douanevervoer zijn geplaatst, kunnen op de door de douaneautoriteiten vastgestelde voorwaarden volledig of gedeeltelijk worden overgedragen aan andere personen die voldoen aan de voorwaarden van de betrokken regeling.

Artikel 140

Verkeer van goederen

1.   Goederen die onder een andere bijzondere regeling dan douanevervoer of in een vrije zone zijn geplaatst, kunnen tussen verschillende plaatsen binnen het douanegebied van de Gemeenschap worden vervoerd, voor zover daarin is voorzien in de vergunning of in de douanewetgeving.

2.   De Commissie neemt volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen voor de uitvoering van dit artikel.

Artikel 141

Gebruikelijke behandelingen

Goederen die onder een regeling douane-entrepot, onder een veredelingsregeling of in een vrije zone zijn geplaatst, kunnen gebruikelijke behandelingen ondergaan om ze in goede staat te bewaren, ter verbetering van de presentatie of handelskwaliteit of ter voorbereiding van de distributie of wederverkoop.

Artikel 142

Equivalente goederen

1.   Equivalente goederen zijn communautaire goederen die in plaats van de onder een bijzondere regeling geplaatste goederen worden opgeslagen, gebruikt of verwerkt.

Bij de regeling passieve veredeling zijn equivalente goederen niet-communautaire goederen die worden verwerkt in plaats van onder de regeling passieve veredeling geplaatste communautaire goederen.

Equivalente goederen moeten onder dezelfde achtcijfercode van de gecombineerde nomenclatuur zijn ingedeeld en dezelfde handelskwaliteit en technische kenmerken hebben als de goederen die zij vervangen.

Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die afwijkingen van de derde alinea van dit lid vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

2.   Mits de goede werking van de regeling, met name wat het douanetoezicht betreft, is verzekerd, kunnen de douaneautoriteiten het volgende toestaan:

a)

het gebruik van equivalente goederen onder een bijzondere regeling met uitzondering van de regeling douanevervoer, tijdelijke invoer en tijdelijke opslag;

b)

voor de regeling actieve veredeling, de uitvoer van uit equivalente goederen verkregen veredelingsproducten voorafgaand aan de invoer van de goederen die zij vervangen;

c)

voor de regeling passieve veredeling, de invoer van uit equivalente goederen verkregen veredelingsproducten voorafgaand aan de uitvoer van de goederen die zij vervangen.

Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die de gevallen waarin de douaneautoriteiten het gebruik van equivalente onder de regeling tijdelijke invoer kunnen toestaan, vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

3.   Het gebruik van equivalente goederen is niet toegestaan in de volgende gevallen:

a)

indien uitsluitend gebruikelijke behandelingen als omschreven in artikel 141 in het kader van actieve veredeling worden verricht;

b)

indien er een verbod geldt op terugbetaling of kwijtschelding of vrijstelling van invoerrechten voor niet van oorsprong zijnde goederen die worden gebruikt voor de vervaardiging van veredelingsproducten die zich onder de regeling actieve veredeling bevinden waarvoor een bewijs van oorsprong wordt afgegeven of opgesteld in het kader van een preferentiële regeling tussen de Gemeenschap en bepaalde landen of gebieden dan wel groepen van landen of gebieden buiten het douanegebied van de Gemeenschap, of

c)

indien dit zou leiden tot een onbillijk voordeel op het vlak van de invoerrechten.

Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die aanvullende gevallen waarin equivalente goederen niet mogen worden gebruikt, vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

4.   In het in lid 2, onder b), bedoelde geval wordt, indien de veredelingsproducten aan uitvoerrechten zouden zijn onderworpen indien zij niet in het kader van de regeling actieve veredeling werden uitgevoerd, door de houder van de vergunning zekerheid voor betaling van de rechten gesteld, indien de niet-communautaire goederen niet binnen de bij artikel 169, lid 3, gestelde termijn worden ingevoerd.

Artikel 143

Uitvoeringsmaatregelen

De Commissie neemt volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen voor de werking van de regelingen onder deze titel.

HOOFDSTUK 2

Douanevervoer

Afdeling 1

Extern en intern douanevervoer

Artikel 144

Extern douanevervoer

1.   Onder de regeling extern douanevervoer kunnen niet-communautaire goederen worden vervoerd tussen twee plaatsen in het douanegebied van de Gemeenschap zonder dat zij worden onderworpen aan:

a)

de invoerrechten;

b)

andere heffingen overeenkomstig andere relevante voorschriften;

c)

handelspolitieke maatregelen, voor zover zij de binnenkomst van goederen in of het uitgaan van goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap niet verbieden.

2.   Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die de gevallen waarin de communautaire goederen onder extern douanevervoer worden geplaatst, vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

3.   Het in lid 1 bedoelde vervoer dient op een van de volgende wijzen te geschieden:

a)

met toepassing van de regeling extern communautair douanevervoer;

b)

overeenkomstig de TIR-overeenkomst op voorwaarde dat dit vervoer:

i)

buiten het douanegebied van de Gemeenschap is begonnen of zal eindigen;

ii)

geschiedt tussen twee plaatsen in het douanegebied van de Gemeenschap, over het grondgebied van een land of gebied buiten het douanegebied van de Gemeenschap;

c)

overeenkomstig de ATA-overeenkomst/Overeenkomst van Istanboel wanneer douanevervoer plaatsvindt;

d)

onder geleide van het Rijnvaartmanifest (artikel 9 van de Herziene Rijnvaartakte);

e)

onder geleide van formulier 302 dat is voorgeschreven in het kader van het op 19 juni 1951 te Londen ondertekende Verdrag tussen de staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten;

f)

onder het poststelsel overeenkomstig de voorschriften van de Wereldpostunie (UPU), indien de goederen worden vervoerd door of voor rekening van personen die rechten en verplichtingen hebben op grond van die voorschriften.

4.   De regeling extern douanevervoer doet geen afbreuk aan artikel 140.

Artikel 145

Intern douanevervoer

1.   Onder de regeling intern douanevervoer kunnen, op de in de leden 2 en 3 genoemde voorwaarden, communautaire goederen worden vervoerd tussen twee plaatsen in het douanegebied van de Gemeenschap over buiten dat gebied gelegen grondgebied, zonder wijziging van hun douanestatus.

2.   Het in lid 1 bedoelde vervoer dient op een van de volgende wijzen te geschieden:

a)

onder de regeling intern communautair douanevervoer, indien een internationale overeenkomst in deze mogelijkheid voorziet;

b)

overeenkomstig de TIR-overeenkomst;

c)

overeenkomstig de ATA-overeenkomst/Overeenkomst van Istanboel wanneer douanevervoer plaatsvindt;

d)

onder geleide van het Rijnvaartmanifest (artikel 9 van de Herziene Rijnvaartakte);

e)

onder geleide van formulier 302 dat is voorgeschreven in het kader van het op 19 juni 1951 te Londen ondertekende Verdrag tussen de staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag nopens de rechtspositie van hun krijgsmachten;

f)

onder het poststelsel overeenkomstig de voorschriften van de Wereldpostunie (UPU), indien de goederen worden vervoerd door of voor rekening van personen die rechten en verplichtingen hebben op grond van die voorschriften.

3.   In de in lid 2, onder b) tot en met f), bedoelde gevallen behouden goederen hun communautaire status alleen als die status onder bepaalde voorwaarden en met behulp van in de douanewetgeving bepaalde middelen, is vastgesteld.

Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die de voorwaarden waaronder en de middelen waarmee die douanestatus kan worden bepaald, vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Afdeling 2

Communautair douanevervoer

Artikel 146

Verplichtingen van de houder van de regeling communautair douanevervoer en van de vervoerder en de ontvanger van goederen die krachtens de regeling communautair douanevervoer worden vervoerd

1.   De houder van de regeling communautair douanevervoer is verantwoordelijk voor:

a)

het ongeschonden met de vereiste gegevens aanbrengen van de goederen binnen de gestelde termijn bij het douanekantoor van bestemming met inachtneming van de door de douaneautoriteiten getroffen identificatiemaatregelen;

b)

het naleven van de douanebepalingen betreffende de regeling;

c)

tenzij anders bepaald in de douanewetgeving, het stellen van een zekerheid voor de betaling van het met een douaneschuld overeenkomende bedrag aan in- of uitvoerrechten dat kan ontstaan of andere heffingen die verschuldigd kunnen worden op grond van andere relevante voorschriften.

2.   De houder van de regeling is aan zijn verplichtingen tegemoet gekomen en de regeling douanevervoer is geëindigd, als de onder de regeling geplaatste goederen en de vereiste informatie op het douanekantoor van bestemming beschikbaar zijn overeenkomstig de douanewetgeving.

3.   Een vervoerder of een ontvanger van goederen die goederen aanvaardt in de wetenschap dat deze onder de regeling communautair douanevervoer zijn geplaatst, is eveneens verplicht deze binnen de gestelde termijn ongeschonden bij het douanekantoor van bestemming aan te brengen met inachtneming van de door de douaneautoriteiten getroffen identificatiemaatregelen.

Artikel 147

Goederen die onder de regeling extern communautair douanevervoer worden vervoerd via het grondgebied van een land buiten het douanegebied van de Gemeenschap

1.   De regeling extern communautair douanevervoer is van toepassing op goederen die over een grondgebied buiten het douanegebied van de Gemeenschap worden vervoerd, als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

een internationale overeenkomst voorziet in een dergelijke mogelijkheid;

b)

het vervoer over dat grondgebied geschiedt onder geleide van één enkel in het douanegebied van de Gemeenschap opgesteld vervoersdocument.

2.   In het in lid 1, onder b), bedoelde geval wordt de werking van de regeling extern communautair douanevervoer geschorst zolang de goederen zich buiten het douanegebied van de Gemeenschap bevinden.

HOOFDSTUK 3

Opslag

Afdeling 1

Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 148

Toepassingsgebied

1.   Onder een opslagregeling kunnen niet-communautaire goederen in het douanegebied van de Gemeenschap worden opgeslagen zonder dat zij worden onderworpen aan:

a)

invoerrechten;

b)

andere heffingen overeenkomstig andere relevante voorschriften;

c)

handelspolitieke maatregelen, voor zover zij de binnenkomst van goederen in of het uitgaan van goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap niet verbieden.

2.   Communautaire goederen kunnen onder de regeling douane-entrepot of vrije zone worden geplaatst overeenkomstig de douanewetgeving of specifieke communautaire wetgeving, of om in aanmerking te komen voor een beschikking tot terugbetaling of kwijtschelding van invoerrechten.

Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder communautaire goederen onder de regeling douane-entrepot of vrije zone kunnen worden geplaatst, vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 149

Verantwoordelijkheden van de houder van de vergunning of de regeling

1.   De houder van de vergunning en de houder van de regeling zorgen ervoor dat:

a)

goederen onder de regeling tijdelijke opslag of douane-entrepot niet aan het douanetoezicht worden onttrokken;

b)

de verplichtingen worden nagekomen die voortvloeien uit de opslag van de goederen onder de regeling tijdelijke opslag of douane-entrepot;

c)

wordt voldaan aan de bijzondere voorwaarden die in de vergunning voor het beheer van een douane-entrepot of voor het beheer van opslagruimten voor tijdelijke opslag zijn vastgesteld.

2.   In afwijking van lid 1 kan in de vergunning voor een publiek douane-entrepot worden bepaald dat de in lid 1, onder a) of b), bedoelde verplichtingen uitsluitend bij de houder van de regeling berusten.

3.   De houder van de regeling is gehouden tot de verplichtingen die voortvloeien uit de plaatsing van de goederen onder de regeling tijdelijke opslag of douane-entrepot.

Artikel 150

Duur van een opslagregeling

1.   Goederen kunnen gedurende een onbeperkte periode onder een regeling opslag blijven.

2.   De douaneautoriteiten kunnen evenwel een termijn voor de zuivering van een regeling opslag vaststellen in de volgende gevallen:

a)

wanneer een opslagruimte wordt beheerd door de douaneautoriteiten en ter beschikking staat van eenieder voor de tijdelijke opslag van goederen uit hoofde van artikel 151;

b)

in uitzonderlijke omstandigheden, met name wanneer de soort en de aard van de goederen in geval van langdurige opslag een gevaar kunnen vormen voor de gezondheid van mens, dier en plant of voor het milieu.

3.   Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die de in lid 2 bedoelde gevallen vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Afdeling 2

Tijdelijke opslag

Artikel 151

Het plaatsen van goederen in tijdelijke opslag

1.   De volgende niet-communautaire goederen worden op het tijdstip waarop zij bij de douane zijn aangebracht, geacht te zijn aangegeven voor de regeling tijdelijke opslag door de houder van de goederen tenzij zij voor een andere douaneregeling zijn aangegeven:

a)

goederen die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen, met uitzondering van die welke rechtstreeks een vrije zone worden binnengebracht;

b)

goederen die vanuit een vrije zone een ander deel van het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen;

c)

goederen ten aanzien waarvan de regeling extern douanevervoer wordt beëindigd.

De douaneaangifte wordt geacht te zijn ingediend en door de douaneautoriteiten te zijn aanvaard op het tijdstip waarop de goederen bij de douane zijn aangebracht.

2.   De summiere aangifte bij binnenbrengen, of een document voor douanevervoer ter vervanging daarvan, vormt de douaneaangifte voor de regeling tijdelijke opslag.

3.   De douaneautoriteiten kunnen van de houder van de goederen eisen dat deze zekerheid stelt voor de betaling van een met de douaneschuld overeenkomend bedrag aan in- of uitvoerrechten en andere heffingen overeenkomstig andere relevante voorschriften, die verschuldigd kunnen worden.

4.   Indien goederen om enigerlei reden niet kunnen worden geplaatst of niet langer kunnen worden gehandhaafd onder de regeling tijdelijke opslag, nemen de douaneautoriteiten onverwijld alle nodige maatregelen om de situatie van deze goederen te regulariseren. De artikelen 125 tot en met 127 zijn mutatis mutandis van toepassing.

5.   De Commissie kan volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen nemen voor de uitvoering van dit artikel.

Artikel 152

Goederen in tijdelijke opslag

1.   Goederen onder de regeling tijdelijke opslag mogen uitsluitend worden opgeslagen op plaatsen die een vergunning hebben voor tijdelijke opslag.

2.   Onverminderd artikel 91, lid 2, mogen goederen onder de regeling tijdelijke opslag geen andere behandelingen ondergaan dan die welke noodzakelijk zijn om deze goederen in ongewijzigde staat te behouden zonder dat de presentatie of de technische kenmerken worden gewijzigd.

Afdeling 3

Regeling douane-entrepots

Artikel 153

Opslag in douane-entrepots

1.   Onder de regeling douane-entrepot kunnen niet-communautaire goederen worden opgeslagen in daartoe door de douaneautoriteiten geautoriseerde en onder toezicht van de douaneautoriteiten staande ruimten of andere locaties, hierna „douane-entrepots” genoemd.

2.   De douane-entrepots kunnen ter beschikking staan van eenieder die goederen wil bewaren (publiek douane-entrepot), dan wel van houders van een vergunning douane-entrepot (particulier douane-entrepot).

3.   De onder het stelsel van douane-entrepots geplaatste goederen kunnen tijdelijk uit het douane-entrepot worden uitgeslagen. Voor dergelijke uitslag is, behalve in geval van overmacht, voorafgaande toestemming van de douaneautoriteiten vereist.

