10.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 324/79


VERORDENING (EG) Nr. 1393/2007 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 november 2007

inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken („de betekening en de kennisgeving van stukken”), en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 61, onder c), en artikel 67, lid 5, tweede streepje,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Unie heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te handhaven en te ontwikkelen waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is. De Gemeenschap moet met het oog op de totstandbrenging van een dergelijke ruimte onder meer de maatregelen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken nemen die nodig zijn voor de goede werking van de interne markt.

(2)

Het is voor de goede werking van de interne markt nodig de verzending tussen de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken, met het oog op betekening of kennisgeving ervan, te verbeteren en te versnellen.

(3)

De Raad heeft bij de Akte van 26 mei 1997 (3) de tekst van een verdrag inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van de Europese Unie van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken opgesteld en heeft aanbevolen dat de lidstaten dit verdrag overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen aannemen. Dit verdrag is niet in werking getreden. De continuïteit van de bij het sluiten van het verdrag behaalde resultaten moet worden gewaarborgd.

(4)

Op 29 mei 2000 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 1348/2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken aangenomen (4). De inhoud van die verordening is grotendeels gebaseerd op het verdrag.

(5)

Op 1 oktober 2004 hechtte de Commissie haar goedkeuring aan een verslag over de toepassing van Verordening (EG) nr. 1348/2000. De conclusie van het verslag luidde dat de toepassing van Verordening (EG) nr. 1348/2000 de verzending en de betekening en kennisgeving van stukken tussen de lidstaten sinds de inwerkingtreding ervan in 2001 algemeen heeft verbeterd en versneld, maar dat de toepassing van sommige bepalingen van de verordening niettemin niet geheel bevredigend is.

(6)

Met het oog op de doelmatigheid en de snelheid van de gerechtelijke procedures in burgerlijke zaken is het nodig dat de verzending van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken tussen de door de lidstaten aangewezen plaatselijke instanties rechtstreeks en op snelle wijze geschiedt. De lidstaten kunnen evenwel hun voornemen kenbaar maken slechts één verzendende of één ontvangende instantie aan te wijzen, dan wel één enkele instantie die beide functies vervult, gedurende vijf jaar. Deze aanwijzing kan echter om de vijf jaar worden verlengd.

(7)

De verzending kan met het oog op de snelheid ervan langs elke passende weg geschieden, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan inzake de leesbaarheid en de betrouwbaarheid van het ontvangen stuk. De zorgvuldigheid van de verzending vereist dat het te verzenden stuk vergezeld gaat van een modelformulier dat moet worden ingevuld in de officiële taal of een van de officiële talen van de plaats waar de betekening of kennisgeving geschiedt dan wel in een andere taal die door de betrokken lidstaat wordt aanvaard.

(8)

Deze verordening is niet van toepassing op de betekening en de kennisgeving van een stuk aan de gevolmachtigde vertegenwoordiger van de partij in de lidstaat waar de procedure plaatsvindt, ongeacht de woonplaats van die partij.

(9)

De betekening of kennisgeving van een stuk moet zo spoedig mogelijk plaatsvinden en in ieder geval binnen een maand na de ontvangst ervan door de ontvangende instantie.

(10)

De mogelijkheid de betekening of kennisgeving van stukken te weigeren, moet tot buitengewone gevallen worden beperkt, teneinde de doeltreffendheid van de verordening te waarborgen.

(11)

Om de verzending en de betekening of kennisgeving van stukken tussen de lidstaten te vergemakkelijken, moeten de in de bijlagen bij deze verordening opgenomen modelformulieren worden gebruikt.

(12)

De ontvangende instantie moet degene voor wie het stuk is bestemd er door middel van het modelformulier schriftelijk van in kennis stellen dat hij het te betekenen of ter kennis te brengen stuk kan weigeren in ontvangst te nemen ofwel op het ogenblik van de betekening of kennisgeving ofwel door het stuk, indien het niet is gesteld in een taal die hij begrijpt of in de officiële taal of een van de officiële talen van de plaats van betekening of kennisgeving, binnen een week naar de ontvangende instantie terug te zenden. Dit geldt ook voor de daaropvolgende betekening of kennisgeving nadat degene voor wie het stuk bestemd is gebruik heeft gemaakt van zijn weigeringsrecht. Deze regels inzake weigering gelden ook voor de betekening of kennisgeving door medewerkers van ambassades en consulaten, betekening of kennisgeving door postdiensten en rechtstreekse betekening of kennisgeving. De betekening of kennisgeving van een geweigerd stuk moet kunnen worden geregulariseerd door aan degene voor wie het stuk is bestemd betekening of kennisgeving te doen van een vertaling van het stuk.

