22.6.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 162/1


VERORDENING (EG) Nr. 680/2007 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 20 juni 2007

tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van de trans-Europese netwerken voor vervoer en energie

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 156,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Raad van 15 en 16 maart 2002 te Barcelona heeft in zijn conclusies beklemtoond dat krachtige en geïntegreerde energie- en vervoersnetwerken de ruggengraat van de Europese interne markt vormen en dat beter gebruik van de bestaande netwerken en voltooiing van de ontbrekende schakels de doeltreffendheid verbeteren, de mededinging vergroten en zorgen voor een goed kwaliteitsniveau, alsmede minder congestie en derhalve ook meer duurzaamheid op lange termijn. Deze behoeften vallen binnen het kader van de strategie welke de regeringsleiders en staatshoofden op de Europese Raad van 23 en 24 maart 2000 te Lissabon hebben aangenomen en welke ze sindsdien regelmatig in herinnering brengen.

(2)

De Europese Raad van 12 en 13 december 2003 te Brussel heeft een Europese actie voor groei goedgekeurd en de Commissie verzocht, waar nodig, de uitgaven om te buigen naar investeringen in fysiek kapitaal, met name investeringen in de infrastructuur van de trans-Europese netwerken waarvan de prioritaire projecten essentiële elementen vormen voor een versterking van de samenhang van de interne markt.

(3)

De achterstand bij de verwezenlijking van goed functionerende trans-Europese aansluitingen, vooral de grensoverschrijdende gedeelten, dreigt een zware handicap te worden voor het concurrentievermogen van de Unie, de lidstaten en perifere regio's die niet — of niet langer — ten volle zullen kunnen profiteren van de gunstige effecten van de interne markt.

(4)

In Beschikking nr. 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet (3), worden de kosten voor de voltooiing van het trans-Europese vervoersnet tussen 2007 en 2020 geraamd op 600 miljard EUR. Alleen al voor de prioritaire projecten, zoals bedoeld in bijlage III van deze beschikking, zijn in de periode 2007-2013 investeringen vereist ten bedrage van bijna 160 miljard EUR.

(5)

Zowel het Europees Parlement als de Raad heeft er met nadruk op gewezen dat het, om deze doelstellingen te bereiken, noodzakelijk is bestaande financieringsinstrumenten te versterken en aan te passen door een verhoging van het medefinancieringspercentage van de Gemeenschap, waarbij wordt voorzien in de mogelijkheid een hoger communautair medefinancieringspercentage toe te passen, met name voor projecten die worden gekenmerkt door hun grensoverschrijdende karakter, hun transitfunctie of door het overschrijden van natuurlijke barrières.

(6)

Overeenkomstig de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende het bevorderen van de binnenvaart „Naiades” en gezien het duurzame karakter van de binnenvaart moet bijzondere aandacht uitgaan naar prioritaire binnenvaartprojecten.

(7)

In zijn resolutie van 8 juni 2005 over beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013 (4), heeft het Europees Parlement het strategisch belang onderstreept van vervoersnetwerken voor de voltooiing van de interne markt en voor nauwere betrekkingen van de Europese Unie met kandidaat-, prekandidaat- en bevriende landen. Het Parlement verklaarde bovendien bereid te zijn innovatieve financieringsinstrumenten, zoals leninggaranties, Europese concessies, Europese leningen en een rentesteunfonds te onderzoeken.

(8)

Met de bedragen die in het meerjarige financiële kader 2007-2013 aan de trans-Europese vervoers- en energienetwerken (hierna TEN-V en -E) zijn toegekend, is het niet mogelijk te voorzien in alle behoeften aangaande de tenuitvoerlegging van de in Beschikking nr. 1692/96/EG (TEN-V) en Beschikking nr. 1364/2006/EG (5) (TEN-E) vastgestelde prioriteiten. Daarom moet de financiële bijstand, ter aanvulling van de nationale publieke en private financiële middelen, in de eerste plaats worden toegespitst op bepaalde categorieën projecten die de grootste toegevoegde waarde voor de hele netwerken opleveren, met name de grensoverschrijdende gedeelten — inclusief maritieme snelwegen — en projecten voor het wegwerken van knelpunten, zoals natuurlijke grenzen, teneinde de continuïteit van de infrastructuur van de TEN-V of TEN-E te garanderen. Teneinde de gecoördineerde uitvoering van bepaalde projecten te vergemakkelijken, kunnen Europese coördinatoren worden aangewezen overeenkomstig artikel 17 bis van Beschikking nr. 1692/96/EG.

(9)

Aangezien de resterende TEN-V investeringen in prioritaire projecten geraamd worden op ongeveer 250 miljard EUR en het Europese financiële referentiebedrag voor vervoer voor de periode 2007-2013 van 8 013 miljoen EUR slechts een klein gedeelte is van de begroting die nodig is voor de voltooiing van de prioritaire projecten, wordt de Commissie verzocht om — met de hulp van Europese coördinatoren waar deze zijn aangesteld — acties uit te voeren ter ondersteuning van, en met het oog op de coördinatie van de inspanningen van de lidstaten om de geplande TEN-V's — volgens het vastgelegde tijdschema — te financieren en te voltooien. De Commissie wordt verzocht uitvoering te geven aan de in Beschikking nr. 1692/96/EG genoemde bepalingen betreffende de Europese coördinatoren. De Commissie moet ook, samen met de lidstaten, een studie wijden aan en een oplossing zoeken voor het financiële probleem op lange termijn van de opbouw en de exploitatie van het volledige TEN-V, indachtig het feit dat de bouwperiode ten minste twee zevenjarige begrotingsperioden bestrijkt en de verwachte levensduur van de nieuwe infrastructuur ten minste een eeuw bedraagt.

(10)

In Beschikking nr. 1364/2006/EG zijn de doelstellingen, prioritaire acties en projecten van gemeenschappelijk belang voor de voltooiing en ontwikkeling van TEN-E's vastgesteld, inclusief de prioritaire projecten, en is passende prioriteit gegeven aan projecten van Europees belang. Alleen al voor de prioritaire projecten bedragen de investeringen die van 2007 tot 2013 nodig zijn om alle lidstaten in staat te stellen volledig deel te nemen aan de interne markt en om de koppelingen met de buurlanden te voltooien, circa 28 miljard EUR.