Artikel 154

Communautaire goederen, bijzondere bestemming en veredeling

1.   Bij een economische behoefte en op voorwaarde dat het douanetoezicht niet wordt gehinderd, kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat in het douane-entrepot:

a)

communautaire goederen worden opgeslagen;

b)

goederen in het kader van de regeling actieve veredeling of bijzondere bestemming en op de voor de desbetreffende regeling vastgestelde voorwaarden, worden veredeld.

2.   In de in lid 1 bedoelde gevallen worden de goederen geacht zich niet onder de regeling douane-entrepot te bevinden.

Afdeling 4

Vrije zones

Artikel 155

Instelling van vrije zones

1.   De lidstaten kunnen in bepaalde delen van het douanegebied van de Gemeenschap vrije zones instellen.

De lidstaten bepalen van elke vrije zone de geografische grenzen en stellen de in- en uitgangen ervan vast.

2.   De vrije zones zijn afgesloten.

De grenzen en de in- en uitgangen van de vrije zones staan onder douanetoezicht.

3.   Personen, goederen en vervoermiddelen die een vrije zone binnenkomen of verlaten, kunnen aan douanecontroles worden onderworpen.

Artikel 156

Gebouwen en activiteiten in vrije zones

1.   Voor de oprichting van gebouwen in een vrije zone is voorafgaande toestemming van de douaneautoriteiten vereist.

2.   Onder de voorwaarden van de douanewetgeving is in een vrije zone elke industriële, handels- of dienstverlenende activiteit toegestaan. De douaneautoriteiten worden vooraf van de uitoefening van deze activiteiten in kennis gesteld.

3.   De douaneautoriteiten kunnen, rekening houdend met de aard van de goederen dan wel de eisen inzake douanetoezicht, of inzake beveiliging of veiligheid, verboden of beperkingen op de in lid 2 bedoelde activiteiten instellen.

4.   De douaneautoriteiten kunnen personen die niet de nodige waarborgen bieden voor de naleving van de douanevoorschriften, de uitoefening van een activiteit in een vrije zone verbieden.

Artikel 157

Aanbrenging van goederen en plaatsing onder de regeling

1.   In de volgende gevallen worden goederen die een vrije zone zijn binnengebracht bij de douane aangebracht en worden ten aanzien van deze goederen de voorgeschreven douaneformaliteiten vervuld:

a)

indien zij rechtstreeks van buiten het douanegebied van de Gemeenschap de vrije zone zijn binnengebracht;

b)

indien zij onder een douaneregeling zijn geplaatst die wordt beëindigd of gezuiverd als zij onder de regeling vrije zone worden geplaatst;

c)

indien zij onder de regeling vrije zone worden geplaatst om in aanmerking te komen voor een beschikking tot terugbetaling of kwijtschelding van invoerrechten;

d)

indien andere wetgeving dan douanewetgeving dergelijke formaliteiten vereist.

2.   Goederen die in andere dan de in lid 1 genoemde omstandigheden een vrije zone worden binnengebracht, hoeven niet bij de douane te worden aangebracht.

3.   Onverminderd artikel 158 worden in een vrije zone binnengebrachte goederen geacht onder de regeling vrije zone te worden geplaatst:

a)

op het tijdstip waarop zij een vrije zone worden binnengebracht, tenzij ze al onder een andere douaneregeling zijn geplaatst;

b)

op het tijdstip waarop een regeling douanevervoer wordt beëindigd, tenzij ze onmiddellijk onder een andere douaneregeling worden geplaatst.

Artikel 158

Communautaire goederen in vrije zones

1.   Communautaire goederen mogen een vrije zone worden binnengebracht en daar worden opgeslagen, vervoerd, gebruikt, veredeld of verbruikt. In dergelijke gevallen worden de goederen geacht zich niet onder de regeling vrije zone te bevinden.

2.   Op verzoek van de belanghebbende geven de douaneautoriteiten met betrekking tot de volgende goederen een verklaring af betreffende hun douanestatus als communautaire goederen:

a)

communautaire goederen die een vrije zone worden binnengebracht;

b)

communautaire goederen die in een vrije zone zijn veredeld;

c)

goederen die in een vrije zone in het vrije verkeer zijn gebracht.

Artikel 159

Niet-communautaire goederen in vrije zones

1.   Niet-communautaire goederen kunnen tijdens hun verblijf in een vrije zone in het vrije verkeer worden gebracht of onder de regeling actieve veredeling, tijdelijke invoer of een regeling bijzondere bestemming worden geplaatst op de voor die regelingen vastgestelde voorwaarden.

In dergelijke gevallen worden de goederen geacht zich niet onder de regeling vrije zone te bevinden.

2.   Onverminderd de bepalingen die van toepassing zijn op leveranties en bevoorradingsproducten en voor zover de betrokken regeling dit toestaat, vormt lid 1 van dit artikel geen beletsel voor het gebruik of verbruik van goederen die, indien zij in het vrije verkeer werden gebracht of tijdelijk werden ingevoerd, niet aan de toepassing van invoerrechten of aan maatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouw- of handelsbeleid zouden zijn onderworpen.

In geval van zulk gebruik of verbruik wordt geen douaneaangifte voor het vrije verkeer of voor de regeling tijdelijke invoer ingediend.

Een dergelijke aangifte wordt wel ingediend als voor deze goederen een tariefcontingent of plafond geldt.

Artikel 160

Goederen uit een vrije zone brengen

Onverminderd andere wetgeving dan douanewetgeving kunnen goederen in een vrije zone uit het douanegebied van de Gemeenschap worden uitgevoerd of wederuitgevoerd, of in andere delen van het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht.

De artikelen 91 tot en met 98 zijn van overeenkomstige toepassing op goederen die in andere delen van het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht.

Artikel 161

Douanestatus

Goederen die uit een vrije zone worden gebracht of in een andere deel van het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht of onder een douaneregeling worden geplaatst, worden als niet-communautaire goederen beschouwd tenzij hun douanestatus van communautaire goederen is aangetoond middels de in artikel 158, lid 2, bedoelde verklaring of een ander statusdocument volgens de communautaire douanewetgeving.

Voor de toepassing van uitvoerrechten en uitvoercertificaten of van uitvoermaatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouw- of handelsbeleid worden deze goederen evenwel als communautaire goederen beschouwd tenzij vaststaat dat zij niet de douanestatus van communautaire goederen hebben.

HOOFDSTUK 4

Specifieke bestemming

Afdeling 1

Tijdelijke invoer

Artikel 162

Toepassingsgebied

1.   Onder de regeling tijdelijke invoer kunnen voor wederuitvoer bestemde niet-communautaire goederen in het douanegebied van de Gemeenschap worden gebruikt met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten, zonder dat zij aan een van de volgende maatregelen onderworpen zijn:

a)

andere heffingen overeenkomstig andere relevante voorschriften;

b)

handelspolitieke maatregelen, voor zover zij de binnenkomst van goederen in of het uitgaan van goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap niet verbieden.

2.   De regeling tijdelijke invoer mag slechts worden gebruikt indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de goederen zijn niet bestemd om enige wijziging te ondergaan, met uitzondering van hun normale waardevermindering door gebruik;

b)

de onder de regeling geplaatste goederen kunnen worden geïdentificeerd, behalve indien het ontbreken van identificatiemaatregelen wegens de aard van de goederen of het voorgenomen gebruik niet tot misbruik van de regeling kan leiden of, in het in artikel 142 bedoelde geval, de naleving van aan equivalente goederen gestelde voorwaarden kan worden gecontroleerd;

c)

de houder van de regeling is buiten het douanegebied van de Gemeenschap gevestigd, tenzij anders is bepaald in de douanewetgeving;

d)

er wordt voldaan aan de eisen voor volledige of gedeeltelijke vrijstelling van rechten volgens de communautaire douanewetgeving.