(13)

Het is met het oog op de snelheid van de verzending gerechtvaardigd dat de betekening of kennisgeving van een stuk binnen enkele dagen na ontvangst van het stuk geschiedt. Indien de betekening of de kennisgeving echter niet binnen een maand heeft kunnen plaatsvinden, dient de ontvangende instantie dit aan de verzendende instantie mee te delen. Het verstrijken van deze termijn moet niet impliceren dat de aanvraag aan de verzendende instantie wordt teruggezonden, wanneer het duidelijk is dat binnen een redelijke termijn aan deze aanvraag kan worden voldaan.

(14)

De ontvangende instantie blijft het nodige doen voor de betekening of kennisgeving van het stuk, ook indien betekening of kennisgeving binnen een maand niet mogelijk was, bijvoorbeeld omdat de verweerder niet thuis was in verband met vakantie of niet op kantoor was in verband met zakelijke redenen. Om een in tijd onbeperkte verplichting voor de ontvangende instantie om het nodige te doen voor de betekening of kennisgeving van het stuk te voorkomen, dient de verzendende instantie de mogelijkheid te hebben om in het modelformulier een termijn op te nemen waarna de betekening of kennisgeving niet langer verplicht is.

(15)

Gezien de in de onderscheiden lidstaten bestaande verschillen in procedureregels, loopt de gebeurtenis waarvan de datum voor de betekening of kennisgeving in aanmerking wordt genomen, van lidstaat tot lidstaat uiteen. Met het oog op dergelijke situaties en de moeilijkheden die zich kunnen voordoen, voorziet deze verordening in een regeling waarbij de datum van betekening of kennisgeving bepaald wordt door de wetgeving van de aangezochte staat. Wanneer de betekening of kennisgeving van een stuk overeenkomstig het recht van een lidstaat echter binnen een bepaalde termijn moet worden verricht, dan wordt de datum die ten aanzien van de aanvrager in aanmerking moet worden genomen, bepaald door het recht van deze lidstaat. Dit systeem van twee data bestaat slechts in een beperkt aantal lidstaten. De lidstaten die dit systeem toepassen, moeten dit melden aan de Commissie, die deze informatie moet bekendmaken in het Publicatieblad van de Europese Unie en beschikbaar stellen via het bij Beschikking 2001/470/EG van de Raad (5) opgerichte Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken.

(16)

Om de toegang tot de rechter te vergemakkelijken, moeten de kosten voor het optreden van een deurwaarder of van een overeenkomstig het recht van de aangezochte lidstaat bevoegde persoon overeenkomen met een enkele vaste vergoeding waarvan het bedrag vooraf door deze lidstaat wordt bepaald met inachtneming van de beginselen van evenredigheid en non-discriminatie. De verplichting van een enkele vaste vergoeding laat de mogelijkheid onverlet dat de lidstaten verschillende vergoedingen vaststellen voor verschillende soorten betekening of kennisgeving, voor zover zij deze beginselen in acht nemen.

(17)

Elke lidstaat moet bevoegd zijn de betekening of kennisgeving van stukken aan zich in een andere lidstaat bevindende personen rechtstreeks door de postdiensten te laten verrichten bij aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging of op gelijkwaardige wijze.

(18)

Iedere belanghebbende bij een rechtsgeding kan de betekening of kennisgeving van stukken rechtstreeks doen verrichten door de deurwaarders, ambtenaren of andere bevoegde personen in de aangezochte lidstaat, indien deze rechtstreekse betekening of kennisgeving is toegestaan krachtens de wetgeving van die lidstaat.

(19)

De Commissie dient een handboek samen te stellen met informatie met betrekking tot de correcte toepassing van deze verordening, dat ter beschikking moet worden gesteld via het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken. De Commissie en de lidstaten dienen alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat deze informatie actueel en volledig is, met name wat de adresgegevens van de ontvangende en verzendende instanties betreft.

(20)

Voor de berekening van de in deze verordening bedoelde termijnen dient Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (6), van toepassing te zijn.

(21)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (7).

(22)

In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven om de modelformulieren in de bijlagen bij te werken of technisch aan te passen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging/schrapping van niet-essentiële onderdelen van deze verordening, moeten deze worden aangenomen volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG vastgestelde regelgevingsprocedure met toetsing.