(11)

De Europese Raad van 12-13 december 2003 heeft de Commissie bovendien verzocht verder te onderzoeken of het nodig is een specifiek garantie-instrument van de Gemeenschap te ontwikkelen ter afdekking van bepaalde risico's die zich na de aanleg in projecten van TEN-V's kunnen voordoen. Met betrekking tot energie heeft de Europese Raad de Commissie verzocht, waar nodig, de uitgaven om te buigen naar groeibevorderende investeringen in fysiek kapitaal.

(12)

Veorening (EG) nr. 2236/95 van de Raad van 18 september 1995 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken (6), betekent al een reële stap voorwaarts omdat ze het mogelijk maakt het financieringspercentage te verhogen tot 20 % voor prioritaire projecten. De tenuitvoerlegging van de verordening blijft echter afhankelijk van uitvoeringsregels die moeten worden vereenvoudigd en van beperkte begrotingsmiddelen. Om de nationale publieke en private financiering aan te vullen is het noodzakelijk de communautaire bijstand te verhogen, zowel wat de bedragen als wat de steunpercentages betreft; op die manier kan het hefboomeffect van de communautaire fondsen worden versterkt en kunnen de vastgestelde prioritaire projecten worden verwezenlijkt.

(13)

In het kader van deze verordening dient een programma te worden opgezet voor het vaststellen van de algemene regels voor toekenning van communautaire financiële bijstand op het gebied van de TEN-V en -E. Dit programma dient te worden uitgevoerd overeenkomstig het Gemeenschapsrecht, met name wat het milieu betreft, moet bijdragen tot de versterking van de interne markt en moet een stimulerend effect hebben op het concurrentievermogen en de groei van de Gemeenschap.

(14)

De financiële bijstand van de Gemeenschap uit de begroting voor de trans-Europese netwerken moet zich toespitsen op de projecten of projectonderdelen met de uit Europees oogpunt grootste toegevoegde waarde, en moet de betrokkenen ertoe aanzetten de uitvoering van de prioritaire projecten in de Beschikking nr. 1692/96/EG en Beschikking nr. 1364/2006/EG te bespoedigen. Dit programma moet tevens financiering mogelijk maken van andere Europese infrastructuurprojecten van gemeenschappelijk belang, zoals omschreven in de genoemde beschikkingen.

(15)

Financiële bijstand van de Gemeenschap wordt verleend met het doel investeringsprojecten in TEN-V en -E te ontwikkelen, vaste financiële verbintenissen aan te gaan, institutionele investeerders te mobiliseren en financieringspartnerschappen tussen de openbare en de particuliere sector te bevorderen. In de energiesector moet de financiële bijstand vooral de financiële hinderpalen helpen overwinnen die zich bij de voorbereiding van projecten en bij de aan de feitelijke bouwfase voorafgaande ontwikkeling ervan kunnen voordoen. Deze bijstand moet worden geconcentreerd op de grensoverschrijdende gedeelten van de prioritaire projecten en op de koppelingen met de buurlanden.

(16)

In haar Mededeling aan het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2005 betreffende de invoering van het Europees signaleringssysteem voor spoorwegen ERTMS/ETCS benadrukt de Commissie het belang van een snelle en gecoördineerde omschakeling naar dit systeem teneinde de interoperabiliteit van het TEN-V te garanderen. Dit vereist gerichte en in de tijd beperkte communautaire bijstand, zowel voor de infrastructuurelementen als voor de boordelementen.

(17)

Voor bepaalde projecten mogen de lidstaten door internationale organisaties worden vertegenwoordigd. Voor welbepaalde projecten, mag de Commissie de uitvoering toevertrouwen aan gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van artikel 171 van het Verdrag. Door deze bijzondere situatie is het noodzakelijk het begrip begunstigde van de communautaire financiële bijstand in deze verordening uit te breiden.

(18)

Om te beantwoorden aan de specifieke eisen van ieder project, alsmede om de efficiëntie en de waarde van de financiële bijstand van de Gemeenschap te vergroten, kan deze bijstand verschillende vormen aannemen: subsidies voor studies en werkzaamheden, subsidies voor beschikbaarheidsbetalingen, verlaging van rentepercentages, garanties voor leningen of deelnemingen in risicokapitaalfondsen. Ongeacht de vorm waarin deze wordt gegoten, moet de communautaire financiële bijstand worden verstrekt in overeenstemming met de bepalingen van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (7) en de uitvoeringsbepalingen daarvan, behalve in de gevallen waarin de onderhavige verordening uitdrukkelijk van die regels afwijkt. Het stellen van garanties voor leningen en de deelneming in risicokapitaalfondsen geschiedt in overeenstemming met de beginselen van de vrije markt en beogen op langere termijn zelf financiering.

(19)

Voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap aan grote projecten die over meerdere jaren zijn gespreid, dient te worden voorzien in de mogelijkheid voor de Gemeenschap om meerjarige verbintenissen aan te gaan, waarbij een onderscheid wordt gemaakt op basis van het gefinancierde project en de jaarlijks toegestane vastleggingskredieten. Alleen een vaste, aantrekkelijke verbintenis die de Gemeenschap op lange termijn verbindt, kan namelijk de onzekerheden wegnemen die aan de verwezenlijking van deze projecten zijn verbonden, en zowel openbare als particuliere investeerders mobiliseren. De in het meerjarenprogramma opgenomen projecten genieten de hoogste prioriteit in het kader van de ontwikkeling van TEN-V's als bedoeld in Beschikking nr. 1692/96/EG en vergen een voortdurend optreden van de Gemeenschap om ervoor te zorgen dat deze op vlotte en efficiënte wijze worden voltooid.

(20)

Er dient te worden voorzien in institutionele of contractuele middelen ter aanmoediging van publiek-private financiering die hun effectiviteit hebben bewezen, met behulp van wettelijke garanties die verenigbaar zijn met het mededingingsrecht en de internemarktwetgeving, alsook in de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten.

