25.10.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 281/12


VERORDENING (EG) Nr. 1244/2007 VAN DE COMMISSIE

van 24 oktober 2007

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005 wat betreft uitvoeringsmaatregelen voor bepaalde voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong en tot vaststelling van specifieke voorschriften betreffende de officiële controles voor de keuring van vlees

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (1), en met name op artikel 16 en artikel 18, leden 3, 7 en 12,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (2), Verordening (EG) nr. 854/2004 en Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (3) bevatten de gezondheidsvoorschriften en -eisen betreffende levensmiddelen van dierlijke oorsprong en de officiële vereiste controles daarop.

(2)

Uitvoeringsbepalingen voor deze verordeningen zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor bepaalde producten die onder Verordening (EG) nr. 853/2004 vallen en voor de organisatie van officiële controles overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 854/2002 en (EG) nr. 882/2004, tot afwijking van Verordening (EG) nr. 852/2004 en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 (4).

(3)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 854/2004 mag de bevoegde autoriteit besluiten dat de officiële dierenarts niet voortdurend aanwezig hoeft te zijn tijdens de postmortemkeuring in bepaalde op grond van een risicoanalyse aangewezen slachthuizen of wildverwerkingsinrichtingen. In dergelijke gevallen moet een officiële assistent de postmortemkeuring verrichten, wat kan bijdragen tot een verlichting van de financiële lasten voor inrichtingen met geringe capaciteit.

(4)

De criteria voor dergelijke afwijkingen moeten op grond van een risicoanalyse worden vastgesteld. Inrichtingen die niet op continue basis slacht- of wildverwerkingsactiviteiten verrichten, vervullen met name een sociale en economische functie in plattelandsgemeenschappen. Daarom moeten die inrichtingen ook voor dergelijke afwijkingen in aanmerking komen, mits zij aan de wettelijke en hygiënevoorschriften voldoen.

(5)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 854/2004 mag de bevoegde autoriteit besluiten dat vleesvarkens die vanaf het spenen onder gecontroleerde huisvestingsomstandigheden in geïntegreerde productiesystemen zijn ondergebracht, alleen een visueel onderzoek moeten ondergaan. Er moeten meer specifieke voorschriften worden vastgesteld voor de voorwaarden waaronder die beperkte, maar op een risicobeoordeling gebaseerde vleeskeuringsprocedures moeten worden toegestaan.

(6)

Op 24 februari 2000 heeft het Wetenschappelijk Comité voor veterinaire maatregelen in verband met de volksgezondheid een advies goedgekeurd over de herziening van de vleeskeuringsprocedures („Revision of meat inspection procedures”), dat betrekking heeft op de algemene beginselen voor vleeskeuringen. Het concludeert dat de huidige vleeskeuringssystemen kunnen worden verbeterd, als zij worden aangevuld met informatie uit de volledige productieketen, gebruik van de HACCP-beginselen in de slachtinrichting en microbiologische monitoring van fecale indicatororganismen.

(7)

Op 20 en 21 juni 2001 heeft het Wetenschappelijk Comité voor veterinaire maatregelen in verband met de volksgezondheid een advies goedgekeurd over de identificatie van soorten/categorieën van vleesproducerende dieren in geïntegreerde productiesystemen waar de vleeskeuring kan worden herzien („Identification of species/categories of meat-producing animals in integrated production systems where meat inspection may be revised”). Het concludeert dat in de lidstaten al een aantal productiesystemen bestaan waarbij wordt voldaan aan de criteria voor de toepassing van een vereenvoudigd vleeskeuringssysteem.

(8)

Op 14 en 15 april 2003 heeft het Wetenschappelijk Comité voor veterinaire maatregelen in verband met de volksgezondheid een advies goedgekeurd over de herziening van de vleeskeuring bij vleeskalveren („Revision of meat inspection in veal calves”), waarin staat dat een visueel onderzoek van vleeskalveren die in geïntegreerde systemen worden gehouden voldoende is voor een routinekeuring, maar dat, zolang rundertuberculose niet is uitgeroeid, de surveillance voor rundertuberculose bij runderen moet worden gehandhaafd op het niveau van zowel de bedrijven als de slachthuizen.

(9)

Op 26 november 2003 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een advies goedgekeurd over „Tuberculose bij runderen: risico’s voor de gezondheid van de mens en bestrijdingsstrategieën” („Tuberculosis in bovine animals: risks for human health and control strategies”), waarin wordt geconcludeerd dat de doelmatige postmortemkeuring van bepaalde lymfklieren en de longen een belangrijk element van de nationale programma’s voor de uitroeiing van rundertuberculose is, alsook een integrerend onderdeel van veterinaire vleeskeuringsprogramma’s, gericht op de bescherming van de menselijke gezondheid.