(23)

Deze verordening heeft voorrang op de bepalingen inzake door haar bestreken gebieden van door de lidstaten gesloten bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen met dezelfde werkingssfeer, met name het protocol bij het Verdrag van Brussel van 27 september 1968 (8) en het Verdrag van „'s-Gravenhage van 15 november 1965 (9), in de betrekkingen tussen de lidstaten die partij zijn bij deze verdragen. Deze verordening belet echter niet dat enkele lidstaten overeenkomsten of regelingen behouden of sluiten om de toezending van de stukken te versnellen of te vereenvoudigen, voor zover deze met de bepalingen van de verordening verenigbaar zijn.

(24)

De krachtens deze verordening verzonden gegevens behoeven een gepaste beschermingsregeling. De materie valt binnen de werkingssfeer van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (10) en van Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn privacy en elektronische communicatie) (11).

(25)

Uiterlijk op 1 juni 2011 en vervolgens om de vijf jaar, moet de Commissie de toepassing van deze verordening onderzoeken en, in voorkomend geval, de nodige wijzigingen voorstellen.

(26)

Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(27)

Om de bepalingen toegankelijker en leesbaarder te maken, moet Verordening (EG) nr. 1348/2000 worden ingetrokken en vervangen door deze verordening.

(28)

Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland deel aan de aanneming en toepassing van deze verordening.

(29)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening en is het niet gebonden door of onderworpen aan de toepassing ervan,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Werkingssfeer

1.   Deze verordening is van toepassing in burgerlijke en in handelszaken, waarin een gerechtelijk of buitengerechtelijk stuk van een lidstaat naar een andere lidstaat moet worden verzonden ter betekening of kennisgeving aldaar. Deze verordening is met name niet van toepassing in fiscale, douane- en/of administratieve zaken of in het geval van aansprakelijkheid van de staat voor handelingen of omissies bij de uitoefening van het overheidsgezag („acta iure imperii”).

2.   Deze verordening is niet van toepassing indien het adres van degene voor wie het stuk is bestemd, onbekend is.

3.   In deze verordening wordt onder het begrip „lidstaat” vrstaan alle lidstaten met uitzondering van Denemarken.

Artikel 2

Verzendende en ontvangende instanties

1.   Elke lidstaat wijst de deurwaarders, autoriteiten of andere personen aan, hierna „verzendende instanties” genoemd, die bevoegd zijn gerechtelijke of buitengerechtelijke stukken te verzenden ter betekening of kennisgeving in een andere lidstaat.

2.   Elke lidstaat wijst de deurwaarders, autoriteiten of andere personen aan, hierna „ontvangende instanties” genoemd, die bevoegd zijn van een andere lidstaat afkomstige gerechtelijke of buitengerechtelijke stukken in ontvangst te nemen.

3.   Elke lidstaat kan één verzendende instantie en één ontvangende instantie aanwijzen, dan wel een instantie die beide functies vervult. Een federale staat, een staat waarin verschillende rechtsstelsels gelden of een staat met autonome territoriale structuren kan meer dan een van dergelijke instanties aanwijzen. De aanwijzing is vijf jaar geldig en kan telkens met vijf jaar worden verlengd.

4.   Elke lidstaat verstrekt de Commissie de volgende gegevens:

a)

de naam en het adres van de in de leden 2 en 3 bedoelde ontvangende instanties,

b)

hun territoriale bevoegdheid,

c)

de wijze waarop zij stukken kunnen ontvangen, en

d)

de talen die kunnen worden gebruikt voor het invullen van het formulier waarvan het model in bijlage I is opgenomen.

De lidstaten stellen de Commissie van alle wijzigingen van deze gegevens in kennis.

Artikel 3

Centrale instantie

Elke lidstaat wijst een centrale instantie aan die tot taak heeft:

a)

de verzendende instanties informatie te verschaffen;

b)

oplossingen te zoeken voor de problemen die zich bij de verzending van stukken ter betekening of kennisgeving kunnen voordoen;

c)

in buitengewone omstandigheden, op verzoek van een verzendende instantie, aan de bevoegde ontvangende instantie een aanvraag voor betekening of kennisgeving te doen toekomen.

Een federale staat, een staat waarin verschillende rechtsstelsels gelden of een staat met autonome territoriale structuren kan meer dan een centrale instantie aanwijzen.

HOOFDSTUK II

GERECHTELIJKE STUKKEN

Afdeling 1

Verzending en betekening of kennisgeving van gerechtelijke stukken

Artikel 4

Verzending van stukken

1.   De op grond van artikel 2 aangewezen instanties zenden elkaar de gerechtelijke stukken zo spoedig mogelijk rechtstreeks toe.

2.   De verzendende en ontvangende instanties kunnen elkaar de stukken, aanvragen, bevestigingen, ontvangstbewijzen, certificaten en alle overige documenten langs elke passende weg toezenden, mits de inhoud van het ontvangen stuk met die van het verzonden document overeenstemt en alle informatie daarin goed leesbaar is.