(21)

Bijzondere aandacht moet worden besteed aan een doeltreffende coördinatie van alle communautaire maatregelen die gevolgen hebben voor de trans-Europese netwerken, met name de middelen van de structuurfondsen, het Cohesiefonds en de Europese Investeringsbank (EIB).

(22)

Deze verordening stelt voor de gehele duur van de tenuitvoerlegging ervan de financiële middelen vast die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 37 van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (8).

(23)

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (9).

(24)

In het licht van de ontwikkelingen van elke component van de TEN-V en -E en de intrinsieke kenmerken ervan, en met het oog op een efficiënter beheer, is het raadzaam afzonderlijke verordeningen vast te stellen voor elk gebied dat tot dusver alleen behandeld is door Verordening (EG) nr. 2236/95.

(25)

Bij deze verordening dienen de algemene regels te worden vastgesteld voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van TEN-V en -E, overeenkomstig het communautaire recht en beleid, met name op het gebied van mededinging, milieubescherming en volksgezondheid, duurzame ontwikkeling, de gunning van openbare aanbestedingen en overeenkomstig de doeltreffende tenuitvoerlegging van het communautaire beleid inzake interoperabiliteit.

(26)

Aangezien de doelstelling van deze verordening inzake de totstandbrenging van de TEN-V en -E niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, vanwege met name de noodzakelijke coördinatie van de nationale acties, beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

In deze verordening worden de voorwaarden, voorschriften en procedures vastgesteld voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap aan projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van de trans-Europese netwerken voor vervoer en energie krachtens artikel 155, lid 1, van het Verdrag.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.

„project van gemeenschappelijk belang”: een project of projectonderdeel dat van gemeenschappelijk belang voor de Gemeenschap wordt geacht, op het gebied van vervoer in het kader van Beschikking nr. 1692/96/EG en op het gebied van energie in het kader van Beschikking nr. 1364/2006/EG;

2.

„prioritair project”: op het gebied van vervoer, een project van gemeenschappelijk belang behorend tot een as voor prioritaire projecten of enig ander project opgenomen in de lijst van bijlage III bij Besluit nr. 1692/96/EG of, op het gebied van energie, een project van gemeenschappelijk belang dat voor de Gemeenschap als prioritair wordt beschouwd in de zin van Beschikking nr. 1364/2006/EG;

3.

„project van Europees belang voor energie”: rijpe projecten, behorend tot assen voor prioritaire projecten in de zin van Beschikking nr. 1364/2006/EG die een grensoverschrijdend karakter en een aanzienlijk effect op de grensoverschrijdende transmissiecapaciteit hebben;

4.

„projectonderdeel”: elke in financieel of technisch opzicht of in de tijd zelfstandige activiteit die bijdraagt tot de verwezenlijking van het project;

5.

„grensoverschrijdend gedeelte”: de grensoverschrijdende gedeelten als bedoeld in artikel 19 ter van Beschikking nr. 1692/96/EG alsmede de grensoverschrijdende gedeelten die via een derde land de continuïteit van een prioritair project tussen twee lidstaten garanderen;

6.

„knelpunt”: op het gebied van vervoer, obstakel, in termen van snelheid en/of capaciteit, dat het onmogelijk maakt de continuïteit van de vervoersstromen te garanderen;

7.

„begunstigde”: een of meerdere lidstaten, internationale organisaties, gemeenschappelijke ondernemingen in de zin van artikel 171 van het Verdrag, ondernemingen of publieke of private organen die de volledige verantwoordelijkheid voor een project dragen en eigen middelen of door derden verstrekte middelen investeren met het oog op de uitvoering van het project;

8.

„studies”: activiteiten die nodig zijn ter voorbereiding van de uitvoering van projecten, met inbegrip van voorbereidende studies, haalbaarheidsstudies, evaluatie- en validatiestudies en andere technische ondersteuningsmaatregelen, met inbegrip van aan de werkzaamheden voorafgaande activiteiten die nodig zijn voor de volledige vaststelling en ontwikkeling van een project en de besluitvorming inzake de financiering ervan, zoals verkenningen ter plaatse en het opzetten van het financieringsplan;

9.

„werkzaamheden”: de aanschaf, de levering en het inzetten van componenten, systemen en diensten en de uitvoering van de bouw- en installatiewerkzaamheden in verband met een project, alsmede de oplevering van de installaties en de inbedrijfstelling van een project;

10.

„projectkosten”: de totale kosten van de studies of werkzaamheden die in direct verband staan met en noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van een project en die werkelijk door de begunstigde worden gedragen;

11.

„in aanmerking komende kosten”: het gedeelte van de projectkosten dat de Commissie in aanmerking neemt voor de berekening van de financiële bijstand van de Gemeenschap;

12.

„garantie-instrument voor leningen”: een door de EIB gestelde garantie ten bate van een stand-by liquiditeitsfaciliteit voor projecten van gemeenschappelijk belang op het gebied van vervoer. Zij dekt het risico dat wegens een terugval van de vraag een beroep moet worden gedaan op een schuldendienst en de daaruit resulterende onvoorziene inkomstenderving tijdens de initiële exploitatiefase van het project. Het garantie-instrument voor leningen wordt uitsluitend gebruikt voor projecten waarvan de financiële levensvatbaarheid geheel of ten dele wordt gebaseerd op opbrengsten, tolheffingen of andere door of namens de gebruikers/begunstigden betaalde inkomsten;

13.

„regelingen voor beschikbaarheidsbetalingen”: financieringsregelingen voor infrastructuurprojecten, gebouwd en geëxploiteerd door een particuliere investeerder die na de aanlegfase voor de geleverde infrastructuurdienst periodieke betalingen ontvangt. Het betalingsniveau is afhankelijk van de mate waarin de contractueel overeengekomen prestatieniveaus worden bereikt. De beschikbaarheidsbetalingen worden tijdens de duur van het contract verricht tussen de instantie die de overeenkomst toewijst en de projectpromotor, en dient om de aanlegkosten, de financieringskosten, de onderhoudskosten en de operationele kosten te dekken.