(10)

Op 1 december 2004 heeft de EFSA een advies goedgekeurd over de herziening van de vleeskeuring voor in geïntegreerde productiesystemen gehouden runderen („Revision of meat inspection for beef raised in integrated production systems”), waarin staat dat de insnijding van lymfklieren moet blijven bestaan als onderdeel van een herzien postmortem-vleeskeuringssysteem om tuberculoseletsels te kunnen opsporen.

(11)

Op 18 mei 2006 heeft de EFSA een advies goedgekeurd over een beoordeling van de risico’s voor de volks- en de diergezondheid in verband met de goedkeuring van een visueel keuringssysteem bij vleeskalveren die worden opgefokt in een lidstaat die (of een deel van een lidstaat dat) als vrij van rundertuberculose wordt beschouwd („An assessment of the public and animal health risks associated with the adoption of a visual inspection system in veal calves raised in a Member State (or part of a Member State) considered free of bovine tuberculosis”). In het advies staat dat bij vleeskalveren die worden opgefokt in geïntegreerde productie-eenheden en in beslagen die officieel vrij zijn van rundertuberculose, de postmortemkeuring kan worden beperkt tot een observatie en palpatie van lymfklieren.

(12)

Op 22 april 2004 heeft de EFSA een advies goedgekeurd over vleeskeuringsprocedures voor lammeren en geiten („Meat inspection procedures for lambs and goats”). Daarin staat dat de belangrijke aandoeningen die bij de vleeskeuring van lammeren en jonge geiten worden waargenomen, door een visueel onderzoek kunnen worden gediagnosticeerd. Aldus kan door minder manipulatie kruisbesmetting worden voorkomen.

(13)

Op 27 en 28 september 2000 heeft het Wetenschappelijk Comité voor veterinaire maatregelen in verband met de volksgezondheid een advies goedgekeurd over het toezicht op taeniose/cysticercose bij mens en dier („The control of taeniosis/cysticercosis in man and animals”). Daarin worden de eisen vastgesteld waaraan moet worden voldaan om te zorgen voor cysticercosevrije omstandigheden.

(14)

Op 26 en 27 januari 2005 heeft de EFSA een advies goedgekeurd over de risicobeoordeling van een herziene keuring van slachtdieren in gebieden met een lage Cysticercus-prevalentie („The risk assessment of a revised inspection of slaughter animals in areas with low prevalence of Cysticercus”). In het advies wordt de noodzaak van risicoprofilering van de verschillende kalverproductiesystemen onderstreept. Een vereenvoudigde postmortemkeuring kan worden uitgevoerd bij kalveren die afkomstig zijn van geïntegreerde productiesystemen waarvan het risicoprofiel als laag is aangemerkt.

(15)

Op grond van deze wetenschappelijke adviezen moeten de voorwaarden voor een beperkte, maar op een risicobeoordeling gebaseerde vleesinspectieprocedure voor jonge herkauwers worden vastgesteld.

(16)

Voor een op een risicobeoordeling gebaseerde vleeskeuring zonder insnijdingsprocedures is vereist dat informatie over de voedselketen 24 uur vóór het slachten wordt verstrekt. Telkens wanneer een vereenvoudigde vleesinspectieprocedure wordt toegepast, mogen bijgevolg op de exploitant van het levensmiddelenbedrijf niet de overgangsregelingen worden toegepast, die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van overgangsregelingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 (5).

(17)

In Verordening (EG) nr. 2074/2005 worden de analysemethoden vastgesteld voor de detectie van het gehalte aan amnesic shellfish poison (ASP) in de eetbare delen van weekdieren. De 2006.02 ASP ELISA Method, als gepubliceerd in het AOAC Journal van juni 2006, moet worden beschouwd als een alternatieve screeningmethode voor de hogeprestatievloeistofchromatografiemethode (HPLC-methode) voor de detectie van ASP bij tweekleppige weekdieren. De ELISA-methode heeft het voordeel dat zij een groot aantal monsters op vrij goedkope wijze kan screenen.

(18)

Deel D van hoofdstuk IX van sectie IV van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004 bepaalt dat eenhoevigen zo nodig op kwade droes moeten worden onderzocht. Een uitvoerig postmortemonderzoek op kwade droes moet verplicht zijn voor eenhoevigen of vlees daarvan, afkomstig uit landen die niet vrij van deze ziekte zijn.

