13.12.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 319/8


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 20 november 2008

over mobiliteit van jonge vrijwilligers in de Europese Unie

(2008/C 319/03)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 149, lid 4,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Mobiliteit voor jonge vrijwilligers is een onderdeel van het vrije verkeer van personen, dat wordt beschermd door artikel 18 van het Verdrag.

(2)

De Gemeenschap kan, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen om de mobiliteit van jonge vrijwilligers te bevorderen via de samenwerking van organisatoren van vrijwilligersactiviteiten. Overeenkomstig het in dat artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze aanbeveling niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(3)

Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (1) en daarmee verband houdende bepalingen hebben uitsluitend betrekking op vrijwilligers die verzekerd zijn op grond van de nationale wetgeving inzake sociale zekerheid. Dit heeft tot gevolg dat aspecten die met sociale zekerheid verband houden, soms een ontmoedigend effect hebben wat betreft de deelname aan vrijwilligersactiviteiten in een andere lidstaat.

(4)

In Aanbeveling 2001/613/EEG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juli 2001 inzake de mobiliteit binnen de Gemeenschap van studenten, personen in opleiding, vrijwilligers, leerkrachten en opleiders (2) werd de lidstaten verzocht om overeenkomstig de communautaire regelgeving in het kader van hun nationale wetgeving de maatregelen te nemen die zij passend achten, om ervoor te zorgen dat vrijwilligers en hun gezinnen niet wegens hun mobiliteit worden gediscrimineerd ten aanzien van de relevante sociale bescherming, zoals gezondheidszorg en sociale voorzieningen.

(5)

In Aanbeveling 2001/613/EG en Aanbeveling 2006/961/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 over transnationale mobiliteit in het onderwijs en de beroepsopleiding in de Europese Gemeenschap: Europees handvest voor kwaliteit bij mobiliteit (3) worden vrijwilligers expliciet genoemd.

(6)

Richtlijn 2004/114/EG van de Raad van 13 december 2004 betreffende de voorwaarden voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op studie, scholierenuitwisseling, onbezoldigde opleiding of vrijwilligerswerk (4) voorziet in de mogelijkheid om speciale verblijfsdocumenten af te geven aan onderdanen van derde landen die met het oog op vrijwilligerswerk verzoeken te worden toegelaten tot het grondgebied van een lidstaat.

(7)

In de Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 15 november 2004, over gemeenschappelijke doelstellingen voor vrijwilligersactiviteiten van jongeren en de Resolutie van 16 november 2007 van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de verwezenlijking van de gemeenschappelijke doelstellingen voor vrijwilligersactiviteiten van jongeren worden gemeenschappelijke doelstellingen voor vrijwilligersactiviteiten van jongeren (5) vastgesteld, voorstellen gedaan voor het uitwisselen van goede praktijken en peer-learningactiviteiten om de uitvoering daarvan te verbeteren, en wordt de lidstaten verzocht om praktische middelen te ontwikkelen voor het meten van de vooruitgang. In de tweede resolutie wordt de Commissie ook verzocht om nog meer voorstellen te doen voor de bevordering en de erkenning van vrijwilligersactiviteiten van jongeren.

(8)

In april 2008 heeft het Europees Parlement het verslag aangenomen over de „Rol van vrijwilligerswerk als bijdrage aan de economische en sociale cohesie”. In dat verslag worden de lidstaten en de regionale en lokale overheden aangemoedigd om de waarde van het vrijwilligerswerk voor de bevordering van de sociale en economische cohesie te erkennen, en wordt aanbevolen om grensoverschrijdende vrijwilligersprojecten te stimuleren,

ERKENT HETGEEN VOLGT:

1.

in het kader van deze aanbeveling worden grensoverschrijdende vrijwilligersactiviteiten als volgt omschreven: toegankelijk voor alle jongeren, aangegaan uit eigen vrije wil, in het algemeen belang, voor een lange periode, binnen een duidelijk kader en in een ander land dan het land van verblijf, onbetaald of tegen een symbolische betaling en/of onkostenvergoeding. Vrijwilligersactiviteiten mogen geen negatieve gevolgen hebben voor potentiële of bestaande banen of als vervanging daarvan worden beschouwd;

2.

vrijwilligersactiviteiten vormen een rijke ervaring in een niet-formele educatieve en informele leercontext, die de beroepsvaardigheden en -competenties van jongeren vergroot, bijdraagt aan hun inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en aan hun gevoel van solidariteit, sociale vaardigheden ontwikkelt, sociale integratie bevordert en actief burgerschap stimuleert;