HOOFDSTUK II

IN AANMERKING KOMENDE PROJECTEN, VORMEN EN WIJZEN VAN VERLENING VAN DE FINANCIËLE BIJSTAND EN CUMULATIE VAN DE FINANCIERINGEN

Artikel 3

In aanmerking komende projecten en aanvragen van communautaire financiële bijstand

1.   Financiële bijstand van de Gemeenschap kan krachtens deze verordening alleen worden verleend voor projecten van gemeenschappelijk belang.

Om voor communautaire financiële bijstand in aanmerking te komen moeten deze projecten in overeenstemming zijn met het communautaire recht.

2.   Alleen op het gebied van vervoer geldt tevens als voorwaarde dat de aanvrager van de communautaire financiële bijstand en, voor zover van toepassing, elke betrokken lidstaat zich ertoe moeten verbinden financieel bij te dragen in het project waarvoor financiële bijstand van de Gemeenschap wordt aangevraagd, door telkens als dat nodig is een beroep te doen op particuliere middelen.

3.   Projecten die betrekking hebben op vervoer op grensoverschrijdende gedeelten of een deel daarvan kunnen communautaire financiële bijstand genieten als tussen de betrokken lidstaten of tussen de betrokken lidstaten en derde landen een schriftelijke overeenkomst is gesloten voor de voltooiing van de grensoverschrijdende gedeelten. In uitzonderlijke gevallen, wanneer een project noodzakelijk is om aan te sluiten op het netwerk van een aangrenzende lidstaat of derde land, maar in feite de grens niet overschrijdt, mag de bovenvermelde schriftelijke overeenkomst achterwege worden gelaten.

Artikel 4

Indiening van aanvragen voor communautaire financiële bijstand

De aanvragen voor financiële bijstand van de Gemeenschap worden bij de Commissie ingediend door één of meer lidstaten, of, met de goedkeuring van de betrokken lidstaat of lidstaten, door internationale organisaties, gemeenschappelijke ondernemingen of publieke of private ondernemingen of organen.

De nadere voorschriften voor de indiening van de aanvragen voor financiële bijstand worden opgesteld overeenkomstig artikel 9, lid 1.

Artikel 5

Selectie van projecten

1.   Projecten van gemeenschappelijk belang ontvangen financiele bijstand van de Gemeenschap naargelang van de mate waarin zij bijdragen tot de doelstellingen en prioriteiten die in de Beschikkingen nr. 1692/96/EG en nr. 1364/2006/EG zijn vastgesteld.

2.   Op het gebied van vervoer wordt bijzondere aandacht besteed aan de volgende projecten:

a)

prioritaire projecten;

b)

projecten om knelpunten uit de weg te ruimen, met name in het kader van prioritaire projecten;

c)

projecten die door ten minste twee lidstaten gezamenlijk worden ingediend of ondersteund, met name projecten met grensoverschrijdende gedeelten;

d)

projecten die bijdragen tot de continuïteit van het netwerk en de optimalisering van de capaciteit;

e)

projecten die bijdragen tot verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening op het TEN-V en die onder meer, dankzij maatregelen inzake infrastructuurvoorzieningen, de veiligheid van de gebruikers verhogen en voor interoperabiliteit tussen de nationale netten zorgen;

f)

projecten die betrekking hebben op het ontwikkelen en inzetten van verkeersbeheerssystemen in het spoor-, weg-, lucht-, zee-, binnenvaart- en kustvaartvervoer, die de interoperabiliteit tussen nationale netwerken garanderen;

g)

projecten die bijdragen tot de voltooiing van de interne markt; en

h)

projecten die bijdragen tot het herstel van het evenwicht tussen de vervoersmodaliteiten ten voordele van de meest milieuvriendelijke, zoals de binnenvaart.

3.   Op het gebied van energie wordt bijzondere aandacht besteed aan projecten van Europees belang die bijdragen tot:

a)

de ontwikkeling van een netwerk ter verbetering van de economische en sociale samenhang door de ontsluiting van de minder ontwikkelde en insulaire gebieden in de Gemeenschap;

b)

de optimalisering van de capaciteit van het netwerk en de voltooiing van de interne energiemarkt, met name projecten betreffende grensoverschrijdende gedeelten;

c)

de continuïteit van de energievoorziening, de diversificatie van energiebronnen en, in het bijzonder, de koppelverbindingen met derde landen;

d)

de aansluiting van hernieuwbare energiebronnen; en

e)

de veiligheid, de betrouwbaarheid en de interoperabiliteit van de gekoppelde netwerken.

4.   Voor het besluit tot toekenning van communautaire financiële bijstand wordt onder meer rekening gehouden met:

a)

de rijpheid van het project;

b)

het stimulerend effect van de communautaire bijdrage op investeringen uit de overheidssector en uit de particuliere sector;

c)

de degelijkheid van de financiële constructie;

d)

de sociaaleconomische gevolgen;

e)

de gevolgen voor het milieu;

f)

de noodzaak om financiële belemmeringen te overwinnen; en

g)

de complexiteit van het project, bijvoorbeeld omdat een natuurlijke barrière moet worden genomen.

Artikel 6

Vorm en wijze van verlening van de communautaire financiële bijstand

1.   De financiële bijstand van de Gemeenschap voor projecten van gemeenschappelijk belang kan een of meer van de volgende vormen aannemen:

a)

subsidies voor studies of werkzaamheden;

b)

in de vervoerssector, subsidies voor werkzaamheden in het kader van de regelingen voor beschikbaarheidsbetalingen;

c)

rentesubsidies op door de EIB of andere openbare of particuliere financiële instellingen verstrekte leningen;

d)

een financiële bijdrage aan de voorziening en kapitaaltoewijzing voor door de EIB uit haar eigen middelen gestelde garanties uit hoofde van het garantie-instrument voor leningen. Deze garanties mogen niet langer gelden dan tot vijf jaar na de datum waarop de exploitatie van het project aanvangt. In uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen kan deze garantie worden verleend voor een periode van maximum zeven jaar. De voor het garantie-instrument voor leningen uitgetrokken middelen van de algemene begroting van de Europese Unie mogen niet meer bedragen dan 500 miljoen EUR. De EIB contribueert voor een zelfde bedrag. Het risico dat de Gemeenschap loopt wegens het garantie-instrument voor leningen, waaronder beheerskosten en andere in aanmerking komende kosten, wordt beperkt tot de bijdrage van de Gemeenschap aan het garantie-instrument voor leningen, en op de algemene begroting van de Europese Unie zal geen ander risico rusten. Het resterende risico voor alle verrichtingen wordt gedragen door de EIB. De uitvoeringsmodaliteiten en de procedures van het garantie-instrument voor leningen staan in de bijlage;

