31.7.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/1


VERORDENING (EG) nr. 861/2007 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 11 juli 2007

tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 61, punt c), en artikel 67,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Gemeenschap heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te handhaven en te ontwikkelen waarin het vrije verkeer van personen is gewaarborgd. Met het oog op de geleidelijke totstandbrenging daarvan moet de Gemeenschap onder meer de voor de goede werking van de interne markt benodigde maatregelen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen vaststellen.

(2)

Deze maatregelen omvatten overeenkomstig artikel 65, punt c), van het Verdrag maatregelen tot afschaffing van hinderpalen voor de goede werking van burgerrechtelijke procedures, zo nodig door bevordering van de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende bepalingen betreffende de burgerlijke rechtspleging.

(3)

In dit opzicht heeft de Gemeenschap onder andere reeds de volgende maatregelen genomen: Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (3), Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (4), Beschikking 2001/470/EG van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de oprichting van een Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken (5), Verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen (6) en Verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (7).

(4)

De Europese Raad die op 15 en 16 oktober 1999 te Tampere bijeen is gekomen, heeft de Raad en de Commissie verzocht om gemeenschappelijke procedureregelingen vast te stellen voor een vereenvoudigde, versnelde grensoverschrijdende beslechting van geschillen inzake kleine consumenten- en commerciële vorderingen.

(5)

Op 30 november 2000 heeft de Raad een gezamenlijk programma van de Commissie en de Raad aangenomen betreffende maatregelen voor de uitvoering van het beginsel van wederzijdse erkenning van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (8). Het programma heeft betrekking op de vereenvoudigde en snellere regeling van grensoverschrijdende geschillen van gering belang. Een volgende stap werd gezet met het door de Europese Raad op 5 november 2004 goedgekeurde Haags Programma (9), dat ertoe oproept voortvarend verder te werken aan de geringe vorderingen.

(6)

Op 20 december 2002 heeft de Commissie een Groenboek betreffende een Europese procedure inzake betalingsbevelen en maatregelen ter vereenvoudiging en bespoediging van de procesvoering over geringe vorderingen aangenomen. Het groenboek heeft een raadpleging op gang gebracht over maatregelen betreffende de vereenvoudiging en bespoediging van de procesvoering over geringe vorderingen.

(7)

Vele lidstaten hebben vereenvoudigde burgerlijke procedures voor geringe vorderingen ingevoerd, omdat de aan de procesvoering verbonden kosten, vertragingen en beslommeringen niet noodzakelijkerwijs evenredig afnemen met de waarde van de vordering. De belemmeringen van het verkrijgen van een snelle en goedkope beslissing worden versterkt bij grensoverschrijdende zaken. Daarom is het nodig dat een Europese procedure voor geringe vorderingen wordt ingevoerd. Het doel van een dergelijke Europese procedure moet zijn de toegang tot de rechter te vergemakkelijken. Omdat de mededinging op de interne markt wordt vervalst door onevenwichtigheden in het functioneren van de procedurele middelen die de schuldeisers in de verschillende lidstaten ter beschikking staan, is gemeenschapswetgeving nodig die voor schuldeisers en schuldenaren in de gehele Europese Unie gelijke voorwaarden garandeert. Bij de vaststelling van de kosten voor de afhandeling van een vordering in het kader van de Europese procedure voor geringe vorderingen dient rekening te worden gehouden met de beginselen van eenvoud, snelheid en evenredigheid. De details van de in rekening te brengen kosten dienen openbaar te worden gemaakt, en de wijze waarop dergelijke kosten worden vastgesteld, dient transparant te zijn.

(8)

De Europese procedure voor geringe vorderingen moet de procesvoering over geringe vorderingen in grensoverschrijdende zaken vereenvoudigen en bespoedigen terwijl zij de kosten vermindert, door naast de bestaande procedures krachtens het recht van de lidstaten, die onverlet blijven, een facultatief instrument ter beschikking te stellen. Deze verordening moet het ook eenvoudiger maken de erkenning en tenuitvoerlegging te verkrijgen van een in een Europese procedure voor geringe vorderingen gegeven beslissing in een andere lidstaat.

(9)

Deze verordening heeft tot doel de grondrechten te bevorderen, en neemt met name de beginselen in acht die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd. De gerechten moeten het recht op een eerlijk proces en het beginsel van hoor en wederhoor eerbiedigen, met name bij beslissingen over de noodzaak van een mondelinge behandeling en over de bewijsmiddelen en de omvang van de bewijslast.

