5.1.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 3/1


VERORDENING (EG) Nr. 3/2008 VAN DE RAAD

van 17 december 2007

inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 36 en 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van Verordening (EG) nr. 2826/2000 (1) en Verordening (EG) nr. 2702/1999 (2) van de Raad kan de Gemeenschap voor een aantal landbouwproducten voorlichtings- en afzetbevorderingsacties op de binnenmarkt en in derde landen ondernemen. De tot nog toe bereikte resultaten zijn zeer bemoedigend.

(2)

Gezien de opgedane ervaring, de vooruitzichten voor de marktontwikkeling binnen en buiten de Gemeenschap en het nieuwe kader voor het internationale handelsverkeer, dient voor toepassing op de binnenmarkt en in derde landen een nieuw, omvattend en samenhangend voorlichtings- en afzetbevorderingsbeleid te worden ontwikkeld voor landbouwproducten en de wijze waarop deze worden geproduceerd, alsmede voor op basis van landbouwproducten geproduceerde voedingsmiddelen, waarbij moet worden aangetekend dat dit beleid de consument er niet toe mag aanzetten een product te kopen vanwege de specifieke oorsprong ervan.

(3)

Omwille van de duidelijkheid dienen de Verordeningen (EG) nr. 2702/1999 en (EG) nr. 2826/2000 derhalve te worden ingetrokken en vervangen door één verordening waarin de acties evenwel hun specifieke, door de plaats van uitvoering bepaalde kenmerken behouden.

(4)

Een dergelijk beleid betekent een nuttige aanvulling en versterking van de door de lidstaten gevoerde acties, met name door bij de consumenten in de Gemeenschap het imago van deze producten, vooral uit het oogpunt van kwaliteit, voedingsaspecten en veiligheid van de voedingsmiddelen en productiewijzen, te verbeteren. Een dergelijke activiteit helpt nieuwe afzetmogelijkheden openen en kan daarbij ook een multiplicatoreffect sorteren ten aanzien van nationale en particuliere initiatieven.

(5)

Er moeten criteria voor de selectie van de betrokken producten en sectoren worden vastgesteld, alsmede thema's en markten die in de communautaire programma's aan bod moeten komen.

(6)

De voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten in derde landen moeten betrekking kunnen hebben op producten met of zonder uitvoerrestituties.

(7)

De acties moeten worden uitgevoerd in het kader van voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma's. Met het oog op de samenhang en de doeltreffendheid van de programma's moeten richtsnoeren voor de op de binnenmarkt uit te voeren acties worden opgesteld waarin voor ieder van de betrokken producten of sectoren richtlijnen voor de belangrijkste punten van die communautaire programma's worden aangegeven.

(8)

Aangezien de uit te voeren opdrachten van technische aard zijn, moet worden bepaald dat de Commissie een beroep kan doen op een comité van communicatiedeskundigen of op technische medewerkers.

(9)

Er moeten criteria voor de financiering van de acties worden vastgesteld. In de regel is het wenselijk de financiering van de acties slechts gedeeltelijk ten laste van de Gemeenschap te laten komen om zo de indienende organisaties en de betrokken lidstaten medeverantwoordelijk te maken. In uitzonderlijke gevallen kan het echter dienstig zijn geen financiële bijdrage van de betrokken lidstaat te verlangen. Met betrekking tot de informatie over regelingen van de Gemeenschap inzake de oorsprong van producten, biologische landbouw en etikettering, alsmede over de grafische symbolen die de landbouwwetgeving met name voor ultraperifere gebieden voorschrijft, kan een gezamenlijke financiering door de Gemeenschap en lidstaten verantwoord zijn, omdat een doelmatige voorlichting over deze tamelijk recente regelingen noodzakelijk is.

(10)

Voor een optimale kosten-batenverhouding bij de geselecteerde acties moet worden bepaald dat de uitvoering van deze acties door middel van geëigende procedures wordt uitbesteed aan instanties die over de vereiste middelen en kennis beschikken.

(11)

Het is wenselijk, gelet op de door de Internationale Olijfolieraad bij zijn activiteiten op het gebied van afzetbevordering opgedane ervaring en bereikte resultaten, te bepalen dat de Gemeenschap de uitvoering van onder zijn bevoegdheid vallende acties aan die raad kan blijven opdragen. Ook dient te worden voorzien in de mogelijkheid een beroep te doen op de hulp van soortgelijke internationale organisaties die voor andere producten bestaan.

