29.10.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 285/9


RICHTLIJN 2008/100/EG VAN DE COMMISSIE

van 28 oktober 2008

tot wijziging van Richtlijn 90/496/EEG van de Raad inzake de voedingswaarde-etikettering van levensmiddelen wat betreft de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden, de omrekeningsfactoren en de definities

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 90/496/EEG van de Raad van 24 september 1990 inzake de voedingswaarde-etikettering van levensmiddelen (1), en met name op artikel 1, lid 4, onder a) en j), en artikel 5, lid 2,

Na raadpleging van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens Richtlijn 90/496/EEG moet het begrip voedingsvezel worden omschreven.

(2)

De voorwaarden voor het gebruik van voedingsclaims als „bron van vezels” en „vezelrijk” staan in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (2).

(3)

Voor de duidelijkheid en de samenhang met andere communautaire wetgeving waarin het begrip „voedingsvezel” wordt gebruikt, moet dit begrip worden gedefinieerd.

(4)

Bij de definitie van voedingsvezel moet rekening worden gehouden met relevante werkzaamheden van de Codex Alimentarius en de verklaring over voedingsvezels van het wetenschappelijke panel voor dieetproducten, voeding en allergieën van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid van 6 juli 2007.

(5)

Voedingsvezels worden van oudsher in de vorm van plantaardig materiaal geconsumeerd en kunnen verscheidene gunstige fysiologische effecten hebben; zo kunnen zij de darmpassage versnellen en de ontlasting volume geven, door de dikkedarmflora worden gefermenteerd, het totale cholesterolgehalte en het LDL-cholesterolgehalte in het bloed, de postprandiale bloedglucosespiegel of de bloedinsulinespiegel verlagen. Recent wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat andere onverteerbare koolhydraatpolymeren die niet van nature in levensmiddelen voorkomen soortgelijke gunstige fysiologische effecten kunnen hebben. Koolhydraatpolymeren met één of meer gunstige fysiologische effecten moeten daarom ook onder de definitie van voedingsvezel vallen.

(6)

De koolhydraatpolymeren van plantaardige oorsprong die aan de definitie van voedingsvezel voldoen, kunnen in de plant voorkomen in nauwe associatie met lignine of andere niet-koolhydraatbestanddelen zoals fenolverbindingen, wassen, saponinen, fytaten, cutine of fytosterolen. Wanneer deze stoffen in nauwe associatie met koolhydraatpolymeren van plantaardige oorsprong voorkomen en samen met die koolhydraatpolymeren worden geëxtraheerd, mogen zij voor de analyse van het vezelgehalte als voedingsvezels worden aangemerkt. Wanneer deze stoffen echter van de koolhydraatpolymeren worden gescheiden en aan een levensmiddel worden toegevoegd, mogen zij niet als voedingsvezels worden beschouwd.

(7)

De lijst van omrekeningsfactoren voor de energetische waarde moet in verband met nieuwe wetenschappelijke en technische ontwikkelingen worden gewijzigd.

(8)

Volgens het FAO-verslag van een technische workshop „Food energy — methods of analysis and conversion factors” is 70 % van de vezels in gebruikelijke levensmiddelen fermenteerbaar. Op grond daarvan kan de gemiddelde energetische waarde van voedingsvezels op 8 kJ/g (2 kcal/g) worden gesteld.

(9)

Erytritol kan in tal van levensmiddelen worden gebruikt en dient onder andere als vervanger voor nutriënten zoals suiker om een lagere energetische waarde te verkrijgen.

(10)

Erytritol is een polyol en volgens de geldende voorschriften van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 90/496/EEG moet de energetische waarde ervan berekend worden met behulp van de omrekeningsfactor voor polyolen, namelijk 10 kJ/g (2,4 kcal/g). Bij gebruik van deze omrekeningsfactor zou het voor de consument echter niet volledig duidelijk zijn dat de energetische waarde van het product in kwestie verlaagd is doordat bij de vervaardiging erytritol is gebruikt. Het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding heeft in zijn advies over erytritol van 5 maart 2003 opgemerkt dat erytritol minder dan 0,9 kJ/g (0,2 kcal/g) energie levert. Daarom moet een geschikte omrekeningsfactor voor de energetische waarde van erytritol worden vastgesteld.

(11)

De bijlage bij Richtlijn 90/496/EEG bevat de vitaminen en mineralen die in de voedingswaarde-etikettering mogen worden vermeld, met de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (RDA), en een omschrijving van het begrip significante hoeveelheid. Deze RDA-lijst is bedoeld om getalswaarden voor de voedingswaarde-etikettering te geven en te kunnen bepalen wat een significante hoeveelheid is.