e)

deelneming in risicokapitaal voor investeringsfondsen of vergelijkbare financiële instellingen die zich bij voorrang richten op de verstrekking van risicokapitaal voor projecten inzake trans-Europese netwerken, en met een belangrijke investering door de particuliere sector; deze deelneming in risicokapitaal bedraagt niet meer dan 1 % van de begrotingsmiddelen uit hoofde van artikel 18;

f)

een bijdrage aan de projectgerelateerde activiteiten van gemeenschappelijke ondernemingen.

2.   Voor het bedrag van de financiële bijstand van de Gemeenschap voor de in lid 1, punten a), b), c) en f), genoemde vormen wordt rekening gehouden met de criteria van artikel 5 en dit bedrag overschrijdt de volgende percentages niet:

a)

voor studies, 50 % van de in aanmerking komende kosten, ongeacht het betrokken project van gemeenschappelijk belang;

b)

voor werkzaamheden:

i)

voor prioritaire projecten in de vervoerssector:

maximaal 20 % van de in aanmerking komende kosten;

maximaal 30 % van de in aanmerking komende kosten voor de grensoverschrijdende gedeelten, mits de betrokken lidstaten de Commissie alle nodige garanties betreffende de financiële leefbaarheid en het tijdschema voor de uitvoering van het project hebben verstrekt;

ii)

voor projecten op het gebied van energie, maximaal 10 % van de in aanmerking komende kosten;

iii)

voor andere dan prioritaire projecten op het gebied van vervoer, maximaal 10 % van de in aanmerking komende kosten;

c)

voor het Europese signaleringssysteem voor spoorwegen (ERTMS):

i)

voor de grondinfrastructuur: maximaal 50 % van de in aanmerking komende kosten van studies en werkzaamheden;

ii)

voor de treinapparatuur:

maximaal 50 % van de in aanmerking komende kosten voor de ontwikkeling en vervaardiging van prototypen voor de installatie van ERTMS voor bestaand rollend materiaal, voor zover het prototype in minstens twee lidstaten is gecertificeerd;

maximaal 50 % van de in aanmerking komende kosten voor de installatie van ERTMS voor rollend materiaal; de Commissie bepaalt in het kader van het meerjarenprogramma evenwel een maximaal bijstandsbedrag per treinstel;

d)

voor verkeersbeheerssystemen in het wegverkeer, luchtvaart, binnenvaart, zeevaart, en kustvaart, maximaal 20 % van de in aanmerking komende kosten van de werkzaamheden.

3.   De Commissie stelt volgens de procedure van artikel 15, lid 2, de uitvoeringsmaatregelen vast voor de in lid 1, onder c) en e), van dit artikel bedoelde instrumenten.

Artikel 7

Andere financiële bijstand en instrumenten

1.   Steunverlening van de EIB is verenigbaar met de toekenning van financiële bijstand op grond van deze verordening.

2.   De Commissie zorgt voor de coördinatie en de samenhang van de in het kader van deze verordening medegefinancierde uitgevoerde projecten en de daarmee samenhangende projecten die met andere middelen van de Gemeenschap en andere financieringsinstrumenten, alsook EIB-verrichtingen, worden gesteund.

HOOFDSTUK III

PROGRAMMERING, TENUITVOERLEGGING EN CONTROLE

Artikel 8

Meerjarenwerkprogramma en jaarlijks werkprogramma

1.   De Commissie past in overeenstemming met de procedure van artikel 15, lid 2, de criteria van artikel 5 en de in het kader van Beschikking nr. 1692/96/EG en Beschikking nr. 1364/2006/EG omschreven doelstellingen en prioriteiten toe bij het opstellen van een meerjarenwerkprogramma en jaarlijkse werkprogramma's.

2.   Het meerjarenwerkprogramma op het gebied van vervoer geldt voor prioritaire projecten en voor verkeersbeheerssystemen in het wegverkeer, luchtvaart, binnenvaart, kust- en zeevaart. De financiële middelen daarvan liggen tussen 80 en 85 % van de in artikel 18 bedoelde begrotingsmiddelen voor vervoer.

3.   In het jaarlijkse werkprogramma op het gebied van vervoer worden de toekenningscriteria voor financiële bijstand toegepast op niet tot het meerjarenprogramma behorende projecten van gemeenschappelijk belang.

4.   In het jaarlijkse werkprogramma op het gebied van energie worden de toekenningscriteria voor financiële bijstand toegepast op projecten van gemeenschappelijk belang.

5.   Het meerjarenwerkprogramma wordt uiterlijk halverwege geëvalueerd en, indien nodig, bijgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 15, lid 2.

Artikel 9

Toekenning van de financiële bijstand van de Gemeenschap

1.   Na iedere in artikel 8, lid 1, bedoelde op het meerjarenwerkprogramma of jaarlijks werkprogramma gebaseerde oproep tot het indienen van voorstellen beslist de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 15, lid 2, hoeveel financiële bijstand wordt toegekend aan geselecteerde projecten of delen van projecten. De Commissie preciseert de voorwaarden voor de tenuitvoerlegging en de wijze van tenuitvoerlegging ervan.

2.   De Commissie stelt de begunstigden en de betrokken lidstaten in kennis van elke toe te kennen financiële bijstand.

Artikel 10

Financiële bepalingen

1.   De budgettaire vastleggingen mogen in jaarlijkse tranches worden opgedeeld. Bij de vastlegging van de jaarlijkse tranches houdt de Commissie ieder jaar rekening met de voortgang van de projecten of projectfasen waarvoor financiële bijstand is toegekend, met de geraamde behoeften en met de beschikbaarheid van begrotingsmiddelen.