(19)

Verordening (EG) nr. 2074/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(20)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 2074/2005 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 6 ter

Voorschriften betreffende de officiële controles voor de keuring van vlees ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 854/2004

De voorschriften betreffende de officiële controles voor de keuring van vlees worden vastgesteld in bijlage VI ter.”.

2.

Hoofdstuk II van bijlage III wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

3.

De tekst in bijlage II bij deze verordening wordt ingevoegd als bijlage VI ter.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 oktober 2007.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206. Gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55. Gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006.

(3)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1. Gerectificeerd in PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006.

(4)  PB L 338 van 22.12.2005, blz. 27. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1664/2006 (PB L 320 van 18.11.2006, blz. 13).

(5)  PB L 338 van 22.12.2005, blz. 83. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 479/2007 (PB L 111 van 28.4.2007, blz. 46).


BIJLAGE I

In bijlage III bij Verordening (EG) nr. 2074/2005 wordt hoofdstuk II vervangen door:

„HOOFDSTUK II

DETECTIEMETHODE VOOR AMNESIC SHELLFISH POISON (ASP)

Het totaalgehalte aan amnesic shellfish poison (ASP) in de eetbare delen van weekdieren (het hele dier of elk afzonderlijk eetbaar deel) wordt gedetecteerd met de hogeprestatievloeistofchromatografiemethode (HPLC-methode) of een andere internationaal erkende methode.

Voor screeningdoeleinden mag echter ook de 2006.02 ASP ELISA-methode, als gepubliceerd in het AOAC Journal van juni 2006, worden gebruikt voor de detectie van het totaalgehalte aan ASP in de eetbare delen van weekdieren.

Indien de resultaten worden betwist, geldt de HPLC-methode als referentiemethode.”.


BIJLAGE II

BIJLAGE VI ter

VOORSCHRIFTEN VOOR DE OFFICIËLE CONTROLES VOOR DE KEURING VAN VLEES

1.   Voor de toepassing van deze bijlage gelden de volgende definities:

a)

„gecontroleerde huisvestingsomstandigheden en geïntegreerde productiesystemen”: een type veehouderij waarbij de dieren worden gehouden onder voorwaarden die voldoen aan de in het aanhangsel vastgestelde criteria;

b)

„jong rund”: mannelijk of vrouwelijk rund dat niet ouder is dan acht maanden;

c)

„jong schaap”: mannelijk of vrouwelijk schaap waarbij nog geen van de blijvende snijtanden door het tandvlees is gebroken en dat niet ouder is dan twaalf maanden;

d)

„jonge geit”: mannelijke of vrouwelijke geit die niet ouder is dan zes maanden;

e)

„beslag”: een dier of groep dieren dat/die als epizoötiologische eenheid op een bedrijf wordt gehouden; wanneer op een bedrijf meer dan een beslag wordt gehouden, vormt elk van deze beslagen een aparte epizoötiologische eenheid;

f)

„bedrijf”: een op het grondgebied van een lidstaat gelegen inrichting, constructie of, in het geval van een boerderij in de open lucht, elke plaats waar dieren worden gehouden, opgefokt of verzorgd;

g)

„inrichting die niet op continue basis slacht- of wildverwerkingsactiviteiten verricht”: een door de bevoegde autoriteit op grond van een risicoanalyse aangewezen slachthuis of wildverwerkingsinrichting waarin met name geen slacht- of wildverwerkingsactiviteiten plaatsvinden gedurende de gehele werkdag of gedurende opeenvolgende werkdagen van de week.

2.   Postmortemkeuringen in inrichtingen die niet op continue basis slacht- of verwerkingsactiviteiten verrichten.

a)   Overeenkomstig punt 2, onder b), van hoofdstuk II van sectie III van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004 mag de bevoegde autoriteit besluiten dat de officiële dierenarts niet voortdurend aanwezig hoeft te zijn tijdens de postmortemkeuring, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

i)

de betrokken inrichting is een inrichting die niet op continue basis slacht- of wildverwerkingsactiviteiten verricht en beschikt over voldoende voorzieningen om vlees met afwijkingen op te slaan totdat een definitieve postmortemkeuring door de officiële dierenarts kan plaatsvinden;

ii)

een officiële assistent voert de postmortemkeuring uit;

iii)

de officiële dierenarts is ten minste één keer per dag in de inrichting aanwezig wanneer slachtactiviteiten plaatsvinden of hebben plaatsgevonden;

iv)

de bevoegde autoriteit heeft een procedure vastgesteld om de prestaties van de officiële assistenten in deze inrichtingen regelmatig te beoordelen, omvattende:

monitoring van de individuele prestaties,

verificatie van de documenten ten aanzien van de bevindingen van de keuring en vergelijking met de overeenkomstige karkassen,

controles van de karkassen in de opslagruimte.