Artikel 163

Termijn gedurende welke goederen zich onder de regeling tijdelijke invoer mogen bevinden

1.   De douaneautoriteiten stellen de termijn vast waarbinnen de goederen die onder de regeling tijdelijke invoer zijn geplaatst, wederuitgevoerd moeten zijn of onder een volgende douaneregeling moeten zijn geplaatst. Deze termijn moet lang genoeg zijn om het doel van het toegestane gebruik te bereiken.

2.   De maximale termijn gedurende welke goederen zich voor dezelfde doeleinden en onder de verantwoordelijkheid van dezelfde vergunninghouder onder de regeling tijdelijke invoer mogen bevinden, bedraagt 24 maanden, ook als de regeling werd gezuiverd door de goederen onder een andere speciale douaneregeling te plaatsen en ze vervolgens opnieuw onder de regeling tijdelijke invoer te plaatsen.

3.   Indien in uitzonderlijke omstandigheden het doel van het toegestane gebruik niet kan worden bereikt binnen de in de leden 1 en 2 bedoelde termijnen, kunnen de douaneautoriteiten deze termijnen op naar behoren gemotiveerd verzoek van de vergunninghouder met een redelijke duur verlengen.

Artikel 164

Situaties die onder de regeling tijdelijke invoer vallen

Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die de gevallen waarin en de voorwaarden waarop gebruik kan worden gemaakt van de regeling tijdelijke invoer en gehele of gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten kan worden verleend, vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Bij de vaststelling van deze maatregelen wordt rekening gehouden met internationale overeenkomsten alsook de aard en het gebruik van de goederen.

Artikel 165

Bedrag aan invoerrecht bij tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten

1.   Het bedrag aan invoerrecht voor goederen die onder de regeling tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten zijn geplaatst, is 3 % van het bedrag aan invoerrechten dat over die goederen zou zijn geheven indien deze op de datum waarop zij onder de regeling tijdelijke invoer werden geplaatst, in het vrije verkeer zouden zijn gebracht.

Dit bedrag is verschuldigd per maand of maanddeel dat de goederen zich onder de regeling tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrecht hebben bevonden.

2.   Het bedrag aan invoerrecht mag niet hoger zijn dan het bedrag dat zou zijn geheven indien de betrokken goederen op de datum waarop zij onder de regeling tijdelijke invoer werden geplaatst, in het vrije verkeer zouden zijn gebracht.

Afdeling 2

Bijzondere bestemming

Artikel 166

Regeling bijzondere bestemming

1.   Onder de regeling bijzondere bestemming kunnen goederen op grond van hun specifieke bestemming met vrijstelling van rechten dan wel met een verlaagd recht in het vrije verkeer worden gebracht. Zij blijven onder douanetoezicht.

2.   Het douanetoezicht in het kader van de regeling bijzondere bestemming eindigt in de volgende gevallen:

a)

indien de goederen zijn gebruikt voor de doeleinden die zijn vastgesteld voor de toepassing van de vrijstelling of het verlaagde recht;

b)

indien de goederen worden uitgevoerd, vernietigd of afgestaan aan de staat;

c)

indien de goederen zijn gebruikt voor andere doeleinden dan die welke zijn vastgesteld voor de toepassing van de vrijstelling of het verlaagde recht, en de toepasselijke invoerrechten zijn betaald.

3.   Indien een opbrengst wordt vereist, is artikel 167 van overeenkomstige toepassing op de regeling bijzondere bestemming.

HOOFDSTUK 5

Veredeling

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 167

Opbrengst

Tenzij in specifieke communautaire wetgeving een opbrengst is bepaald, stellen de douaneautoriteiten hetzij de opbrengst of de gemiddelde opbrengst van de veredeling vast, hetzij, in voorkomend geval, de wijze waarop deze opbrengst wordt bepaald.

De opbrengst of gemiddelde opbrengst wordt vastgesteld met inachtneming van de werkelijke omstandigheden waarin de veredeling geschiedt of zal geschieden. Deze opbrengst kan in voorkomend geval overeenkomstig de artikelen 18 en 19 worden aangepast.

Afdeling 2

Actieve veredeling

Artikel 168

Toepassingsgebied

1.   Onverminderd artikel 142 kunnen onder de regeling actieve veredeling niet-communautaire goederen in het douanegebied van de Gemeenschap worden gebruikt bij één of meer veredelingen zonder dat zij worden onderworpen aan:

a)

invoerrechten;

b)

andere heffingen overeenkomstig andere relevante voorschriften;

c)

handelspolitieke maatregelen, voor zover zij de binnenkomst van goederen in of het uitgaan van goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap niet verbieden.

2.   In andere gevallen dan herstelling en vernietiging mag uitsluitend van de regeling actieve veredeling gebruik worden gemaakt indien, onverminderd het gebruik van hulpmiddelen bij de productie, de onder de regeling geplaatste goederen in de veredelingsproducten kunnen worden geïdentificeerd.

In het in artikel 142 bedoelde geval kan de regeling worden gebruikt voor zover de naleving van de ten aanzien van equivalente goederen gestelde eisen kan worden gecontroleerd.

3.   Naast in de onder de leden 1 en 2 bedoelde gevallen kan van de regeling actieve veredeling ook gebruik worden gemaakt voor:

a)

goederen die zijn bestemd om te worden bewerkt om ze in overeenstemming te brengen met technische vereisten voordat ze in het vrije verkeer kunnen worden gebracht;

b)

goederen die gebruikelijke behandelingen overeenkomstig artikel 141 moeten ondergaan.

Artikel 169

Termijn voor zuivering

1.   De douaneautoriteiten stellen aan de hand van artikel 138 de termijn vast waarbinnen de regeling actieve veredeling moet worden gezuiverd.

Deze termijn gaat in op de datum waarop de niet-communautaire goederen onder de regeling zijn geplaatst en wordt vastgesteld rekening houdende met de tijd die nodig is om de veredeling uit te voeren en de regeling te zuiveren.

2.   De douaneautoriteiten kunnen de overeenkomstig lid 1 vastgestelde termijn met een redelijke duur verlengen indien de vergunninghouder een naar behoren gerechtvaardigd verzoek daartoe indient.

In de vergunning kan worden bepaald dat termijnen die ingaan in de loop van een kalendermaand, kwartaal of semester, verstrijken op de laatste dag van een volgende kalendermaand respectievelijk van een volgend kwartaal of semester.

3.   In het geval van voorafgaande uitvoer overeenkomstig artikel 142, lid 2, onder b), stellen de douaneautoriteiten de termijn vast waarbinnen de niet-communautaire goederen voor de regeling moeten worden aangegeven. Deze termijn gaat in op de datum van aanvaarding van de aangifte ten uitvoer van de veredelingsproducten die uit de betrokken equivalente goederen zijn verkregen.

Artikel 170

Tijdelijke wederuitvoer voor verdere veredeling

Met toestemming van de douaneautoriteiten kunnen de onder de regeling actieve veredeling geplaatste goederen of de veredelingsproducten, geheel of gedeeltelijk, tijdelijk worden wederuitgevoerd met het oog op een aanvullende veredeling buiten het douanegebied van de Gemeenschap overeenkomstig de voor de regeling passieve veredeling vastgestelde voorwaarden.

Afdeling 3

Passieve veredeling

Artikel 171

Toepassingsgebied

1.   Onder de regeling passieve veredeling kan men communautaire goederen tijdelijk uit het douanegebied van de Gemeenschap uitvoeren om deze te laten veredelen. De uit die goederen voortkomende veredelingsproducten kunnen met gehele of gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten in het vrije verkeer worden gebracht op verzoek van de vergunninghouder of ieder ander persoon die in het douanegebied van de Gemeenschap is gevestigd, op voorwaarde dat die persoon toestemming heeft van de vergunninghouder en dat aan de voorwaarden voor de vergunning wordt voldaan.

2.   Passieve veredeling is niet toegestaan voor de volgende communautaire goederen:

a)

goederen waarvan de uitvoer een terugbetaling of kwijtschelding van invoerrechten tot gevolg heeft;

b)

goederen die, voorafgaand aan de uitvoer, op grond van hun bijzondere bestemming met vrijstelling van rechten dan wel met een verlaagd recht in het vrije verkeer zijn gebracht, zolang die bijzondere bestemming nog niet is vervuld, tenzij deze goederen herstellingen moeten ondergaan;

c)

goederen waarvan de uitvoer aanleiding geeft tot de toekenning van restituties bij uitvoer;

d)

goederen waarvoor wegens de uitvoer in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid een ander financieel voordeel dan de onder c) genoemde restituties wordt toegekend.

3.   Indien de artikelen 172 en 173 niet van toepassing zijn en indien het gaat om ad-valoremrechten, wordt het bedrag aan invoerrechten berekend op basis van de kosten van de buiten het douanegebied van de Gemeenschap verrichte veredeling.

Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die de regels voor deze berekening en van de regels voor de berekening van specifieke rechten vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

4.   De douaneautoriteiten stellen de termijn vast waarbinnen tijdelijk uitgevoerde goederen in de vorm van veredelingsproducten opnieuw in het douanegebied van de Gemeenschap moeten worden ingevoerd en voor het vrije verkeer moeten worden aangegeven om in aanmerking te kunnen komen voor gehele of gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten. Zij kunnen deze termijn met een redelijke duur verlengen op naar behoren gerechtvaardigd verzoek van de vergunninghouder.

Artikel 172

Gratis herstelde goederen

1.   Indien ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt vastgesteld dat de herstelling gratis werd verricht, hetzij op grond van een contractuele of wettelijke garantieverplichting, hetzij wegens een fabricagefout of een materiaalfout, wordt algehele vrijstelling van invoerrechten verleend.

2.   Lid 1 is niet van toepassing wanneer op het tijdstip waarop de betrokken goederen voor het eerst in het vrije verkeer werden gebracht, rekening is gehouden met de fabricagefout of materiaalfout.

Artikel 173

Systeem uitwisselingsverkeer

1.   Onder het systeem uitwisselingsverkeer kan een ingevoerd goed, hierna „vervangend product” genoemd, overeenkomstig de leden 2 tot en met 5 in de plaats treden van een veredelingsproduct.

2.   De douaneautoriteiten staan gebruikmaking van het systeem uitwisselingsverkeer toe, indien de veredeling bestaat in de herstelling van andere communautaire goederen die gebreken vertonen dan die welke vallen onder maatregelen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of onder specifieke regelingen die op bepaalde door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen van toepassing zijn.

3.   De vervangende producten zijn onder dezelfde achtcijfercode van de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld en hebben dezelfde handelskwaliteit en technische kenmerken als de gebrekkige goederen indien deze de herstelling hadden ondergaan.

4.   Indien de gebrekkige goederen voorafgaand aan de uitvoer zijn gebruikt, moeten de vervangende producten eveneens zijn gebruikt.

De douaneautoriteiten zien evenwel af van de in de eerste alinea gestelde eis indien het vervangende product gratis is geleverd, hetzij op grond van een contractuele of wettelijke garantieverplichting, hetzij wegens een materiaalfout of een fabricagefout.

5.   De bepalingen die van toepassing zouden zijn op de veredelingsproducten, zijn eveneens van toepassing op de vervangende producten.

Artikel 174

Voorafgaande invoer van vervangende producten

1.   De douaneautoriteiten staan op verzoek van de betrokken persoon toe dat de vervangende producten onder de door hen vastgestelde voorwaarden worden ingevoerd voordat de gebrekkige goederen worden uitgevoerd.

Bij voorafgaande invoer van een vervangend product dient zekerheid te worden gesteld voor het bedrag aan invoerrecht dat verschuldigd zou zijn indien de gebrekkige goederen niet worden uitgevoerd overeenkomstig lid 2.

2.   De gebrekkige goederen worden uitgevoerd binnen twee maanden na de aanvaarding door de douaneautoriteiten van de aangifte voor het vrije verkeer van de vervangende producten.

3.   Indien in uitzonderlijke omstandigheden de uitvoer van de gebrekkige goederen niet kan geschieden binnen de in lid 2 bedoelde termijn, kunnen de douaneautoriteiten op naar behoren gerechtvaardigd verzoek van de betrokkene deze termijn met een redelijke duur verlengen.

TITEL VIII

VERTREK VAN GOEDEREN UIT HET DOUANEGEBIED VAN DE GEMEENSCHAP

HOOFDSTUK 1

Goederen die het douanegebied verlaten

Artikel 175

Verplichting tot indiening van een aangifte vóór vertrek

1.   Voor goederen die bestemd zijn om het douanegebied van de Gemeenschap te verlaten, wordt bij het bevoegde douanekantoor een aangifte vóór vertrek ingediend of beschikbaar gemaakt voordat deze goederen buiten het douanegebied van de Gemeenschap worden gebracht.

De eerste alinea is evenwel niet van toepassing op goederen die uitsluitend door de territoriale wateren of het luchtruim van het douanegebied van de Gemeenschap worden vervoerd zonder dat er een tussenstop in dit gebied wordt gemaakt.

2.   De aangifte vóór vertrek gebeurt in één van onderstaande vormen:

a)

de passende douaneaangifte, indien goederen die het douanegebied van de Gemeenschap verlaten onder een douaneregeling worden geplaatst waarvoor een douaneaangifte nodig is;

b)

een mededeling van wederuitvoer overeenkomstig artikel 179;

c)

indien een douaneaangifte noch een mededeling van wederuitvoer is vereist, de summiere aangifte bij uitgaan als bedoeld in artikel 180.

3.   De aangifte vóór vertrek bevat ten minste de voor de summiere aangifte bij uitgaan benodigde gegevens.

Artikel 176

Maatregelen tot vaststelling van bepaalde bijzonderheden

1.   Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die betrekking hebben op:

a)

de gevallen waarin en de voorwaarden waarop voor goederen die het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, geen aangifte vóór vertrek is vereist;

b)

de voorwaarden waarop ontheffing kan worden verleend van de verplichting tot indiening van een aangifte vóór vertrek of die verplichting kan worden aangepast;

c)

de termijn waarbinnen de aangifte vóór vertrek moet worden ingediend of beschikbaar worden gemaakt voordat de goederen het douanegebied van de Gemeenschap verlaten;

d)

uitzonderingen op en afwijkingen van de onder c) bedoelde termijn;

e)

de vaststelling van het bevoegde douanekantoor waar de aangifte vóór vertrek moet worden ingediend of beschikbaar worden gemaakt en waar de risicoanalyse en de op risicoanalyse gebaseerde controles bij uitvoer en uitgaan moeten worden verricht;

worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

2.   Bij het aannemen van die maatregelen wordt rekening gehouden met de volgende elementen:

a)

bijzondere omstandigheden;

b)

de toepassing van die maatregelen op bepaalde goederenbewegingen, vervoerswijzen en marktdeelnemers;

c)

internationale overeenkomsten die in bijzondere veiligheidsregelingen voorzien.

Artikel 177

Douanetoezicht en formaliteiten bij uitgaan

1.   Goederen die het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, zijn onderworpen aan douanetoezicht en kunnen worden onderworpen aan douanecontroles. In voorkomend geval kunnen de douaneautoriteiten overeenkomstig de krachtens lid 5 aangenomen maatregelen vaststellen langs welke route en binnen welke termijn de goederen het douanegebied van de Gemeenschap moeten verlaten.