(12)

Om na te gaan of de programma's goed worden uitgevoerd en welk effect de acties sorteren, moet worden voorzien in een doeltreffend toezicht door de lidstaten en in de evaluatie van de resultaten door een onafhankelijke instantie.

(13)

De uitgaven die gepaard gaan met de financiering van de in de onderhavige verordening bedoelde acties, moeten, afhankelijk van het geval, worden behandeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (3).

(14)

De voor de uitvoering van de onderhavige verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (4),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   De Gemeenschap kan overeenkomstig de bepalingen van deze verordening middelen uit haar begroting gebruiken voor de volledige of gedeeltelijke financiering van op de binnenmarkt of in derde landen uit te voeren voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten en de wijze waarop deze worden geproduceerd, alsmede voor op basis van landbouwproducten geproduceerde voedingsmiddelen.

Deze acties worden uitgevoerd in het kader van een voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma.

2.   De in lid 1, bedoelde acties mogen niet worden afgestemd op handelsmerken en mogen de specifieke oorsprong van een product niet als argument gebruiken om aan te zetten tot het verbruik ervan. De oorsprong van een onder de acties vallend product met een benaming die krachtens de regelgeving van de Gemeenschap is verstrekt, mag echter wel worden aangegeven.

Artikel 2

Activiteiten op het gebied van voorlichting en afzetbevordering

1.   De in artikel 1, lid 1, bedoelde acties zijn:

a)

acties op het gebied van public relations, afzetbevordering en reclame, in het bijzonder om de aandacht te vestigen op de intrinsieke eigenschappen en de voordelen van producten van de Gemeenschap uit het oogpunt van met name kwaliteit, voedselveiligheid, bijzondere productiemethoden, voedings- en gezondheidsaspecten, etikettering, dierenwelzijn en milieuzorg;

b)

voorlichtingsacties die met name betrekking hebben op de communautaire regelingen inzake beschermde oorsprongsbenamingen (BOB's), beschermde geografische aanduidingen (BGA's), gegarandeerde traditionele specialiteiten (GTS'en) en de biologische productie, alsmede op andere communautaire regelingen inzake kwaliteitsnormen en etiketteringsvoorschriften voor landbouwproducten en voedingsmiddelen, en op in de desbetreffende communautaire regelgeving vastgestelde grafische symbolen;

c)

voorlichtingsacties betreffende de communautaire regelingen inzake in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijn (v.q.p.r.d.), wijn met een geografische aanduiding en gedistilleerde dranken met een geografische aanduiding of voorbehouden traditionele vermelding;

d)

studies om de resultaten van de afzetbevorderings- en voorlichtingsacties te evalueren.

2.   Op de binnenmarkt mogen de in artikel 1, lid 1, bedoelde acties tevens de vorm aannemen van deelname aan evenementen, beurzen en tentoonstellingen van nationaal of Europees belang, met name gepaard gaande met de inrichting van stands om de waardering voor producten uit de Gemeenschap te vergroten.

3.   In derde landen mogen de in artikel 1, lid 1, bedoelde acties tevens de volgende vorm aannemen:

a)

voorlichting over de communautaire regeling inzake tafelwijn;

b)

deelname aan evenementen, beurzen en tentoonstellingen van internationaal belang, met name gepaard gaande met de inrichting van stands om de waardering voor producten uit de Gemeenschap te vergroten;

c)

studies naar nieuwe markten, die noodzakelijk zijn voor de verruiming van de afzetmogelijkheden;

d)

handelsmissies op hoog niveau.

Artikel 3

Sectoren en producten

1.   De sectoren of producten die in aanmerking komen voor in artikel 1, lid 1, bedoelde acties op de binnenmarkt, worden aan de hand van de volgende criteria geselecteerd:

a)

wenselijkheid om met de betrokken producten verbonden kwaliteit, typische eigenschappen, bijzondere productiemethoden, voedings- en gezondheidsaspecten, voedselveiligheid, dierenwelzijn of milieuzorg te belichten via op bepaalde thema's of groepen gerichte campagnes;

b)

toepassing van een etiketteringsregeling ter informatie van de verbruiker en van systemen om de producten te traceren en te controleren;

c)

noodzakelijkheid om in een bepaalde sector het hoofd te bieden aan specifieke of conjunctuurgebonden problemen;

d)

wenselijkheid om de betekenis van de communautaire regelingen voor BOB's, BGA's, GTS'en en biologisch geteelde producten toe te lichten;

e)

wenselijkheid om de betekenis van de communautaire regeling voor v.q.p.r.d., wijn met een geografische aanduiding en gedistilleerde dranken met een geografische aanduiding of voorbehouden traditionele benaming toe te lichten.