3.

in heel Europa wordt een breed scala van vrijwilligersactiviteiten georganiseerd door het maatschappelijk middenveld en overheden, en deze activiteiten moeten in stand worden gehouden, verder worden ontwikkeld en de samenwerking tussen de organisatoren van vrijwilligersactiviteiten moet worden vergemakkelijkt;

4.

grensoverschrijdende mobiliteit in Europa kan een belangrijk instrument zijn voor de bevordering van onderwijs, werkgelegenheid en regionale en sociale cohesie, en bijdragen aan de verbetering van wederzijds begrip en actieve participatie in de samenleving. Dit geldt met name voor jongeren op een arbeidsmarkt waar aanpassingsvermogen en flexibiliteit steeds belangrijker worden;

5.

lokale gemeenschappen die jonge vrijwilligers ontvangen, hebben veel baat bij hun activiteiten, die kunnen worden uitgevoerd op zeer uiteenlopende gebieden, waaronder bevordering van sociale integratie, behoud van cultureel erfgoed, bevordering van solidariteit tussen generaties en bescherming van het milieu, en die tegelijkertijd de culturele diversiteit van de ontvangende gemeenschappen kunnen verrijken;

6.

vrijwilligersactiviteiten vormden een prioriteit van de open coördinatiemethode op het gebied van jeugd, die al een groot aantal goede praktijken heeft omschreven. In dit verband heeft het Europees vrijwilligerswerk (EVW), een actie van het EU-programma Jeugd sinds 1996, jongeren de mogelijkheid geboden om op uiteenlopende gebieden vrijwilligerswerk te verrichten. Deze actie wordt versterkt in het huidige programma „Jeugd in actie”;

7.

ondanks deze inspanningen kunnen er nog steeds belemmeringen bestaan voor de grensoverschrijdende mobiliteit van jonge vrijwilligers in Europa. Daarom wordt met deze aanbeveling in de eerste plaats beoogd een kader voor intensivering van de samenwerking tussen de lidstaten tot stand te brengen, zonder afbreuk te doen aan de diversiteit van hun nationale situaties;

8.

een betere samenwerking tussen de organisatoren van vrijwilligersactiviteiten in verschillende landen en meer informatie-uitwisseling kunnen alle jonge Europeanen ongeacht hun nationaliteit stimuleren om meer deel te nemen aan vrijwilligersactiviteiten in derde landen;

9.

er moet bijzondere aandacht worden besteed aan kansarme jongeren, aangezien vrijwilligersactiviteiten een bijzonder waardevolle kans op mobiliteit bieden aan jongeren die anders minder of helemaal geen gebruik zouden maken van mobiliteitsprogramma's.

BEVEELT AAN DAT DE LIDSTATEN:

A.

de mobiliteit van jonge vrijwilligers in Europa bevorderen door het verbeteren van de voorwaarden voor samenwerking tussen de organisatoren van vrijwilligersactiviteiten in verschillende landen, ongeacht of deze worden georganiseerd door het maatschappelijk middenveld of door overheden, om iedere jongere de mogelijkheid te bieden desgewenst vrijwilligerswerk in Europa te verrichten;

B.

daartoe de uitwerking van de onderstaande actielijnen te vergemakkelijken, daarbij terdege rekening houdend met hun nationale kaders en wetgeving op het gebied van vrijwilligersactiviteiten, hun eigen algemene nationale prioriteiten en bestaande plaatselijke mogelijkheden en met inachtneming van hun stelsels voor overheidsuitgaven:

1.

het verbeteren van het kennisniveau over de vrijwilligersactiviteiten op hun nationale grondgebied en het overdragen van deze informatie aan de Europese Commissie voor verdere verspreiding;

2.

het gemakkelijk toegankelijk maken van informatie over mogelijkheden voor vrijwilligersactiviteiten in het buitenland voor jongeren en degenen die werkzaam zijn in jongerenwerk en jongerenorganisaties;

3.

het aan alle relevante actoren beschikbaar stellen van informatie over de rechten en mogelijkheden die voortvloeien uit de bestaande bepalingen op Europees en nationaal niveau betreffende grensoverschrijdende vrijwilligersactiviteiten;

4.

het bevorderen van de uitwisseling van informatie over de mogelijkheden voor vrijwilligersactiviteiten met andere lidstaten en de vereenvoudiging van de vereiste procedures om het voor jonge vrijwilligers uit een bepaalde lidstaat gemakkelijker te maken om deel te nemen aan de vrijwilligersactiviteiten in andere lidstaten;

5.

waar van toepassing, een flexibele aanpak te kiezen bij het ontwikkelen van grensoverschrijdende activiteiten in Europa, bijvoorbeeld door:

het ondersteunen van de ontwikkeling van de ontvangstcapaciteit voor grensoverschrijdende vrijwilligers;

het ondersteunen van de oprichting van informatiepunten voor jonge Europese vrijwilligers, indien haalbaar in samenwerking met de nationale agentschappen van het programma „Jeugd in actie”;

het bevorderen van het gebruik van de bestaande Europese mechanismen waarmee de mobiliteit van jongeren kan worden ondersteund, waaronder mobiliteitskaarten;

het bevorderen van de grensoverschrijdende mobiliteit van degenen die werkzaam zijn in jongerenwerk en jongerenorganisaties;

het ondersteunen van de ontwikkeling van de voorlichting en opleiding van mensen die werkzaam zijn in jongerenwerk en jongerenorganisaties, lokale overheden en burgerdiensten in verband met grensoverschrijdende vrijwilligersactiviteiten van jongeren;

6.

het vergroten van het bewustzijn van het belang van interculturele vaardigheden en het leren van talen onder jongeren teneinde de barrières voor de grensoverschrijdende mobiliteit van jongeren te verkleinen;

7.

het aanmoedigen van de organisatoren van vrijwilligersactiviteiten om instrumenten voor zelfbeoordeling uit te werken, rekening houdend met de ervaringen met het EVW, teneinde de kwaliteit te waarborgen van de grensoverschrijdende vrijwilligersactiviteiten waaraan zij deelnemen;

8.

het aanmoedigen van de organisatoren in zowel de uitzendende als de ontvangende lidstaat om samen te werken bij het bieden van waarborgen betreffende de bescherming van jonge vrijwilligers en ontvangers van diensten. Hiertoe behoort het verstrekken van voldoende informatie over de vrijwilligersactiviteit, de organisatoren en de vrijwilliger, teneinde beide partijen in staat te stellen een weloverwogen besluit te nemen over de geschiktheid van de activiteit en aan eventuele wettelijke vereisten te voldoen;

9.

het onderzoeken van verdere relevante socialebeschermingsvoorschriften via de passende bestaande EU-fora teneinde de mogelijkheden uit hoofde van de EU- en de nationale wetgeving ten volle te benutten;

10.

het bevorderen van de passende erkenning van de leerresultaten van vrijwilligersactiviteiten overeenkomstig de communautaire bepalingen en binnen de eventuele respectieve nationale kwalificatiestelsels of -kaders;

11.

het bevorderen van het gebruik van instrumenten op EU-niveau die grensoverschrijdende vrijwilligersactiviteiten kunnen vergemakkelijken, door zorg te dragen voor de transparantie van kwalificaties, zoals Europass, Youthpass en het Europees kwalificatiekader;

12.

het besteden van bijzondere aandacht aan kansarme jongeren, om hun toegang tot vrijwilligersactiviteiten te verbeteren, met name tot grensoverschrijdende vrijwilligersactiviteiten.

BEKRACHTIGT HET VOORNEMEN VAN DE COMMISSIE OM:

1.

de lidstaten bij bovenstaande taken te ondersteunen door gebruikmaking van het Europese samenwerkingskader op jeugdgebied en met name van de open coördinatiemethode en het programma „Jeugd in actie”;

2.

in samenwerking met de lidstaten een uitwisseling van informatie en ervaringen over de samenwerking tussen de organisatoren van vrijwilligersactiviteiten in verschillende landen, hetzij vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld hetzij overheden, aan te moedigen en te organiseren;

3.

een Europees portaal voor jonge vrijwilligers over vrijwilligersactiviteiten te ontwikkelen op basis van eventueel reeds bestaande nationale portalen, gegevensbanken of specifieke websites voor vrijwilligerswerk door jongeren;

4.

de Raad vier jaar na de goedkeuring van deze aanbeveling verslag uit te brengen om vast te stellen of de voorgestelde maatregelen effectief werken en de noodzaak van verdere acties te beoordelen.

Gedaan te Brussel, 20 november 2008.


(1)  PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2.

(2)  PB L 215 van 9.8.2001, blz. 30.

(3)  PB L 394 van 30.12.2006, blz. 5.

(4)  PB L 375 van 23.12.2004, blz. 12.

(5)  PB C 241 van 20.9.2008, blz. 1.