(10)

Om de waarde van een vordering makkelijker te kunnen berekenen, dienen noch de rente, noch kosten en uitgaven te worden meegerekend. Zulks mag niets afdoen aan de bevoegdheid van de rechter om die in de kostenveroordeling in het vonnis te betrekken, noch aan de nationale voorschriften voor de berekening van rente.

(11)

Ter vergemakkelijking van de instelling van de Europese procedure voor geringe vorderingen dient de eiser de procedure in te leiden door een standaard vorderingsformulier in te vullen en bij het gerecht in te dienen. Het vorderingsformulier kan uitsluitend bij een bevoegd gerecht worden ingediend.

(12)

Waar nodig gaat het vorderingsformulier vergezeld van de ter staving dienende stukken. De eiser kan evenwel tijdens de procedure eventueel nader bewijs overleggen. Hetzelfde beginsel geldt voor het antwoord van de verweerder.

(13)

De begrippen „kennelijk ongegrond” en „niet-ontvankelijk” in verband met het afwijzen van een vordering of een verzoek moeten worden omschreven overeenkomstig het nationaal recht.

(14)

De Europese procedure voor geringe vorderingen moet schriftelijk zijn, tenzij het gerecht een mondelinge behandeling noodzakelijk acht of een partij daarom verzoekt. Het gerecht kan dat verzoek afwijzen. Een dergelijke afwijzing kan niet afzonderlijk betwist worden.

(15)

De partijen mogen niet verplicht zijn zich door een advocaat of een andere rechtsbeoefenaar te laten vertegenwoordigen.

(16)

Het begrip „tegenvordering” moet worden geïnterpreteerd in de zin van artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 44/2001 als voortvloeiende uit de overeenkomst of uit het rechtsfeit waarop de oorspronkelijke vordering gegrond is. Artikelen 2 en 4 en artikel 5, leden 3, 4 en 5, zijn mutatis mutandis van toepassing op tegenvorderingen.

(17)

In gevallen waarin de verweerder in de loop van de procedure het recht op verrekening inroept, vormt deze eis geen tegenvordering in de zin van deze verordening. De verweerder mag dan ook niet verplicht worden voor het inroepen van een dergelijk recht het standaardformulier A, zoals bedoeld in bijlage I, te gebruiken.

(18)

Voor de toepassing van artikel 6 is „de aangezochte lidstaat” de lidstaat waar betekening of kennisgeving moet plaatsvinden of waar het stuk moet worden heengezonden. Om kosten te verminderen en termijnen te verkorten moeten de betekening of kennisgeving van de stukken aan de partijen hoofdzakelijk plaatsvinden per post, met ontvangstbevestiging onder vermelding van de datum van ontvangst.

(19)

Een partij mag een document weigeren door het op het moment van betekening of kennisgeving niet in ontvangst te nemen dan wel door het binnen een week terug te sturen indien het niet gesteld is in, of vergezeld gaat van een vertaling in, de officiële taal van de aangezochte lidstaat (of, indien er in de aangezochte lidstaat verscheidene officiële talen zijn, de officiële taal of een van de officiële talen van de plaats waar de betekening of kennisgeving moet worden verricht) dan wel in een taal die de geadresseerde begrijpt.

(20)

Wat de mondelinge behandeling en de bewijsverkrijging betreft, dienen de lidstaten, afhankelijk van het nationaal recht van de lidstaat van het gerecht, het gebruik van moderne communicatietechnologie aan te moedigen. Het gerecht dient gebruik te maken van de eenvoudigste en goedkoopste wijze van bewijsverkrijging.

(21)

De hulp die partijen kunnen krijgen bij het invullen van de formulieren dient technische informatie over de beschikbaarheid en de invulling van de formulieren te omvatten.

(22)

De informatie over procedurekwesties kan in overeenstemming met het nationale recht ook door het gerechtspersoneel worden verstrekt.

(23)

Aangezien deze verordening ertoe strekt de procesvoering over geringe vorderingen in grensoverschrijdende zaken te vereenvoudigen en te bespoedigen, dient het gerecht zo spoedig mogelijk te handelen, zelfs wanneer in deze verordening geen termijn voor een bepaalde fase van de procedure wordt voorgeschreven.

(24)

Voor de berekening van de in deze verordening vastgestelde termijnen geldt Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (10).

(25)

Ter bespoediging van de invordering van geringe vorderingen moet de beslissing uitvoerbaar bij voorraad zijn niettegenstaande een eventueel beroep en zonder dat een zekerheid behoeft te worden gesteld, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

(26)

Verwijzingen in deze verordening naar de instelling van beroep omvatten elke beroepsmogelijkheid die het nationale recht biedt.

