17.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 107/32


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 5 maart 2008

tot vaststelling van het in Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad bedoelde uniforme document voor toezicht en controle op de overbrenging van radioactieve afvalstoffen en verbruikte splijtstof

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 793)

(2008/312/Euratom)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

Gelet op Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad van 20 november 2006 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof (1) en met name op artikel 17, lid 2,

Gezien het advies van het overeenkomstig de procedure van artikel 21 ingestelde Raadgevend comité,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie moet een nieuw uniform document opstellen dat moet worden gebruikt bij de overbrenging van onder Richtlijn 2006/117/Euratom vallende radioactieve afvalstoffen en verbruikte splijtstof.

(2)

Dit nieuwe uniforme document moet van toepassing zijn op de overbrenging van radioactieve afvalstoffen en verbruikte splijtstof tussen lidstaten, maar ook op de invoer in en de uitvoer uit de Gemeenschap van dergelijke afvalstoffen en verbruikte splijtstof alsmede op de doorvoer ervan door de Gemeenschap op weg van een derde land naar een ander derde land.

(3)

De bij deze beschikking bedoelde maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het krachtens artikel 21 van genoemde richtlijn ingestelde Raadgevend comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Het in de bijlage opgenomen uniforme document dient te worden gebruikt voor alle onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2006/117/Euratom vallende overbrengingen van radioactieve afvalstoffen of verbruikte splijtstof tussen lidstaten of naar, vanuit en door de Gemeenschap.

Artikel 2

Het uniforme document wordt beschikbaar gesteld in elektronische vorm, in de door de Commissie vastgestelde opmaak.

Artikel 3

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om uiterlijk op 25 december 2008 aan deze beschikking te voldoen.

Artikel 4

Beschikking 93/552/Euratom van de Commissie (2) wordt ingetrokken.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 5 maart 2008.

Voor de Commissie

Andris PIEBALGS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 337 van 5.12.2006, blz. 21.

(2)  PB L 268 van 29.10.1993, blz. 83.


BIJLAGE

Uniform document voor toezicht en controle op de overbrenging van radioactieve afvalstoffen en verbruikte splijtstof

(Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad)

Algemene opmerkingen

Delen A-1 t/m A-6: in te vullen voor de overbrenging van radioactieve afvalstoffen.

Delen B-1 t/m B-6: in te vullen voor de overbrenging van verbruikte splijtstof (inclusief verbruikte splijtstof die bestemd is voor eindberging en als zodanig als afval is ingedeeld).

Deel A-1 of B-1 (aanvraag voor vergunning voor overbrenging): in te vullen door de aanvrager; dat is de volgende persoon, naargelang van het type overbrenging:

de houder in het geval van een overbrenging tussen lidstaten (type MM) of van een uitvoer uit de Gemeenschap naar een derde land (type ME),

de ontvanger in het geval van een invoer in de Gemeenschap uit een derde land (type IM),

de persoon die verantwoordelijk is voor de overbrenging in de lidstaat via welke het radioactief afval of de verbruikte splijtstof de Gemeenschap binnenkomt in het geval van doorvoer door de Gemeenschap (type TT).

Deel A-2 of B-2 (bevestiging van ontvangst van de aanvraag): in te vullen door de relevante bevoegde autoriteiten, die — naargelang van het type overbrenging — de bevoegde autoriteiten zijn van het land:

van herkomst in het geval van een overbrenging van het type MM of ME,

van bestemming in het geval van een overbrenging van het type IM,

via hetwelk het radioactief afval of de verbruikte splijtstof de Gemeenschap binnenkomt in het geval van een overbrenging van het type TT,

alsmede alle bevoegde autoriteiten van de eventuele lidstaten van doorvoer.

Deel A-3 of B-3 (weigering of toestemming): in te vullen door alle betrokken bevoegde autoriteiten.