Het indicatieve tijdschema voor de vastlegging van de jaarlijkse tranches wordt aan de begunstigden en de betrokken lidstaten meegedeeld.

2.   De bijstand van de Gemeenschap is uitsluitend bestemd voor uitgaven die verband houden met de projecten en die door de begunstigden of door met de uitvoering belaste derden zijn gedaan.

Uitgaven komen in aanmerking vanaf de datum waarop de bijstandsaanvraag is ingediend. Uitgaven die in het kader van tot het meerjarenprogramma behorende projecten zijn gedaan, komen in aanmerking vanaf 1 januari van het lopende jaar, voor het eerst vanaf 1 januari 2007.

De btw is een niet in aanmerking komende uitgave, met uitzondering van de niet-terugvorderbare btw.

3.   De betalingen vinden plaats in de vorm van prefinanciering, eventueel opgedeeld in meerdere tranches van tussentijdse betalingen en de betaling van het saldo.

Bij de vaststelling van de betalingswijze wordt met name rekening gehouden met de meerjarige tenuitvoerlegging van de infrastructuurprojecten.

De prefinanciering of eventueel de eerste tranche daarvan wordt betaald bij de toekenning van de financiële bijstand.

De tussentijdse betalingen worden uitgevoerd op basis van de betalingsaanvragen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 13.

De betaling van het saldo wordt verricht na goedkeuring van het door de begunstigde ingediende en door de betrokken lidstaat gecertificeerde eindverslag over het project, waarin met name een overzicht van alle werkelijke uitgaven is opgenomen.

4.   Voor wat regelingen voor beschikbaarheidsbetalingen betreft, wordt de eerste betaling in de vorm van prefinanciering verricht in een periode van maximaal drie jaar na de toekenning van de financiële bijstand van de Gemeenschap, mits de lidstaat het bewijs levert dat het project van start is gegaan en mits de betrokken publiek-private partnerschapsovereenkomst wordt voorgelegd. Verdere betalingen in het kader van prefinanciering kunnen worden gedaan mits de lidstaten het bewijs leveren van de voortgang van het project.

Het saldo wordt voldaan na de aanvang van de operationele fase van het project, mits uit controle is gebleken dat de infrastructuur is geleverd, de lidstaten aantonen dat de gedeclareerde uitgaven werkelijk zijn gedaan en het bewijs wordt geleverd van een totaal bedrag van beschikbaarheidsbetalingen dat het bedrag van de financiële bijstand van de Gemeenschap dekt.

Indien geen beschikbaarheidsbetaling verschuldigd is omdat de infrastructuur niet is geleverd, dan vordert de Commissie de geprefinancierde bedragen terug.

Artikel 11

Verantwoordelijkheden van de lidstaten

1.   De lidstaten stellen alles in het werk om op het gebied waarvoor zij verantwoordelijk zijn de projecten van gemeenschappelijk belang uit te voeren waaraan in het kader van deze verordening financiële bijstand van de Gemeenschap is verleend.

2.   De lidstaten oefenen technisch toezicht en financiële controle op de projecten uit in nauwe samenwerking met de Commissie en certificeren dat de uitgaven die in verband met het project of het projectonderdeel zijn gedaan, echt en conform zijn. De lidstaten kunnen de Commissie verzoeken aan de controles ter plaatse deel te nemen.

3.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de overeenkomstig lid 2 genomen maatregelen en verstrekken haar met name een beschrijving van de controle-, beheers- en toezichtsystemen die zijn opgezet om de doeltreffende uitvoering van de projecten te waarborgen.

Artikel 12

Verenigbaarheid met het Gemeenschapsrecht en het beleid van de Gemeenschap

De projecten waarvoor uit hoofde van deze verordening financiering wordt verleend, worden uitgevoerd overeenkomstig en het communautaire recht en houden rekening met het communautaire beleid ter zake, met name op het gebied van mededinging, milieubescherming, volksgezondheid, duurzame ontwikkeling, gunning van overheidsopdrachten en interoperabiliteit.

Artikel 13

Annulering, vermindering, schorsing en intrekking van bijstand

1.   Na een passend onderzoek te hebben verricht en na de begunstigden en de betrokken lidstaten in gelegenheid te hebben gesteld binnen een bepaalde termijn hun opmerkingen mee te delen,

a)

gaat de Commissie, behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen, over tot annulering van de financiële bijstand die is toegekend aan projecten of projectonderdelen die niet binnen twee jaar na de in de voorwaarden tot toekenning van de bijstand vermelde aanvangsdatum van start zijn gegaan;

b)

kan de Commissie de financiële bijstand in de volgende gevallen schorsen, verminderen of intrekken:

i)

als bij de tenuitvoerlegging van het project of een projectonderdeel een onregelmatigheid is begaan ten aanzien van het communautaire recht; en tevens

ii)

als aan een van de in het besluit tot toekenning van de financiële bijstand bepaalde voorwaarden niet is voldaan, en met name wanneer een belangrijke wijziging is aangebracht die de aard of de uitvoeringsvoorwaarden van het project verandert en waarvoor de Commissie geen toestemming heeft verleend;

c)

kan de Commissie, rekening houdende met alle relevante factoren, de terugbetaling van de financiële bijstand vragen indien het projectonderdeel waarvoor deze bijstand is toegekend niet binnen vier jaar na de in de voorwaarden tot toekenning van de bijstand vermelde einddatum is voltooid.

2.   De Commissie mag de reeds uitgekeerde bijstand volledig of gedeeltelijk terugvorderen:

a)

indien dit noodzakelijk is door de annulering, intrekking, vermindering of vraag tot terugbetaling van de financiële bijstand; of

b)

in geval van cumulatie van communautaire bijstand voor een projectonderdeel of een project.

Artikel 14

Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap

1.   Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan controles en verificaties ter plaatse verrichten op grond van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (10).

2.   In de voorwaarden voor de toekenning van de communautaire financiële bijstand wordt met name voorzien in, eventueel ter plaatse uit te voeren, toezicht en financiële controle door de Commissie — of een door haar gemachtigde vertegenwoordiger — en audits door de Rekenkamer.