2.   Goederen die bestemd zijn om het douanegebied van de Gemeenschap te verlaten, worden aangebracht bij het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de goederen het douanegebied van de Gemeenschap verlaten en zijn onderworpen aan formaliteiten bij uitgaan, die, naargelang van het geval, het volgende omvatten:

a)

de terugbetaling of kwijtschelding van invoerrechten of de betaling van restituties bij uitvoer;

b)

de inning van uitvoerrechten;

c)

de formaliteiten krachtens de voorschriften inzake andere heffingen;

d)

de toepassing van verboden of beperkingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van, onder meer, de openbare zedelijkheid, de openbare orde of de openbare veiligheid, de bescherming van de gezondheid en het leven van mens, dier of plant, de bescherming van het milieu, de bescherming van het nationaal artistiek, historisch en archeologisch bezit en de bescherming van industriële of commerciële eigendom, waaronder die ten aanzien van drugsprecursoren, goederen die inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en liquide middelen die de Gemeenschap verlaten, alsmede de uitvoering van maatregelen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden en van handelspolitieke maatregelen.

3.   Goederen die het douanegebied van de Gemeenschap verlaten, worden bij de douane aangebracht door een van de volgende personen:

a)

de persoon die de goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap uitvoert;

b)

de persoon in wiens naam of voor wiens rekening degene handelt die de goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap uitvoert;

c)

de persoon die aansprakelijk is voor het vervoer van de goederen vóór de uitvoer ervan uit het douanegebied van de Gemeenschap.

4.   Goederen worden voor uitgaan uit het douanegebied van de Gemeenschap vrijgegeven op voorwaarde dat zij dit gebied verlaten in dezelfde staat als op het tijdstip van aanvaarding van de aangifte vóór vertrek.

5.   De Commissie neemt volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de leden 1, 2 en 3 van dit artikel.

HOOFDSTUK 2

Uitvoer en wederuitvoer

Artikel 178

Communautaire goederen

1.   Communautaire goederen die bestemd zijn om het douanegebied van de Gemeenschap te verlaten, worden onder de regeling uitvoer geplaatst.

2.   Lid 1 is niet van toepassing op de volgende goederen:

a)

goederen die onder de regeling bijzondere bestemming of passieve veredeling zijn geplaatst;

b)

goederen die onder de regeling intern douanevervoer zijn geplaatst of die het douanegebied van de Gemeenschap tijdelijk verlaten overeenkomstig artikel 103.

3.   De Commissie neemt volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen tot vaststelling van de uitvoerformaliteiten die van toepassing zijn op goederen die onder de uitvoerregeling, de regeling bijzondere bestemming of de regeling passieve veredeling zijn geplaatst.

Artikel 179

Niet-communautaire goederen

1.   In het geval van niet-communautaire goederen die bestemd zijn om het douanegebied van de Gemeenschap te verlaten, wordt bij het bevoegde douanekantoor mededeling van wederuitvoer gedaan en worden de formaliteiten bij uitgaan vervuld.

2.   De artikelen 104 tot en met 124 zijn van overeenkomstige toepassing op de mededeling van wederuitvoer.

3.   Lid 1 is niet van toepassing op de volgende goederen:

a)

goederen die onder de regeling extern douanevervoer zijn geplaatst en slechts over het douanegebied van de Gemeenschap worden vervoerd;

b)

goederen die worden overgeladen in of rechtstreeks worden wederuitgevoerd uit een vrije zone;

c)

goederen onder de regeling tijdelijke opslag die rechtstreeks worden wederuitgevoerd uit een vergunninghoudende ruimte voor tijdelijke opslag.

Artikel 180

Summiere aangifte bij uitgaan

1.   Indien goederen bestemd zijn om het douanegebied van de Gemeenschap te verlaten en er geen douaneaangifte of mededeling van wederuitvoer vereist is, wordt bij het bevoegde douanekantoor een summiere aangifte bij uitgaan ingediend overeenkomstig artikel 175.

2.   De summiere aangifte bij uitgaan wordt ingediend met behulp van elektronische gegevensverwerking. Er mag gebruik worden gemaakt van handels-, haven- of vervoersinformatie, mits deze de benodigde gegevens voor een summiere aangifte bij uitgaan bevat.

3.   De douaneautoriteiten mogen in uitzonderlijke omstandigheden summiere aangiften bij uitgaan op papier aanvaarden, mits zij hierbij hetzelfde niveau van risicobeheer kunnen garanderen als bij summiere aangiften bij uitgaan ingediend met behulp van elektronische gegevensverwerking, en mits aan de vereisten voor de uitwisseling van zulke gegevens met andere douanekantoren kan worden voldaan.

De douaneautoriteiten kunnen toestaan dat het indienen van een summiere aangifte wordt vervangen door het indienen van een kennisgeving en het verlenen van toegang tot de gegevens van de summiere aangifte in het geautomatiseerde systeem van de marktdeelnemer.

4.   De summiere aangifte bij uitgaan wordt door een van de volgende personen ingediend:

a)

de persoon die de goederen buiten het douanegebied van de Gemeenschap brengt of die zich met het vervoer van de goederen uit het douanegebied van de Gemeenschap belast;

b)

de exporteur of verzender of een andere persoon in wiens naam of voor wiens rekening de onder a) bedoelde persoon handelt;

c)

eenieder die in staat is de goederen bij de bevoegde douaneautoriteiten aan te brengen of te doen aanbrengen.

Artikel 181

Wijziging van de summiere aangifte bij uitgaan

Aan de aangever wordt, op zijn verzoek, toegestaan een of meer van de vermeldingen in de summiere aangifte bij uitgaan te wijzigen nadat deze is ingediend.

Wijziging is niet meer mogelijk na een van de volgende handelingen:

a)

de douaneautoriteiten hebben de persoon die de summiere aangifte heeft ingediend, in kennis gesteld van hun voornemen de goederen te controleren;

b)

de douaneautoriteiten hebben geconstateerd dat de betrokken gegevens onjuist zijn;

c)

de douaneautoriteiten hebben al toestemming gegeven om de goederen weg te voeren.

Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die uitzonderingen op de tweede alinea, onder c), van dit artikel vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

HOOFDSTUK 3

Vrijstelling van uitvoerrechten

Artikel 182

Tijdelijke uitvoer

1.   Onverminderd artikel 171 kunnen communautaire goederen tijdelijk uit het douanegebied van de Gemeenschap worden uitgevoerd en in aanmerking komen voor vrijstelling van uitvoerrechten bij hun wederinvoer.

2.   De Commissie neemt volgens de in artikel 184, lid 2, bedoelde procedure maatregelen voor de uitvoering van dit artikel.

TITEL IX

COMITÉ DOUANEWETBOEK EN SLOTBEPALINGEN

HOOFDSTUK 1

Comité douanewetboek

Artikel 183

Verdere uitvoeringsmaatregelen

1.   Volgens de procedure van artikel 184, lid 2, stelt de Commissie regels voor de interoperabiliteit van de elektronische douanesystemen van de lidstaten, alsmede voor de onderdelen die relevant zijn voor de Gemeenschap vast, met het oog op een betere samenwerking op basis van elektronische gegevensuitwisseling tussen de douaneautoriteiten onderling, tussen douaneautoriteiten en de Commissie en tussen douaneautoriteiten en marktdeelnemers.

2.   Maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen, die:

a)

de voorwaarden waarop de Commissie beschikkingen kan geven waarbij aan lidstaten een verzoek wordt gericht tot intrekking of wijziging van een beschikking — niet zijnde een beschikking als bedoeld in artikel 20, lid 8, onder c) — in het kader van de communautaire douanewetgeving die afwijkt van vergelijkbare beschikkingen van andere bevoegde autoriteiten en daarmee de eenvormige toepassing van de douanewetgeving in gevaar brengt;

b)

in voorkomend geval andere uitvoeringsmaatregelen, ook wanneer de Gemeenschap afspraken heeft gemaakt en verplichtingen op zich heeft genomen in het kader van internationale overeenkomsten die een aanpassing van het wetboek vergen;

c)

verdere gevallen waarin en voorwaarden waaronder de toepassing van dit wetboek kan worden vereenvoudigd;

vastleggen, worden vastgesteld volgens de in artikel 184, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 184

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Comité douanewetboek, hierna „het comité” genoemd.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, wordt de regelgevingsprocedure van de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG gevolgd, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn is drie maanden.

4.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is de procedure van artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

Artikel 185

Overige aangelegenheden

Het comité kan elke kwestie in verband met de douanewetgeving die door de voorzitter op initiatief van de Commissie of op verzoek van een vertegenwoordiger van een lidstaat aan de orde wordt gesteld, in behandeling nemen, en met name:

a)

ieder probleem dat voortvloeit uit de toepassing van de douanewetgeving;

b)

ieder standpunt dat de Gemeenschap dient in te nemen in comités, werkgroepen en panels die zijn ingesteld bij of krachtens internationale overeenkomsten op het gebied van douanewetgeving.

HOOFDSTUK 2

Slotbepalingen

Artikel 186

Intrekkingen

De Verordeningen (EEG) nr. 3925/91, (EEG) nr. 2913/92, en (EG) nr. 1207/2001 worden ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabellen in de bijlage.

Artikel 187

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 188

Toepassing

1.   Artikel 1, lid 3, tweede alinea, artikel 5, lid 1, tweede alinea, artikel 5, lid 2, eerste alinea, artikel 10, lid 2, artikel 11, lid 3, artikel 12, lid 2, tweede alinea, artikel 15, artikel 16, lid 5, artikel 18, lid 4, artikel 19, lid 5, artikel 20, lid 7, artikel 20, lid 8, artikel 20, lid 9, artikel 24, lid 3, tweede alinea, artikel 25, lid 3, artikel 28, lid 3, artikel 30, lid 2, artikel 31, lid 3, artikel 33, lid 5, artikel 38, artikel 39, lid 3, artikel 39, lid 6, artikel 43, artikel 51, lid 2, artikel 54, artikel 55, lid 2, tweede alinea, artikel 56, lid 9, artikel 57, lid 3, artikel 58, lid 2, artikel 59, lid 1, tweede alinea, artikel 62, lid 3, artikel 63, lid 3, artikel 65, lid 3, artikel 67, lid 1, derde alinea, artikel 71, artikel 72, lid 3, artikel 76, artikel 77, lid 3, artikel 78, lid 1, tweede alinea, artikel 78, lid 5, artikel 85, artikel 86, lid 7, artikel 87, lid 3, artikel 88, lid 4, tweede alinea, artikel 89, lid 2, artikel 93, lid 2, artikel 101, lid 2, artikel 103, artikel 105, lid 2, artikel 106, lid 4, artikel 107, lid 3, artikel 108, lid 1, tweede alinea, artikel 108, lid 4, artikel 109, lid 2, artikel 109, lid 3, artikel 110, lid 1, derde alinea, artikel 111, lid 3, artikel 112, lid 4, artikel 113, lid 3, artikel 114, lid 2, tweede alinea, artikel 115, tweede alinea, artikel 116, lid 2, artikel 119, lid 3, artikel 122, artikel 124, lid 2, artikel 128, artikel 134, artikel 136, lid 2, artikel 136, lid 3, tweede alinea, artikel 136, lid 4, vierde alinea, artikel 137, lid 2, artikel 140, lid 2, artikel 142, lid 1, vierde alinea, artikel 142, lid 2, tweede alinea, artikel 142, lid 3, tweede alinea, artikel 143, artikel 144, lid 2, artikel 145, lid 3, tweede alinea, artikel 148, lid 2, tweede alinea, artikel 150, lid 3, artikel 151, lid 5, artikel 164, artikel 171, lid 3, tweede alinea, artikel 176, lid 1, artikel 177, lid 5, artikel 178, lid 3, artikel 181, derde alinea, artikel 182, lid 2, artikel 183, lid 1, en artikel 183, lid 2, zijn van toepassing met ingang van 24 juni 2008.

2.   Alle andere bepalingen zijn van toepassing zodra de krachtens de in lid 1 vermelde artikelen vastgestelde uitvoeringsbepalingen toepasselijk zijn. De uitvoeringsbepalingen treden ten vroegste met ingang van 24 juni 2009 in werking.

Niettegenstaande de inwerkingtreding van de uitvoeringsbepalingen zijn de in dit lid genoemde bepalingen ten laatste met ingang van 24 juni 2013 toepasselijk.

3.   Artikel 30, lid 1, is van toepassing met ingang van 1 januari 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 23 april 2008.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

J. LENARČIČ


(1)  PB C 309 van 16.12.2006, blz. 22.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 12 december 2006, gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 15 oktober 2007 (PB C 298 E van 11.12.2007, blz. 1) en standpunt van het Europees parlement van 19 februari 2008.

(3)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(4)  PB L 86 van 3.4.2003, blz. 21. Besluit gewijzigd bij Besluit 2004/485/EG (PB L 162 van 30.4.2004, blz. 113).

(5)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2008/8/EG (PB L 44 van 20.2.2008, blz. 11).

(6)  PB L 117 van 4.5.2005, blz. 13.

(7)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

(8)  PB L 374 van 31.12.1991, blz. 4. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(9)  PB L 165 van 21.6.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 75/2008 (PB L 24 van 29.1.2008, blz. 1).

(10)  PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1.

(11)  PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 275/2008 (PB L 85 van 27.3.2008, blz. 3).

(12)  PB L 105 van 23.4.1983, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 274/2008 (PB L 85 van 27.3.2008, blz. 1).

(13)  PB L 118 van 25.5.1995, blz. 10. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.


BIJLAGE

CONCORDANTIETABEL

1.   Verordening (EEG) nr. 2913/92

Verordening (EEG) nr. 2913/92

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 4

Artikel 2

Artikel 1

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 4, punten 4 bis tot en met 4 quinquies