Deel A-4a/A-4b of B-4a/B-4b (vergunning voor of weigering van de overbrenging): in te vullen door de bevoegde autoriteit die belast is met het verlenen van de vergunning, die — naargelang van het type overbrenging — de bevoegde autoriteit is van:

de lidstaat van herkomst in het geval van overbrenging van het type MM en ME,

de lidstaat van bestemming in het geval van overbrengingen van het type IM,

de eerste lidstaat van doorvoer, waar de overbrenging de Gemeenschap binnenkomt, in het geval van overbrengingen van het type TT.

Deel A-5 of B-5 (beschrijving van de zending/lijst van colli): in te vullen door de aanvrager als genoemd in deel A-1 of B-1.

Deel A-6 of B-6 (bevestiging van ontvangst van de overbrenging): in te vullen door de ontvanger (in het geval van overbrengingen van het type MM en IM) of de houder (in het geval van overbrengingen van het type ME) of de persoon die verantwoordelijk is voor de overbrenging (in het geval van overbrengingen van het type TT).

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Toelichting bij elk item van de delen A-1 t/m A-6 en B-1 t/m B-6 van het uniforme document

Omschrijving van een naar behoren ingevulde aanvraag: een aanvraag voor vergunning voor de overbrenging van radioactieve afvalstoffen of verbruikte splijtstof is naar behoren ingevuld overeenkomstig Richtlijn 2006/117/Euratom, wanneer — in het geval van de overbrenging van radioactieve afvalstoffen — ieder item van deel A-1, of — in het geval van de overbrenging van verbruikte splijtstof — ieder item van deel B-1 de vereiste informatie bevat, meer bepaald door het aanvinken van het relevante vakje, het schrappen van de niet-toepasselijke optie of het invullen van de relevante gegevens en waarden. Bij een aanvraag voor meerdere overbrengingen, mogen de items 8 en 9 ramingen bevatten.

1.

De aanvrager moet alle items 1 tot en met 14 naar behoren invullen. In item 1 moet naargelang van het geval één van de vakjes worden aangevinkt om het type overbrenging aan te geven en moeten, wanneer derde landen bij de overbrenging betrokken zijn, de relevante grensposten worden vermeld:

a)

vink „type MM” aan voor overbrengingen tussen lidstaten, waarbij eventueel sprake kan zijn van doorvoer door één of meer andere lidstaten of derde landen;

b)

vink „type IM” aan voor overbrengingen van een derde land naar een lidstaat (= invoer in de Gemeenschap), rekening houdend met het feit dat de aanvraag de verklaring moet bevatten dat de ontvanger met de in het derde land gevestigde houder een regeling heeft getroffen, die aanvaard is door de bevoegde autoriteit van dat derde land, waarbij de houder verplicht wordt het radioactief afval of de verbruikte splijtstof terug te nemen wanneer de overbrenging niet met succes kan worden afgerond;

c)

vink „type ME” aan voor overbrengingen van een lidstaat naar een derde land (= uitvoer uit de Gemeenschap);

d)

vink „type TT” aan voor overbrengingen van een derde land naar een ander derde land met doorvoer door één of meer lidstaten, rekening houdend met het feit dat de aanvraag de verklaring moet bevatten dat de in het derde land gevestigde ontvanger met de in het derde land gevestigde houder een regeling heeft getroffen, die aanvaard is door de bevoegde autoriteit van dat derde land, waarbij de houder verplicht wordt het radioactief afval of de verbruikte splijtstof terug te nemen wanneer de overbrenging niet met succes kan worden afgerond.

2.