b)   De door de bevoegde autoriteit, als bedoeld in punt 1, onder g), uitgevoerde risicoanalyse voor de aanwijzing van de inrichtingen die in aanmerking komen voor de afwijking, als vastgesteld in punt 2, onder a), houdt ten minste rekening met de volgende elementen:

i)

het aantal per uur of per dag geslachte of verwerkte dieren;

ii)

de soort en de klasse van de geslachte of verwerkte dieren;

iii)

de capaciteit van de inrichting;

iv)

de antecedenten van de inrichting met betrekking tot slacht- of verwerkingsactiviteiten;

v)

de effectiviteit van de aanvullende maatregelen in de voedselketen die met betrekking tot de aanvoer van slachtdieren zijn genomen ter garantie van de voedselveiligheid;

vi)

de effectiviteit van het toegepaste HACCP-systeem;

vii)

auditgegevens;

viii)

historische gegevens van de bevoegde autoriteit over antemortem- en postmortemkeuringen.

3.   Voorschriften voor een op een risicobeoordeling gebaseerde vleeskeuring zonder insnijdingen.

a)   Overeenkomstig punt 2 van deel B van hoofdstuk IV van sectie IV van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004 mag de bevoegde autoriteit de postmortemkeuringsprocedures voor vleesvarkens beperken tot een visueel onderzoek, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

i)

de exploitant van het levensmiddelenbedrijf zorgt ervoor dat de dieren worden gehouden onder gecontroleerde huisvestingsomstandigheden en in geïntegreerde productiesystemen, als vastgesteld in het aanhangsel bij deze bijlage;

ii)

op de exploitant van het levensmiddelenbedrijf zijn de overgangsregelingen ten aanzien van de informatie over de voedselketen, als vastgesteld in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2076/2005 van de Commissie, niet van toepassing;

iii)

de bevoegde autoriteit voert een regelmatige serologische en/of microbiologische monitoring van een geselecteerd aantal dieren uit op grond van een risicoanalyse van de gevaren voor de voedselveiligheid, die aanwezig zijn bij levende dieren en op het niveau van het bedrijf relevant zijn, of gelast de uitvoering van een dergelijke monitoring.

b)   In afwijking van de specifieke voorschriften van de hoofdstukken I en II van sectie IV van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004 mogen de postmortemkeuringsprocedures voor jonge runderen, schapen en geiten worden beperkt tot een visueel onderzoek met beperkte palpatie, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

i)

de exploitant van het levensmiddelenbedrijf zorgt ervoor dat de jonge runderen worden gehouden onder gecontroleerde huisvestingsomstandigheden en in geïntegreerde productiesystemen, als vastgesteld in het aanhangsel bij deze bijlage;

ii)

de exploitant van het levensmiddelenbedrijf zorgt ervoor dat de jonge runderen worden opgefokt in een beslag dat officieel vrij van rundertuberculose is;

iii)

op de exploitant van het levensmiddelenbedrijf zijn de overgangsregelingen ten aanzien van de informatie over de voedselketen, als vastgesteld in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2076/2005, niet van toepassing;

iv)

de bevoegde autoriteit voert een regelmatige serologische en/of microbiologische monitoring van een geselecteerd aantal dieren uit op grond van een risicoanalyse van de gevaren voor de voedselveiligheid, die aanwezig zijn bij levende dieren en op het niveau van het bedrijf relevant zijn, of gelast de uitvoering van een dergelijke monitoring;

v)

de postmortemkeuring van de jonge runderen omvat steeds de palpatie van de retrofaryngeale, bronchiale en mediastinale lymfklieren.

c)   Als afwijkingen worden geconstateerd, worden het karkas en het slachtafval onderworpen aan een volledige postmortemkeuring, als bedoeld in de hoofdstukken I en II van sectie IV van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004. De bevoegde autoriteit mag echter op grond van een risicoanalyse besluiten dat vlees met bepaalde kleine afwijkingen, als vastgesteld door de bevoegde autoriteiten en die geen risico voor de gezondheid van mens of dier vormen, niet aan een volledige postmortemkeuring hoeft te worden onderworpen.

