20.1.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 14/7


RICHTLIJN 2008/117/EG VAN DE RAAD

van 16 december 2008

tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde ter bestrijding van de belastingfraude in het intracommunautaire verkeer

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 93,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De btw-fraude leidt tot een aanzienlijke derving van de belastinginkomsten voor de lidstaten en verstoort de economische bedrijvigheid op de interne markt doordat nodeloze goederenstromen ontstaan en goederen tegen abnormaal lage prijzen op de markt worden gebracht.

(2)

De tekortkomingen van de intracommunautaire btw-regeling en met name deze van het systeem voor de uitwisseling van gegevens over goederenleveringen in de Gemeenschap dat is ingesteld bij Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (3), liggen mede aan de basis van deze fraude. Met name de tijd die verloopt tussen een handeling en de uitwisseling van de desbetreffende gegevens in het btw-informatie-uitwisselingssysteem, staat in de weg aan een doeltreffend gebruik van deze gegevens voor fraudebestrijding.

(3)

Een doeltreffende fraudebestrijding vereist dat de overheid van de lidstaat waar de btw verschuldigd is, binnen een termijn van ten hoogste één maand kan beschikken over de gegevens van intracommunautaire goederenleveringen.

(4)

Om kruiscontroles op zinvolle wijze te kunnen inzetten voor de bestrijding van fraude, moeten intracommunautaire handelingen voor hetzelfde belastingtijdvak worden aangegeven door de leverancier en door de dienstverrichter of de afnemer.

(5)

Gelet op de ontwikkeling van de bedrijfsomgeving en -instrumenten moeten aangiften volgens eenvoudige elektronische procedures kunnen gebeuren, teneinde de administratieve lasten ervan zoveel mogelijk te beperken.

(6)

Teneinde het evenwicht te bewaren tussen de doelstellingen van de Gemeenschap op het gebied van fraudebestrijding en van beperking van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven, is het passend de lidstaten de mogelijkheid te bieden de handelaren toe te staan de lijsten betreffende intracommunautaire goederenleveringen driemaandelijks in te dienen wanneer het bedrag daarvan niet aanzienlijk is. De lidstaten die een geleidelijke inwerkingtreding van deze mogelijkheid wensen, zouden als overgangsmaatregel een hoger bedrag moeten kunnen vaststellen. Evenzo moet worden voorzien in de mogelijkheid dat de lidstaten de handelaren toestaan driemaandelijks gegevens in te dienen over intracommunautaire diensten.

(7)

Het effect van de versnelde informatie-uitwisseling op het vermogen van de lidstaten om btw-fraude te bestrijden, alsmede de keuzemogelijkheden zouden na het eerste toepassingsjaar van de nieuwe bepalingen door de Commissie moeten worden geëvalueerd, met name om te bepalen of deze keuzemogelijkheden moeten worden gehandhaafd.

(8)

Daar de doelstellingen van de overwogen maatregel ter bestrijding van de btw-fraude niet voldoende kunnen worden verwezenlijkt door de lidstaten, die in dit opzicht afhankelijk zijn van de gegevens die door de andere lidstaten worden verzameld, en derhalve wegens de noodzakelijke betrokkenheid van alle lidstaten beter kunnen worden verwezenlijkt door de Gemeenschap, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(9)

Richtlijn 2006/112/EG moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord „Beter wetgeven” (4) worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen de richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 2006/112/EG wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 64, lid 2, komt als volgt te luiden:

„2.   De diensten waarvoor de belasting ingevolge artikel 196 wordt verschuldigd door de afnemer en die doorlopend worden verricht gedurende een periode langer dan één jaar en die geen aanleiding geven tot afrekeningen of betalingen in die periode, worden geacht bij de afloop van elk kalenderjaar te zijn voltooid zolang de dienstverrichting doorloopt.

De lidstaten kunnen bepalen dat in bepaalde gevallen, behalve die welke zijn bedoeld in de vorige alinea, goederenleveringen en diensten die gedurende een zekere periode doorlopend worden verricht, geacht worden ten minste eenmaal per jaar te zijn voltooid.”.

2.