(12)

Het begrip significante hoeveelheid zoals omschreven in de bijlage bij Richtlijn 90/496/EEG vormt ook een referentie voor andere communautaire wetgeving, met name artikel 8, lid 3, van Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voedingssupplementen (3), de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1924/2006 en artikel 6, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen (4).

(13)

De in de bijlage bij Richtlijn 90/496/EEG vermelde RDA’s zijn gebaseerd op de aanbeveling van de deskundigenbijeenkomst van de FAO en de WHO in Helsinki in 1988.

(14)

Met het oog op de samenhang met andere communautaire wetgeving moet de huidige lijst van vitaminen en mineralen en hun RDA’s in het licht van de wetenschappelijke ontwikkelingen sinds 1988 worden bijgewerkt.

(15)

Het advies van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding van 5 maart 2003 over de herziening van de referentiewaarden voor voedingswaarde-etikettering bevat referentiewaarden voor etikettering voor volwassenen. Dat advies omvat de in bijlage I bij Richtlijn 2002/46/EG en bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1925/2006 opgenomen vitaminen en mineralen.

(16)

De bijlage bij Richtlijn 90/496/EEG moet dan ook dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(17)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 90/496/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1.

Aan artikel 1, lid 4, onder j), wordt de volgende zin toegevoegd:

„De omschrijving van de stof en zo nodig de analysemethoden worden in bijlage II opgenomen;”.

2.

Aan artikel 5, lid 1, worden onderstaande streepjes toegevoegd:

„—

voedingsvezels 2 kcal/g — 8 kJ/g,

erytritol 0 kcal/g — 0 kJ/g.”.

3.

De bijlage wordt vervangen door de tekst van bijlage I bij deze richtlijn.

4.

De tekst in bijlage II bij deze richtlijn wordt toegevoegd.

Artikel 2

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 oktober 2009 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen zodanig toe dat het handelsverkeer in producten die niet in overeenstemming zijn met Richtlijn 90/496/EEG, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, met ingang van 31 oktober 2012 wordt verboden.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 28 oktober 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 276 van 6.10.1990, blz. 40.

(2)  PB L 12 van 18.1.2007, blz. 3.

(3)  PB L 183 van 12.7.2002, blz. 51.

(4)  PB L 404 van 30.12.2006, blz. 26.


BIJLAGE I

De bijlage bij Richtlijn 90/496/EEG komt als volgt te luiden:

„BIJLAGE I

Vitaminen en mineralen die kunnen worden vermeld en hun aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (RDA)

Vitamine A (μg)

800

Vitamine D (μg)

5

Vitamine E (mg)

12

Vitamine K (μg)

75

Vitamine C (mg)

80

Thiamine (mg)

1,1

Riboflavine (mg)

1,4

Niacine (mg)

16

Vitamine B6 (mg)

1,4

Foliumzuur (μg)

200

Vitamine B12 (μg)

2,5

Biotine (μg)

50

Pantotheenzuur (mg)

6

Kalium (mg)

2 000

Chloride (mg)

800

Calcium (mg)

800

Fosfor (mg)

700

Magnesium (mg)

375

IJzer (mg)

14

Zink (mg)

10

Koper (mg)

1

Mangaan (mg)

2

Fluoride (mg)

3,5

Seleen (μg)

55

Chroom (μg)

40

Molybdeen (μg)

50

Jood (μg)

150

In de regel moet voor het bepalen van wat een significante hoeveelheid is, per 100 g of 100 ml, dan wel per verpakking indien deze slechts één portie bevat, van 15 % van de in deze bijlage aangegeven aanbevolen dosis worden uitgegaan.”.


BIJLAGE II

De volgende bijlage II wordt aan Richtlijn 90/496/EEG toegevoegd:

„BIJLAGE II

Omschrijving van het begrip voedingsvezel en analysemethoden, bedoeld in artikel 1, lid 4, onder j)

Omschrijving van het begrip voedingsvezel

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder „voedingsvezels” verstaan koolhydraatpolymeren bestaande uit drie of meer monomere eenheden, die in de menselijke dunne darm niet verteerd en niet opgenomen worden en tot de volgende categorieën behoren:

eetbare koolhydraatpolymeren die van nature voorkomen in levensmiddelen zoals die worden geconsumeerd;

eetbare koolhydraatpolymeren die langs fysische, enzymatische of chemische weg uit grondstoffen voor levensmiddelen zijn verkregen en een gunstig fysiologisch effect hebben dat door algemeen aanvaarde wetenschappelijke gegevens wordt gestaafd;

eetbare synthetische koolhydraatpolymeren met een gunstig fysiologisch effect dat door algemeen aanvaarde wetenschappelijke gegevens wordt gestaafd.”.