(27)

Een van de leden van het gerecht moet volgens de nationale wetgeving als rechter gekwalificeerd zijn.

(28)

Wanneer door het gerecht een termijn moet worden gesteld, dient de desbetreffende partij op de hoogte gesteld te worden van de gevolgen van het niet in acht nemen van deze termijn.

(29)

De in het ongelijk gestelde partij dient in de proceskosten te worden verwezen. De proceskosten moeten in overeenstemming met het nationale recht worden bepaald. Gelet op de doelstellingen inzake vereenvoudiging en kosteneffectiviteit zou het gerecht slechts mogen gelasten dat een in het ongelijk gestelde partij de proceskosten, daaronder begrepen bijvoorbeeld de eventuele kosten van de vertegenwoordiging van de tegenpartij door een advocaat of andere rechtsbeoefenaar, of van de betekening of kennisgeving dan wel van de vertaling van stukken, dient te dragen die in verhouding staan tot de waarde van de vordering of die noodzakelijk waren.

(30)

Ter vergemakkelijking van de erkenning en tenuitvoerlegging moet een in een Europese procedure voor geringe vorderingen in een lidstaat gegeven beslissing in een andere lidstaat worden erkend en ten uitvoer gelegd zonder dat een verklaring van uitvoerbaarheid nodig is en zonder de mogelijkheid zich tegen de erkenning van de beslissing te verzetten.

(31)

Er dienen minimumnormen te zijn voor de heroverweging van een beslissing in situaties waarin de verweerder de vordering niet kon betwisten.

(32)

Gelet op de doelstellingen inzake eenvoud en kosteneffectiviteit, kan van de partij die om tenuitvoerlegging verzoekt, niet worden verlangd dat zij in de lidstaat van tenuitvoerlegging beschikt over een gemachtigd vertegenwoordiger of over een postadres, elders dan bij de instanties die bevoegd zijn voor de tenuitvoerleggingsprocedure overeenkomstig het nationale recht van die lidstaat.

(33)

Hoofdstuk III van deze verordening dient ook van toepassing te zijn op de vaststelling door de beambten die bevoegd zijn voor de tenuitvoerleggingsprocedure, van het bedrag van de proceskosten in verband met een beslissing die overeenkomstig de in deze verordening gespecificeerde procedure is gegeven.

(34)

De voor de uitvoering van deze verordening noodzakelijke maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de procedures voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (11).

(35)

In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven maatregelen vast te stellen die nodig zijn voor de actualisering of de technische wijziging van de formulieren in de bijlagen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging of schrapping van niet-essentiële onderdelen van deze verordening en/of ter aanvulling van deze verordening met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG vastgestelde regelgevingsprocedure met toetsing.

(36)

Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk de vaststelling van een procedure ter vereenvoudiging en bespoediging van de procesvoering betreffende geringe vorderingen in grensoverschrijdende zaken en het verminderen van de kosten, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van de verordening beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(37)

Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, hebben het Verenigd Koninkrijk en Ierland kennis gegeven van hun wens deel te nemen aan de aanneming en de toepassing van deze verordening.

(38)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening, die niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

DOEL EN WERKINGSSFEER

Artikel 1

Onderwerp

De verordening stelt een Europese procedure voor geringe vorderingen in (hierna „Europese procedure voor geringe vorderingen” genoemd), die beoogt de procesvoering betreffende geringe vorderingen in grensoverschrijdende zaken te vereenvoudigen en te bespoedigen en de kosten ervan te verminderen. De Europese procedure voor geringe vorderingen is voor de partijen beschikbaar als alternatief voor de bestaande procedures krachtens het recht van de lidstaten.

Ook elimineert deze verordening de intermediaire procedures die nodig zijn voor de erkenning en tenuitvoerlegging in andere lidstaten van in een lidstaat gegeven beslissingen in de Europese procedure voor geringe vorderingen.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is, in grensoverschrijdende zaken, van toepassing in burgerlijke en handelszaken, ongeacht de aard van het gerecht, indien de waarde van een vordering, alle rente, kosten en uitgaven niet meegerekend, op het tijdstip dat het vorderingsformulier door het bevoegde gerecht wordt ontvangen, niet meer bedraagt dan 2 000 EUR. Zij heeft in het bijzonder geen betrekking op fiscale zaken, douanezaken en bestuursrechtelijke zaken, of op de aansprakelijkheid van de staat wegens handelingen of omissies bij de uitoefening van het staatsgezag („acta jure imperii”).