d)   Jonge runderen, schapen en geiten en gespeende varkens die niet direct van het geboortebedrijf naar een slachthuis gaan, mogen één keer naar een ander bedrijf (voor opfokken of vetmesten) worden vervoerd voordat zij naar een slachthuis worden verzonden. In dergelijke gevallen:

i)

mogen gereglementeerde verzamelplaatsen voor de jonge runderen, schapen of geiten worden gebruikt tussen het bedrijf van herkomst en het opfok- of mestbedrijf, alsook tussen deze bedrijven en het slachthuis;

ii)

wordt gezorgd voor de nodige traceerbaarheid op het niveau van het afzonderlijke dier of de partij dieren.

4.   Aanvullende voorschriften voor het postmortemonderzoek van eenhoevigen.

a)   Vers vlees van eenhoevigen die zijn opgefokt in landen die niet vrij zijn van kwade droes overeenkomstig artikel 2.5.8.2. van de Terrestrial Animal Health Code van de Werelddiergezondheidsorganisatie mag niet in de handel worden gebracht, tenzij dergelijk vlees afkomstig is van eenhoevigen die op kwade droes zijn onderzocht overeenkomstig punt D van hoofdstuk IX van sectie IV van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004.

b)   Vers vlees van eenhoevigen waarbij kwade droes is gediagnosticeerd, wordt ongeschikt voor menselijke consumptie verklaard overeenkomstig punt D van hoofdstuk IX van sectie IV van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004.

Aanhangsel bij bijlage VI ter

Voor de toepassing van deze bijlage geldt voor „gecontroleerde huisvestingsomstandigheden en geïntegreerde productiesystemen” dat de exploitant van het levensmiddelenbedrijf aan de onderstaande criteria moet voldoen:

a)

al het diervoeder is betrokken van een bedrijf dat diervoeder produceert overeenkomstig de voorschriften van de artikelen 4 en 5 van Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad (1); wanneer ruwvoeder of gewassen als diervoeder aan de dieren worden verstrekt, worden zij naar behoren behandeld en zo mogelijk gedroogd en/of gepelletiseerd;

b)

voor zover mogelijk wordt een „all in-all out” systeem toegepast. Wanneer dieren in het beslag worden binnengebracht, worden zij zolang geïsoleerd gehouden als door de veterinaire diensten wordt voorgeschreven om de insleep van ziekten te voorkomen;

c)

geen van de dieren heeft toegang tot buitenvoorzieningen, tenzij de exploitant van het levensmiddelenbedrijf door een risicoanalyse tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit kan aantonen dat de periode, de voorzieningen en de omstandigheden van de toegang tot buiten geen gevaar opleveren voor de insleep van ziekten in het beslag;

d)

er is gedetailleerde informatie beschikbaar over de dieren van geboorte tot slacht en hun beheersomstandigheden, als vastgesteld in sectie III van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 853/2004;

e)

als strooisel voor de dieren wordt verstrekt, wordt het voorkomen of de insleep van ziekten vermeden door een passende behandeling van het strooisel;

f)

het personeel van het bedrijf voldoet aan de algemene hygiënevoorschriften van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 852/2004;

g)

er zijn procedures vastgesteld voor de controle van de toegang tot de gebouwen waar de dieren worden gehouden;

h)

het bedrijf biedt geen voorzieningen voor toeristen of kampeerders, tenzij de exploitant van het levensmiddelenbedrijf door een risicoanalyse tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit kan aantonen dat de voorzieningen voldoende zijn afgeschermd van de eenheden waar de dieren worden gehouden, zodat noch direct noch indirect contact tussen mens en dier mogelijk is;

i)

de dieren hebben geen toegang tot afvalstortplaatsen of huishoudelijk afval;

j)

er is een plan opgesteld voor het beheersen en bestrijden van ongedierte;

k)

er wordt geen kuilvoer gebruikt, tenzij de exploitant van het levensmiddelenbedrijf door een risicoanalyse tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit kan aantonen dat het voeder geen gevaren voor de dieren kan overdragen;

l)

het effluent en het sediment van afvalwaterzuiveringsinstallaties worden niet geloosd of verspreid op voor de dieren toegankelijke gebieden en worden niet gebruikt voor de bemesting van akkers waar gewassen worden gekweekt die als diervoeder worden gebruikt, tenzij zij op passende wijze en tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit worden behandeld.


(1)  PB L 35 van 8.2.2005, blz. 1.