3.   Het te verzenden stuk gaat vergezeld van een aanvraag die volgens het modelformulier in de bijlage is opgesteld. Het formulier wordt in de officiële taal van de aangezochte lidstaat ingevuld of, indien er verscheidene officiële talen in die lidstaat zijn, in de officiële taal of een van de officiële talen van de plaats waar de betekening of kennisgeving moet worden verricht, of in een andere taal die de aangezochte lidstaat heeft verklaard te kunnen aanvaarden. Elke lidstaat doet opgave van de officiële taal of talen van de instellingen van de Europese Unie, andere dan zijn eigen taal of talen, die hij voor de invulling van het formulier aanvaardt.

4.   Alle verzonden stukken en overige documenten zijn vrijgesteld van legalisatie of een daarmee gelijk te stellen formaliteit.

5.   Wanneer de verzendende instantie verlangt dat een afschrift van het stuk samen met het in artikel 10 bedoelde certificaat wordt teruggezonden, zendt zij het stuk in tweevoud op.

Artikel 5

Vertaling van stukken

1.   De aanvrager wordt door de verzendende instantie waaraan hij het stuk ter verzending overdraagt, in kennis gesteld van het feit dat degene voor wie het stuk is bestemd, kan weigeren het stuk in ontvangst te nemen omdat het niet in een van de in artikel 8 bedoelde talen is gesteld.

2.   De aanvrager draagt de eventuele kosten van vertaling vóór de verzending van het stuk, onverminderd een eventuele latere verwijzing in die kosten door de rechter of bevoegde autoriteit.

Artikel 6

Ontvangst van stukken door de ontvangende instantie

1.   Bij de ontvangst van een stuk zendt de ontvangende instantie de verzendende instantie zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen zeven dagen na de ontvangst van het stuk langs de snelst mogelijke weg een ontvangstbewijs, overeenkomstig het modelformulier in bijlage I.

2.   Indien de aanvraag voor betekening of kennisgeving niet aan de hand van de toegezonden gegevens of stukken kan worden uitgevoerd, neemt de ontvangende instantie langs de snelst mogelijke weg contact met de verzendende instantie op om de ontbrekende gegevens of stukken te verkrijgen.

3.   Indien de aanvraag voor betekening of kennisgeving duidelijk buiten het toepassingsgebied van deze verordening valt of indien de betekening of kennisgeving niet mogelijk is omdat niet aan de vormvoorschriften is voldaan, worden de aanvraag en de toegezonden stukken na ontvangst aan de verzendende instantie teruggezonden, samen met het bericht van teruggave, overeenkomstig het modelformulier in bijlage I.

4.   Een ontvangende instantie die een stuk ontvangt maar voor de betekening of kennisgeving ervan niet territoriaal bevoegd is, zendt het stuk, evenals de aanvraag, aan de bevoegde ontvangende instantie in dezelfde lidstaat door indien de aanvraag aan de in artikel 4, lid 3, bedoelde voorwaarden voldoet en stelt de verzendende instantie daarvan door middel van het modelformulier in bijlage I in kennis. De laatstgenoemde ontvangende instantie stelt de verzendende instantie op de in lid 1 beschreven wijze in kennis van de ontvangst.

Artikel 7

Betekening of kennisgeving van stukken

1.   De ontvangende instantie zorgt voor de betekening of kennisgeving van het stuk, hetzij overeenkomstig het recht van de aangezochte lidstaat, hetzij in de specifieke, door de verzendende instantie gewenste vorm, mits deze met het recht van die aangezochte lidstaat verenigbaar is.

2.   De ontvangende instantie neemt de nodige stappen om te bewerkstelligen dat de betekening of kennisgeving van het stuk zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen een maand na de ontvangst ervan geschiedt. Indien de betekening of kennisgeving niet heeft kunnen plaatsvinden binnen een maand na de ontvangst,

a)

deelt de ontvangende instantie dit onmiddellijk aan de verzendende instantie mee door middel van het certificaat in het modelformulier in bijlage I, dat volgens de in artikel 10, lid 2, opgenomen regels wordt ingevuld, en

b)

blijft de ontvangende instantie de nodige stappen zetten voor de betekening of kennisgeving van het stuk, tenzij anders aangegeven door de verzendende instantie, wanneer de betekening of kennisgeving binnen een redelijke termijn mogelijk lijkt.