3.   De betrokken lidstaat en de Commissie verstrekken elkaar onverwijld alle dienstige informatie betreffende de resultaten van de uitgevoerde controles.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 15

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

3.   Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

4.   De EIB wijst een vertegenwoordiger aan, die niet aan de stemming deelneemt.

Artikel 16

Evaluatie

1.   De Commissie en de lidstaten, bijgestaan door de begunstigden, kunnen overgaan tot evaluatie van de wijze waarop de projecten zijn uitgevoerd, alsook van het effect van de uitvoering daarvan, om te beoordelen of de beoogde doelstellingen, waaronder die op het gebied van milieubescherming, bereikt zijn.

2.   De Commissie kan de begunstigde lidstaat verzoeken een specifieke evaluatie van de uit hoofde van deze verordening gefinancierde projecten in te dienen of de voor de evaluatie van deze projecten vereiste informatie en assistentie te verstrekken.

Artikel 17

Voorlichting en publiciteit

1.   Om de twee jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's een verslag in over de activiteiten in het kader van deze verordening. Dit verslag bevat een evaluatie van de resultaten die dankzij de financiele bijstand van de Gemeenschap op verschillende toepassingsgebieden ten opzichte van de uitgangsdoelstellingen zijn bereikt, alsmede een hoofdstuk over de inhoud en uitvoering van de lopende meerjarenprogrammering. Het verslag bevat ook informatie over de financieringsbronnen van elk project.

2.   De betrokken lidstaten en, in voorkomend geval, de begunstigden zien erop toe dat aan de bijstandsverlening in het kader van deze verordening passende bekendheid wordt gegeven, zodat de publieke opinie wordt geïnformeerd over de rol die de Gemeenschap bij de uitvoering van de projecten speelt.

Artikel 18

Begrotingsmiddelen

1.   De financiële middelen voor de uitvoering van deze verordening voor de periode 2007-2013 worden vastgesteld op 8 168 000 000 EUR, waarvan 8 013 000 000 EUR voor TEN-V's en 155 000 000 EUR voor TEN-E's.

2.   De jaarlijkse kredieten worden toegestaan binnen de grenzen van het meerjarige financiële kader.

Artikel 19

Herzieningsclausule

Vóór eind 2010 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een algemeen verslag in over de ervaring die is opgedaan met de mechanismen van deze verordening voor de verstrekking van financiële bijstand van de Gemeenschap.

Het Europees Parlement en de Raad gaan overeenkomstig de procedure van artikel 156, eerste alinea, van het Verdrag na of, en zo ja, onder welke voorwaarden, de mechanismen uit hoofde van deze verordening na de in artikel 18 van deze verordening genoemde periode worden voortgezet of gewijzigd.

Artikel 20

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

Voor de acties op het gebied van vervoer en energie die op de datum van toepassing van deze verordening in uitvoering zijn, blijft Verordening (EG) nr. 2236/95 gelden in de versie die op 31 december 2006 van kracht is.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 20 juni 2007.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

H.-G. PÖTTERING

Voor de Raad

De voorzitter

G. GLOSER


(1)  PB C 234 van 22.9.2005, blz. 69.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 26 oktober 2005 (PB C 272 E van 9.11.2006, blz. 405), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 22 maart 2007 (PB C 103 E van 8.5.2007, blz. 26) en standpunt van het Europees Parlement van 23 mei 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  PB L 228 van 9.9.1996, blz. 1. Beschikking laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

(4)  PB C 124 E van 25.5.2006, blz. 373.

(5)  Beschikking nr. 1364/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 tot opstelling van richtsnoeren voor trans-Europese netwerken in de energiesector (PB L 262 van 22.9.2006, blz. 1).

(6)  PB L 228 van 23.9.1995, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1159/2005 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 191 van 22.7.2005, blz. 16).

(7)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).

(8)  PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.

(9)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit nr. 2006/512/EG (PB L 200 van 27.7.2006, blz. 11).

(10)  PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.


BIJLAGE

Voornaamste modaliteiten, voorwaarden en procedures van het in artikel 6, lid 1, onder d), bedoelde garantie-instrument voor leningen

De EIB is een partner voor risicodeling en beheert de bijdrage van de Gemeenschap aan het leninggarantie-instrument namens de Gemeenschap. De nader in detail uitgewerkte modaliteiten en voorwaarden voor de uitvoering van het leninggarantie-instrument, inclusief toezicht en controle, worden opgenomen in een samenwerkingsovereenkomst tussen de Commissie en de EIB, rekening houdend met de in deze bijlage opgenomen bepalingen.

LENINGGARANTIE-INSTRUMENT VOOR TEN-VERVOERSPROJECTEN

Bijdrage van de Gemeenschap

1.

Onverminderd de in punt 2 hieronder omschreven procedure voor aanpassing vanaf 2010, wordt de uit de algemene begroting van de EU gefinancierde bijdrage aan het leninggarantie-instrument beschikbaar gesteld aan de EIB volgens het volgende schema:

2007

10 miljoen EUR

2008

35 miljoen EUR

2009

60 miljoen EUR

2010

80 miljoen EUR

2011

105 miljoen EUR

2012

110 miljoen EUR

2013

100 miljoen EUR

2.

In de jaren 2007 tot en met 2009 betaalt de Commissie de EIB de jaarlijkse bedragen volgens het bovenstaande schema. Vanaf 2010 verzoekt de EIB om de overdracht van de bedragen naar de trustrekening ten belope van de in het bovenstaande schema opgegeven gecumuleerde bedrag. Dat verzoek wordt gedaan vóór 31 december van het voorafgaande jaar en wordt ondersteund door een raming van de mate waarin er behoefte is aan de geplande bijdrage van de Gemeenschap. Deze raming dient als basis voor een op de behoeften gebaseerde aanpassing van de bovenstaande jaarlijkse betalingen, waartoe wordt besloten overeenkomstig de procedure van artikel 15, lid 2, van deze verordening.

Rekening voor gelden van derden (trustrekening)

1.

De EIB opent een trustrekening voor het beheer van de bijdrage van de Gemeenschap en de uit de bijdrage van de Gemeenschap voortvloeiende inkomsten.

2.