2.   Deze verordening is niet van toepassing op zaken met betrekking tot:

a)

de staat en de bekwaamheid van natuurlijke personen;

b)

het huwelijksgoederenrecht, onderhoudsverplichtingen en testamenten en erfenissen;

c)

faillissement, surséance van betaling, procedures ter ontbinding van insolvente vennootschappen of andere rechtspersonen, gerechtelijke en faillissementsakkoorden en andere soortgelijke procedures;

d)

sociale zekerheid;

e)

arbitrage;

f)

arbeidsrecht;

g)

huur en verhuur, pacht en verpachting van onroerende zaken, met uitzondering van vorderingen van geldelijke aard, of

h)

inbreuken op de persoonlijke levenssfeer en op de persoonlijkheidsrechten, waaronder begrepen laster.

3.   Voor de toepassing van deze verordening wordt onder „lidstaat” verstaan, iedere lidstaat, behalve Denemarken.

Artikel 3

Grensoverschrijdende zaken

1.   In deze verordening wordt onder grensoverschrijdende zaak verstaan, een zaak waarin ten minste een van de partijen haar woonplaats of haar gewone verblijfplaats heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat van het aangezochte gerecht.

2.   De woonplaats wordt bepaald overeenkomstig de artikelen 59 en 60 van Verordening (EG) nr. 44/2001.

3.   Het tijdstip waarop het vorderingsformulier door het bevoegde gerecht wordt ontvangen is bepalend voor het grensoverschrijdende karakter van de zaak.

HOOFDSTUK II

DE EUROPESE PROCEDURE VOOR GERINGE VORDERINGEN

Artikel 4

Rechtsingang

1.   De Europese procedure voor geringe vorderingen wordt ingeleid doordat de eiser het standaard vorderingsformulier A van bijlage I invult en indient bij het bevoegde gerecht, hetzij rechtstreeks, hetzij per post of via een ander communicatiemiddel, zoals fax of elektronische post, dat aanvaard wordt door de lidstaat waar de procedure wordt ingeleid. Het vorderingsformulier bevat een beschrijving van de bewijzen ter staving van de vordering, en gaat waar nodig vergezeld van relevante, ter staving dienende stukken.

2.   De lidstaten delen de Commissie mede welke communicatiemiddelen zij aanvaarden. De Commissie maakt deze mededeling openbaar.

3.   Indien de vordering buiten het toepassingsgebied van deze verordening valt, stelt het gerecht de eiser hiervan in kennis. Tenzij de eiser de vordering intrekt, wordt deze door het gerecht behandeld overeenkomstig het procesrecht dat geldt in de lidstaat waar de procedure wordt gevoerd.

4.   Indien het gerecht de door de eiser verstrekte gegevens ontoereikend of onvoldoende duidelijk acht of indien het vorderingsformulier niet naar behoren is ingevuld, biedt het de eiser de mogelijkheid om binnen een door hem bepaalde termijn het vorderingsformulier aan te vullen of te corrigeren of bepaalde aanvullende gegevens of stukken te verstrekken, dan wel zijn vordering in te trekken, tenzij de vordering kennelijk ongegrond of het verzoek niet-ontvankelijk blijkt. Het gerecht gebruikt daartoe standaardformulier B van bijlage II.

Indien de vordering kennelijk ongegrond of het verzoek niet-ontvankelijk blijkt of indien de eiser verzuimt het vorderingsformulier binnen de vastgestelde termijn aan te vullen of te corrigeren, wordt het verzoek afgewezen.

5.   De lidstaten zorgen ervoor dat het vorderingsformulier beschikbaar is bij ieder gerecht waarbij de Europese procedure voor geringe vorderingen kan worden ingeleid.

Artikel 5

Verloop van de procedure

1.   De Europese procedure voor geringe vorderingen is een schriftelijke procedure. Het gerecht houdt een mondelinge behandeling indien het dat nodig acht of indien een partij daarom verzoekt. Het gerecht kan een dergelijk verzoek weigeren indien het gezien de omstandigheden van de zaak van oordeel is dat een eerlijke rechtspleging in deze zaak klaarblijkelijk geen mondelinge behandeling vergt. De redenen voor afwijzing van het verzoek worden schriftelijk gegeven. De weigering kan niet afzonderlijk worden betwist.

2.   Na ontvangst van het naar behoren ingevulde vorderingsformulier vult het gerecht deel I van het standaard antwoordformulier C van bijlage III in.