Artikel 8

Weigering van ontvangst van een stuk

1.   De ontvangende instantie stelt degene voor wie het stuk is bestemd, door middel van het in bijlage II opgenomen modelformulier in kennis van het feit dat hij kan weigeren het stuk waarvan betekening of kennisgeving moet worden verricht, in ontvangst te nemen op het ogenblik van de betekening of kennisgeving ofwel door het stuk binnen een week naar de ontvangende instantie terug te zenden, indien het niet is gesteld in of niet vergezeld gaat van een vertaling in een van de volgende talen:

a)

een taal die degene voor wie het stuk bestemd is, begrijpt,

of

b)

de officiële taal van de aangezochte lidstaat of, indien er verscheidene officiële talen in de aangezochte lidstaat zijn, de officiële taal of een van de officiële talen van de plaats waar de betekening of kennisgeving moet worden verricht.

2.   Indien de ontvangende instantie ervan op de hoogte is gesteld dat de persoon voor wie het stuk is bestemd dit overeenkomstig lid 1 weigert in ontvangst te nemen, stelt zij de verzendende instantie daarvan onmiddellijk door middel van het in artikel 10 bedoelde certificaat in kennis en zendt zij de aanvraag alsmede de stukken waarvan de vertaling wordt gevraagd terug.

3.   Indien degene voor wie het stuk is bestemd overeenkomstig lid 1 heeft geweigerd het stuk in ontvangst te nemen, kan de betekening of kennisgeving van het stuk worden geregulariseerd door aan degene voor wie het stuk is bestemd overeenkomstig deze verordening betekening of kennisgeving te doen van het stuk vergezeld van een vertaling in een taal zoals bedoeld in lid 1. In dat geval is de datum van betekening of kennisgeving van het stuk die waarop de betekening of kennisgeving van het stuk vergezeld van de vertaling overeenkomstig het recht van de aangezochte lidstaat is geschied. Wanneer de betekening of kennisgeving van een stuk overeenkomstig het recht van een lidstaat echter binnen een bepaalde termijn moet worden verricht, dan is de datum die ten aanzien van de aanvrager in aanmerking wordt genomen de datum van betekening of kennisgeving van het oorspronkelijke stuk, vastgesteld overeenkomstig artikel 9, lid 2.

4.   De leden 1, 2 en 3 zijn van toepassing op de wijzen van verzending en betekening of kennisgeving van gerechtelijke stukken overeenkomstig Afdeling 2.

5.   Voor de toepassing van lid 1, stellen diplomatieke of consulaire ambtenaren, wanneer de betekening of kennisgeving overeenkomstig artikel 13 is verricht, of de autoriteit of persoon, wanneer de betekening of kennisgeving overeenkomstig artikel 14 is verricht, degene voor wie het stuk is bestemd in kennis van het feit dat hij kan weigeren het stuk in ontvangst te nemen en dat geweigerde stukken naar deze ambtenaren of naar deze autoriteit of bevoegde persoon moeten worden gezonden.

Artikel 9

Datum van betekening of kennisgeving

1.   Onverminderd artikel 8 is de datum van betekening of kennisgeving van artikel 7 de datum waarop betekening of kennisgeving overeenkomstig het recht van de aangezochte lidstaat is geschied.

2.   Wanneer de betekening of kennisgeving van een stuk overeenkomstig het recht van een lidstaat echter binnen een bepaalde termijn moet worden verricht, dan wordt de datum die ten aanzien van de aanvrager in aanmerking moet worden genomen, evenwel bepaald door het recht van deze lidstaat.

3.   De leden 1 tot en met 2 zijn van toepassing op de wijzen van verzending en betekening of kennisgeving van gerechtelijke stukken overeenkomstig afdeling 2.

Artikel 10

Certificaat van betekening of kennisgeving en afschrift van het stuk waarvan de betekening of kennisgeving is verricht

1.   Wanneer alle formaliteiten met betrekking tot de betekening of kennisgeving van het stuk zijn verricht, wordt door middel van het modelformulier in bijlage I een certificaat betreffende de voltooiing van deze handelingen opgesteld en aan de verzendende instantie toegezonden; in geval van toepassing van artikel 4, lid 5, gaat het certificaat vergezeld van een afschrift van het stuk waarvan de betekening of kennisgeving is verricht.

2.   Het certificaat wordt in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat van herkomst ingevuld of in een andere taal die de lidstaat van herkomst heeft meegedeeld te kunnen aanvaarden. Elke lidstaat doet opgave van de officiële taal of talen van de instellingen van de Europese Unie, andere dan zijn eigen taal of talen, die hij voor de invulling van het formulier aanvaardt.

Artikel 11

Kosten van betekening of kennisgeving

1.   De betekening of kennisgeving van uit een andere lidstaat afkomstige gerechtelijke stukken geeft geen aanleiding tot betaling of terugbetaling van heffingen of kosten voor de door de aangezochte lidstaat verleende diensten.