2.   De producten waarvoor de in artikel 1, lid 1, bedoelde acties kunnen worden ondernomen in derde landen, zijn met name:

a)

voor rechtstreeks verbruik of voor verwerking bestemde producten waarvoor uitvoerkansen of mogelijkheden tot het vinden van nieuwe afzetmarkten in derde landen bestaan, met name zonder dat restituties hoeven te worden toegekend;

b)

typische of kwaliteitsproducten met een hoge toegevoegde waarde.

Artikel 4

Lijsten van thema's, producten en landen waarvoor acties kunnen worden ondernomen

De lijsten van de in artikel 3 bedoelde thema's en producten en van de betrokken derde landen worden door de Commissie vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure. Deze lijsten worden elke twee jaar herzien. Zo nodig kunnen echter volgens dezelfde procedure tussentijdse wijzigingen in deze lijsten worden aangebracht.

Bij de keuze van derde landen wordt rekening gehouden met de feitelijke of potentiële vraag op de beoogde markten van derde landen.

Artikel 5

Richtsnoeren

1.   Voor de afzetbevordering op de binnenmarkt stelt de Commissie volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure richtsnoeren voor alle gekozen sectoren of producten vast waarin wordt aangegeven welke strategie in de voorstellen voor voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma's moet worden gevolgd.

Deze richtsnoeren bevatten met name algemene gegevens over:

a)

de doelstellingen en doelgroepen;

b)

één of meer thema's waarop de geselecteerde acties betrekking moeten hebben;

c)

de aard van de acties;

d)

de looptijd van de programma's;

e)

de indicatieve verdeling van het bedrag dat als financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de uitvoering van de programma's beschikbaar is, rekening houdend met de beoogde markt en de aard van de actie.

Wat betreft de afzetbevordering van verse groenten en fruit wordt bijzondere aandacht besteed aan afzetbevorderingsacties gericht op kinderen in onderwijsinstellingen.

2.   Voor de afzetbevordering in derde landen kan de Commissie volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure richtsnoeren vaststellen waarin wordt aangegeven welke strategie in de voorstellen voor voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma's voor bepaalde of voor alle in artikel 3, lid 2, bedoelde producten moet worden gevolgd.

Artikel 6

Met de uitvoering van de voorlichtings- en afzetbevorderingsacties belaste organisaties

1.   Wat de uitvoering van de in artikel 2, lid 1, onder a), b) en c), lid 2 en lid 3, onder a), b) en c), bedoelde acties betreft, worden de voorstellen voor afzetbevorderings- en voorlichtingsprogramma's met een maximale looptijd van drie jaar, in overeenstemming met de in artikel 5, lid 1, bedoelde richtsnoeren en onverminderd lid 2, van het onderhavige artikel, opgesteld door beroeps- of bedrijfskolomorganisaties die de betrokken sectoren in één of meer lidstaten of op communautair niveau vertegenwoordigen.

2.   Indien wordt besloten tot afzetbevorderingsacties in derde landen in de sector olijfolie en tafelolijven, kan de Gemeenschap deze acties uitvoeren door tussenkomst van de Internationale Olijfolieraad.

Voor andere sectoren kan de Gemeenschap een beroep doen op de hulp van internationale organisaties die vergelijkbare garanties bieden.

Artikel 7

Het opstellen en toezenden van de voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma's

1.   De lidstaten stellen in een specificatie de vereisten en criteria voor de beoordeling van de voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma's vast.

De betrokken lidstaten gaan na of de voorgestelde programma's geschikt zijn en overeenstemmen met de onderhavige verordening, met de op grond van artikel 5 vastgestelde richtsnoeren en met de desbetreffende specificatie. Zij gaan ook na of de prijs-kwaliteitverhouding van de programma's gunstig is.

Zodra de lidstaten de programma's hebben bestudeerd, stellen zij met inachtneming van de beschikbare middelen een lijst van de programma's op en verbinden zij zich er in voorkomend geval toe deze programma's mee te financieren.