Bij het aanvinken van het relevante vakje moet de aanvrager duidelijk aangeven of de aanvraag betrekking heeft op uitsluitend één overbrenging binnen een bepaald tijdsbestek (bv. 05/2010, 2009 of 2010-2011), dan wel of de aanvraag betrekking heeft op meer dan één overbrenging binnen dat tijdsbestek, dat echter niet langer mag duren dan een periode van drie jaar vanaf de vergunningsdatum. Er mag één enkele aanvraag worden ingediend voor meer dan één overbrenging, mits aan de in artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2006/117/Euratom omschreven voorwaarden wordt voldaan, meer bepaald:

a)

het radioactief afval of de verbruikte splijtstof waarop de aanvraag betrekking heeft, vertoont in wezen dezelfde fysische, chemische en radioactieve kenmerken, en

b)

de overbrenging geschiedt van dezelfde houder naar dezelfde ontvanger en dezelfde bevoegde autoriteiten zijn erbij betrokken, en

c)

indien de overbrenging doorvoer door derde landen omvat, vindt de doorvoer plaats via dezelfde grensdoorlaatpost van binnenkomst en/of uitreis van de Gemeenschap en via dezelfde grensdoorlaatpost van het (de) betrokken derde land(en), tenzij de betrokken bevoegde autoriteiten anders zijn overeengekomen.

3.

Wanneer één of meer derde landen bij de overbrenging betrokken zijn, moet de aanvrager de relevante grensposten invullen. Deze grensposten moeten identiek zijn voor alle overbrengingen waarop de aanvraag betrekking heeft, tenzij anders overeengekomen met de bevoegde autoriteiten.

4.

De aanvrager moet zijn/haar handelsnaam, adres en contactgegevens invullen. De handelsnaam, ook handelsbenaming of vennootschapsnaam genoemd, is de naam waaronder een vennootschap voor zakelijke redenen handel voert, hoewel haar als rechtspersoon geregistreerde naam die gebruikt wordt in contracten en andere formele situaties, andersluidend kan zijn. De aanvrager moet het juiste vakje aanvinken om zijn/haar functie te omschrijven, die de volgende is, naargelang van het type overbrenging:

a)

de houder in het geval van een overbrenging tussen lidstaten (type MM) of uitvoer uit de Gemeenschap naar een derde land (type ME);

b)

de ontvanger in het geval van invoer uit een derde land in de Gemeenschap (type IM);

c)

de persoon die verantwoordelijk is voor de overbrenging in de lidstaat waarlangs het radioactief afval of de verbruikte splijtstof de Gemeenschap binnenkomt in het geval van doorvoer door de Gemeenschap (type TT).

5.

De aanvrager moet de handelsnaam, het adres en de contactgegevens invullen van de plaats waar het radioactief afval of de verbruikte splijtstof zich vóór de overbrenging bevond, wat kan afwijken van het adres van de aanvrager.

6.

De aanvrager moet de handelsnaam, het adres en de contactgegevens invullen van de ontvanger. In het geval van een overbrenging van het type IM is deze informatie identiek met die van item 4.

7.

De aanvrager moet de handelsnaam, het adres en de contactgegevens invullen van de plaats waar het radioactief afval of de verbruikte splijtstof zich na de overbrenging zal bevinden, wat kan afwijken van het adres van de ontvanger.

8.

De aanvrager moet alle velden invullen, hetzij door het passende vakje aan te vinken (meer dan één antwoord is mogelijk), hetzij door de specifieke kenmerken en waarden van het radioactief afval of de verbruikte splijtstof op te geven. In het geval van meerdere overbrengingen mogen deze waarden ramingen zijn.

9.

De aanvrager moet item 9 invullen; de waarden mogen ramingen zijn.

10.

De aanvrager moet het type activiteit aanvinken waarbij het radioactief afval of de verbruikte splijtstof is voortgebracht of moet een andere desbetreffende activiteit omschrijven. Meer dan één antwoord is mogelijk.

11.

De aanvrager moet het doel van de overbrenging omschrijven door het juiste vakje aan te vinken (slechts één antwoord is mogelijk) of eventuele „andere doeleinden” te omschrijven.

12.

De aanvrager moet de verschillende vervoerswijzen (weg, spoor, zee, lucht, binnenwateren) die voor de overbrenging gepland zijn, aangeven en daarbij het relevante punt van vertrek, het punt van aankomst en de geplande vervoerder (wanneer reeds bekend) vermelden. Wijzigingen van dit schema in een latere fase van de aanvraagprocedure zijn mogelijk en moeten ter kennis worden gebracht van de bevoegde autoriteiten; zij vergen echter geen nieuwe aanvraag.

13.

De aanvrager moet alle bij de overbrenging betrokken landen vermelden, te beginnen met de eerste lidstaat of het derde land waar het radioactief afval of de verbruikte splijtstof zich bevindt en eindigend met de laatste lidstaat of het derde land waar het radioactief afval of de verbruikte splijtstof zich na de overbrenging zal bevinden. Indien de aanvrager die sequentiële lijst van landen wil wijzigen, is een nieuwe aanvraag vereist.

14.

De aanvrager moet verklaren wie het radioactief afval of de verbruikte splijtstof zal terugnemen wanneer de overbrenging(en) niet kan (kunnen) plaatsvinden of wanneer niet aan de voorwaarden voor de overbrenging kan worden voldaan. Wanneer de overbrenging van het type IM of TT is moet de aanvrager het bewijs bijvoegen van een desbetreffende regeling tussen de ontvanger in de lidstaat of het derde land van bestemming en de houder van het radioactief afval of de verbruikte splijtstof; bedoelde regeling moet aanvaard zijn door de bevoegde autoriteiten van dit derde land.

Na de items 1 t/m 14 naar behoren te hebben ingevuld, moet de aanvrager deel 1 van het uniforme document toezenden aan de bevoegde autoriteit, die belast is met het verlenen van de vergunningen voor de overbrenging.

De bevoegde autoriteit die belast is met het verlenen van de vergunning voor de overbrenging of die bedoelde vergunning eventueel weigert is, naargelang van het type overbrenging:

de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst in het geval van overbrengingen tussen lidstaten (type MM) en uitvoer uit de Gemeenschap (type ME);

de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming in het geval van invoer in de Gemeenschap (type IM);

de bevoegde autoriteit van de eerste lidstaat van doorvoer, waarlangs de zending de Gemeenschap binnenkomt, in het geval van doorvoer door de Gemeenschap (type TT).

De relevante contactgegevens zijn te vinden via het door de Commissie opgerichte en bijgehouden platform voor elektronische communicatie of in de gepubliceerde lijst van bevoegde autoriteiten.

15.

Onmiddellijk na ontvangst van de aanvraag moet de bevoegde autoriteit die belast is met het verlenen van de vergunning voor de overbrenging:

a)

het registratienummer invullen bovenaan elk deel van het uniforme document, beginnend bij deel 1;

b)

verifiëren of alle items van deel 1 naar behoren zijn ingevuld door de aanvrager;

c)

item 15 van deel 2 invullen en voldoende afschriften maken van de delen 1, 2 en 3 voor alle betrokken lidstaten of landen. Derde landen van doorvoer worden alleen ter informatie geraadpleegd.

16.

De bevoegde autoriteit die belast is met het verlenen van vergunningen moet:

a)

item 16 van deel 2 (en 18 van deel 3) naar behoren invullen met betrekking tot alle bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten of landen zoals vermeld in item 13, waarvan toestemming voor de te vergunnen overbrenging(en) vereist is, en

b)

de naar behoren ingevulde aanvraag (deel 1) samen met deel 2 — onverwijld — met het oog op die toestemming toezenden aan alle in item 16 genoemde bevoegde autoriteiten.

17.

Item 17 moet worden ingevuld door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat (lidstaten). De datum van de aanvraag en van de ontvangst daarvan moet onmiddellijk na die ontvangst worden ingevuld. Binnen 20 dagen na de datum van ontvangst moeten de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten verifiëren of de aanvraag naar behoren is ingevuld (alle items 1 t/m 14 moeten zijn ingevuld en er mag geen informatie ontbreken; bepaalde waarden mogen echter ramingen zijn). 17 a) en 17 b) kunnen niet beide van toepassing zijn; gelieve te schrappen wat niet van toepassing is.

a)

Wanneer de bevoegde autoriteit van de lidstaat (lidstaten) van doorvoer, als er doorvoer is, of van bestemming van oordeel is dat de aanvraag niet naar behoren is ingevuld, vult zij item 17 a) aan, schrapt zij item 17 b) en brengt zij haar verzoek om ontbrekende informatie ter kennis van de bevoegde autoriteit die belast is met het verlenen van de vergunning (naar verwezen als in item 15). Zij moet duidelijk aangeven welke informatie ontbreekt (door het formulier aan te vullen of een document bij te voegen). De bevoegde autoriteit die de ontbrekende informatie opvraagt, zendt binnen een periode van 20 dagen na de datum van ontvangst van de aanvraag afschriften van deel 2 toe aan alle overige bevoegde autoriteiten van de in item 13 genoemde betrokken lidstaten. De relevante contactgegevens zijn te vinden via het door de Commissie opgerichte en bijgehouden platform voor elektronische communicatie of in de gepubliceerde lijst van bevoegde autoriteiten. Wanneer een betrokken lidstaat van mening is dat een aanvraag niet naar behoren is ingevuld, wordt de procedure stilgelegd. In dergelijke gevallen mag, zelfs als de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming de aanvraag als naar behoren ingevuld beschouwt, die autoriteit geen ontvangstbevestiging toesturen totdat de opgevraagde informatie ontvangen is en er geen nieuw verzoek om ontbrekende informatie is verzonden binnen een termijn van 10 dagen na de ontvangst van de ontbrekende gegevens. Deze procedure kan worden herhaald tot alle ontbrekende informatie ontvangen is en er geen verder verzoeken om ontbrekende informatie verzonden zijn.

Uiterlijk 10 dagen na het verstrijken van de periode van 20 dagen na de ontvangst van de aanvraag, indien geen verzoek om ontbrekende informatie is ontvangen binnen die 20 dagen-periode en de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat van mening is dat de aanvraag naar behoren is ingevuld, zendt zij deel 2 toe aan de bevoegde autoriteit die belast is met het verlenen van de vergunning als vermeld in item 15, alsook afschriften daarvan aan alle overige bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten als vermeld in item 13. De relevante contactgegevens zijn te vinden via het door de Commissie opgerichte en bijgehouden platform voor elektronische communicatie of in de gepubliceerde lijst van bevoegde autoriteiten.

Er kunnen kortere termijnen worden overeengekomen tussen alle bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten.

b)

Teneinde de bevoegde autoriteiten de gelegenheid te geven om binnen een periode van 20 dagen na ontvangst van de aanvraag ontbrekende informatie op te vragen, mag de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming geen ontvangstbevestiging sturen alvorens die termijn van 20 dagen is verstreken. Na het verstrijken van die 20 dagen-termijn en wanneer de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming de aanvraag als naar behoren ingevuld beschouwt en, hetzij geen andere lidstaten betrokken zijn, hetzij geen andere bevoegde autoriteiten ontbrekende informatie opvragen, vult zij (de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming) item 17 b) in.

18.

Onmiddellijk na ontvangst van de bevestiging van ontvangst van een naar behoren ingevulde aanvraag door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming, verifieert de bevoegde autoriteit die belast is met het verlenen van de vergunning of alle termijnen in acht zijn genomen en vult zij item 18 van deel 3 in voor elke betrokken lidstaat, als vermeld in item 13, waarvan toestemming voor de te vergunnen overbrenging(en) vereist is.

De betrokken bevoegde autoriteit moet vereiste aanvullingen in item 18 aanbrengen.

19.

De bevoegde autoriteit die belast is met het verlenen van de vergunning moet de algemene termijn voor automatische toestemming invullen, die geldt voor alle betrokken lidstaten. Deze termijn bedraagt doorgaans twee maanden na de datum van ontvangstbevestiging van de lidstaat van bestemming als vermeld in item 17 b). De met de vergunningverlening belaste bevoegde autoriteit zendt vervolgens deel 3 inzake toestemming of weigering toe aan alle betrokken lidstaten of landen.

Onmiddellijk na de ontvangst van deel 3 moet iedere betrokken bevoegde autoriteit beslissen of eventueel een extra termijn vereist is om te kunnen beslissen over toestemming voor of weigering van de overbrenging. Een extra termijn van maximaal één maand kan worden aangevraagd door de algemene termijn in item 19 te schrappen en een nieuwe uiterste termijn in te vullen, en door de verlengde termijn aan alle betrokken bevoegde autoriteiten mede te delen.

20.

De betrokken bevoegde autoriteiten moeten de aanvraag naar behoren in overweging nemen. Uiterlijk bij het verstrijken van de algemene termijn voor automatische toestemming moeten de betrokken bevoegde autoriteiten item 20 invullen en het oorspronkelijke exemplaar van deel 3 (gescand wanneer verstuurd per e-mail) toezenden aan de bevoegde autoriteit die belast is met het verlenen van de vergunning (als vermeld in item 15). Wanneer toestemming wordt geweigerd, moeten de redenen daarvoor worden gegeven en die moeten zijn gebaseerd (voor de lidstaten van doorvoer) op de relevante nationale, communautaire of internationale wetgeving op het gebied van het vervoer van radioactief materiaal of — voor lidstaten van bestemming — op de relevante wetgeving inzake het beheer van radioactieve afvalstoffen of verbruikte splijtstof of op de relevante nationale, communautaire of internationale wetgeving op het gebied van het vervoer van radioactief materiaal. Opgelegde voorwaarden mogen niet strenger zijn dan die welke gelden voor overbrengingen binnen de lidstaten zelf. Wanneer het uniforme document niet binnen de gestelde termijn wordt ingevuld en verzonden, wordt dit overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Richtlijn 2006/117/Euratom als toestemming voor de geplande overbrenging beschouwd.

21.

Wanneer betrokken bevoegde autoriteiten toestemming voor de overbrenging hebben verleend, vult de bevoegde autoriteit die belast is met het verlenen van vergunning voor de overbrenging de items 21 t/m 23 in, waarbij zij voor ogen houdt dat stilzwijgende toestemming uitsluitend geacht wordt gegeven te zijn op voorwaarde dat:

a)

(ten minste) van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming een ontvangstbevestiging (als bedoeld in item 17 b)) ontvangen is; en

b)

geen verzoek om aanvullende informatie onbeantwoord is gebleven; en

c)

van de betrokken bevoegde autoriteiten geen antwoord (toestemming, dan wel weigering) is ontvangen binnen de geldende termijnen als bedoeld in item 19.

22.

De in item 21 vermelde bevoegde autoriteit vult de lijst in of, als de plaats ontoereikend is, voegt een lijst bij van alle toestemmingen (inclusief de voorwaarden) en eventuele weigeringen (inclusief de redenen) van alle betrokken bevoegde autoriteiten.

23.

De in item 21 vermelde bevoegde autoriteit moet:

a)

item 23 invullen, rekening houdend met het feit dat de maximale geldigheidsduur van een vergunning drie jaar bedraagt en dat, wanneer aan de voorwaarden van artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2006/117/Euratom is voldaan, één enkele vergunning betrekking kan hebben op meerdere overbrengingen;

b)

het oorspronkelijke exemplaar van deel 4a aan de aanvrager toezenden, samen met de delen 1, 4a, 5 en 6;

c)

afschriften van deel 4a toezenden aan alle overige betrokken bevoegde autoriteiten.

24.

De bevoegde autoriteit die belast is met het verlenen van de vergunning voor de overbrenging vult de items 24 en 25 in wanneer ten minste één van de betrokken bevoegde autoriteiten geen toestemming voor de overbrenging heeft verleend.

25.

De in item 24 vermelde bevoegde autoriteit vult de lijst in of, als de plaats ontoereikend is, voegt een lijst bij van met alle ontvangen toestemmingen en weigeringen, inclusief alle voorwaarden en redenen voor weigering, en zendt een oorspronkelijk exemplaar van deel 4b toe aan de aanvrager, alsook afschriften van dat deel aan alle overige bevoegde autoriteiten.

26.

Wanneer vergunning voor de overbrenging(en) is verleend en de aanvrager de delen 4a, 5 en 6 heeft ontvangen, vult hij/zij naar behoren item 26 in. Wanneer de aanvraag betrekking heeft op meerdere overbrengingen, maakt hij/zij voldoende afschriften van deel 5 voor elke overbrenging.

27.

De aanvrager vinkt het juiste vakje aan om te verduidelijken of de vergunning geldt voor één enkele overbrenging of voor meerdere overbrengingen. In het geval van meerdere overbrengingen moet het passende serienummer worden ingevuld.

28.

Voordat enige overbrenging plaatsvindt, vult de aanvrager naar behoren de items 28 t/m 30 in (zelfs wanneer de vergunning geldt voor meerdere overbrengingen). In dit deel mogen de waarden geen ramingen zijn!

29.

De aanvrager vult naar behoren item 29 (lijst van colli) in en vermeldt onderaan het totale aantal colli, het totale aantal van elk type collo, de totale nettomassa, de totale brutomassa en de totale activiteit (GBq). Als de in het document voorbehouden plaats ontoereikend is, gelieve dan een afzonderlijke lijst met de opgevraagde informatie bij te voegen.

30.

Vóór elke overbrenging van radioactief afval of verbruikte splijtstof vult de aanvrager item 30 (datum van verzending en verklaring) in (ook wanneer de vergunning geldt voor meerdere overbrengingen). Samen met de delen 1 en 4a vergezelt deel 5 de radioactieve afvalstoffen of de verbruikte splijtstof terwijl die wordt overgebracht. De beschrijving van de zending en de lijst van colli (deel 5) wordt dan aangehecht aan deel 6 (bevestiging van ontvangst).

31.

De ontvanger (in het geval van MM- en IM-overbrengingen), de houder (in het geval van ME-overbrengingen) of de persoon die verantwoordelijk is voor de overbrenging (in het geval van TT-overbrengingen) vult naar behoren de items 31 t/m 35 (alsook item 36, wanneer van toepassing) in; alle vereiste aanvullingen worden verstrekt door de aanvrager. Een buiten de Europese Gemeenschap gevestigde ontvanger kan de ontvangst van het radioactief afval of de verbruikte splijtstof echter bevestigen met behulp van een verklaring die los staat van het uniforme document.

32.

De ontvanger vult naar behoren de naam, het adres en de contactgegevens in van de plaats waar het radioactief afval of de verbruikte splijtstof na de overbrenging wordt opgeslagen.

33.

De ontvanger vult item 33 in (als aangegeven in item 23) en duidt aan of de ontvangen zending al dan niet de laatste overbrenging is waarvoor de vergunning geldt.

a)

Wanneer de vergunning slechts geldt voor één enkele overbrenging van het type MM of IM, vult de ontvanger deel 6 in binnen een termijn van 15 dagen na ontvangst van het radioactief afval of de verbruikte splijtstof en zendt hij/zij de delen 5 en 6 toe aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming zendt vervolgens afschriften van de delen 5 en 6 toe aan de overige betrokken bevoegde autoriteiten (en, wanneer van toepassing, het oorspronkelijke exemplaar van deze twee delen aan de bevoegde autoriteit die de vergunning heeft verleend). Bij overbrengingen van het type MM zendt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst een afschrift van de ontvangstbevestiging toe aan de houder.

b)

Wanneer de vergunning geldt voor één enkele overbrenging van het type ME of TT moet de aanvrager zich ervan vergewissen dat de buiten de Europese Gemeenschap gevestigde ontvanger hem/haar de naar behoren ingevulde delen 5 en 6 toezendt onmiddellijk na de ontvangst van het radioactief afval of de verbruikte splijtstof. Deel 6 mag worden vervangen door een verklaring van de ontvanger die minimaal de in de items 31 t/m 36 te verstrekken informatie bevat. Binnen een termijn van 15 dagen na de ontvangst van het radioactief afval of de verbruikte splijtstof zendt de aanvrager deel 5 en deel 6 (wanneer de ontvanger deel 6 niet gebruikt, vult de aanvrager dit deel in) en, wanneer van toepassing, de verklaring van de ontvanger toe aan de bevoegde autoriteit die de vergunning heeft verleend. Deze autoriteit zendt vervolgens afschriften van de delen 5 en 6 en, wanneer van toepassing, van de verklaring van de ontvanger toe aan de overige betrokken bevoegde autoriteiten.

c)

Wanneer de vergunning geldt voor meerdere overbrengingen van het type MM of IM, vult de ontvanger deel 6 in na iedere overbrenging (voor dat doel heeft hij/zij vooraf verscheidene blanco afschriften van deel 6 gemaakt) en zendt hij/zij dit deel direct toe aan de bevoegde autoriteit die de vergunning heeft verleend. De ontvanger hecht daaraan deel 5 met betrekking tot dezelfde overbrenging aan.

d)

Wanneer de vergunning geldt voor meerdere overbrengingen van het type ME of TT vergewist de aanvrager zich ervan dat na elke overbrenging de buiten de Europese Gemeenschappen gevestigde ontvanger voor elke overbrenging een (blanco) afschrift van deel 6 invult en dit terugzendt samen met het passende deel 5.

34.

De ontvanger vinkt „Niet van toepassing” aan of vult item 34 in bij overbrengingen van het type ME of TT of voegt een afzonderlijke verklaring bij met referentie naar dat bijvoegsel.

35.

De ontvanger vult item 35 in wanneer één enkele overbrenging of alle overbrengingen waarvoor de vergunning geldt, heeft (hebben) plaatsgevonden. Wanneer de vergunning betrekking heeft op meerdere overbrengingen wordt de laatste ontvangstbevestiging ingevuld en toegezonden alsof de vergunning slechts gold voor één enkele overbrenging, maar:

a)

in item 30 van deel 6 wordt verklaard dat de overbrenging in kwestie de laatste overbrenging is waarvoor de vergunning geldt;

b)

in de verklaring van een buiten de Europese Gemeenschappen gevestigde ontvanger wordt uitdrukkelijk bevestigd dat alle radioactieve afvalstoffen of verbruikte splijtstof waarop de vergunning voor overbrenging betrekking had, daadwerkelijk is toegekomen.

De ontvanger zendt deel 6 (bevestiging van ontvangst) samen met deel 5 naargelang van het type overbrenging toe aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming in het geval van overbrengingen van type MM of IM, of naar de in item 5 (deel 1) genoemde aanvrager in het geval van overbrengingen van type ME of TT. Om een overzicht te geven, wordt het deel 6 voor elk van de overbrengingen waarvoor de vergunning geldt bijgevoegd bij de laatste ontvangstbevestiging.

36.

De ontvanger vinkt „Niet van toepassing” aan of vult item 36 in bij overbrengingen van het type ME of TT, of vervangt dit door een afzonderlijke verklaring, verwijzend naar het bijvoegsel. De aanvrager zendt de delen 5 en 6 toe aan de autoriteit die de vergunning heeft verleend. Om een overzicht te geven, wordt het deel 6 voor elk van de overbrengingen waarvoor de vergunning geldt bijgevoegd bij de laatste ontvangstbevestiging.