2.   De aanvrager is echter gehouden de kosten te betalen of terug te betalen, veroorzaakt door:

a)

bijstand door een deurwaarder of van een volgens de wet van de aangezochte lidstaat bevoegde persoon;

b)

de toepassing van een bijzondere vorm van betekening of kennisgeving.

De kosten voor bijstand door een deurwaarder of van een overeenkomstig het recht van de aangezochte lidstaat bevoegde persoon komen overeen met een enkele vaste vergoeding waarvan het bedrag vooraf door deze lidstaat wordt bepaald met inachtneming van de beginselen van evenredigheid en non-discriminatie. De lidstaten delen de Commissie het bedrag van deze vaste vergoedingen mee.

Afdeling 2

Andere wijzen van verzending en betekening of kennisgeving van gerechtelijke stukken

Artikel 12

Toezending langs consulaire of diplomatieke weg

In buitengewone omstandigheden is elke lidstaat bevoegd gerechtelijke stukken langs consulaire of diplomatieke weg aan de krachtens artikel 2 of artikel 3 aangewezen instanties van een andere lidstaat ter betekening of kennisgeving toe te zenden.

Artikel 13

Betekening of kennisgeving door de zorg van diplomatieke of consulaire ambtenaren

1.   Elke lidstaat is bevoegd de betekening of kennisgeving van gerechtelijke stukken aan zich in een andere lidstaat bevindende personen rechtstreeks, zonder rechtsdwang, door de zorg van zijn diplomatieke of consulaire ambtenaren te doen verrichten.

2.   Elke lidstaat kan, overeenkomstig artikel 23, lid 1, verklaren dat hij zich tegen de uitoefening van deze bevoegdheid op zijn grondgebied verzet, tenzij van het stuk betekening of kennisgeving moet worden gedaan aan een onderdaan van de lidstaat van herkomst van dat stuk.

Artikel 14

Betekening of kennisgeving per post

Elke lidstaat kan de betekening of kennisgeving van gerechtelijke stukken aan in een andere lidstaat verblijvende personen rechtstreeks door postdiensten doen verrichten bij aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging of op gelijkwaardige wijze.

Artikel 15

Rechtstreekse betekening of kennisgeving

Iedere belanghebbende bij een rechtsgeding mag de betekening of kennisgeving van gerechtelijke stukken rechtstreeks doen verrichten door de deurwaarders, ambtenaren of andere bevoegde personen in de aangezochte lidstaat, indien rechtstreekse betekening of kennisgeving is toegestaan door de wetgeving van die lidstaat.

HOOFDSTUK III

BUITENGERECHTELIJKE STUKKEN

Artikel 16

Verzending

Buitengerechtelijke stukken kunnen overeenkomstig de bepalingen van deze verordening ter betekening of kennisgeving in een andere lidstaat worden verzonden.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 17

Toepassing

De maatregelen die de niet-essentiële elementen van deze verordening betreffende het bijwerken van of het aanbrengen van technische aanpassingen in de modelformulieren in de bijlagen I en II beogen te wijzigen, worden aangenomen volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 18

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

Artikel 19

Niet-verschenen verweerder

1.   Wanneer een stuk dat het geding inleidt of een daarmee gelijk te stellen stuk overeenkomstig de bepalingen van deze verordening ter betekening of kennisgeving naar een andere lidstaat moest worden gezonden en de verweerder niet is verschenen, houdt de rechter de beslissing aan totdat is gebleken dat:

a)

hetzij van het stuk betekening of kennisgeving is gedaan met inachtneming van de in de wetgeving van de aangezochte lidstaat voorgeschreven vormen voor de betekening of kennisgeving van stukken die in dat land zijn opgemaakt en voor zich op het grondgebied van dat land bevindende personen bestemd zijn, of

b)

hetzij het stuk daadwerkelijk is afgegeven aan de verweerder in persoon of aan zijn woonplaats op een andere in deze verordening geregelde wijze,

en dat de betekening of kennisgeving respectievelijk de afgifte zo tijdig is geschied dat de verweerder gelegenheid heeft gehad verweer te voeren.

2.   Elke lidstaat is bevoegd, overeenkomstig artikel 23, lid 1, te verklaren dat zijn rechters in afwijking van lid 1 een beslissing kunnen geven, ook wanneer geen certificaat van betekening, kennisgeving of afgifte is ontvangen, indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

het stuk is op één van de in deze verordening geregelde wijzen toegezonden;

b)

sedert het tijdstip van toezending van het stuk is een termijn verlopen die door de rechter voor elk afzonderlijk geval wordt vastgesteld, doch die ten minste zes maanden zal bedragen;

c)

in weerwil van alle redelijke inspanningen die daartoe bij de bevoegde autoriteiten of organen van de aangezochte staat zijn aangewend, kon geen bewijs worden verkregen.