2.   De lidstaten zenden de Commissie de in lid 1, bedoelde lijst van programma's en een kopie van deze programma's toe.

Wanneer de Commissie constateert dat een bij haar ingediend programma of bepaalde daarin opgenomen acties niet aan de communautaire regelgeving of, wanneer het op de binnenmarkt uit te voeren acties betreft, aan de in artikel 5 bedoelde richtsnoeren beantwoorden, of qua prijs-kwaliteitverhouding slecht scoren, stelt zij binnen de volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure te bepalen termijn de betrokken lidstaten ervan in kennis dat bepaalde programma's of delen ervan niet voor financiering in aanmerking komen. Wanneer deze termijn verstreken is, wordt ervan uitgegaan dat het programma voor financiering in aanmerking komt.

De lidstaten houden rekening met de eventuele opmerkingen van de Commissie en zenden de programma's die in overleg met de in artikel 6, lid 1, bedoelde indienende organisaties zijn herzien, toe aan de Commissie binnen de volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure te bepalen termijn.

Artikel 8

Selectie van de voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma's

1.   De Commissie neemt volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure een besluit over de programma's die worden geselecteerd, alsmede over de bijbehorende begrotingen. Programma's die worden voorgesteld door meer dan één lidstaat of die voorzien in acties in meer dan één lidstaat of in meer dan één derde land, krijgen voorrang.

2.   De Commissie mag volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure een minimum- of een maximumgrens voor de werkelijke kosten van de krachtens lid 1, van het onderhavige artikel geselecteerde programma's vaststellen. Deze kostengrenzen mogen worden gedifferentieerd naar gelang van de aard van de betrokken programma's. Criteria dienaangaande kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 9

Procedure bij het ontbreken van programma's met voorlichtingsacties voor de binnenmarkt

1.   Bij het ontbreken van op de binnenmarkt uit te voeren programma's stellen de belangstellende lidstaten voor één of meer van de in artikel 2, lid 1, onder b), bedoelde en overeenkomstig artikel 6, lid 1, ingediende voorlichtingsacties een programma en de overeenkomstige specificatie op aan de hand van de in artikel 5, lid 1, bedoelde richtsnoeren en selecteren zij via een openbare inschrijvingsprocedure een instantie die wordt belast met de uitvoering van het door hen mee te financieren programma.

2.   De lidstaten leggen het geselecteerde programma overeenkomstig lid 1, aan de Commissie over, samen met een met redenen omkleed advies over:

a)

de wenselijkheid van het programma;

b)

de mate van overeenstemming van het programma en de voorgestelde instantie met de bepalingen van de onderhavige verordening en, in voorkomend geval, de toepasselijke richtsnoeren;

c)

de beoordeling van de prijs-kwaliteitverhouding van het programma.

3.   Voor het onderzoek van de programma's door de Commissie geldt het bepaalde in artikel 7, lid 2, en artikel 8, lid 1.

4.   De Commissie mag volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure een minimum- of een maximumgrens voor de werkelijke kosten van de krachtens lid 2, van het onderhavige artikel ingediende programma's vaststellen. Deze kostengrenzen mogen worden gedifferentieerd naar gelang van de aard van de betrokken programma's. Criteria dienaangaande kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 10

Op initiatief van de Commissie uit te voeren voorlichting- en afzetbevorderingsacties

Na informatie te hebben verstrekt aan de in gezamenlijke vergadering samengekomen, in artikel 16, lid 1, bedoelde comités of, in voorkomend geval, aan het bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische produktiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwprodukten en levensmiddelen (5) ingestelde comité, het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 (6) ingestelde Permanent Comité voor beschermde geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen of het bij Verordening (EG) nr. 509/2006 van de Raad van 20 maart 2006 (7) ingestelde Permanent Comité voor gegarandeerde traditionele specialiteiten, kan de Commissie beslissen een of meer van de volgende acties uit te voeren:

a)

wat op de binnenmarkt en in derde landen uit te voeren acties betreft:

i)

de in artikel 2, lid 1, onder d), van de onderhavige verordening bedoelde acties;

ii)

de in artikel 2, lid 1, onder b) en c), en lid 2, van de onderhavige verordening bedoelde acties, mits deze acties van belang zijn voor de hele Gemeenschap of geen adequate voorstellen zijn ingediend overeenkomstig de artikelen 6 en 9 van de onderhavige verordening;

b)

wat in derde landen uit te voeren actie betreft:

i)

de in artikel 2, lid 3, onder d), van de onderhavige verordening bedoelde acties;

ii)

de in artikel 2, lid 1, onder a), en lid 3, onder a), b) en c), van de onderhavige verordening bedoelde acties, mits deze acties van belang zijn voor de hele Gemeenschap of geen adequate voorstellen zijn ingediend overeenkomstig de artikelen 6 en 9 van de onderhavige verordening.