Aan artikel 66 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De in de eerste alinea bedoelde afwijking is evenwel niet van toepassing op de diensten waarvoor de belasting ingevolge artikel 196 door de afnemer verschuldigd is.”.

3.

Artikel 263 wordt vervangen door:

„Artikel 263

1.   Voor elke kalendermaand wordt een lijst opgesteld, binnen een termijn van ten hoogste één maand en volgens regels die door de lidstaten worden vastgesteld.

1 bis.   De lidstaten kunnen de belastingplichtigen evenwel, onder de voorwaarden en binnen de grenzen die zij zelf kunnen vaststellen, toestaan de lijst binnen een termijn van ten hoogste één maand, te rekenen vanaf het eind van het kwartaal voor elk kalenderkwartaal in te dienen, wanneer het totale kwartaalbedrag, zonder btw, van de in de artikel 264, lid 1, onder d), en artikel 265, lid 1, onder c), bedoelde goederenleveringen, noch voor het betreffende kwartaal, noch voor een van de vier voorgaande kwartalen, de som van 50 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in nationale munt overschrijdt.

De in de eerste alinea bedoelde mogelijkheid is niet meer van toepassing vanaf het einde van de maand waarin het totaalbedrag, zonder btw, van de in de artikel 264, lid 1, onder d), en artikel 265, lid 1, onder c), bedoelde goederenleveringen, voor het lopende kwartaal de som van 50 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid overschrijdt. In dat geval wordt, binnen een termijn van ten hoogste één maand, een lijst opgesteld voor de maand of de maanden die sinds de aanvang van het kwartaal is of zijn verlopen.

1 ter.   Tot en met 31 december 2011 kunnen de lidstaten het in lid 1 bis bedoelde bedrag vaststellen op 100 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid.

1 quater.   Met betrekking tot de in artikel 264, lid 1, onder d), bedoelde diensten kunnen de lidstaten, onder de voorwaarden en binnen de grenzen die zij zelf kunnen vaststellen, belastingplichtigen toestaan de lijst voor elk kwartaal, binnen een termijn van ten hoogste één maand, te rekenen vanaf het einde van het kwartaal in te dienen.

De lidstaten kunnen met name van belastingplichtigen die in artikel 264, lid 1, onder d), bedoelde goederenleveringen en diensten verrichten, eisen dat zij de lijst indienen binnen de termijn die voortvloeit uit de toepassing van de leden 1 tot en met 1 ter.

2.   De lidstaten staan, onder door hen te stellen voorwaarden, toe dat de in lid 1 bedoelde lijst door middel van elektronische bestandsoverdracht wordt ingediend, en kunnen dit ook verplicht stellen.”.

4.

Artikel 264, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Het in lid 1, onder d), bedoelde bedrag wordt opgegeven voor het overeenkomstig artikel 263, leden 1 tot en met 1 quater, vastgestelde indieningstijdvak waarin de belasting verschuldigd is geworden.

Het in lid 1, onder f), bedoelde bedrag wordt opgegeven voor het overeenkomstig artikel 263, leden 1 tot en met 1 quater, vastgestelde indieningstijdvak waarin van de herziening kennis is gegeven aan de afnemer.”.

5.

Artikel 265, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Het in lid 1, onder c), bedoelde bedrag wordt opgegeven voor het overeenkomstig artikel 263, leden 1 tot en met 1 ter, vastgestelde indieningstijdvak waarin de belasting verschuldigd is geworden.”.

Artikel 2

Op basis van de informatie van de lidstaten dient de Commissie uiterlijk op 30 juni 2011 een evaluatieverslag in over het effect van artikel 263, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG, op het vermogen van de lidstaten om de btw-fraude in verband met intracommunautaire goederenleveringen en dienstverrichtingen te bestrijden, alsmede over het nut van de keuzemogelijkheden waarin is voorzien in het vermelde artikel, leden 1 bis tot en met 1 quater, dat naargelang van de conclusies van het verslag vergezeld gaat van passende wetgevingsvoorstellen.

Artikel 3

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk met ingang van 1 januari 2010 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 16 december 2008.

Voor de Raad

De voorzitster

R. BACHELOT-NARQUIN


(1)  Advies uitgebracht op 4 december 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies uitgebracht op 22 oktober 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

(4)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.