De rente van de trustrekening en de andere uit de bijdrage van de Gemeenschap voortvloeiende inkomsten — zoals garantiepremies, rente en risicomarges op de door de EIB uitbetaalde bedragen — worden toegevoegd aan de middelen van het instrument, tenzij de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 15, lid 2, van deze verordening besluit dat deze naar het TEN-V begrotingsonderdeel dienen te worden teruggeboekt.

3.

Voor kapitaaltoewijzing opgenomen bedragen worden op de trustrekening teruggestort nadat de door de EIB uit hoofde van het leninggarantie-instrument uitbetaalde bedragen volledig zijn terugbetaald.

Gebruik van de bijdrage van de Gemeenschap

De EIB gebruikt de bijdrage van de Gemeenschap:

om voor elk in aanmerking komend project voorzieningen aan te leggen voor verwachte verliezen en de kapitaaltoewijzingen te verrichten, overeenkomstig de geldende voorschriften van de EIB en de risicoanalyse die door de EIB uit hoofde van zijn geldend beleid inzake de gestructureerde financieringsfaciliteit is uitgevoerd;

ter dekking van alle niet-projectgerelateerde in aanmerking komende kosten die gepaard gaan met de opstelling en het beheer van het leninggarantie-instrument. Deze kosten worden omschreven in de beheersovereenkomst tussen de Commissie en de EIB.

Risicodeling

1.

De bijdrage van de Gemeenschap wordt door de EIB gebruikt om, voor alle in aanmerking komende projecten, de voorzieningen aan te leggen voor verwachte verliezen en de kapitaaltoewijzingen te verrichten.

2.

De voorzieningen voor verwachte verliezen dekken het verwachte verlies van een project. Het gedeelte van de bijdrage van de Gemeenschap dat voor elke in aanmerking komende verrichting de voorzieningen voor op grond van statistische gegevens verwachte verliezen dekt, wordt van de trustrekening overgeschreven naar de EIB en dekt aldus een percentage van het risico. Dit percentage is variabel en is afhankelijk van de risicograad van de verrichting, alsook van de looptijd ervan.

3.

De kapitaaltoewijzing dekt het onverwachte verlies van een project. Het met de kapitaaltoewijzing overeenstemmende gedeelte van de bijdrage van de Gemeenschap wordt voor elke onderliggende verrichting op de trustrekening gereserveerd. Dit bedrag kan door de EIB worden afgeroepen ingeval de door de EIB uit hoofde van het leninggarantie-instrument gestelde garantie wordt opgevraagd, zodat een extra percentage van het risico wordt gedekt.

4.

Het patroon van risicodeling dat resulteert uit het bovenstaande mechanisme, wordt weerspiegeld in een passende verdeling, tussen de trustrekening en de EIB, van de risicomarge die door de EIB uit hoofde van de onderliggende verrichting in het kader van het leninggarantie-instrument aan haar tegenpartij is aangerekend.

De EIB-garantie

1.

Het leninggarantie-instrument bestaat in een garantie van de EIB voor een stand-by liquiditeitsfaciliteit die, onder voorwaarden die in overeenstemming zijn met het leninggarantie-instrument, wordt verstrekt aan een daarvoor in aanmerking komend project.

2.

Indien de aanbieders van de stand-by liquiditeitsfaciliteit krachtens het leninggarantie-instrument aanspraak kunnen maken op de garantie van de EIB, betaalt de EIB alle aan de aanbieders van de stand-by liquiditeitsfaciliteit verschuldigde bedragen uit en wordt zij schuldeiser van het project.

3.

Zodra de EIB schuldeiser van het project is geworden, zijn de rechten van de EIB uit hoofde van het leninggarantie-instrument achtergesteld ten opzichte van de schuldendienst van de bevoorrechte kredietfaciliteit en hebben voorrang op aandelen- en gerelateerde financieringen.

4.

De stand-by liquiditeitsfaciliteit mag niet meer bedragen dan 20 % van het totale bedrag van de bij de financiële afsluiting aangegane bevoorrechte schuld.

Prijsstelling

De prijsstelling met betrekking tot garanties in het kader van het leninggarantie-instrument, gebaseerd op de risicomarge en de dekking van alle projectgerelateerde administratieve kosten van het garantie-instrument, geschiedt overeenkomstig de desbetreffende gebruikelijke voorschriften en criteria van de EIB.

Aanvraagprocedure

Aanvragen voor risicodekking in het kader van het leninggarantie-instrument worden gericht aan de EIB overeenkomstig de gangbare aanvraagprocedure van de EIB.

Goedkeuringsprocedure

De EIB voert een grondig onderzoek uit naar het risico, alsmede de financiële, technische en juridische aspecten, en besluit over de garantiestelling in het kader van het leninggarantie-instrument overeenkomstig haar gebruikelijke voorschriften en criteria, onder meer de kwaliteit van de afzonderlijke voorstellen, de kredietwaardigheid van de leners van de EIB, aanvaardbare voorwaarden en omstandigheden, en de marktvraag.

Duur van het leninggarantie-instrument

1.

De communautaire bijdrage aan het leninggarantie-instrument moet uiterlijk op 31 december 2013 worden vastgelegd. De feitelijke goedkeuring van de garanties moet uiterlijk op 31 december 2014 zijn afgerond.

2.

Ingeval het leninggarantie-instrument tijdens het huidige financiële kader wordt beëindigd, worden andere saldi dan gelden waarvoor verplichtingen zijn aangegaan en gelden die voor de dekking van andere in aanmerking komende kosten en uitgaven nodig zijn, teruggestort in de begrotingslijn voor TEN-vervoer. Indien het leninggarantie-instrument in het volgende financieel kader niet wordt verlengd, worden de resterende gelden teruggeboekt op de ontvangstenzijde van de algemene begroting van de EU.

3.

Op de aan het leninggarantie-instrument toegewezen middelen kan een beroep worden gedaan totdat de laatste garantie is verstreken, of indien dit vroeger is, totdat de laatste achtergestelde lening is terugbetaald.

Rapportage

De wijze van jaarlijkse rapportage over de toepassing van het leninggarantie-instrument wordt door de Commissie en de EIB overeengekomen.