Artikel 11

Met de uitvoering van de programma's en acties belaste instanties

1.   De Commissie selecteert via een openbare inschrijving of een inschrijving met voorafgaande selectie:

a)

in voorkomend geval, de technische medewerkers die nodig zijn voor de in artikel 7, lid 2, bedoelde beoordeling van de voorgestelde programma's, met inbegrip van de voorgestelde uitvoeringsinstanties;

b)

de met de uitvoering van de in artikel 10 bedoelde acties belaste instanties.

2.   Via een adequate inschrijvingsprocedure selecteren de indienende organisaties de instanties die de overeenkomstig artikel 7, lid 1, geselecteerde programma's uitvoeren.

Onder bepaalde voorwaarden die worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure, kan de indienende organisatie echter worden gemachtigd bepaalde onderdelen van een programma zelf uit te voeren.

3.   De met de uitvoering van voorlichtings- en afzetbevorderingsacties belaste instanties moeten beschikken over kennis van de betrokken producten en markten en over de middelen die voor een zo efficiënt mogelijke uitvoering van de acties vereist zijn, rekening houdend met de communautaire dimensie van de betrokken programma's.

Artikel 12

Toezicht op de programma’s

1.   Een toezichtgroep die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Commissie, de betrokken lidstaten en de indienende organisaties, ziet erop toe dat de in de artikelen 8 en 9 bedoelde, geselecteerde programma's naar behoren worden uitgevoerd.

2.   De betrokken lidstaten zijn verantwoordelijk voor de goede uitvoering van de in de artikelen 8 en 9 bedoelde, geselecteerde programma's en voor de daarmee samenhangende betalingen. De lidstaten zien erop toe dat het in het kader van deze programma's geproduceerde voorlichtings- en afzetbevorderingsmateriaal in overeenstemming is met de communautaire regelgeving.

Artikel 13

Financiering

1.   Onverminderd het bepaalde in lid 4, worden de in artikel 10 bedoelde acties volledig door de Gemeenschap gefinancierd. De kosten van de in artikel 11, lid 1, onder a), bedoelde technische medewerkers worden eveneens volledig door de Gemeenschap gefinancierd.

2.   De financiële bijdrage van de Gemeenschap voor de in de artikelen 8 en 9 bedoelde, geselecteerde programma's mag niet meer dan 50 % van de werkelijke kosten van de programma's bedragen. Voor voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma's met een looptijd van twee of drie jaar mag de bijdrage voor elk uitvoeringsjaar die maximumgrens niet overschrijden.

Het in de eerste alinea bedoelde percentage bedraagt 60 % voor afzetbevorderingsacties van groenten en fruit die in het bijzonder zijn gericht op kinderen in de onderwijsinstellingen van de Gemeenschap.

3.   De indienende organisaties financieren ten minste 20 % van de werkelijke kosten van de door hen voorgestelde programma's en het resterende bedrag komt in voorkomend geval ten laste van de betrokken lidstaten, met inachtneming van de in lid 2, bedoelde financiële bijdrage van de Gemeenschap.

Het aandeel dat de lidstaten en de indienende organisaties voor hun rekening moeten nemen, wordt vastgesteld wanneer de programma's bij de Commissie worden ingediend overeenkomstig artikel 7, lid 2.

De door de lidstaten of de indienende organisaties verrichte betalingen mogen afkomstig zijn uit parafiscale heffingen of verplichte bijdragen.

4.   Bij toepassing van artikel 6, lid 2, kent de Gemeenschap na goedkeuring van het programma een passende bijdrage toe aan de betrokken internationale organisatie.

5.   Wat de in artikel 9 bedoelde programma's betreft, nemen de belangstellende lidstaten het niet door de Gemeenschap gefinancierde gedeelte voor hun rekening.

De financiering door de lidstaten mag afkomstig zijn uit parafiscale heffingen.

6.   De artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag zijn niet van toepassing op de financiële bijdragen van de lidstaten en op de uit parafiscale heffingen of verplichte bijdragen afkomstige financiële bijdragen van de lidstaten of de indienende organisaties voor programma's die op grond van artikel 36 van het Verdrag in aanmerking komen voor Gemeenschapssteun en door de Commissie zijn geselecteerd overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de onderhavige verordening.

Artikel 14

Uitgaven van de Gemeenschap

De financiering door de Gemeenschap van de in artikel 1, lid 1, van de onderhavige verordening bedoelde programma's wordt, naar gelang van het geval, verricht overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder d), of artikel 3, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1290/2005.

Artikel 15

Uitvoeringsbepalingen

De bepalingen ter uitvoering van deze verordening worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 16

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het beheerscomité dat is ingesteld bij artikel 195 van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”) (8).

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.

Artikel 17

Raadpleging

Voordat de Commissie de in artikel 4 bedoelde lijsten vaststelt, de in artikel 5 bedoelde richtsnoeren opstelt, de in de artikelen 6 en 9 bedoelde programma's goedkeurt, een besluit over de acties neemt overeenkomstig artikel 10 of de in artikel 15 bedoelde uitvoeringsbepalingen vaststelt, kan zij overleg plegen met:

a)

de bij Besluit 2004/391/EG van de Commissie (9) ingestelde Raadgevende Groep „Afzetbevordering van landbouwproducten”;

b)

de technische „ad hoc”-werkgroepen, bestaande uit leden van de comités of deskundigen in promotie en reclame.

Artikel 18

Verslag

Uiterlijk 31 december 2010 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van de onderhavige verordening, eventueel vergezeld van passende voorstellen.

Artikel 19

Intrekking

Verordeningen (EG) nr. 2702/1999 en (EG) nr. 2826/2000 worden ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen moeten worden beschouwd als verwijzingen naar deze verordening en moeten worden gelezen volgens de concordantietabel in de bijlage.

Artikel 20

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 december 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

J. SILVA


(1)  Verordening (EG) nr. 2826/2000 van de Raad van 19 december 2000 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt (PB L 328 van 23.12.2000, blz. 2). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1182/2007 (PB L 273 van 17.10.2007, blz. 1).

(2)  Verordening (EG) nr. 2702/1999 van de Raad van 14 december 1999 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten in derde landen (PB L 327 van 21.12.1999, blz. 7). Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2060/2004 (PB L 357 van 2.12.2004, blz. 3).

(3)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1437/2007 (PB L 322 van 7.12.2007, blz. 1).

(4)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

(5)  PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1319/2007 van de Commissie (PB L 293 van 10.11.2007, blz. 3).

(6)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(7)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 1.

(8)  PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.

(9)  PB L 120 van 24.4.2004, blz. 50.


BIJLAGE

CONCORDANTIETABEL ALS BEDOELD IN ARTIKEL 19

1.   Verordening (EG) nr. 2702/1999

Verordening (EG) nr. 2702/1999

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3, lid 2

Artikel 4

Artikel 3, lid 2, laatste alinea

Artikel 5, lid 1

Artikel 4

Artikel 5, lid 2

Artikel 5, lid 2

Artikel 6

Artikel 5, lid 3

Artikel 7, lid 1, eerste alinea

Artikel 6

Artikel 7, lid 1, tweede alinea, en lid 2

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 3

Artikel 7, lid 2

Artikel 7, leden 4, 5 en 6

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 7 bis

Artikel 10

Artikel 8, leden 1 en 2

Artikel 11

Artikel 8, leden 3 en 4

Artikel 12

Artikel 9, leden 1 t/m 4

Artikel 13, leden 1 t/m 4

Artikel 13, lid 5

Artikel 9, lid 5

Artikel 13, lid 6

Artikel 10

Artikel 14

Artikel 11

Artikel 15

Artikel 12

Artikel 16

Artikel 12 bis

Artikel 17

Artikel 13

Artikel 18

Artikel 14

Artikel 19

Artikel 15

Artikel 20

2.   Verordening (EG) nr. 2826/2000

Verordening (EG) nr. 2826/2000

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3, lid 1

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5, lid 1

Artikel 6, lid 1, eerste alinea

Artikel 6

Artikel 6, lid 1, tweede alinea, en lid 2

Artikel 7, lid 1

Artikel 6, lid 3

Artikel 7, lid 2

Artikel 6, leden 4 t/m 6

Artikel 8

Artikel 7

Artikel 9

Artikel 7 bis

Artikel 10

Artikel 8

Artikel 11, lid 1

Artikel 9

Artikel 13

Artikel 10, lid 1

Artikel 11, lid 2

Artikel 10, leden 2 en 3

Artikel 12

Artikel 11

Artikel 14

Artikel 12

Artikel 15

Artikel 13

Artikel 16

Artikel 13 bis

Artikel 17

Artikel 14

Artikel 18

Artikel 15

Artikel 19

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 20