Een afschrift van het vorderingsformulier en, in voorkomend geval, van de ter staving dienende stukken, wordt tezamen met het aldus ingevulde antwoordformulier overeenkomstig artikel 13 aan de verweerder betekend of ter kennis gebracht. Deze stukken worden binnen veertien dagen na ontvangst van het naar behoren ingevulde vorderingsformulier verzonden.

3.   De verweerder antwoordt binnen 30 dagen na de betekening of kennisgeving van het vorderingsformulier en het antwoordformulier door deel II van standaard antwoordformulier C in te vullen en dit, waar nodig vergezeld van de ter staving dienende stukken, terug te zenden naar het gerecht, of door op een andere passende wijze te antwoorden zonder gebruik te maken van het antwoordformulier.

4.   Binnen veertien dagen na ontvangst van het antwoord van de verweerder zendt het gerecht een afschrift hiervan, tezamen met eventuele ter staving dienende stukken, aan de eiser.

5.   Indien de verweerder in zijn antwoord stelt dat de waarde van een niet-geldelijke vordering hoger is dan het in artikel 2, lid 1, vermelde maximum, besluit het gerecht binnen 30 dagen nadat aan de eiser het antwoord is toegezonden of de vordering binnen de werkingssfeer van deze verordening valt. Deze beslissing kan niet afzonderlijk worden betwist.

6.   Een eventuele tegenvordering, in te dienen door gebruik te maken van standaardformulier A, wordt, tezamen met eventuele ter staving dienende stukken, overeenkomstig artikel 13 aan de eiser betekend of ter kennis gebracht. Deze stukken worden binnen veertien dagen na ontvangst verzonden.

De eiser beschikt over een termijn van 30 dagen na de betekening of kennisgeving om op de tegenvordering te reageren.

7.   Indien de tegenvordering het in artikel 2, lid 1, genoemde bedrag overschrijdt, worden de vordering en de tegenvordering niet behandeld volgens de Europese procedure voor geringe vorderingen, maar overeenkomstig het procesrecht dat geldt in de lidstaat waar de procedure wordt gevoerd.

Artikel 2, artikel 4, en de leden 3, 4, en 5, van onderhavig artikel, zijn van overeenkomstige toepassing op de tegenvordering.

Artikel 6

Talen

1.   Het vorderingsformulier, het antwoord, de tegenvordering, het eventuele antwoord daarop en de beschrijving van de ter staving dienende stukken worden ingediend in de taal of een van de talen van het gerecht.

2.   Indien het gerecht enig ander stuk ontvangt dat niet in de taal is gesteld waarin de procedure wordt gevoerd, kan het gerecht een vertaling van deze stukken slechts verlangen indien de vertaling noodzakelijk blijkt voor het geven van de beslissing.

3.   Indien een partij heeft geweigerd een stuk te aanvaarden omdat het niet in een van de volgende talen is gesteld:

a)

de officiële taal van de aangezochte lidstaat of, indien er in de aangezochte lidstaat verscheidene officiële talen zijn, de officiële taal of een van de officiële talen van de plaats waar de betekening of kennisgeving moet worden verricht of waar het stuk naartoe moet worden gezonden; dan wel

b)

een taal die de geadresseerde begrijpt,

stelt het gerecht de andere partij daarvan in kennis, zodat deze een vertaling van het stuk kan verstrekken.

Artikel 7

Beëindiging van de procedure

1.   Binnen 30 dagen na ontvangst van het antwoord dat de verweerder of de eiser binnen de in artikel 5, lid 3 of lid 6, bepaalde termijn indient, geeft het gerecht een beslissing of,

a)

verzoekt het de partijen nadere gegevens over de vordering te verstrekken binnen een wel bepaalde termijn van ten hoogste 30 dagen,

b)

geeft het aan welk bewijs het verlangt overeenkomstig het bepaalde in artikel 9, of

c)

roept het de partijen op voor een mondelinge behandeling, die binnen 30 dagen na de oproeping wordt gehouden.

2.   Het gerecht geeft de beslissing binnen 30 dagen na een mondelinge behandeling of na ontvangst van alle informatie die het nodig heeft om een beslissing te geven. De beslissing wordt overeenkomstig artikel 13 aan de partijen betekend of ter kennis gebracht.

3.   Indien het gerecht niet binnen de in artikel 5, lid 3 of lid 6, bepaalde termijn een antwoord van de betrokken partij heeft ontvangen, geeft het een beslissing over de vordering of de tegenvordering.

Artikel 8

Mondelinge behandeling

Het gerecht kan, bij beschikbaarheid van de technische middelen, een mondelinge behandeling houden met behulp van een videoconferentie of andere vormen van communicatietechnologie.

Artikel 9

Bewijsverkrijging

1.   Het gerecht bepaalt met welke middelen het bewijs wordt verkregen en welk bewijs het overeenkomstig de voorschriften inzake de toelaatbaarheid van bewijs nodig heeft om een uitspraak te kunnen doen. Het gerecht kan bewijsverkrijging door middel van een schriftelijke verklaring van getuigen, deskundigen of partijen toelaten. Het gerecht kan ook, bij beschikbaarheid van de technische middelen, bewijsverkrijging met behulp van een videoconferentie of andere vormen van communicatietechnologie toelaten.

2.   Het gerecht kan een deskundigenonderzoek of een mondelinge getuigenis slechts gelasten indien dit voor het geven van de beslissing noodzakelijk is. Het gerecht houdt daarbij rekening met de kosten.

3.   Het gerecht kiest de eenvoudigste en minst bezwarende wijze van bewijsverkrijging.

Artikel 10

Vertegenwoordiging van partijen

De partijen zijn niet verplicht zich door een advocaat of een andere rechtsbeoefenaar te laten vertegenwoordigen.

Artikel 11

Bijstand aan de partijen

De lidstaten waarborgen dat de partijen bij het invullen van de formulieren praktische bijstand kunnen verkrijgen.

Artikel 12

Taak van het gerecht

1.   Het gerecht verlangt niet van de partijen dat zij de vordering juridisch beoordelen.

2.   Indien nodig worden de partijen door het gerecht over procedurekwesties geïnformeerd.

3.   Voor zover dit zinvol is, tracht het gerecht een schikking tussen de partijen te bewerkstelligen.

Artikel 13

Betekening of kennisgeving van stukken

1.   De betekening of kennisgeving van stukken geschiedt per aangetekende post met bericht van ontvangst met vermelding van de datum van ontvangst.

2.   Indien de betekening of kennisgeving overeenkomstig lid 1 niet mogelijk is, kan zij geschieden op een van de wijzen die zijn bepaald in de artikelen 13 en 14 van Verordening (EG) nr. 805/2004.

Artikel 14

Termijnen

1.   Wanneer door het gerecht een termijn wordt gesteld, dient de desbetreffende partij op de hoogte gesteld te worden van de gevolgen van het niet in acht nemen van deze termijn.

2.   Het gerecht kan in uitzonderlijke omstandigheden de in artikel 4, lid 4, artikel 5, leden 3 en 6, en artikel 7, lid 1, bepaalde termijnen verlengen, indien dit nodig is om de rechten van de partijen te waarborgen.

3.   Indien het gerecht zich in uitzonderlijke omstandigheden niet aan de termijnen van artikel 5, leden 2 tot en met 6, en artikel 7, kan houden, neemt het zo snel mogelijk de bij die bepalingen voorgeschreven maatregelen.

Artikel 15

Uitvoerbaarheid van de beslissing

1.   De beslissing is uitvoerbaar, niettegenstaande mogelijk beroep. Er behoeft geen zekerheid te worden gesteld.

2.   Artikel 23 is ook van toepassing indien de beslissing ten uitvoer moet worden gelegd in de lidstaat waar de beslissing is gegeven.

Artikel 16

Kosten

De in het ongelijk gestelde partij wordt in de proceskosten veroordeeld. Het gerecht wijst de in het gelijk gestelde partij echter geen vergoeding toe voor kosten die onnodig zijn gemaakt of die niet in verhouding staan tot de vordering.

Artikel 17

Beroep

1.   De lidstaten delen de Commissie mee of krachtens hun procesrecht beroep kan worden ingesteld tegen een in een Europese procedure voor geringe vorderingen gegeven beslissing en binnen welke termijn een dergelijk beroep moet worden ingesteld. De Commissie maakt deze mededeling openbaar.

2.   Artikel 16 is van toepassing op een beroepsprocedure.

Artikel 18

Minimumnormen voor heroverweging van de beslissing

1.   De verweerder kan het bevoegde gerecht in de lidstaat waar de beslissing is gegeven, om heroverweging van de in een Europese procedure voor geringe vorderingen gegeven beslissing verzoeken, indien:

a)

i)

het vorderingsformulier of de oproeping voor een mondelinge behandeling aan de verweerder is betekend of ter kennis is gebracht op een wijze waarbij bewijs van persoonlijke ontvangst is als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 805/2004, en

ii)

de betekening of kennisgeving buiten zijn schuld niet zo tijdig is geschied als met het oog op zijn verdediging nodig was,

of

b)

de verweerder de vordering niet heeft kunnen betwisten wegens overmacht of wegens buitengewone omstandigheden, buiten zijn schuld,

mits hij in beide gevallen onverwijld handelt.

2.   Indien het gerecht de heroverweging weigert omdat geen van de in lid 1 vermelde gronden van toepassing is, blijft de in de Europese procedure voor geringe vorderingen gegeven beslissing van kracht.

Indien het gerecht besluit dat heroverweging om een van de in lid 1 bedoelde redenen gegrond is, is de in de Europese procedure voor geringe vorderingen gegeven beslissing nietig.

Artikel 19

Toepasselijk procesrecht

Onverminderd de bepalingen van deze verordening wordt de Europese procedure voor geringe vorderingen beheerst door het procesrecht van de lidstaat waar de procedure wordt gevoerd.

HOOFDSTUK III

ERKENNING EN TENUITVOERLEGGING IN EEN ANDERE LIDSTAAT

Artikel 20

Erkenning en tenuitvoerlegging

1.   De in de Europese procedure voor geringe vorderingen in een lidstaat gegeven beslissing wordt in een andere lidstaat erkend en ten uitvoer gelegd zonder dat een uitvoerbaarverklaring nodig is, en zonder de mogelijkheid van verzet tegen de erkenning openstaat.

2.   Op verzoek van een partij verstrekt het gerecht een certificaat betreffende een beslissing in de Europese procedure voor geringe vorderingen zonder extra kosten door gebruik te maken van standaardformulier D van bijlage IV.

Artikel 21

Tenuitvoerleggingsprocedure

1.   Onverminderd de bepalingen van dit hoofdstuk worden de tenuitvoerleggingsprocedures beheerst door het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging.

De beslissing die in een Europese procedure voor geringe vorderingen is gegeven, wordt onder dezelfde voorwaarden ten uitvoer gelegd als een beslissing die in de lidstaat van tenuitvoerlegging is gegeven.

2.   De partij die om de tenuitvoerlegging van een beslissing verzoekt, legt het volgende over:

a)

een afschrift van de beslissing dat voldoet aan de voorwaarden om de echtheid ervan te kunnen vaststellen, en

b)

een afschrift van het in artikel 20, lid 2, bedoelde certificaat en, indien nodig, een vertaling daarvan in de officiële taal van de lidstaat van tenuitvoerlegging, of indien er in die lidstaat verscheidene officiële talen bestaan, in de officiële taal of een van de officiële rechtstalen van de plaats van tenuitvoerlegging overeenkomstig het recht van die lidstaat, of in een andere taal die de lidstaat van tenuitvoerlegging heeft verklaard te aanvaarden. Elke lidstaat kan aangeven welke officiële talen van de instellingen van de Europese Unie die van zijn eigen taal verschillen hij voor de Europese procedure voor geringe vorderingen aanvaardt. De inhoud van formulier D wordt vertaald door een in een van de lidstaten tot het maken van vertalingen bevoegde persoon.

3.   Voor de tenuitvoerlegging van de beslissing die in de Europese procedure voor geringe vorderingen is gegeven, kan van de partij die om de tenuitvoerlegging verzoekt, niet worden verlangd dat zij in de lidstaat van tenuitvoerlegging beschikt over:

a)

een gemachtigd vertegenwoordiger, of

b)

een postadres

anders dan bij de instanties die bevoegd zijn voor de tenuitvoerleggingsprocedure.

4.   Van de partij die in een lidstaat om de tenuitvoerlegging verzoekt van de beslissing welke in een andere lidstaat in een Europese procedure voor geringe vorderingen is gegeven, kan geen zekerheid, borg of pand, in welke vorm ook, worden gevraagd op grond van het feit dat zij onderdaan van een derde land is of haar woon- of verblijfplaats niet in de lidstaat van tenuitvoerlegging heeft.

Artikel 22

Weigering van de tenuitvoerlegging

1.   De tenuitvoerlegging wordt op verzoek van de persoon tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, door het bevoegde gerecht in de lidstaat van tenuitvoerlegging geweigerd, indien de beslissing onverenigbaar is met een in een lidstaat of in een derde land gegeven eerdere beslissing, op voorwaarde dat:

a)

de eerdere beslissing tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust;

b)

de eerdere beslissing in de lidstaat van tenuitvoerlegging is gegeven, of aan de voorwaarden voor erkenning in de lidstaat van tenuitvoerlegging voldoet, en

c)

de onverenigbaarheid in de gerechtelijke procedure in de lidstaat waar de beslissing is gegeven niet als verweer is aangevoerd en ook niet had kunnen worden aangevoerd.