3.   Het bepaalde in de leden 1 en 2 belet niet dat de rechter in spoedeisende gevallen voorlopige of bewarende maatregelen kan nemen.

4.   Wanneer een stuk dat het geding inleidt of een daarmee gelijk te stellen stuk overeenkomstig de bepalingen van deze verordening ter betekening of kennisgeving naar een andere lidstaat moest worden gezonden en de verweerder bij verstek is veroordeeld, kan de rechter, indien de termijn waarbinnen een rechtsmiddel had moeten worden aangewend is verstreken, de verweerder een nieuwe termijn toestaan waarbinnen hij het rechtsmiddel alsnog kan aanwenden, mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de verweerder heeft niet de gelegenheid gehad zich te verweren of een rechtsmiddel aan te wenden, doordat het stuk respectievelijk de beslissing hem, buiten zijn schuld, niet tijdig heeft bereikt, en

b)

de grieven van de verweerder zijn, naar het aanvankelijke oordeel van de rechter, niet van elke grond ontbloot.

Een verzoek om verlening van een nieuwe termijn voor het aanwenden van een rechtsmiddel is slechts ontvankelijk indien het is ingediend binnen een redelijke termijn na het tijdstip waarop de verweerder van de beslissing kennis heeft gekregen.

Elke lidstaat kan, overeenkomstig artikel 23, lid 1, verklaren dat het verzoek niet ontvankelijk is, indien het is ingediend na het verstrijken van een in die verklaring genoemde termijn, die echter niet korter mag zijn dan één jaar te rekenen vanaf de dag waarop de beslissing is gegeven.

5.   Lid 4 is niet van toepassing op beslissingen betreffende de staat of bekwaamheid van personen.

Artikel 20

Verband met overeenkomsten of regelingen waarbij de lidstaten partij zijn

1.   Voor het gebied dat tot haar werkingsfeer behoort, heeft deze verordening voorrang op de bepalingen in door de lidstaten gesloten bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen, met name artikel IV van het protocol bij het Verdrag van Brussel van 1968 en het Verdrag van „'s-Gravenhage van 15 november 1965.

2.   Deze verordening belet niet dat afzonderlijke lidstaten overeenkomsten of regelingen behouden of sluiten om de toezending van stukken verder te versnellen of te vereenvoudigen, mits die overeenkomsten of regelingen met deze verordening verenigbaar zijn.

3.   Elke lidstaat doet aan de Commissie:

a)

een exemplaar toekomen van de in lid 2 bedoelde overeenkomsten of regelingen met andere lidstaten alsook van de nog niet aangenomen ontwerpen daarvan, en

b)

mededeling van de opzegging van of wijzigingen in deze overeenkomsten of regelingen.

Artikel 21

Rechtshulp

Artikel 23 van het Verdrag van 17 juli 1905 betreffende de burgerlijke rechtsvordering, artikel 24 van het Verdrag van 1 maart 1954 betreffende de burgerlijke rechtsvordering en artikel 13 van het Verdrag van 25 oktober 1980 inzake de toegang tot de rechter in internationale gevallen blijven onverminderd van toepassing tussen de lidstaten welke partij zijn bij die verdragen.

Artikel 22

Bescherming van verzonden gegevens

1.   Gegevens, waaronder met name begrepen persoonsgegevens, die krachtens deze verordening worden verzonden, worden door de ontvangende instantie alleen gebruikt voor het doel waarvoor zij zijn verzonden.

2.   De ontvangende instanties beschermen de vertrouwelijkheid van die gegevens overeenkomstig hun nationale wetgeving.

3.   De leden 1 en 2 laten onverlet dat de toepasselijke nationale wetgeving degenen wier gegevens het betreft, in staat stelt te worden ingelicht omtrent het gebruik van overeenkomstig deze verordening verzonden gegevens.

4.   Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepassing van de Richtlijnen 95/46/EG en 2002/58/EG.

Artikel 23

Bekendmaking

1.   De lidstaten delen de Commissie de in de artikelen 2, 3, 4, 10, 11, 13, 15 en 19 bedoelde gegevens mee. De lidstaten delen de Commissie mee of de betekening of kennisgeving van een stuk overeenkomstig hun recht binnen een bepaalde termijn als bedoeld in artikel 8, lid 3, en artikel 9, lid 2, moet worden verricht.