Artikel 5

Artikelen 11 en 12

Artikel 5 bis

Artikelen 13, 14 en 15

Artikel 6

Artikel 16

Artikel 7

Artikel 16

Artikel 8

Artikel 18

Artikel 9

Artikel 19

Artikel 10

Artikel 16

Artikel 11

Artikelen 8 en 30

Artikel 12

Artikel 20

Artikel 13

Artikelen 25 en 26

Artikel 14

Artikel 9

Artikel 15

Artikel 6

Artikel 16

Artikel 29

Artikel 17

Artikel 32

Artikel 18

Artikel 31

Artikel 19

Artikelen 116 en 183

Artikel 20

Artikelen 33 en 34

Artikel 21

Artikel 33

Artikel 22

Artikel 35

Artikel 23

Artikel 36

Artikel 24

Artikel 36

Artikel 25

Artikel 26

Artikel 37

Artikel 27

Artikel 39

Artikel 28

Artikel 40

Artikel 29

Artikel 41

Artikel 30

Artikel 42

Artikel 31

Artikel 42

Artikel 32

Artikel 43

Artikel 33

Artikel 43

Artikel 34

Artikel 43

Artikel 35

Artikel 31

Artikel 36

Artikel 41

Artikel 36 bis

Artikel 87

Artikel 36 ter

Artikelen 5, 88 en 89

Artikel 36 quater

Artikel 90

Artikel 37

Artikel 91

Artikel 38

Artikelen 92 en 93

Artikel 39

Artikel 94

Artikel 40

Artikel 95

Artikel 41

Artikel 95

Artikel 42

Artikel 91

Artikel 43

Artikel 44

Artikel 45

Artikel 46

Artikel 96

Artikel 47

Artikel 96

Artikel 48

Artikel 97

Artikel 49

Artikel 50

Artikelen 98 en 151

Artikel 51

Artikelen 151 en 152

Artikel 52

Artikel 152

Artikel 53

Artikel 151

Artikel 54

Artikel 99

Artikel 55

Artikel 100

Artikel 56

Artikel 125

Artikel 57

Artikel 126

Artikel 58

Artikelen 91 en 97

Artikel 59

Artikel 104

Artikel 60

Artikel 105

Artikel 61

Artikel 107

Artikel 62

Artikel 108

Artikel 63

Artikel 112

Artikel 64

Artikel 111

Artikel 65

Artikel 113

Artikel 66

Artikel 114

Artikel 67

Artikel 112

Artikel 68

Artikel 117

Artikel 69

Artikel 118

Artikel 70

Artikel 119

Artikel 71

Artikel 120

Artikel 72

Artikel 121

Artikel 73

Artikel 123

Artikel 74

Artikel 124

Artikel 75

Artikel 126

Artikel 76

Artikelen 108, 109, 110 en 112

Artikel 77

Artikelen 107 en 108

Artikel 78

Artikel 27

Artikel 79

Artikel 129

Artikel 80

Artikel 81

Artikel 115

Artikel 82

Artikel 166

Artikel 83

Artikel 102

Artikel 84

Artikel 135

Artikel 85

Artikel 136

Artikel 86

Artikel 136

Artikel 87

Artikel 136

Artikel 87 bis

Artikel 88

Artikel 136

Artikel 89

Artikel 138

Artikel 90

Artikel 139

Artikel 91

Artikelen 140 en 144

Artikel 92

Artikel 146

Artikel 93

Artikel 147

Artikel 94

Artikelen 62, 63, 136 en 146

Artikel 95

Artikelen 136 en 146

Artikel 96

Artikel 146

Artikel 97

Artikel 143

Artikel 98

Artikelen 143, 148 en 153

Artikel 99

Artikel 153

Artikel 100

Artikel 136

Artikel 101

Artikel 149

Artikel 102

Artikel 149

Artikel 103

Artikel 104

Artikel 136

Artikel 105

Artikel 137

Artikel 106

Artikelen 137 en 154

Artikel 107

Artikel 137

Artikel 108

Artikel 150

Artikel 109

Artikelen 141 en 143

Artikel 110

Artikel 153

Artikel 111

Artikel 140

Artikel 112

Artikel 53

Artikel 113

Artikel 114

Artikelen 142 en 168

Artikel 115

Artikelen 142 en 143

Artikel 116

Artikel 136

Artikel 117

Artikel 136

Artikel 118

Artikel 169

Artikel 119

Artikel 167

Artikel 120

Artikel 143

Artikel 121

Artikelen 52 en 53

Artikel 122

Artikelen 52 en 53

Artikel 123

Artikel 170

Artikel 124

Artikel 125

Artikel 126

Artikel 127

Artikel 128

Artikel 129

Artikel 130

Artikel 168

Artikel 131

Artikel 143

Artikel 132

Artikel 136

Artikel 133

Artikel 136

Artikel 134

Artikel 135

Artikel 53

Artikel 136

Artikel 53

Artikel 137

Artikel 162

Artikel 138

Artikel 136

Artikel 139

Artikel 162

Artikel 140

Artikel 163

Artikel 141

Artikel 164

Artikel 142

Artikelen 143 en 164

Artikel 143

Artikelen 47 en 165

Artikel 144

Artikelen 47, 52 en 53

Artikel 145

Artikelen 48 en 171

Artikel 146

Artikelen 143 en 171

Artikel 147

Artikel 136

Artikel 148

Artikel 136

Artikel 149

Artikel 171

Artikel 150

Artikel 171

Artikel 151

Artikel 171

Artikel 152

Artikel 172

Artikel 153

Artikel 171

Artikel 154

Artikelen 173 en 174

Artikel 155

Artikel 173

Artikel 156

Artikel 173

Artikel 157

Artikel 174

Artikel 158

Artikel 159

Artikel 160

Artikel 161

Artikelen 176, 177 en 178

Artikel 162

Artikel 177

Artikel 163

Artikel 145

Artikel 164

Artikelen 103 en 145

Artikel 165

Artikel 143

Artikel 166

Artikel 148

Artikel 167

Artikelen 155 en 156

Artikel 168

Artikel 155

Artikel 168 bis

Artikel 169

Artikelen 157 en 158

Artikel 170

Artikelen 157 en 158

Artikel 171

Artikel 150

Artikel 172

Artikel 156

Artikel 173

Artikelen 141 en 159

Artikel 174

Artikel 175

Artikel 159

Artikel 176

Artikel 137

Artikel 177

Artikel 160

Artikel 178

Artikel 53

Artikel 179

Artikel 180

Artikel 161

Artikel 181

Artikel 160

Artikel 182

Artikelen 127, 168 en 179

Artikel 182 bis

Artikel 175

Artikel 182 ter

Artikel 176

Artikel 182 quater

Artikelen 176, 179 en 180

Artikel 182 quinquies

Artikelen 5, 180 en 181

Artikel 183

Artikel 177

Artikel 184

Artikel 185

Artikelen 130 en 131

Artikel 186

Artikel 130

Artikel 187

Artikel 132

Artikel 188

Artikel 133

Artikel 189

Artikel 56

Artikel 190

Artikel 58

Artikel 191

Artikel 56

Artikel 192

Artikelen 57 en 58

Artikel 193

Artikel 59

Artikel 194

Artikel 59

Artikel 195

Artikel 61

Artikel 196

Artikel 60

Artikel 197

Artikel 59

Artikel 198

Artikel 64

Artikel 199

Artikel 65

Artikel 200

Artikel 201

Artikel 44

Artikel 202

Artikel 46

Artikel 203

Artikel 46

Artikel 204

Artikelen 46 en 86

Artikel 205

Artikel 46

Artikel 206

Artikelen 46 en 86

Artikel 207

Artikel 86

Artikel 208

Artikel 47

Artikel 209

Artikel 48

Artikel 210

Artikel 49

Artikel 211

Artikel 49

Artikel 212

Artikel 50

Artikel 212a

Artikel 53

Artikel 213

Artikel 51

Artikel 214

Artikelen 52 en 78

Artikel 215

Artikelen 55 en 66

Artikel 216

Artikel 45

Artikel 217

Artikelen 66 en 69

Artikel 218

Artikel 70

Artikel 219

Artikel 70

Artikel 220

Artikelen 70 en 82

Artikel 221

Artikelen 67 en 68

Artikel 222

Artikel 72

Artikel 223

Artikel 73

Artikel 224

Artikel 74

Artikel 225

Artikel 74

Artikel 226

Artikel 74

Artikel 227

Artikel 75

Artikel 228

Artikel 76

Artikel 229

Artikel 77

Artikel 230

Artikel 73

Artikel 231

Artikel 73

Artikel 232

Artikel 78

Artikel 233

Artikel 86

Artikel 234

Artikel 86

Artikel 235

Artikel 4

Artikel 236

Artikelen 79, 80, en 84

Artikel 237

Artikelen 79 en 84

Artikel 238

Artikelen 79, 81 en 84

Artikel 239

Artikelen 79, 83, 84, en 85

Artikel 240

Artikel 79

Artikel 241

Artikel 79

Artikel 242

Artikel 79

Artikel 243

Artikel 23

Artikel 244

Artikel 24

Artikel 245

Artikel 23

Artikel 246

Artikel 22

Artikel 247

Artikel 183

Artikel 247 bis

Artikel 184

Artikel 248

Artikel 183

Artikel 248 bis

Artikel 184

Artikel 249

Artikel 185

Artikel 250

Artikelen 17, 120 en 121

Artikel 251

Artikel 186

Artikel 252

Artikel 186

Artikel 253

Artikel 187

2.   Verordeningen (EEG) nr. 3925/91 en (EG) nr. 1207/2001

Ingetrokken verordening

Deze verordening

Verordening (EEG) nr. 3925/91

Artikel 28

Verordening (EG) nr. 1207/2001

Artikel 39