2.   In geen geval wordt in de lidstaat van tenuitvoerlegging de juistheid van de beslissing onderzocht.

Artikel 23

Opschorting of beperking van de tenuitvoerlegging

Indien een partij tegen de beslissing een rechtsmiddel heeft ingesteld of dit nog kan doen of om heroverweging heeft verzocht in de zin van artikel 18, kan het bevoegde gerecht of de bevoegde instantie in de lidstaat van tenuitvoerlegging, op verzoek van de persoon tegen wie tenuitvoerlegging wordt gevraagd:

a)

de tenuitvoerleggingsprocedure tot bewarende maatregelen beperken;

b)

de tenuitvoerlegging afhankelijk maken van het stellen van een door dit gerecht te bepalen zekerheid, of

c)

in buitengewone omstandigheden de tenuitvoerleggingsprocedure opschorten.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 24

Voorlichting

De lidstaten werken samen om het publiek en de rechtsbeoefenaars over de Europese procedure voor geringe vorderingen, onder meer over de kosten, voor te lichten, meer bepaald via het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken, dat is opgericht overeenkomstig Beschikking 2001/470/EG.

Artikel 25

Gegevens inzake rechterlijke bevoegdheid, communicatiemiddelen en beroep

1.   Uiterlijk op 1 januari 2008 doen de lidstaten de Commissie mededeling van:

a)

de gerechten die bevoegd zijn om een beslissing te geven in een Europese procedure voor geringe vorderingen;

b)

de communicatiemiddelen die overeenkomstig artikel 4, lid 1, ten behoeve van de procedure worden aanvaard en de gerechten ter beschikking staan;

c)

het antwoord op de vraag of krachtens hun procesrecht hoger beroep overeenkomstig artikel 17 mogelijk is en bij welk gerecht dit kan worden ingesteld;

d)

de ingevolge artikel 21, lid 2, punt b), aanvaarde talen, en

e)

de instanties die bevoegd zijn voor de tenuitvoerlegging en de instanties die bevoegd zijn voor de toepassing van artikel 23.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van iedere wijziging van deze informatie.

2.   De Commissie maakt de overeenkomstig lid 1 meegedeelde informatie openbaar door bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie of door enig ander passend middel.

Artikel 26

Uitvoeringsmaatregelen

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen betreffende de actualisering of technische wijziging van de in de bijlagen opgenomen formulieren worden vastgesteld volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Artikel 27

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2.   In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

Artikel 28

Evaluatie

Uiterlijk op 1 januari 2014 dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een uitvoerig verslag in over de werking van de Europese procedure voor geringe vorderingen, onder meer over de in artikel 2, lid 1, vermelde waarde van de vordering. Het verslag bevat een evaluatie van de werking van de procedure en een uitvoerige effectbeoordeling voor elke lidstaat.

Te dien einde, en om te waarborgen dat naar behoren rekening wordt gehouden met in de Europese Unie beproefde methoden, die de beginselen van betere regelgeving weerspiegelen, verstrekken de lidstaten de Commissie informatie over de grensoverschrijdende werking van de procedure. Deze informatie heeft betrekking op de gerechtskosten, de duur van de procedure, de doelmatigheid, de gebruiksvriendelijkheid en de interne procedures voor geringe vorderingen van de lidstaten.

Het verslag gaat zo nodig vergezeld van voorstellen tot wijziging van deze verordening.

Artikel 29

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is met ingang van 1 januari 2009 van toepassing, met uitzondering van artikel 25, dat met ingang van 1 januari 2008 van toepassing is.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Straatsburg, 11 juli 2007.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

M. LOBO ANTUNES


(1)  PB C 88 van 11.4.2006, blz. 61.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 14 december 2006 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt) en besluit van de Raad van 13 juni 2007.

(3)  PB L 160 van 30.6.2000, blz. 37.

(4)  PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(5)  PB L 174 van 27.6.2001, blz. 25.

(6)  PB L 143 van 30.4.2004, blz. 15. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1869/2005 van de Commissie (PB L 300 van 17.11.2005, blz. 6).

(7)  PB L 399 van 30.12.2006, blz. 1.

(8)  PB C 12 van 15.1.2001, blz. 1.

(9)  PB C 53 van 3.3.2005, blz. 1.

(10)  PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1.

(11)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).


HOOFDSTUK I

Image

Image

Image

Image

Image

Image

Image


BIJLAGE II

Image

Image


BIJLAGE III

Image

Image


BIJLAGE IV

Image

Image