2.   De Commissie maakt de overeenkomstig lid 1 bedoelde gegevens bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie, met uitzondering van de adressen en overige contactgegevens van de instanties en van de centrale organen, en hun territoriale bevoegdheid.

3.   De Commissie zorgt voor de opstelling en regelmatige bijwerking van een handleiding die de in lid 1 bedoelde gegevens bevat en die elektronisch beschikbaar is, met name via het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken.

Artikel 24

Toetsing

Uiterlijk op 1 juni 2011 en vervolgens om de vijf jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de toepassing van deze verordening, en met name over de doeltreffendheid van de overeenkomstig artikel 2 aangewezen instanties en de praktische toepassing van artikel 3, onder c), en artikel 9. Dit verslag gaat, in voorkomend geval, vergezeld van voorstellen om deze verordening aan de ontwikkeling van de kennisgevingsregelingen aan te passen.

Artikel 25

Intrekking

1.   Verordening (EG) nr. 1348/2000 wordt ingetrokken met ingang van de datum vanaf welke de onderhavige verordening van toepassing is.

2.   Elke verwijzing naar de ingetrokken verordening wordt gelezen als een verwijzing naar de onderhavige verordening en overeenkomstig de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 26

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 13 november 2008, met uitzondering van artikel 23, dat van toepassing is met ingang van 13 augustus 2008.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Straatsburg, 13 november 2007.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

M. LOBO ANTUNES


(1)  PB C 88 van 11.4.2006, blz. 7.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 4 juli 2006 (PB C 303 E van 13.12.2006, blz. 69), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 28 juni 2007 (PB C 193 E van 21.8.2007, blz. 13) en standpunt van het Europees Parlement van 24 oktober 2007.

(3)  PB C 261 van 27.8.1997, blz. 1. Op de dag waarop het verdrag werd opgesteld heeft de Raad nota genomen van het toelichtend verslag over het verdrag dat op blz. 26 van het genoemde Publicatieblad staat.

(4)  PB L 160 van 30.6.2000, blz. 37.

(5)  PB L 174 van 27.6.2001, blz. 25.

(6)  PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1.

(7)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

(8)  Verdrag van Brussel van 27 september 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 299 van 31.12.1972, blz. 32; geconsolideerde versie PB C 27 van 26.1.1998, blz. 1).

(9)  Verdrag van „'s Gravenhage van 15 november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke zaken en handelszaken.

(10)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(11)  PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2006/24/EG (PB L 105 van 13.4.2006, blz. 54).


BIJLAGE I

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image


BIJLAGE II

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image


BIJLAGE III

CONCORDANTIETABEL

Verordening (EG) nr. 1348/2000

Deze verordening

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 1, eerste zin

Artikel 1, lid 1, tweede zin

Artikel 1, lid 2

Artikel 1, lid 2

Artikel 1, lid 3

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 2, eerste zin

Artikel 7, lid 2, eerste zin

Artikel 7, lid 2, tweede zin

Artikel 7, lid 2, tweede zin (inleiding) en artikel 7, lid 2, onder a)

Artikel 7, lid 2, onder b)

Artikel 7, lid 2, derde zin

Artikel 8, lid 1, inleidende zin

Artikel 8, lid 1, inleidende zin

Artikel 8, lid 1, onder a)

Artikel 8, lid 1, onder b)

Artikel 8, lid 1, onder b)

Artikel 8, lid 1, onder a)

Artikel 8, lid 2

Artikel 8, lid 2

Artikel 8, leden 3 tot en met 5

Artikel 9, leden 1 en 2

Artikel 9, leden 1 en 2

Artikel 9, lid 3

Artikel 9, lid 3

Artikel 10

Artikel 10

Artikel 11, lid 1

Artikel 11, lid 1

Artikel 11, lid 2

Artikel 11, lid 2, eerste alinea

Artikel 11, lid 2, tweede alinea

Artikel 12

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 13

Artikel 14, lid 1

Artikel 14

Artikel 14, lid 2

Artikel 15, lid 1

Artikel 15

Artikel 15, lid 2

Artikel 16

Artikel 16

Artikel 17, inleidende zin

Artikel 17

Artikel 17, onder a) tot en met c)

Artikel 18, leden 1 en 2

Artikel 18, leden 1 en 2

Artikel 18, lid 3

Artikel 19

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 22

Artikel 23, lid 1

Artikel 23, lid 1, eerste zin

Artikel 23, lid 1, tweede zin

Artikel 23, lid 2

Artikel 23, lid 2

Artikel 23, lid 3

Artikel 24

Artikel 24

Artikel 25

Artikel 25

Artikel 26

Bijlage

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage III