10.5.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 120/1


VERORDENING (EG) Nr. 498/2007 VAN DE COMMISSIE

van 26 maart 2007

tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad inzake het Europees Visserijfonds

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds (1), en met name op artikel 102,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1198/2006 (hierna „de basisverordening” genoemd) vervangt de Verordeningen (EG) nr. 1263/1999 (2) en (EG) nr. 2792/1999 (3) van de Raad en houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen op het gebied van visserij, visserijgebieden en binnenvisserij. Het is dan ook passend uitvoeringsbepalingen van de basisverordening vast te stellen.

(2)

Voor de presentatie van operationele programma's moeten nadere regels worden vastgesteld. Om de opstelling van de operationele programma's en het onderzoek en de goedkeuring ervan door de Commissie te vergemakkelijken, moeten, op basis van de eisen van artikel 20 van de basisverordening, gemeenschappelijke regels betreffende de structuur en de inhoud van deze programma's worden vastgesteld.

(3)

Wat de steun voor maatregelen voor de aanpassing van de communautaire visserijvloot betreft, moeten de lidstaten in hun operationele programma's de methoden voor de berekening van subsidies uiteenzetten.

(4)

De voorwaarden voor de mogelijkheid van artikel 25, lid 4, van de basisverordening om de beperking van het motorvermogen door een groep vaartuigen te verwezenlijken, moeten nader worden omschreven.

(5)

Bepaalde termen die verwijzen naar aquacultuur en de verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten moeten worden gedefinieerd om te garanderen dat deze op uniforme wijze worden geïnterpreteerd.

(6)

Wat steun voor productieve investeringen in aquacultuur en investeringen in verwerking en afzet betreft, moeten de lidstaten in hun operationele programma's toelichten hoe zij zullen garanderen dat voorrang wordt gegeven aan kleine en micro-ondernemingen.

(7)

Wat steun voor maatregelen inzake de diergezondheid betreft, moeten gedetailleerde voorwaarden worden vastgesteld om te garanderen dat Richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (4) wordt nageleefd.

(8)

Wat steun voor maatregelen van algemeen belang betreft, moeten de subsidiabele uitgaven worden omschreven.

(9)

De voorwaarden voor de selectie van de in artikel 43 van de basisverordening bedoelde visserijgebieden moeten worden gespecificeerd.

(10)

De publiek-private partnerschappen waaraan steun wordt verleend uit hoofde van artikel 45 van de basisverordening moeten aan bepaalde nadere voorwaarden voldoen.

(11)

Wat steun voor de duurzame ontwikkeling van visserijgebieden betreft, moeten de procedures voor het selecteren van groepen transparant zijn om te garanderen dat relevante lokale ontwikkelingsstrategieën van hoge kwaliteit worden geselecteerd voor steunverlening.

(12)

Er moeten voor diverse maatregelen geldende gemeenschappelijke regels worden vastgesteld. Om te garanderen dat investeringen gerichter worden gedaan, moet een reeks gemeenschappelijke regels voor de vaststelling van subsidiabele uitgaven beschikbaar worden gesteld.

(13)

Om ervoor te zorgen dat de informatie over eventuele financieringsmogelijkheden op grote schaal onder alle belanghebbenden wordt verspreid, en omwille van de transparantie moet, rekening houdend met het evenredigheidsbeginsel, worden vastgesteld wat de voorlichtingsmaatregelen minimaal moeten inhouden om potentiële begunstigden over de door de Gemeenschap en de lidstaten gezamenlijk via het Europees Visserijfonds (EVF) geboden financieringsmogelijkheden te informeren, en moeten de stappen worden bekendgemaakt die potentiële begunstigden moeten ondernemen om een financieringsaanvraag in te dienen, alsook de selectiecriteria die worden gehanteerd.

(14)

Voor een grotere transparantie rond het gebruik van EVF-bijstand moeten de lijst van begunstigden, de namen van de concrete acties en het daarvoor uitgetrokken bedrag aan overheidsgelden jaarlijks elektronisch of anderszins door de lidstaten worden gepubliceerd. Door deze informatie publiek toegankelijk te maken wordt de transparantie van het optreden van de Gemeenschap op het gebied van de ontwikkeling van de visserij, visserijgebieden en binnenvisserij versterkt, wordt gezorgd voor een beter financieel beheer van de betrokken overheidsgelden, wordt de controle op het gebruikte overheidsgeld verbeterd en wordt ten slotte vermeden dat de mededinging tussen begunstigden van EVF-maatregelen wordt verstoord. Gezien het grote belang van de nagestreefde doelstellingen is het, gelet op het evenredigheidsbeginsel en de bescherming van persoonsgegevens, gerechtvaardigd om de desbetreffende gegevens bekend te maken. Dit gaat immers niet verder dan wat in een democratische samenleving vereist is en wat nodig is om onregelmatigheden te voorkomen.

(15)

Om een betere uitvoering van de voorlichtingsmaatregelen te garanderen en een betere uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie over de voorlichtings- en publiciteitsstrategieën en -resultaten mogelijk te maken, moeten contactpersonen voor die maatregelen worden aangewezen.

(16)

Gezien de ervaringen tijdens de programmeringsperiode 2000-2006 moeten de voorwaarden waaraan financieringsinstrumenten moeten voldoen om in het kader van een operationeel programma te kunnen worden gefinancierd, nader worden vastgelegd.

(17)

Gelet op artikel 59 van de basisverordening en in het licht van de opgedane ervaring moeten de verplichtingen worden vastgesteld die de beheersautoriteiten ten aanzien van de begunstigden moeten nakomen in de fase die leidt tot de selectie en goedkeuring van de te financieren concrete acties, de aspecten waarop de verificaties van de door de begunstigde gedeclareerde uitgaven betrekking moeten hebben, met inbegrip van de administratieve verificaties van de verzoeken tot terugbetaling, en de controles ter plaatse van afzonderlijke concrete acties en ten aanzien van de voorwaarden waaraan moet worden voldaan wanneer controles ter plaatse aan de hand van een steekproef worden verricht.

(18)

Ook moet nader worden vastgesteld welke informatie de boekhoudkundige gegevens over concrete acties dienen te bevatten, en welke informatie moet worden bewaard als gegevens over de uitvoering die de beheersautoriteiten moeten registreren en bewaren en desgevraagd aan de Commissie moeten toezenden.

(19)

Om ervoor te zorgen dat de uitgaven in het kader van operationele programma’s naar behoren kunnen worden gecontroleerd, moeten de criteria worden vastgesteld waaraan een controlespoor moet voldoen om als toereikend te worden beschouwd.

(20)

Audits van concrete acties worden onder verantwoordelijkheid van de auditautoriteit verricht. Om ervoor te zorgen dat de omvang en doeltreffendheid van deze audits toereikend zijn en dat zij in alle lidstaten volgens dezelfde normen worden verricht, moeten de voorwaarden worden vastgesteld waaraan de audits moeten voldoen.

(21)

De ervaring heeft uitgewezen dat het noodzakelijk is in detail de grondslag vast te stellen voor de steekproeftrekking uit de te controleren concrete acties, die de auditautoriteit bij de vaststelling of goedkeuring van de steekproefmethode in acht moet nemen, alsook bepaalde technische criteria voor een willekeurige statistische steekproef en de factoren die bij een aanvullende steekproef in aanmerking moeten worden genomen.

(22)

Om de normen voor de opstelling en presentatie van de auditstrategie, het jaarlijkse controleverslag en de afsluitingsverklaringen waarvoor de auditautoriteit krachtens artikel 61 van de basisverordening verantwoordelijk is, te vereenvoudigen en te harmoniseren, moeten nadere voorschriften inzake de inhoud daarvan worden vastgesteld en moeten de aard en kwaliteit van de informatie waarop zij gebaseerd zijn, worden gespecificeerd.

(23)

Teneinde de meest doeltreffende toepassing van artikel 87 van de basisverordening met betrekking tot de beschikbaarheid van documenten en het recht van de Rekenkamer en de Commissie op inzage in alle bewijsstukken betreffende uitgaven en audits te garanderen, moeten de beheersautoriteiten de namen en adressen beschikbaar houden van de instanties die de bewijsstukken in bezit hebben, en moeten die documenten aan een minimumaantal personen en instanties ter beschikking worden gesteld. Tevens moet worden vastgesteld welke gegevensdragers als algemeen aanvaard kunnen worden beschouwd voor het bewaren van deze documenten. Hiertoe moeten de nationale autoriteiten de nodige procedures vaststellen om ervoor te zorgen dat de bewaarde documenten waar nodig overeenstemmen met de originelen en dat zij betrouwbaar zijn voor auditdoeleinden.

(24)

Om de normen voor de certificering van de uitgaven en voor de opstelling van betalingsaanvragen te harmoniseren, moet de inhoud van dergelijke certificaten en aanvragen worden vastgesteld en moeten de aard en kwaliteit van de informatie waarop zij gebaseerd zijn, worden gespecificeerd. Er moeten gedetailleerde procedures worden vastgesteld voor het bijhouden, overeenkomstig artikel 60, onder f), van de basisverordening, van een boekhouding van de te innen bedragen en van de bedragen die worden geschrapt naar aanleiding van de volledige of gedeeltelijke intrekking van de bijdrage voor een concrete actie, en voor het informeren van de Commissie.

(25)

Overeenkomstig artikel 71 van de basisverordening moeten de lidstaten vóór de indiening van de eerste aanvraag voor tussentijdse betaling of uiterlijk binnen twaalf maanden te rekenen vanaf de goedkeuring van een operationeel programma bij de Commissie een beschrijving van de beheers- en controlesystemen indienen, alsmede een verslag waarin de resultaten van een evaluatie van de instelling van de systemen zijn uiteengezet, en een advies over de conformiteit van die systemen met de bepalingen van die verordening inzake beheers- en controlesystemen. Aangezien deze documenten behoren tot de belangrijkste elementen waarop de Commissie zich in het kader van het gedeelde beheer van de begroting van de Gemeenschap baseert om zich ervan te vergewissen dat de betrokken financiële bijstand door de lidstaten wordt gebruikt overeenkomstig de geldende regels en beginselen ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap, moet nader worden vastgesteld welke informatie die documenten moeten bevatten en op welke grondslag de evaluatie en het advies moeten worden gebaseerd.

(26)

In artikel 57 van de basisverordening is bepaald dat de regels voor de audits in verhouding moeten staan tot de totale overheidsuitgaven die aan het desbetreffende operationele programma zijn toegekend. Als de aan het operationele programma toegekende overheidsuitgaven beperkt zijn, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben in grotere mate een beroep te doen op de nationale instanties en regels voor de uitoefening van bepaalde functies met betrekking tot de controle en auditregelingen; in dat geval dient te Commissie te specificeren welke verificaties, welke audits van concrete acties en welke verplichtingen volgens de nationale regels door de nationale instanties mogen worden verricht en uitgevoerd. In die gevallen moet de Commissie ook een onderscheid maken tussen de middelen waarmee de lidstaten enerzijds de certificering van uitgaven en anderzijds de verificatie van het beheers- en controlesysteem moeten uitvoeren, en de voorwaarden vaststellen waaronder zij haar eigen audits mag beperken en mag vertrouwen op garanties die door nationale instanties zijn verstrekt.

(27)

In het kader van hun beheers- en controleverplichtingen moeten de lidstaten toezicht houden op en verslag uitbrengen over onregelmatigheden. In Verordening (EG) nr. 1681/94 van de Commissie van 11 juli 1994 betreffende onregelmatigheden in het kader van de financiering van het structuurbeleid en terugvordering van in dat kader onverschuldigd betaalde bedragen, alsmede betreffende de inrichting van een informatiesysteem op dit gebied (5) zijn uitvoeringsbepalingen voor deze vereiste vastgesteld. Ter wille van de duidelijkheid en vereenvoudiging is het passend die bepalingen in deze verordening op te nemen.

(28)

De Commissie dient de mogelijkheid te krijgen gerechtskosten te vergoeden wanneer zij een lidstaat verzoekt een gerechtelijke procedure in te leiden of voort te zetten teneinde naar aanleiding van een onregelmatigheid onverschuldigd betaalde bedragen terug te vorderen, en om informatie te krijgen aan de hand waarvan zij een besluit kan nemen inzake het in rekening brengen van verloren gegane bedragen overeenkomstig artikel 70, lid 2, van de basisverordening. De Commissie en de lidstaten moeten ook regelmatige contacten onderhouden over onregelmatigheden, het gebruik van de verstrekte informatie voor risicoanalysen en verslagen, en de verstrekking van informatie aan de desbetreffende comités.

(29)

Teneinde de administratieve lasten van het verslagleggingssysteem te beperken en tegelijkertijd te garanderen dat de benodigde informatie wordt verstrekt, dienen de lidstaten, onverminderd de rechtstreeks uit artikel 60, onder f), van de basisverordening voortvloeiende verplichtingen, niet te worden verplicht onregelmatigheden onder een bepaald bedrag te melden tenzij de Commissie uitdrukkelijk daarom verzoekt.

(30)

Het gebruik van elektronische middelen voor de uitwisseling van informatie en financiële gegevens leidt tot vereenvoudiging, meer efficiëntie en transparantie, en tijdsbesparing. Om deze voordelen ten volle te benutten en tegelijk een veilige gegevensuitwisseling te garanderen, moet een gemeenschappelijk computersysteem worden opgezet en moet worden vastgesteld welke documenten voor de Commissie en de lidstaten van gemeenschappelijk belang zijn. Daartoe dient het formaat van elk document te worden vastgesteld en moet uitvoerig worden beschreven welke informatie deze documenten moeten bevatten. Om dezelfde redenen moet worden verduidelijkt hoe een dergelijk computersysteem werkt en met name wie verantwoordelijk is voor het uploaden van de documenten en de eventuele updates daarvan naar het computersysteem.

(31)

Overeenkomstig Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen (6) en gelet op de voor het financiële beheer van gelden uit het EVF vereiste veiligheid en vertrouwelijkheid, de stand van de techniek en een kosten-batenanalyse, moet het gebruik van een elektronische handtekening verplicht worden gesteld.

(32)

Om de snelle ontwikkeling en goede werking van het gemeenschappelijk computersysteem te waarborgen, moeten de ontwikkelingskosten van dat systeem uit hoofde van artikel 46, lid 1, van de basisverordening uit de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen worden gefinancierd en moeten de kosten van de interface met nationale, regionale en lokale computersystemen in aanmerking kunnen komen voor een financiële bijdrage uit het EVF overeenkomstig artikel 46 van die verordening.

(33)

In het licht van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (7) en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (8), moet met betrekking tot de voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen en de auditwerkzaamheden uit hoofde van deze verordening worden vastgelegd dat de Commissie en de lidstaten de ongeoorloofde bekendmaking van of toegang tot persoonsgegevens moeten voorkomen, en moet nader worden bepaald voor welk doel de Commissie en de lidstaten dergelijke gegevens mogen verwerken.

(34)

Verordening (EG) nr. 2722/2000 van de Commissie van 13 december 2000 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV) een bijdrage kan verlenen voor de uitroeiing van dierziekten in de aquacultuur (9), Verordening (EG) nr. 908/2000 van de Commissie van 2 mei 2000 betreffende de wijze van berekening van de steun van de lidstaten voor de producentenorganisaties in de visserij- en aquacultuursector (10) en Verordening (EG) nr. 366/2001 van de Commissie van 22 februari 2001 betreffende de uitvoeringsbepalingen voor de acties waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad (11) moeten worden ingetrokken.

(35)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van het Europees Visserijfonds,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1198/2006 (hierna „de basisverordening” genoemd) vastgesteld wat betreft:

a)

de structuur en verzending van de operationele programma's,

b)

visserijmaatregelen,

c)

de evaluatie van de operationele programma’s,

d)

voorlichting en publiciteit,

e)

financieringsinstrumenten,

f)

beheer, toezicht en controle,

g)

onregelmatigheden,

h)

elektronische gegevensuitwisseling,

i)

persoonsgegevens.

Artikel 2

Specifieke regelingen voor bepaalde operationele programma's

Voor operationele programma's waarvoor de totale overheidsuitgaven niet meer dan 90 miljoen euro bedragen, prijspeil 2004, zijn specifieke regelingen vastgesteld in artikel 28, lid 2, en de artikelen 51, 52 en 53.

HOOFDSTUK II

STRUCTUUR EN VERZENDING VAN DE OPERATIONELE PROGRAMMA'S

Artikel 3

Structuur en verzending van de operationele programma's

1.   De inhoud van het in artikel 20 van de basisverordening bedoelde operationele programma wordt vastgesteld overeenkomstig deel A van bijlage I bij deze verordening en het in deel B van die bijlage uiteengezette financieringsplan.

De in artikel 48 van de basisverordening bedoelde evaluatie vooraf wordt als bijlage bij het operationele programma gevoegd.

2.   De lidstaten stellen een elektronische versie van hun operationele programma ter beschikking van de Commissie, dat bij elke herziening van het programma wordt bijgewerkt. De lidstaten zenden de Commissie de in artikel 18 van de basisverordening bedoelde verzoeken om herziening van het programma langs elektronische weg toe, overeenkomstig artikel 65 van deze verordening. De lidstaten dienen hun verzoeken om herziening van het operationele programma, die gevolgen hebben voor de bijdrage uit het Europese Visserijfonds (EVF) van het lopende jaar, uiterlijk op 30 september van dat jaar bij de Commissie in.

HOOFDSTUK III

PRIORITAIRE ZWAARTEPUNTEN

AFDELING 1

Prioritair zwaartepunt 1: Maatregelen voor de aanpassing van de communautaire visserijvloot

Artikel 4

Overheidssteun voor de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten

1.   Na de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten wordt het betrokken vissersvaartuig permanent geschrapt uit het communautaire register van vissersvaartuigen en wordt, voor zover nodig, de bijbehorende visvergunning definitief ingetrokken.

2.   In het operationele programma wordt vermeld hoe de krachtens artikel 23 van de basisverordening verleende subsidies worden berekend.

3.   Indien de visserijactiviteiten van een vissersvaartuig definitief worden beëindigd door het vaartuig een nieuwe functie buiten de visserijsector te geven, overeenkomstig artikel 23, lid 1, onder b), van de basisverordening, passen de lidstaten de hoogte van de subsidie dienovereenkomstig aan, rekening houdend met criteria als de marktwaarde van de bij het vaartuig behorende visvergunning en de restwaarde van het vaartuig.

4.   Indien het vissersvaartuig verloren gaat op een tijdstip tussen het besluit tot toekenning van de subsidie en het tijdstip waarop de visserijactiviteiten daadwerkelijk definitief worden beëindigd, wordt de subsidie door de beheersinstantie bekort met het bedrag van de door de verzekering uitgekeerde vergoeding.

Artikel 5

Overheidssteun voor de tijdelijke stillegging van visserijactiviteiten

1.   In het operationele programma wordt vermeld hoe de krachtens artikel 24 van de basisverordening verleende subsidies worden berekend.

2.   Voor de toepassing van artikel 24, lid 2, van de basisverordening wordt onder „communautaire financiële steun aan de sector” verstaan: de EVF-bijdrage aan het operationele programma van de betrokken lidstaat.

Artikel 6

Investeringen aan boord van vissersvaartuigen en selectiviteit

1.   Voor de toepassing van artikel 25 van de basisverordening is de beheersautoriteit verantwoordelijk voor het beoordelen van de naleving van de leden 2 tot en met 5 van dit artikel en verstrekt de beheersautoriteit de Commissie op verzoek ook alle relevante documenten.

2.   De totale subsidiabele uitgaven waarvoor overeenkomstig artikel 25 van de basisverordening, met uitzondering van lid 6, onder e), van dat artikel, per vissersvaartuig steun kan worden verleend gedurende de volledige programmeringsperiode, mogen niet meer bedragen dan het in het operationele programma vermelde maximumbedrag dat is vastgesteld op basis van objectieve criteria, zoals die van artikel 23, lid 3, van de basisverordening.

3.   De vermindering van het motorvermogen met 20 % mag worden bereikt door een groep vaartuigen, zoals bepaald in artikel 25, lid 4, van de basisverordening, mits alle onderstaande voorwaarden zijn vervuld:

a)

alle vaartuigen van dezelfde groep zijn individueel geïdentificeerd;

b)

alle vaartuigen van dezelfde groep voeren hun activiteiten in hetzelfde beheersgebied uit;

c)

alle vaartuigen van dezelfde groep maken gebruik van hetzelfde hoofdvistuig, zoals vastgesteld in aanhangsel III (afdeling C) bij Verordening (EG) nr. 1639/2001 van de Commissie (12);

d)

hoogstens vijftig vaartuigen maken deel uit van dezelfde groep.

4.   De capaciteitsvermindering van de visserijvloot met overheidssteun wordt niet meegerekend bij de vermindering van het motorvermogen met 20 % die door een groep vaartuigen mag worden bereikt, zoals bepaald in artikel 25, lid 4, van de basisverordening.

5.   Financiële steun uit hoofde van artikel 25, lid 6, onder e), van de basisverordening wordt alleen verleend voor uitrustings- en moderniseringswerken ter bescherming van de vangst en het vistuig tegen overeenkomstig de Richtlijnen 79/409/EEG (13) en 92/43/EEG (14) van de Raad beschermde wilde predatoren.

Artikel 7

Kleinschalige kustvisserij

1.   Indien het percentage voor de particuliere bijdrage wordt verlaagd overeenkomstig artikel 26, lid 2, van de basisverordening, wordt het percentage van de overheidsbijdrage dienovereenkomstig verhoogd. De bijdrage uit het EVF wordt berekend overeenkomstig de in artikel 53 van de basisverordening vastgestelde percentages, op basis van de aldus verhoogde overheidsbijdrage.

2.   In het operationele programma worden de methoden voor het berekenen van de in artikel 26, leden 3 en 4, van de basisverordening vastgestelde bijdragen ten behoeve van de kleinschalige kustvisserij vermeld.

3.   Voor de toepassing van artikel 26, lid 4, onder b), van de basisverordening wordt onder „visserijproducten” verstaan: visserijproducten die worden gevangen door vaartuigen die aan kleinschalige kustvisserij doen.

Artikel 8

Sociaaleconomische compensatie voor het beheer van de communautaire visserijvloot

1.   In het operationele programma worden de methoden voor het berekenen van de bij artikel 27 van de basisverordening toegekende sociaaleconomische compensatie voor het beheer van de communautaire visserijvloot vermeld.

2.   Overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder d), van de basisverordening toegekende steun voor vervroegde pensionering komt in aanmerking voor een bijdrage uit het EVF, ook indien deze steun na 31 december 2015 aan de begunstigden wordt uitbetaald, mits de steun voor die datum met dit doel op een geblokkeerde rekening is vastgezet.

AFDELING 2

Prioritair zwaartepunt 2: Aquacultuur, binnenvisserij, verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten

Artikel 9

Werkingssfeer van de steun in de aquacultuurproductie

De in artikel 28, lid 6, van de basisverordening bedoelde steun mag worden gebruikt ter dekking van de kosten van de in Richtlijn 85/337/EEG van de Raad (15) vastgestelde beoordelingen.

Artikel 10

Maatregelen voor productieve investeringen in aquacultuur

1.   Voor de toepassing van artikel 29, lid 1, onder a), b) en c), van de basisverordening, wordt verstaan onder:

a)

„nieuwe soorten”: soorten waarvoor in de lidstaat nauwelijks of geen aquacultuurproductie bestaat, maar die goede afzetvooruitzichten bieden;

b)

„soorten met goede afzetvooruitzichten”: soorten waarvoor uit de voorspellingen op middellange termijn blijkt dat er meer vraag dan aanbod zal zijn op de markt;

c)

„gangbare praktijk in de aquacultuursector”: aquacultuuractiviteiten die worden uitgevoerd overeenkomstig de bindende gezondheids-, veterinaire of milieuwetgeving;

d)

„traditionele aquacultuur”: sinds lang bestaande praktijken die deel uitmaken van het sociale en culturele erfgoed van een bepaald gebied.

2.   De in artikel 29 van de basisverordening bedoelde steun mag worden verleend voor vaartuigen die in de aquacultuur worden gebruikt. Vissersvaartuigen, zoals gedefinieerd in artikel 3, onder c) van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad (16) worden niet als dergelijke vaartuigen beschouwd, ook niet indien zij uitsluitend in de aquacultuur worden ingezet.

3.   Onverminderd artikel 35, lid 6, van de basisverordening, mag overeenkomstig artikel 29 van de basisverordening verleende steun worden gebruikt voor investeringen met betrekking tot detailhandel op het bedrijf, wanneer die handel een integrerend onderdeel van het aquacultuurbedrijf is.

4.   Wanneer de lidstaten gebruikmaken van de mogelijkheid van artikel 29, lid 1, onder a), van de basisverordening, dienen zij mechanismen op te zetten om de resultaten van de prospectieve marktanalyse betreffende aquacultuursoorten ter beschikking van de beheersautoriteit te stellen.

5.   Met betrekking tot de maatregelen van artikel 29 van de basisverordening moeten de lidstaten in hun operationeel programma uiteenzetten hoe bij het verlenen van steun voorrang zal worden gegeven aan kleine en micro-ondernemingen.

Artikel 11

Maatregelen inzake het aquatische milieu

1.   Wanneer aan begunstigden steun wordt verleend voor de in artikel 30 van de basisverordening genoemde maatregelen, moeten de lidstaten controleren of die begunstigden uiterlijk drie jaar na de datum van goedkeuring van de concrete actie en aan het einde van de uitvoering van de concrete actie aan de milieuverplichtingen op aquacultuurgebied voldoen.

2.   De in artikel 30, lid 2, onder b), van de basisverordening bedoelde steun mag alleen worden gebruikt ter dekking van de kosten van de deelname aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) die zijn gemaakt vóór de goedkeuring van de regeling voor een individuele onderneming.

3.   Voor de toepassing van artikel 30, lid 2, onder c), van de basisverordening wordt onder „biologische aquacultuur” verstaan: aquacultuuractiviteiten die gekweekte aquatische soorten opleveren overeenkomstig de biologische productiemethode in de zin van artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad (17) en waarop een aanduiding in die zin is aangebracht. Zolang de Gemeenschap geen nadere productievoorschriften, inclusief voorschriften inzake overschakeling, voor organische aquacultuur heeft vastgesteld, zijn nationale voorschriften of, indien deze niet bestaan, op biologische aquacultuur toepasselijke en door de lidstaten aanvaarde of erkende particuliere normen van toepassing.

4.   De in artikel 30, lid 2, onder d), van de basisverordening bedoelde steun mag alleen worden verleend voor specifieke beperkingen of vereisten voor Natura 2000-gebieden die zijn opgelegd door de toepasselijke nationale maatregelen ter uitvoering van de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG.

5.   Voor de toepassing van artikel 30, lid 3, van de basisverordening wordt onder „normale goede aquacultuurmethoden” verstaan: naleving van de bindende gezondheids-, veterinaire en milieuwetgeving en het gebruik van productieprotocollen die de verspilling van hulpbronnen en vermijdbare verontreiniging voorkomen.

Artikel 12

Maatregelen inzake de diergezondheid

1.   De in artikel 32 van de basisverordening bedoelde steun mag worden gebruikt voor:

a)

wat de in artikel 3 van Beschikking 90/424/EEG van de Raad (18) bedoelde exotische ziekten in de aquacultuur betreft: de bestrijdingsmaatregelen overeenkomstig afdeling 3 van hoofdstuk V van Richtlijn 2006/88/EG;

b)

wat de in de bijlage bij Beschikking 90/424/EEG bedoelde niet-exotische ziekten in de aquacultuur betreft: de overeenkomstig artikel 44, lid 2, van Richtlijn 2006/88/EG opgestelde en goedgekeurde uitroeiingsprogramma's.

2.   De beheersautoriteit van het operationele programma beslist of zij zal bijdragen in de financiering van de in lid 1, onder a), bedoelde bestrijdingsmaatregelen of een in lid 1, onder b), bedoeld uitroeiingsprogramma, en of zij de nadere regeling voor haar financiële deelname zal vaststellen voordat zij de maatregelen of het programma volgens de bepalingen van Beschikking 90/424/EEG indient.

3.   Indien de Commissie de in lid 1 bedoelde bestrijdingsmaatregelen of uitroeiingsprogramma's niet goedkeurt overeenkomstig artikel 24 van Beschikking 90/424/EG, vloeit de toegezegde bijdrage onmiddellijk terug naar de begroting van het operationele programma.

4.   Indien de subsidiabele kosten van de door de Commissie overeenkomstig artikel 24 van Beschikking 90/424/EG goedgekeurde actie minder bedragen dan het door de beheersautoriteit toegezegde bedrag, mag de lidstaat het verschil gebruiken voor zijn operationele programma.

5.   De in artikel 32 van de basisverordening bedoelde steun mag niet worden gebruikt voor toezichtactiviteiten die tot doel hebben aan te tonen dat een ziekte niet voorkomt, teneinde de officiële status „vrij van ziekte” te verkrijgen, noch voor vaste kosten, zoals de kosten van officiële veterinaire diensten.

Artikel 13

Binnenvisserij

1.   Voor de toepassing van artikel 33 van de basisverordening wordt onder „vaartuigendie uitsluitend actief zijn in de binnenwateren” verstaan: vaartuigen die voor commerciële visserij in de binnenwateren worden ingezet en die niet in het communautaire register van vissersvaartuigen zijn opgenomen.

2.   Voor de investeringen in de zin van artikel 33, lid 2, tweede alinea, en artikel 25 van de basisverordening kunnen vaartuigen die minder dan 12 meter lang zijn, geen gesleept vistuig gebruiken en actief zijn in de binnenvaart, steun ontvangen met dezelfde steunintensiteit als die voor vaartuigen die worden gebruikt voor kleinschalige kustvisserij, zoals bedoeld in artikel 26 van de basisverordening.

3.   De lidstaten moeten in hun operationele programma's vaststellen hoe zij zullen garanderen dat de krachtens artikel 33 van de basisverordening gesteunde investeringen het evenwicht tussen de omvang van de vloot en de overeenkomstige beschikbare visbestanden niet zullen verstoren.

Artikel 14

Investeringen in verwerking en afzet

1.   Investeringen in de extractie van dioxine of andere stoffen die schadelijk zijn voor de volksgezondheid uit visvlees of visolie kunnen EVF-steun ontvangen uit hoofde van artikel 34 van de basisverordening, ook indien de eindproducten bestemd zijn om te worden gebruikt en verwerkt voor andere doeleinden dan menselijke consumptie.

2.   Met betrekking tot de maatregelen van artikel 35 van de basisverordening moeten de lidstaten in hun operationele programma's uiteenzetten hoe bij het verlenen van steun voorrang zal worden gegeven aan kleine en micro-ondernemingen.

AFDELING 3

Prioritair zwaartepunt 3: Maatregelen van gemeenschappelijk belang

Artikel 15

Collectieve acties

1.   De in artikel 37 van de basisverordening bedoelde steun mag niet worden gebruikt ter dekking van kosten die verband houden met experimentele visserij.

2.   De in artikel 37, eerste alinea, onder n), van de basisverordening bedoelde steun mag worden verleend voor:

a)

het opzetten van producentenorganisaties teneinde de oprichting en de administratieve werking te vergemakkelijken van producentenorganisaties die na 1 januari 2007 op grond van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (19) worden erkend;

b)

het uitvoeren van de plannen van producentenorganisaties die specifiek erkend zijn op grond van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 104/2000 teneinde de uitvoering te vergemakkelijken van hun plannen ter verbetering van de kwaliteit van hun producten;

of

c)

het herstructureren van producentenorganisaties teneinde hun doeltreffendheid te vergroten, overeenkomstig de marktvereisten.

3.   De in lid 2, onder b), van dit artikel bedoelde steun is degressief over drie jaar, met ingang van de datum van de specifieke erkenning op grond van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 104/2000.

Artikel 16

Maatregelen ter bescherming en ontwikkeling van de aquatische flora en fauna

1.   De in artikel 38, lid 2, eerste alinea, onder a), van de basisverordening bedoelde steun heeft betrekking op maatregelen voor de bouw en installatie van kunstmatige riffen of andere voorzieningen die zijn opgebouwd uit duurzame onderdelen.

De steun kan betrekking hebben op de werkzaamheden voorafgaand aan de installatie, inclusief studies, op de onderdelen, de markering, het vervoer en de assemblage van de voorzieningen en op het wetenschappelijk toezicht.

2.   De in artikel 38, lid 2, van de basisverordening bedoelde steun mag niet worden verleend voor visaantrekkende voorzieningen.

3.   De in artikel 38, lid 2, eerste alinea, onder c), van de basisverordening bedoelde steun kan betrekking hebben op uitgaven voor de nodige instandhoudingsmaatregelen voor gebieden die deel uitmaken van het Europese ecologische netwerk Natura 2000. De steun kan worden gebruikt voor de opstelling van beheersplannen, strategieën en schema's, infrastructuur, inclusief afschrijvingen en de uitrusting van reservaten, opleiding en scholing van werknemers van reservaten en relevante studies.

4.   De in artikel 38, lid 2, eerste alinea, onder c), van de basisverordening bedoelde steun wordt niet verleend ter compensatie van afstand van rechten, derving van inkomsten en salarissen van werknemers.

5.   Voor de toepassing van artikel 38, lid 2, tweede alinea, van de basisverordening wordt onder „het rechtstreeks uitzetten van vis” verstaan: het uitzetten van in het water levende organismen, afkomstig uit kwekerijen of elders gevangen.

Artikel 17

Aanvoerplaatsen

Wanneer steun wordt verleend voor investeringen in de herstructurering van aanvoerplaatsen en de verbetering van de omstandigheden waarin de vis door kustvissers wordt aangevoerd in bestaande aanvoerplaatsen, zoals bepaald in artikel 39, lid 1, tweede alinea, van de basisverordening, zien de lidstaten er op toe dat de geldende hygiënevoorschriften worden nageleefd en controlemaatregelen in die aanvoerplaatsen worden gehandhaafd.

Artikel 18

Ontwikkeling van nieuwe markten en promotiecampagnes

1.   Steun voor de in van artikel 40, lid 3, onder a), d), e) en g), van de basisverordening bedoelde bevorderingsmaatregelen kan met name betrekking hebben op:

a)

de kosten van reclamebureaus en andere dienstverleners die betrokken zijn bij de voorbereiding en uitvoering van promotiecampagnes;

b)

de aankoop of huur van advertentieruimte en het bedenken van slagzinnen en labels voor de duur van de promotiecampagnes;

c)

de uitgaven voor publicaties en het voor de campagnes benodigde extern personeel;

d)

de organisatie van en deelname aan vakbeurzen en tentoonstellingen.

2.   Voor de promotie van krachtens Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad (20) beschermde producten mag alleen steun worden verleend vanaf de datum waarop de naam in het register is opgenomen, zoals bepaald in artikel 7 van die verordening.

Artikel 19

Proefprojecten

1.   Uit hoofde van artikel 41 van de basisverordening wordt geen steun verleend voor experimentele visserij.

2.   Wanneer krachtens artikel 41 van de basisverordening steun wordt verleend voor een proefproject ziet de beheersautoriteit er op toe dat het proefproject op adequate wijze wetenschappelijk wordt gevolgd en dat de kwaliteit van de in artikel 41, lid 3, van de basisverordening bedoelde technische verslagen afdoende wordt beoordeeld.

3.   Proefprojecten mogen geen direct commercieel doel hebben. Inkomsten die ontstaan tijdens de uitvoering van een proefproject, worden afgetrokken van de overheidssteun voor de betrokken concrete actie.

4.   Wanneer de totale kosten van een proefproject meer dan 1 miljoen euro bedragen, verzoekt de beheersautoriteit om een beoordeling door een onafhankelijk wetenschappelijk orgaan alvorens goedkeuring te verlenen.

Artikel 20

Aanpassing voor omschakeling van vissersvaartuigen

De in artikel 42 van de basisverordening bedoelde steun kan alleen worden verleend voor de aanpassing van een vissersvaartuig, na omschakeling, indien het omgeschakelde vaartuig permanent uit het register van vissersvaartuigen is geschrapt en, voor zover van toepassing, de bijbehorende visvergunning permanent is ingetrokken.

AFDELING 4

Prioritair zwaartepunt 4: Duurzame ontwikkeling van visgebieden

Artikel 21

Doelstellingen en maatregelen

De in artikel 43 van de basisverordening bedoelde steun wordt verleend voor:

a)

de uitvoering van de in artikel 45, lid 2, van de basisverordening en artikel 24 van de onderhavige verordening bedoelde strategieën voor plaatselijke ontwikkeling, teneinde de in artikel 43, lid 2, onder a), b) en c), van de basisverordening genoemde doelstellingen te verwezenlijken via de in aanmerking komende maatregelen van artikel 44, lid 1, onder a) tot en met g), i) en j), en artikel 44, leden 2 en 3, van die verordening;

b)

de tenuitvoerlegging van de in artikel 44, lid 1, onder h), van de basisverordening bedoelde interregionale en transnationale samenwerking tussen groepen in visserijgebieden, voornamelijk door netwerken en verspreiding van goede praktijken, teneinde de in artikel 43, lid 2, onder d), van die verordening genoemde doelstelling te verwezenlijken.

Artikel 22

Geografische toepassing van prioritair zwaartepunt 4

1.   In het operationele programma worden de procedures en criteria voor het selecteren van visserijgebieden vastgesteld. De lidstaten beslissen hoe zij artikel 43, leden 3 en 4, van de basisverordening zullen toepassen.

2.   De geselecteerde visserijgebieden hoeven niet noodzakelijk samen te vallen met een nationale bestuurlijke indeling of met de voor de bijstand uit hoofde van de structuurfondsen vastgestelde indeling in regio's.

Artikel 23

Procedures en criteria voor het selecteren van de groepen

1.   De in artikel 45, lid 1, van de basisverordening bedoelde groep is zodanig samengesteld dat hij een ontwikkelingsstrategie voor het betrokken gebied kan opstellen en uitvoeren.

De relevantie en doeltreffendheid van het partnerschap worden beoordeeld aan de hand van haar samenstelling en van de doorzichtigheid en duidelijkheid in de toekenning van de taken en verantwoordelijkheden.

Het vermogen van de partners om zich van de toegekende taken te kwijten en de doeltreffendheid en de besluitvorming moeten zijn gewaarborgd.

Het partnerschap omvat vertegenwoordigers van de visserijsector en van andere relevante lokale sociaaleconomische sectoren, ook op het niveau waarop de beslissingen worden genomen.

2.   De bestuurlijke capaciteit van de groep wordt adequaat geacht wanneer de groep:

a)

een partner uit het partnerschap selecteert als bestuurlijke leider die de goede werking van het partnerschap garandeert,

of

b)

zich verenigt in een gemeenschappelijke rechtsstructuur waarvan de formele structuur de goede werking van het partnerschap waarborgt.

3.   Indien de groep met het beheer van overheidsgeld is belast, wordt de financiële capaciteit van de groep beoordeeld:

a)

wat lid 2, onder a), betreft, aan de hand van het vermogen van de bestuurlijke leider om de fondsen te beheren;

b)

wat lid 2, onder b), betreft, aan de hand van het vermogen van de gemeenschappelijke structuur om de fondsen te beheren.

4.   De groepen voor de uitvoering van strategieën voor plaatselijke ontwikkeling worden uiterlijk vier jaar na de datum van goedkeuring van het operationele programma geselecteerd. Langere termijnen kunnen worden toegestaan wanneer de beheersautoriteit meer dan één selectieprocedure voor de groepen organiseert.

5.   Het operationele programma bevat:

a)

de procedures en criteria voor het selecteren van de groepen, alsook het aantal groepen dat de lidstaat voornemens is te selecteren. De in artikel 45 van de basisverordening en in het onderhavige artikel genoemde selectiecriteria vormen een minimum en mogen worden aangevuld met specifieke nationale criteria. De procedures moeten transparant zijn, voor voldoende publiciteit zorgen en garanderen dat, voor zover van toepassing, mededinging plaatsvindt tussen de groepen die strategieën voor plaatselijke ontwikkeling voorstellen;

b)

de beheersregels en de procedures voor de beschikbaarstelling en de overmaking van de financiële middelen tot bij de begunstigde. In het operationele programma moet met name zijn beschreven hoe de groepen worden geïntegreerd in de systemen voor beheer, toezicht en controle.

Artikel 24

Strategie voor plaatselijke ontwikkeling

De door de groep overeenkomstig artikel 45, lid 2, van de basisverordening voorgestelde strategie voor plaatselijke ontwikkeling moet:

a)

geïntegreerd zijn en gebaseerd zijn op interactie tussen actoren, sectoren en concrete acties, en verder reiken dan een gewone verzameling van concrete acties of een aaneenschakeling van sectorale maatregelen;

b)

aansluiten op de behoeften van de visserijgebieden, met name op sociaaleconomisch gebied;

c)

aantonen dat zij duurzaam is;

en

d)

complementair zijn ten opzichte van andere maatregelen op het betrokken gebied.

Artikel 25

Uitvoering van de strategie voor plaatselijke ontwikkeling

1.   Onverminderd artikel 45, lid 2, van de basisverordening kiest de groep de concrete acties die in het kader van de strategie voor plaatselijke ontwikkeling worden gefinancierd.

2.   Indien de groep met het beheer van overheidsgeld is belast, opent hij een afzonderlijke rekening voor de uitvoering van de strategie voor plaatselijke ontwikkeling.

AFDELING 5

Gemeenschappelijke bepalingen voor diverse maatregelen

Artikel 26

Gemeenschappelijke bepalingen voor de prioritaire zwaartepunten 1 tot en met 4

De volgende uitgaven komen niet in aanmerking voor een bijdrage uit het EVF:

a)

voor de toepassing van artikel 28, lid 3, artikel 34, lid 3, artikel 37, eerste alinea, onder i), en artikel 44, lid 2, van de basisverordening, de aankoop van infrastructuur voor levenslang leren voor een bedrag dat meer dan 10 % bedraagt van de totale subsidiabele uitgaven van de betrokken concrete actie;

b)

het gedeelte van de voertuigkosten die niet direct verband houden met de betrokken concrete actie.

HOOFDSTUK IV

EVALUATIE VAN DE OPERATIONELE PROGRAMMA’S

Artikel 27

Tussentijdse evaluaties

De lidstaten dienen uiterlijk op 30 juni 2011 de in artikel 49 van de basisverordening bedoelde tussentijdse evaluaties in. Wanneer een lidstaat deze verplichting niet naleeft, kan de Commissie beslissen de betalingen te onderbreken overeenkomstig artikel 88 van de basisverordening.

HOOFDSTUK V

VOORLICHTING EN PUBLICITEIT

Artikel 28

Beschrijving van de voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen in de operationele programma's en in de jaarlijkse en definitieve uitvoeringsverslagen

1.   Voor de toepassing van artikel 20, lid 1, onder g), v), van de basisverordening, moet het operationele programma minstens de volgende elementen bevatten:

a)

de inhoud van de door de lidstaat of de beheersautoriteit te nemen voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen die gericht zijn tot (potentiële) begunstigden en de indicatieve begroting van die maatregelen;

b)

de inhoud van de door de lidstaat of de beheersautoriteit te nemen tot het publiek gerichte voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen en de indicatieve begroting van die maatregelen;

c)

de bestuurlijke afdelingen of instanties die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen;

d)

een indicatie van de wijze waarop de voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen zullen worden geëvalueerd uit het oogpunt van zichtbaarheid van en bekendheid met het operationele programma en de rol van de Gemeenschap daarin.

2.   Lid 1, onder c) en d), is niet van toepassing op de in artikel 2 genoemde operationele programma's.

3.   De in artikel 67 van de basisverordening bedoelde jaarlijkse en definitieve uitvoeringsverslagen van een operationeel programma bevatten:

a)

de uitgevoerde voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen;

b)

de getroffen voorzieningen voor de in artikel 31, tweede alinea, onder d), van deze verordening bedoelde voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen, alsmede, voor zover van toepassing, het elektronisch adres waar die gegevens te vinden zijn;

Het jaarlijkse uitvoeringsverslag voor het jaar 2010 en het in artikel 67 van de basisverordening bedoelde definitieve uitvoeringsverslag bevatten een hoofdstuk met een evaluatie van de resultaten van de voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen uit het oogpunt van zichtbaarheid van en bekendheid met het operationele programma en de rol van de Gemeenschap daarin, zoals bepaald in lid 1, onder d), van dit artikel.

Artikel 29

Voorlichtingsmaatregelen voor potentiële begunstigden

1.   Voor de toepassing van artikel 51, lid 2, onder a), van de basisverordening ziet de beheersautoriteit er op toe dat het operationele programma op ruime schaal wordt verspreid, met vermelding van bijzonderheden over de financiële bijdrage uit het EVF, en dat het ter beschikking van alle belanghebbenden wordt gesteld. Daarnaast zorgt de beheersautoriteit ervoor dat informatie over de financieringsmogelijkheden die via het operationele programma door de gezamenlijke bijstand van de Gemeenschap en de lidstaten worden geboden, op zo ruim mogelijke schaal wordt verspreid.

2.   De beheersautoriteit verstrekt potentiële begunstigden duidelijke en gedetailleerde informatie over ten minste het volgende:

a)

de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor financiering in het kader van het operationele programma in aanmerking te komen;

b)

een beschrijving van de procedures en termijnen voor de behandeling van financieringsaanvragen;

c)

de criteria voor de selectie van de te financieren concrete acties;

d)

de nationale, regionale en lokale aanspreekpunten die informatie over het operationele programma kunnen verstrekken.

3.   De beheersautoriteit informeert potentiële begunstigden over de in artikel 31, tweede alinea, onder d), bedoelde publicatie.

4.   In overeenstemming met de nationale wetgeving en praktijk betrekt de beheersautoriteit ten minste een van de volgende instanties bij de voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen om de in lid 2 genoemde informatie op ruime schaal te verspreiden:

a)

nationale, regionale en lokale overheden en ontwikkelingsbureaus;

b)

vak- en beroepsorganisaties;

c)

economische en sociale partners;

d)

niet-gouvernementele organisaties;

e)

organisaties die het bedrijfsleven vertegenwoordigen;

f)

centra voor voorlichting over de Europese Unie en vertegenwoordigingen van de Commissie in de lidstaten;

g)

onderwijsinstellingen.

Artikel 30

Voorlichtingsmaatregelen voor begunstigden

De beheersautoriteit deelt de begunstigden mee dat aanvaarding van de financiering impliceert dat zij ermee akkoord gaan dat hun naam wordt opgenomen in de overeenkomstig artikel 31, tweede alinea, onder d), gepubliceerde lijst van begunstigden.

Artikel 31

Verantwoordelijkheden van de beheersautoriteit met betrekking tot de voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen voor het publiek

Voor de toepassing van artikel 51, lid 2, onder c), van de basisverordening garandeert de beheersautoriteit dat de voorlichtings en -publiciteitsmaatregelen voor het publiek worden uitgevoerd en dat daarbij wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke mediadekking, waarbij gebruik wordt gemaakt van diverse communicatievormen en -methoden op het passende territoriale niveau.

De beheersautoriteit is verantwoordelijk voor de organisatie van ten minste de volgende voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen:

a)

een grote voorlichtingsactie om bekendheid te geven aan de start van het operationele programma;

b)

ten minste een grote voorlichtingsactie per jaar, waarbij de resultaten van het operationele programma worden gepresenteerd;

c)

het uithangen, gedurende één week, te beginnen op 9 mei, van de vlag van de Europese Unie voor het gebouw van elke beheersautoriteit;

d)

de publicatie, elektronisch of anderszins, van de lijst van begunstigden, de namen van de concrete acties en de daarvoor uitgetrokken bedragen aan overheidsgelden.

Deelnemers aan concrete acties met EVF-steun die gericht zijn op opleiding en de verbetering van beroepsvaardigheden, alsook begunstigden die steun ontvangen voor de in artikel 27, lid 1, onder d), van de basisverordening bedoelde vervroegde uittreding uit de visserijsector, met inbegrip van vervroegde pensionering, blijven anoniem.

Artikel 32

Verantwoordelijkheden van de begunstigden met betrekking tot de voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen voor het publiek

1.   Voor de toepassing van artikel 51 van de basisverordening is de begunstigde verantwoordelijk voor de voorlichting van het publiek over de uit het EVF verkregen bijstand, door middel van de in de leden 2, 3 en 4 van dit artikel genoemde maatregelen.

2.   Wanneer de totale subsidiabele kosten van een concrete actie waaraan medefinanciering uit het EVF wordt verstrekt meer dan 500 000 euro bedragen en deze kosten betrekking hebben op de financiering van infrastructuur of bouwprojecten, plaatst de begunstigde voor de duur van de uitvoering een bord op het terrein waar de concrete acties plaatsvinden. De in artikel 33 bedoelde informatie beslaat ten minste 25 % van het bord.

Na voltooiing van het project wordt het bord vervangen door de in lid 3 bedoelde permanente plaquette.

3.   Wanneer de totale subsidiabele kosten van een concrete actie meer dan 500 000 euro bedragen en deze kosten betrekking hebben op de aankoop van een fysiek object of de financiering van infrastructuur of van bouwprojecten, plaatst de begunstigde uiterlijk zes maanden na de datum van voltooiing van de concrete acties op zichtbare wijze een permanente plaquette van voldoende grote afmetingen.

Op de plaquette worden naast de in artikel 33 bedoelde informatie het type en de naam van de concrete actie vermeld. De in dat artikel bedoelde informatie beslaat ten minste 25 % van de plaquette.

Op de locaties waar de op basis van prioritair zwaartepunt 4 van de basisverordening gefinancierde groepen zich bevinden, wordt eveneens een plaquette aangebracht.

4.   Voor zover van toepassing ziet de begunstigde er op toe dat de deelnemers aan een uit het EVF gefinancierde concrete actie in kennis worden gesteld van die financiering.

De begunstigde vermeldt duidelijk dat de uitgevoerde concrete actie is geselecteerd in het kader van een operationeel programma dat wordt medegefinancierd uit het EVF.

In alle documenten, inclusief bewijzen van aanwezigheid of andere certificaten, betreffende een dergelijke concrete actie wordt vermeld dat het operationele programma werd medegefinancierd uit het EVF.

Artikel 33

Technische kenmerken van de voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen voor de concrete actie

1.   Alle op begunstigden, potentiële begunstigden en het publiek gerichte voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen omvatten het volgende:

a)

het embleem van de Europese Unie, volgens de grafische normen in bijlage II, en een verwijzing naar de Europese Unie;

b)

een verwijzing naar het EVF: „Europees Visserijfonds”;

c)

een door de beheersautoriteit gekozen vermelding die de meerwaarde van de bijstandsverlening door de Gemeenschap benadrukt, bij voorkeur: „Investering in duurzame visserij”.

2.   Voor klein promotiemateriaal zijn de punten b) en c) van lid 1 niet van toepassing.

HOOFDSTUK VI

FINANCIËLE INSTRUMENTERING

Artikel 34

Algemene bepalingen voor alle financieringsinstrumenten

1.   Overeenkomstig artikel 55, lid 8, van de basisverordening mag EVF-medefinanciering, als onderdeel van een operationeel programma, betrekking hebben op uitgaven voor financieringsinstrumenten voor ondernemingen, met name kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's), inclusief micro-ondernemingen, zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (21) met ingang van 1 januari 2005; voorbeelden van dergelijke financieringsinstrumenten zijn risicokapitaal-, garantie- en kredietfondsen, inclusief holdingfondsen.

De financieringsinstrumenten nemen de vorm aan van acties waarbij terugvorderbare investeringssteun, garanties daarvoor of beide worden verstrekt. De voorwaarden van de artikelen 35, 36 en 37 zijn van toepassing op de financieringsinstrumenten.

2.   De uitgavenstaat met betrekking tot de financieringsinstrumenten omvat het totale bedrag van de uitgaven die gedaan zijn voor het vaststellen van of bijdragen in dergelijke instrumenten. Bij de gedeeltelijke of definitieve afsluiting van het operationele programma zijn de subsidiabele uitgaven echter het totaal van alle voor investeringen in ondernemingen gedane betalingen uit de in lid 1 bedoelde financieringsinstrumenten of alle verstrekte garanties, inclusief de door garantiefondsen als garantie vastgelegde bedragen en de in aanmerking komende beheerskosten. De bijbehorende uitgavenstaat wordt dienovereenkomstig gecorrigeerd.

3.   Rente uit de betalingen die door het operationele programma voor financieringsinstrumenten worden gedaan, wordt gebruikt ter financiering van financieringsinstrumenten voor kleine en middelgrote ondernemingen, inclusief micro-ondernemingen.

4.   Middelen die uit investeringen in het financieringsinstrument worden teruggestort of die overblijven nadat alle garanties zijn gehonoreerd, worden door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten gebruikt ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen, inclusief micro-ondernemingen.

Artikel 35

Voorwaarden voor alle financieringsinstrumenten

1.   Wanneer het EVF concrete acties financiert die financieringsinstrumenten omvatten, inclusief die welke worden georganiseerd door holdingfondsen, wordt door de medefinancieringspartners, aandeelhouders of hun gemachtigde vertegenwoordiger een bedrijfsplan ingediend.

Dat bedrijfsplan moet worden beoordeeld en op de uitvoering ervan moet toezicht worden gehouden door of onder de verantwoordelijkheid van de lidstaat of de beheersautoriteit. Bij de beoordeling van de economische levensvatbaarheid van de investeringsactiviteiten van de financieringsinstrumenten moet rekening worden gehouden met alle bronnen van inkomsten van de betrokken ondernemingen.

2.   In het in lid 1 genoemde bedrijfsplan moet minstens het volgende zijn vermeld:

a)

de doelmarkt van de ondernemingen en de criteria en voorwaarden voor de financiering ervan;

b)

de operationele begroting van het financieringsinstrument;

c)

de eigenaren van het financieringsinstrument;

d)

de medefinancieringspartners of aandeelhouders;

e)

de statuten van het financieringsinstrument;

f)

de bepalingen inzake beroepsmatige aanpak, bevoegdheid en onafhankelijkheid van het beheer;

g)

de rechtvaardiging van de EVF-bijdragen en het voorgenomen gebruik;

h)

het beleid van het financieringsinstrument inzake het terugtreden uit investeringen in ondernemingen;

en

i)

de voorwaarden voor de ontbinding van het financieringsinstrument, waaronder het hergebruik van middelen die uit investeringen in het financieringsinstrument worden teruggestort of die overblijven nadat alle garanties zijn gehonoreerd, en die zijn toe te schrijven aan de bijdrage van het operationeel programma.

3.   De financieringsinstrumenten, met inbegrip van holdingfondsen, moeten worden opgezet als onafhankelijke rechtspersonen waarvan de werking is geregeld in de overeenkomsten tussen de medefinancieringspartners of aandeelhouders, of als een afzonderlijk financieel geheel binnen een bestaande financiële instelling.

Indien het financieringsinstrument wordt opgezet binnen een financiële instelling, moet het worden opgezet als een afzonderlijk financieringsblok dat onderworpen is aan specifieke uitvoeringsvoorschriften in de financiële instelling, waarin met name is bepaald dat afzonderlijke rekeningen moeten worden bijgehouden, waarin de nieuwe middelen die in het financieringsinstrument worden geïnvesteerd, inclusief de bijdragen van het operationeel programma, duidelijk worden onderscheiden van de middelen die oorspronkelijk in de instelling beschikbaar waren.

De Commissie mag geen medefinancieringspartner of aandeelhouder in financieringsinstrumenten worden.

4.   Tijdens de gehele duur van de bijstand mogen de beheerskosten gemiddeld per jaar, niet hoger liggen dan de hierna vermelde drempels, tenzij na een openbare aanbesteding een hoger percentage nodig blijkt:

a)

2 % van de bijdrage van het operationeel programma in de holdingfondsen of van de bijdrage van het operationeel programma of holdingfonds in de garantiefondsen;

b)

3 % van de bijdrage van het operationeel programma of holdingfonds in het financieringsinstrument in alle andere gevallen, met uitzondering van microkredietinstrumenten ten behoeve van micro-ondernemingen;

c)

4 % van de bijdrage van het operationeel programma of het holdingfonds in instrumenten ten behoeve van micro-ondernemingen.

5.   De voorwaarden voor bijdragen uit operationele programma’s in financieringsinstrumenten worden uiteengezet in een financieringsovereenkomst, te sluiten tussen de naar behoren gemachtigde vertegenwoordiger van het financieringsinstrument en de lidstaat of de beheersautoriteit.

6.   De in lid 5 bedoelde financieringsovereenkomst omvat ten minste:

a)

de investeringsstrategie en -planning;

b)

toezicht op de uitvoering volgens de geldende regels;

c)

een beleid inzake de terugtrekking van de bijdrage van het operationeel programma uit het financieringsinstrument;

d)

de voorwaarden voor de ontbinding van het financieringsinstrument, waaronder het hergebruik van middelen die uit investeringen in het financieringsinstrument worden teruggestort of die overblijven nadat alle garanties zijn gehonoreerd, en die zijn toe te schrijven aan de bijdrage van het operationeel programma.

7.   De beheersautoriteiten moeten voorzorgsmaatregelen treffen om concurrentievervalsing op de risicokapitaal- of kredietmarkt tot een minimum te beperken. Opbrengsten uit kapitaalinvesteringen en leningen (na aftrek van het evenredige gedeelte van de beheerskosten en prestatieprikkels) moeten bij voorkeur aan de volgens het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie werkende investeerders worden toegerekend tot het vergoedingsniveau dat in de statuten van de financieringsinstrumenten is vastgesteld en daarna moeten zij evenredig over alle medefinancieringspartners of aandeelhouders worden verdeeld.

Artikel 36

Bijzondere voorwaarden voor holdingfondsen

1.   Wanneer het EVF financieringsinstrumenten financiert die worden georganiseerd door holdingfondsen, d.w.z. fondsen die zijn opgezet om in verscheidene risicokapitaalfondsen, garantiefondsen en leningfondsen te investeren, voert de lidstaat of beheersautoriteit deze uit op een of meer van de volgende wijzen:

a)

via de gunning van een openbare aanbesteding volgens de toepasselijke wetgeving inzake overheidsopdrachten;

b)

in andere gevallen, waarin het geen openbare aanbesteding voor diensten in de betekenis van de wetgeving inzake overheidsopdrachten betreft, via de toekenning van een subsidie, voor dit doel gedefinieerd als een directe financiële bijdrage bij wijze van schenking:

i)

aan de Europese Investeringsbank of het Europees Investeringsfonds,

of

ii)

aan een financiële instelling, zonder een oproep tot het indienen van voorstellen, indien dit geschiedt overeenkomstig een nationale wet die verenigbaar is met het Verdrag.

2.   Wanneer het EVF financieringsinstrumenten financiert die worden georganiseerd door holdingfondsen, sluit de lidstaat of beheersautoriteit een financieringsovereenkomst met het holdingfonds waarin de financieringsregelingen en -doelstellingen worden vastgelegd.

De financieringsovereenkomst houdt, voor zover nodig, rekening met de conclusies van een evaluatie van de verschillen tussen vraag en aanbod wat dergelijke instrumenten betreft bij KMO's.

3.   De in lid 2 bedoelde financieringsovereenkomst dient met name te voorzien in:

a)

de voorwaarden voor bijdragen uit het operationeel programma in het holdingfonds;

b)

een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling aan financiële intermediairs;

c)

de beoordeling, selectie en accreditatie van financiële intermediairs;

d)

het opzetten van en het toezicht op het investeringsbeleid, dat ten minste een opgave van de doelondernemingen en de te ondersteunen financiële-engineeringproducten moet bevatten;

e)

de verslaglegging door het holdingfonds aan de lidstaat of beheersautoriteiten;

f)

toezicht op de uitvoering van investeringen volgens de geldende regels;

g)

auditvoorschriften;

h)

het beleid van het holdingfonds inzake het terugtreden uit de risicokapitaal-, garantie- of leningfondsen;

i)

de voorwaarden voor de ontbinding van het holdingfonds, waaronder het hergebruik van middelen die uit investeringen in het financieringsinstrument worden teruggestort of die overblijven nadat alle garanties zijn gehonoreerd, en die zijn toe te schrijven aan de bijdrage van het operationeel programma.

4.   De voorwaarden voor bijdragen uit door operationele programma’s ondersteunde holdingfondsen in risicokapitaal-, garantie- en leningfondsen worden vastgesteld in een financieringsovereenkomst, te sluiten tussen het risicokapitaal-, garantie- of leningfonds enerzijds en het holdingfonds anderzijds. De financieringsovereenkomst dient ten minste de in artikel 35, lid 6, genoemde punten te omvatten.

Artikel 37

Bijzondere voorwaarden voor risicokapitaal-, garantie- en leningfondsen

Andere financieringsinstrumenten dan holdingfondsen investeren in ondernemingen, vooral in KMO's. Die investeringen kunnen alleen worden gedaan bij de oprichting, in de vroegste stadia (inclusief startkapitaal), of bij de uitbreiding van die ondernemingen en alleen in activiteiten die door de beheerders van de financieringsinstrumenten potentieel economisch levensvatbaar worden geacht.

HOOFDSTUK VII

BEHEER, TOEZICHT EN CONTROLE

AFDELING 1

Algemene bepalingen

Artikel 38

Bemiddelende instanties

1.   Indien een of meer taken van een beheers- of certificeringsautoriteit door een bemiddelende instantie worden uitgevoerd, worden de desbetreffende regelingen officieel schriftelijk vastgelegd.

2.   De bepalingen van deze verordening betreffende de beheers- en certificeringsautoriteit zijn van toepassing op de bemiddelende instantie.

Artikel 39

Beheersautoriteit

1.   Voor de selectie en goedkeuring van concrete acties uit hoofde van artikel 59, onder a), van de basisverordening draagt de beheersautoriteit er zorg voor dat de begunstigden worden geïnformeerd over de specifieke voorwaarden betreffende de in het kader van de concrete actie te leveren producten of diensten, het financieringsplan, de uitvoeringstermijn en de financiële en andere informatie die moet worden bewaard en medegedeeld. Zij vergewist zich ervan dat de begunstigde in staat is aan deze voorwaarden te voldoen, voordat de goedkeuringsbeschikking wordt vastgesteld.

2.   De door de beheersautoriteit uit hoofde van artikel 59, onder b), van de basisverordening te verrichten verificaties hebben betrekking op de administratieve, financiële, technische en materiële aspecten van concrete acties, voor zover van toepassing.

Bij de verificaties wordt nagegaan of de gedeclareerde uitgaven daadwerkelijk zijn gedaan, of de producten of diensten conform de goedkeuringsbeschikking zijn geleverd, of de verzoeken tot terugbetaling van de begunstigde correct zijn en of de uitgaven in overeenstemming zijn met de communautaire en nationale voorschriften. De verificaties omvatten procedures om een dubbele financiering van uitgaven, waarbij ook in het kader van andere communautaire of nationale regelingen of andere programmeringsperioden een financiering wordt verkregen, te voorkomen.

De verificaties omvatten de volgende procedures:

a)

administratieve verificaties met betrekking tot elk verzoek tot terugbetaling van begunstigden;

b)

controles ter plaatse van afzonderlijke concrete acties.

3.   Indien voor een operationeel programma controles ter plaatse uit hoofde van lid 2, onder b), aan de hand van een steekproef worden verricht, houdt de beheersautoriteit documenten bij waarin de steekproefmethode wordt beschreven en gemotiveerd, en waarin de voor verificatie geselecteerde concrete acties of transacties worden vermeld.

De beheersautoriteit stelt de steekproefomvang zodanig vast dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen omtrent de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende transacties, gelet op het door de beheersautoriteit voor het soort begunstigden en de betrokken concrete acties vastgestelde risiconiveau.

De beheersautoriteit beziet de steekproefmethode elk jaar opnieuw.

4.   De beheersautoriteit stelt schriftelijke normen en procedures voor de krachtens lid 2 te verrichten verificaties vast en houdt voor elke verificatie de uitgevoerde werkzaamheden bij, de datum en resultaten van de verificatie, en de maatregelen die ten aanzien van aan het licht gekomen onregelmatigheden zijn genomen.

5.   Indien de beheersautoriteit in het kader van het operationele programma tevens begunstigde is, moeten de regelingen voor de in de leden 2, 3 en 4 van dit artikel bedoelde verificaties overeenkomstig artikel 57, lid 1, onder b), van de basisverordening een adequate functiescheiding waarborgen.

Artikel 40

Op verzoek aan de Commissie mee te delen gegevens over concrete acties

1.   De in artikel 59, onder c), van de basisverordening bedoelde boekhoudkundige gegevens over elke concrete actie en de gegevens over de uitvoering omvatten minstens de in bijlage III bij deze verordening vermelde informatie. Deze informatie wordt, voor zover relevant, uitgesplitst op basis van leeftijd en geslacht van de begunstigden.

2.   De beheers-, certificerings- en auditautoriteiten en de in artikel 61, lid 3, van de basisverordening genoemde instanties hebben toegang tot de in lid 1 van dit artikel bedoelde informatie.

3.   Op schriftelijk verzoek van de Commissie verstrekt de lidstaat haar de in lid 1 bedoelde informatie binnen vijftien werkdagen na ontvangst van het verzoek of binnen een andere overeengekomen termijn, zodat documentencontroles of controles ter plaatse kunnen worden verricht. De Commissie kan de in lid 1 bedoelde informatie verlangen met betrekking tot de concrete acties, maatregelen, prioritaire zwaartepunten of met betrekking tot het operationele programma.

Artikel 41

Controlespoor

Voor de toepassing van artikel 59, onder f), van de basisverordening wordt een auditspoor als toereikend geacht wanneer het aan de volgende voorwaarden voldoet:

a)

het maakt het mogelijk de aan de Commissie medegedeelde gecertificeerde totale bedragen in overeenstemming te brengen met de gedetailleerde boekhoudkundige gegevens en bewijsstukken van de certificeringsautoriteit, de beheersautoriteit, de bemiddelende instanties en de begunstigden met betrekking tot in het kader van het operationele programma medegefinancierde concrete acties;

b)

het maakt het mogelijk de betaling van de overheidsbijdrage aan de begunstigde te verifiëren;

c)

het maakt het mogelijk de toepassing van de door het Comité van toezicht voor het operationele programma vastgestelde selectiecriteria te verifiëren;

d)

het bevat voor elke concrete actie, voor zover van toepassing, de technische specificaties en het financieringsplan, documenten betreffende de goedkeuring van de subsidie, documenten betreffende de procedures voor overheidsopdrachten, voortgangsverslagen en verslagen over de uitgevoerde verificaties en audits.

Artikel 42

Audits van concrete acties

1.   De in artikel 61, lid 1, onder b), van de basisverordening bedoelde audits worden vanaf 1 juli 2008 om de twaalf maanden verricht op een steekproef van concrete acties die is geselecteerd volgens een door de auditautoriteit overeenkomstig artikel 43 van deze verordening vastgestelde of goedgekeurde methode.

De audits worden ter plaatse verricht aan de hand van documenten en gegevens van de begunstigde.

2.   Bij de audits wordt gecontroleerd of aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de concrete actie beantwoordt aan de selectiecriteria voor het operationele programma, is uitgevoerd overeenkomstig de goedkeuringsbeschikking en voldoet aan alle voorwaarden betreffende functionaliteit en gebruik of de te verwezenlijken doelstellingen;

b)

de gedeclareerde uitgaven stemmen overeen met de boekhoudkundige gegevens en bewijsstukken van de begunstigde;

c)

de door de begunstigde gedeclareerde uitgaven zijn in overeenstemming met de communautaire en nationale voorschriften;

d)

de overheidsbijdrage aan de begunstigde is betaald overeenkomstig artikel 80 van de basisverordening.

3.   Indien geconstateerde problemen een systematisch karakter blijken te vertonen en dus een risico voor andere concrete acties in het kader van het operationele programma kunnen inhouden, zorgt de auditautoriteit ervoor dat er nader onderzoek wordt verricht, zo nodig met aanvullende audits, om de omvang van die problemen vast te stellen. Door de bevoegde autoriteiten worden de nodige preventieve en corrigerende maatregelen genomen.

4.   Met het oog op de verslaglegging in de tabellen in punt 9 van deel A van bijlage VI en punt 9 van deel A van bijlage VII worden voor het bedrag aan gecontroleerde uitgaven alleen uitgaven meegerekend die binnen het bestek van de audit overeenkomstig lid 1 vallen.

Artikel 43

Steekproef

1.   De steekproef van om de twaalf maanden te controleren concrete acties wordt in eerste instantie gebaseerd op een willekeurige statistische steekproefmethode zoals beschreven in de leden 2, 3 en 4. Bij wijze van aanvullende steekproef als beschreven in de leden 5 en 6 kunnen extra concrete acties worden geselecteerd.

2.   Bij de methode voor het selecteren van de steekproef en het trekken van conclusies uit de resultaten wordt rekening gehouden met internationaal aanvaarde auditnormen; de methode moet worden gedocumenteerd. Gelet op het bedrag aan uitgaven, het aantal en het soort concrete acties en andere relevante factoren, stelt de auditautoriteit de geschikte statistische steekproefmethode vast die moet worden toegepast. De technische parameters van de steekproef worden vastgesteld volgens bijlage IV.

3.   De om de twaalf maanden te controleren steekproef wordt geselecteerd uit de concrete acties waarvoor de uitgaven bij de Commissie zijn gedeclareerd voor het operationele programma tijdens het jaar voorafgaande aan het jaar waarin het in artikel 61, lid 1, onder e), i), van de basisverordening bedoelde jaarlijkse controleverslag aan de Commissie is medegedeeld. Voor de eerste periode van twaalf maanden kan de auditautoriteit besluiten de concrete acties waarvoor in 2007 en 2008 bij de Commissie uitgaven zijn gedeclareerd, te combineren als basis voor de selectie van de te controleren concrete acties.

4.   De auditautoriteit trekt conclusies op basis van de resultaten van de audits betreffende de tijdens de in lid 3 bedoelde periode bij de Commissie gedeclareerde uitgaven en deelt die de Commissie mede in het jaarlijkse controleverslag. Bij operationele programma’s waarvoor het verwachte foutenpercentage boven de drempel van materiële fouten ligt, analyseert de auditautoriteit de significantie daarvan en neemt zij de nodige maatregelen en doet zij passende aanbevelingen, die in het jaarlijkse controleverslag worden medegedeeld.

5.   De auditautoriteit beoordeelt regelmatig de dekking van de willekeurige steekproef, met name gelet op de noodzaak voldoende controlezekerheid te krijgen voor de verklaringen die moeten worden overgelegd bij de gedeeltelijke en definitieve afsluiting van het operationele programma. Zij beslist op grond van haar deskundig oordeel of het noodzakelijk is een aanvullende steekproef van extra concrete acties te controleren teneinde rekening te houden met geconstateerde specifieke risicofactoren en teneinde voor het programma voldoende dekking te waarborgen van de verschillende soorten concrete acties, begunstigden, bemiddelende instanties en prioritaire zwaartepunten.

6.   De auditautoriteit trekt conclusies op basis van de resultaten van de audits van de aanvullende steekproef en deelt die de Commissie mede in het jaarlijkse controleverslag. Wanneer het aantal geconstateerde onregelmatigheden groot is of wanneer systematische onregelmatigheden zijn geconstateerd, analyseert de auditautoriteit de significantie daarvan en neemt zij de nodige maatregelen en doet zij aanbevelingen, die in het jaarlijkse controleverslag worden medegedeeld. De resultaten van de audits van de aanvullende steekproef worden los van die van de willekeurige steekproef geanalyseerd. Met name worden bij de berekening van het foutenpercentage van de willekeurige steekproef de in de aanvullende steekproef geconstateerde onregelmatigheden buiten beschouwing gelaten.

Artikel 44

Door de auditautoriteit in te dienen documenten

1.   De in artikel 61, lid 1, onder c), van de basisverordening bedoelde auditstrategie wordt opgesteld volgens het model in bijlage V bij deze verordening. Zij wordt jaarlijks en zo nodig in de loop van het jaar bijgewerkt en geëvalueerd.

2.   Het krachtens artikel 61, lid 1, onder e), i), van de basisverordening ingediende jaarlijkse auditverslag en advies zijn gebaseerd op de overeenkomstig de auditstrategie voor het operationele programma krachtens artikel 61, lid 1, onder a) en b), van die verordening uitgevoerde audits van systemen en concrete acties, en worden opgesteld overeenkomstig de modellen in bijlage VI bij deze verordening.

3.   De in artikel 61, lid 1, onder f), van de basisverordening bedoelde afsluitingsverklaring is gebaseerd op alle audits die door of onder de verantwoordelijkheid van de auditautoriteit overeenkomstig de auditstrategie zijn verricht. De afsluitingsverklaring en het laatste controleverslag worden opgesteld volgens het model in bijlage VII bij deze verordening.

4.   Indien de reikwijdte van het onderzoek beperkt is of indien de hoogte van de geconstateerde onregelmatige uitgaven voor het in artikel 61, lid 1, onder e), van de basisverordening bedoelde jaarlijkse advies of de in artikel 61, lid 1, onder f), van de basisverordening bedoelde afsluitingsverklaring geen verklaring zonder beperking toelaat, geeft de auditautoriteit de redenen daarvoor en raamt zij de omvang van het probleem en de financiële gevolgen daarvan.

5.   In het geval van een gedeeltelijke afsluiting van een operationeel programma wordt de verklaring betreffende de wettigheid en regelmatigheid van de transacties waarop de in artikel 85 van de basisverordening bedoelde uitgavenstaat betrekking heeft, door de auditautoriteit opgesteld volgens het model in bijlage VIII bij deze verordening en samen met het in artikel 61, lid 1, onder e), iii), van de basisverordening bedoelde advies ingediend.

Artikel 45

Beschikbaarheid van documenten

1.   Voor de toepassing van artikel 87 van de basisverordening houdt de beheersautoriteit een lijst bij met de namen en adressen van de instanties die de bewijsstukken betreffende uitgaven en audits — inclusief alle documenten die voor een toereikend controlespoor vereist zijn — in bezit hebben.

2.   De beheersautoriteit zorgt ervoor dat de in lid 1 van dit artikel bedoelde documenten voor controle ter beschikking worden gesteld van de daartoe gerechtigde personen en instanties, onder wie in ieder geval bevoegd personeel van de beheersautoriteit, de certificeringsautoriteit, de bemiddelende instanties, de auditautoriteit en de in artikel 61, lid 3, van de basisverordening bedoelde instanties, alsmede bevoegde ambtenaren van de Gemeenschap en hun bevoegde vertegenwoordigers, en dat hun daarvan uittreksels en kopieën worden verstrekt.

3.   De beheersautoriteit bewaart de voor de evaluatie en verslaglegging benodigde informatie, met inbegrip van de in artikel 40 bedoelde informatie, met betrekking tot de in artikel 87, lid 2, van de basisverordening bedoelde concrete acties gedurende de hele in lid 1, onder a), van dat artikel bedoelde periode.

4.   Ten minste de volgende gegevensdragers worden als algemeen aanvaard beschouwd in de zin van artikel 87 van de basisverordening:

a)

fotokopieën van originelen;

b)

microfiches van originelen;

c)

elektronische versies van originelen;

d)

alleen in elektronische vorm bestaande documenten.

5.   De procedure om de overeenstemming met de originelen (authenticiteit) van de op algemeen aanvaarde gegevensdragers bewaarde documenten te waarmerken wordt vastgesteld door de nationale autoriteiten en moet garanderen dat de bewaarde versies aan de nationale wettelijke eisen voldoen en dat zij betrouwbaar zijn voor auditdoeleinden.

6.   In het geval van uitsluitend in elektronische vorm bestaande documenten moeten de computersystemen beantwoorden aan aanvaarde beveiligingsnormen die garanderen dat de bewaarde documenten aan de nationale wettelijke eisen voldoen en dat zij betrouwbaar zijn voor auditdoeleinden.

Artikel 46

Door de certificeringsautoriteit in te dienen documenten

1.   De in artikel 60, onder a), van de basisverordening bedoelde gecertificeerde uitgavenstaten en betalingsaanvragen worden opgesteld volgens het in bijlage IX bij deze verordening vastgestelde model en bij de Commissie ingediend.

2.   Met ingang van 2008 doet de certificeringsautoriteit uiterlijk op 31 maart van elk jaar de Commissie een overzicht toekomen volgens het model in bijlage X, met voor elk prioritair zwaartepunt van het operationele programma:

a)

de bedragen die op de in het voorgaande jaar ingediende uitgavenstaten zijn geschrapt naar aanleiding van de volledige of gedeeltelijke intrekking van de overheidsbijdrage voor een concrete actie;

b)

de geïnde bedragen die op deze uitgavenstaten in mindering zijn gebracht;

c)

een overzicht van de per 31 december van het voorgaande jaar te innen bedragen, ingedeeld volgens het jaar waarin de inningsopdrachten werden afgegeven.

3.   Om over te gaan tot de gedeeltelijke afsluiting van het operationele programma doet de certificeringsautoriteit de Commissie de in artikel 85 van de basisverordening bedoelde uitgavenstaat toekomen volgens het model in bijlage XI bij deze verordening.

Artikel 47

Beschrijving van de beheers- en controlesystemen

De beschrijving van de beheers- en controlesystemen voor het in artikel 71, lid 1, van de basisverordening bedoelde operationele programma bevat informatie over de in artikel 57 van die verordening genoemde punten, alsook de in de artikelen 48 en 49 van de onderhavige verordening genoemde informatie.

Deze informatie wordt overeenkomstig het model in deel A van bijlage XII bij deze verordening ingediend.

Artikel 48

Informatie betreffende de beheersautoriteit, de certificeringsautoriteit en de bemiddelende instanties

De lidstaat verstrekt de Commissie de volgende informatie met betrekking tot de beheersautoriteit, de certificeringsautoriteit en elke bemiddelende instantie:

a)

een beschrijving van de aan hen toevertrouwde taken;

b)

hun organisatieschema, een beschrijving van de taakverdeling tussen of binnen hun afdelingen en het indicatieve aantal posten dat hun is toegewezen;

c)

de procedures voor de selectie en goedkeuring van concrete acties;

d)

de procedures volgens welke de verzoeken tot terugbetaling van de begunstigden worden ontvangen, geverifieerd en gevalideerd, en met name de in artikel 39 voor verificatiedoeleinden vastgestelde regels en procedures, en de procedures volgens welke betalingen aan begunstigden worden goedgekeurd, uitgevoerd en geboekt;

e)

de procedures volgens welke uitgavenstaten worden opgesteld, gecertificeerd en bij de Commissie ingediend;

f)

een verwijzing naar de schriftelijke procedures die voor de toepassing van de punten c), d) en e) zijn vastgesteld;

g)

de door de lidstaat vastgestelde subsidiabiliteitsregels die op het operationele programma van toepassing zijn;

h)

het systeem om de in artikel 40, lid 1, bedoelde gedetailleerde boekhoudkundige gegevens en gegevens over de uitvoering van concrete acties in het kader van het operationele programma bij te houden.

Artikel 49

Informatie betreffende de auditautoriteit en de in artikel 61, lid 3, van de basisverordening bedoelde instanties

Met betrekking tot de auditautoriteit en de in artikel 61, lid 3, van de basisverordening bedoelde instanties verstrekt de lidstaat de Commissie de volgende informatie:

a)

een beschrijving van hun respectieve taken en onderlinge verbanden;

b)

het organisatieschema van de auditautoriteit en van elk van de instanties die betrokken zijn bij de uitvoering van audits voor het operationele programma, met een beschrijving van de wijze waarop hun onafhankelijkheid gewaarborgd is, het indicatieve aantal toegewezen posten en de vereiste kwalificaties of ervaring;

c)

de procedures voor het toezicht op de uitvoering van aanbevelingen en corrigerende maatregelen naar aanleiding van auditverslagen;

d)

indien van toepassing, de procedures voor het toezicht van de auditautoriteit op de werkzaamheden van de instanties die bij de uitvoering van audits voor het operationele programma zijn betrokken;

e)

de procedures voor de opstelling van het jaarlijkse controleverslag en de afsluitingsverklaring.

Artikel 50

Evaluatie van de beheers- en controlesystemen

1.   Het in artikel 71, lid 2, van de basisverordening bedoelde verslag is gebaseerd op een onderzoek van de beschrijving van de systemen, van relevante documenten over de systemen, van het systeem voor het bijhouden van de boekhoudkundige gegevens en van de gegevens over de uitvoering van concrete acties, en op gesprekken met de personeelsleden van de belangrijkste instanties die door de auditautoriteit of andere voor het verslag verantwoordelijke instantie belangrijk worden geacht om de informatie aan te vullen, te verduidelijken of te verifiëren.

2.   Het in artikel 71, lid 2, van de basisverordening bedoelde advies over de conformiteit wordt opgesteld overeenkomstig het model in deel B van bijlage XII bij deze verordening.

3.   Indien de betrokken beheers- en controlesystemen grotendeels dezelfde zijn als die welke voor de krachtens Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (22) goedgekeurde bijstand zijn opgezet, mag bij de opstelling van het verslag en advies uit hoofde van artikel 71, lid 2, van de basisverordening rekening worden gehouden met de resultaten van de audits die voor die systemen door nationale en communautaire auditors zijn uitgevoerd.

AFDELING 2

Afwijkingen met betrekking tot de controle van in artikel 2 bedoelde operationele programma's

Artikel 51

Algemene afwijkingen

1.   Met betrekking tot de in artikel 2 bedoelde operationele programma's hoeft de auditautoriteit geen auditstrategie overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder c), van de basisverordening bij de Commissie in te dienen.

2.   Wanneer het in artikel 71, lid 2, van de basisverordening bedoelde advies over de conformiteit geen bezwaren bevat of wanneer de bezwaren zijn ingetrokken naar aanleiding van genomen corrigerende maatregelen, kan de Commissie met betrekking tot de in artikel 2 van deze verordening bedoelde operationele programma's concluderen:

a)

dat zij hoofdzakelijk op het overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder e), ii), van de basisverordening uitgebrachte advies kan vertrouwen wat de effectieve werking van de systemen betreft,

en

b)

dat zij alleen audits ter plaatse zal uitvoeren als er aanwijzingen zijn van tekortkomingen in de systemen die van invloed zijn op de ten overstaan van de Commissie gecertificeerde uitgaven in een jaar waarvoor een in artikel 61, lid 1, onder e), ii), van de basisverordening bedoeld advies is uitgebracht dat geen bezwaren met betrekking tot dergelijke tekortkomingen bevat.

3.   Wanneer de Commissie tot de in lid 2 bedoelde conclusie komt, stelt zij de betrokken lidstaat daarvan in kennis.

Indien er aanwijzingen van tekortkomingen zijn, kan de Commissie eisen dat de betrokken lidstaat audits uitvoert overeenkomstig artikel 72, lid 3, van de basisverordening of kan zij eigen audits uitvoeren uit hoofde van artikel 72, lid 2, van die verordening.

Artikel 52

Oprichting van instanties en vaststelling van procedures overeenkomstig nationale wetgeving

1.   Met betrekking tot de in artikel 2 genoemde operationele programma's kan een lidstaat naast de in artikel 51 bedoelde algemene afwijkingen gebruikmaken van de mogelijkheid om overeenkomstig nationale regels de instanties op te richten en procedures vast te stellen voor:

a)

de functies van de beheersautoriteiten wat de verificatie betreft van de overeenkomstig artikel 59, onder b), van de basisverordening gedeclareerde uitgaven voor producten en diensten waarvoor medefinanciering is verleend;

b)

de functies van de certificeringsautoriteit, overeenkomstig artikel 60 van de basisverordening;

en

c)

de functies van de auditautoriteit, overeenkomstig artikel 61 van de basisverordening.

2.   Indien een lidstaat gebruikmaakt van de in lid 1 bedoelde mogelijkheid, hoeft zij geen certificeringsautoriteit en auditautoriteit aan te stellen overeenkomstig artikel 58, lid 1, onder b) en c), van de basisverordening.

3.   Indien een lidstaat gebruikmaakt van de in lid 1 van dit artikel bedoelde mogelijkheid, zijn de bepalingen van artikel 71 van de basisverordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 53

Specifieke bepalingen voor overeenkomstig het nationale recht opgerichte instanties en vastgestelde procedures

1.   Dit artikel is van toepassing op operationele programma's waarvoor een lidstaat gebruik heeft gemaakt van de bij artikel 52, lid 1, geboden mogelijkheid.

2.   De in artikel 39, lid 2, bedoelde verificaties worden uitgevoerd door de in artikel 52, lid 1, bedoelde nationale instanties.

3.   De in artikel 61, lid 1, onder b), van de basisverordening bedoelde audits van concrete acties worden uitgevoerd volgens de nationale procedures. De artikelen 42 en 43 van deze verordening zijn niet van toepassing.

4.   Artikel 44, leden 2 tot en met 5, is van overeenkomstige toepassing op de opstelling van de door de in artikel 52, lid 1, bedoelde nationale instanties afgegeven documenten.

Het jaarlijkse controleverslag en het jaarlijkse advies worden opgesteld volgens de modellen in bijlage VI.

5.   De in artikel 46, lid 2, vastgestelde verplichtingen worden uitgevoerd door de in artikel 52, lid 1, bedoelde nationale instanties.

De uitgavenstaat wordt opgesteld volgens de modellen in de bijlagen IX en XI.

6.   De informatie die moet worden opgenomen in de beschrijving van de in de artikelen 47, 48 en 49 bedoelde beheers- en controlesystemen omvat zo nodig de informatie betreffende de in artikel 52, lid 1, bedoelde nationale instanties.

HOOFDSTUK VIII

ONREGELMATIGHEDEN

Artikel 54

Definities

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a)

„economische subject”: elke natuurlijke of rechtspersoon of andere instantie die betrokken is bij de uitvoering van bijstand uit het EVF, met uitzondering van de lidstaten in de uitoefening van hun prerogatieven van openbaar gezag;

b)

„eerste administratieve of gerechtelijke vaststelling”: de eerste schriftelijke beoordeling door een bevoegde administratieve of gerechtelijke autoriteit waarin op basis van concrete feiten wordt geconcludeerd tot het bestaan van een onregelmatigheid, onverminderd de mogelijkheid dat deze conclusie naderhand, in het licht van de ontwikkelingen in de administratieve of de gerechtelijke procedure, moet worden herzien of ingetrokken;

c)

„vermoeden van fraude”: onregelmatigheid die aanleiding geeft tot het inleiden van een administratieve of gerechtelijke procedure in de lidstaat om na te gaan of er sprake is van een opzettelijke gedraging, in het bijzonder van fraude in de zin van artikel 1, lid 1, onder a), van de overeenkomst, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (23);

d)

„faillissement”: een van de in artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad (24) omschreven insolventieprocedures.

Artikel 55

Eerste melding — afwijkingen

1.   Onverminderd de verplichtingen uit hoofde van artikel 70 van de basisverordening zenden de lidstaten de Commissie binnen twee maanden na afloop van elk kwartaal een overzicht toe van de onregelmatigheden waarvoor een eerste administratieve of gerechtelijke vaststelling is opgemaakt.

In dat overzicht verstrekken zij in elk geval nadere gegevens omtrent:

a)

het EVF, de doelstelling, het operationele programma, het prioritaire zwaartepunt en de betrokken concrete actie, alsmede de CCI-code (code commun d’identification);

b)

de bepaling waarop inbreuk werd gemaakt;

c)

de datum waarop voor het eerst de inlichtingen werden verkregen die hebben geleid tot het vermoeden dat een onregelmatigheid werd begaan, en de bron van die inlichtingen;

d)

de bij de onregelmatigheid toegepaste praktijken;

e)

voor zover van toepassing, de aspecten van die praktijken die aanleiding geven tot een vermoeden van fraude;

f)

de wijze waarop de onregelmatigheid werd ontdekt;

g)

voor zover van toepassing, de betrokken lidstaten en de betrokken derde landen;

h)

het tijdstip waarop of de periode waarin de onregelmatigheid werd begaan;

i)

de nationale diensten of instanties die de onregelmatigheid officieel hebben vastgesteld en de diensten die verantwoordelijk zijn voor de administratieve en/of gerechtelijke afhandeling;

j)

de datum van de eerste administratieve of gerechtelijke vaststelling van de onregelmatigheid;

k)

de identiteit van de natuurlijke en/of rechtspersonen en/of andere instanties die bij de zaak zijn betrokken, behalve indien deze informatie, gezien de aard van de desbetreffende onregelmatigheid, voor de bestrijding van onregelmatigheden geen nut heeft;

l)

het totale budget en de overheidsbijdrage die voor de concrete actie zijn goedgekeurd, en de verdeling van de medefinanciering tussen communautaire en nationale bijdrage;

m)

het met de onregelmatigheid gemoeide bedrag van de overheidsbijdrage en de overeenkomstige communautaire bijdrage die gevaar loopt;

n)

indien nog geen enkele betaling van de overheidsbijdrage aan de onder k) bedoelde personen of andere instanties heeft plaatsgevonden, de bedragen die onverschuldigd zouden zijn betaald mocht de onregelmatigheid niet zijn ontdekt;

o)

de eventuele opschorting van de betalingen en de terugvorderingsmogelijkheden;

p)

de aard van de onrechtmatige uitgave.

2.   In afwijking van lid 1 behoeven de volgende gevallen niet te worden gemeld:

a)

gevallen waarin de enige onregelmatigheid erin bestaat dat een concrete actie in het medegefinancierde operationele programma geheel of gedeeltelijk niet wordt uitgevoerd wegens faillissement van de begunstigde;

b)

gevallen die door de begunstigde spontaan ter kennis van de beheers- of certificeringsautoriteit worden gebracht voordat zij door een van beide worden ontdekt, hetzij vóór, hetzij na betaling van de overheidsbijdrage;

c)

gevallen die door de beheers- of certificeringsautoriteit worden ontdekt en rechtgezet vóór uitbetaling van de overheidsbijdrage aan de begunstigde en vóór opneming van de uitgave in de aan de Commissie voorgelegde uitgavenstaat.

Onregelmatigheden voorafgaand aan een faillissement en elk vermoeden van fraude moeten echter wel worden gemeld.

3.   Ingeval sommige van de in lid 1 bedoelde gegevens, met name die omtrent de bij de onregelmatigheid toegepaste praktijken en de wijze waarop de onregelmatigheid werd ontdekt, niet beschikbaar zijn, vullen de lidstaten die gegevens voor zover mogelijk aan wanneer zij de Commissie de volgende kwartaallijsten toezenden.

4.   Indien de nationale bepalingen in geheimhouding van het onderzoek voorzien, kunnen deze inlichtingen slechts met toestemming van de bevoegde rechterlijke instantie worden medegedeeld.

5.   Indien een lidstaat geen onregelmatigheden als bedoeld in lid 1 te melden heeft, doet hij de Commissie daarvan binnen de in dat lid genoemde termijn mededeling.

Artikel 56

Dringende gevallen

Elke lidstaat stelt de Commissie en, zo nodig, de andere betrokken lidstaten onverwijld in kennis van de vastgestelde of vermoede onregelmatigheden indien te vrezen valt dat:

a)

zij zeer spoedig gevolgen buiten zijn grondgebied zullen hebben,

of

b)

zij het gebruik van een nieuwe onregelmatige praktijk aan het licht brengen.

Artikel 57

Melding van vervolgmaatregelen en niet-terugvordering

1.   Binnen twee maanden na afloop van elk kwartaal stellen de lidstaten de Commissie, onder verwijzing naar eerder gedane meldingen uit hoofde van artikel 55, in kennis van de procedures die naar aanleiding van de medegedeelde onregelmatigheden zijn ingeleid, alsmede van belangrijke wijzigingen die zich tijdens deze procedures hebben voorgedaan.

Deze informatie behelst ten minste het volgende:

a)

de bedragen van de verrichte of verwachte terugvorderingen;

b)

de ter waarborging van de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen door de lidstaten getroffen conservatoire maatregelen;

c)

alle administratieve en gerechtelijke procedures die met het oog op de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen en met het oog op de toepassing van sancties zijn ingeleid;

d)

de redenen van een eventuele staking van de terugvorderingsprocedures;

e)

het eventuele staken van de strafvervolging.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de administratieve of gerechtelijke beslissingen met betrekking tot de beëindiging van deze procedures of van de wezenlijke elementen van die beslissingen, en vermelden in het bijzonder of die elementen al dan niet een vermoeden van fraude hebben doen rijzen. In het in punt d) bedoelde geval informeren de lidstaten de Commissie, voor zover mogelijk, voordat een beslissing wordt genomen.

2.   Wanneer een lidstaat van oordeel is dat een bedrag niet kan worden teruggevorderd of naar verwachting niet zal worden teruggevorderd, geeft hij door middel van een speciale kennisgeving het bedrag aan dat niet kan worden teruggevorderd, alsmede de feiten met betrekking tot het besluit inzake de toedeling van het verloren gegane bedrag uit hoofde van artikel 70, lid 2, van de basisverordening.

Deze gegevens moeten voldoende gedetailleerd zijn om de Commissie in staat te stellen zo spoedig mogelijk en na overleg met de autoriteiten van de betrokken lidstaten een dergelijk besluit te nemen.

De kennisgeving omvat ten minste:

a)

een afschrift van het toekenningsbesluit;

b)

de datum van de laatste betaling aan de begunstigde;

c)

een afschrift van het verzoek tot terugbetaling;

d)

in het geval van krachtens artikel 55, lid 2, meldingsplichtige faillissementen, een afschrift van het document waarin de insolventie van de begunstigde formeel wordt vastgesteld;

e)

een beknopte beschrijving van de maatregelen die de lidstaat heeft genomen om de betrokken bedragen terug te vorderen, met opgave van de datum van elke maatregel.

3.   In het in lid 2 bedoelde geval kan de Commissie de lidstaat uitdrukkelijk verzoeken de terugvorderingsprocedure voort te zetten.

Artikel 58

Verzending langs elektronische weg

De in de artikelen 55 en 56 en artikel 57, lid 1, bedoelde inlichtingen worden zoveel mogelijk langs elektronische weg, via een beveiligde verbinding en met gebruikmaking van de specifieke, door de Commissie ter beschikking gestelde applicatie verzonden.

Artikel 59

Terugbetaling van gerechtskosten

Indien de bevoegde autoriteiten van een lidstaat op uitdrukkelijk verzoek van de Commissie besluiten om ter terugvordering van onverschuldigd uitbetaalde bedragen een gerechtelijke procedure in te leiden dan wel deze voort te zetten, kan de Commissie zich ertoe verbinden om, tegen overlegging van bewijsstukken, de gerechts- en proceskosten volledig of ten dele aan de lidstaat terug te betalen, ook indien deze procedure niet tot het beoogde resultaat leidt.

Artikel 60

Contacten met de lidstaten

1.   De Commissie onderhoudt met de belanghebbende lidstaten de geëigende contacten teneinde de verstrekte gegevens omtrent de in artikel 55 bedoelde onregelmatigheden en de in artikel 57 bedoelde procedures, en in het bijzonder omtrent de mogelijkheden tot terugvordering, aan te vullen.

2.   Afgezien van de in lid 1 bedoelde contacten, licht de Commissie de lidstaten in wanneer de aard van de onregelmatigheid doet vermoeden dat identieke of soortgelijke praktijken in andere lidstaten zouden kunnen voorkomen.

3.   De Commissie organiseert op Gemeenschapsniveau voorlichtingsbijeenkomsten voor de vertegenwoordigers van de lidstaten, teneinde tezamen met hen de op grond van de artikelen 55, 56 en 57 en lid 1 van dit artikel verkregen inlichtingen te onderzoeken. Dit onderzoek spitst zich toe op de lessen die daaruit kunnen worden getrokken wat de onregelmatigheden, de preventieve maatregelen en de vervolging betreft.

4.   Ingeval bij de toepassing van bepaalde geldende bepalingen een leemte aan het licht komt die de belangen van de Gemeenschap schaadt, treden de lidstaten en de Commissie hetzij op verzoek van een van hen, hetzij op verzoek van de Commissie, met elkaar in overleg teneinde deze leemte te verhelpen.

Artikel 61

Gebruik van informatie

De Commissie kan alle door de lidstaten krachtens deze verordening medegedeelde gegevens van algemene of operationele aard gebruiken om risicoanalysen te verrichten en kan op grond van de verkregen gegevens rapporten opstellen en waarschuwingssystemen ontwikkelen om een efficiëntere risico-identificatie mogelijk te maken.

Artikel 62

Verstrekking van informatie aan comités

De Commissie stelt de lidstaten, in het kader van het bij Besluit 94/140/EG van de Commissie (25) opgerichte Raadgevend Comité coördinatie fraudebestrijding, regelmatig op de hoogte van de orde van grootte van de met de ontdekte onregelmatigheden gemoeide bedragen, alsmede van de verschillende soorten onregelmatigheden, ingedeeld naar aard en onder vermelding van het aantal ervan. Het in artikel 101 van de basisverordening genoemde comité wordt eveneens op de hoogte gesteld.

Artikel 63

Onregelmatigheden onder de rapportagedrempel

1.   Wanneer de onregelmatigheden betrekking hebben op ten laste van de Gemeenschapsbegroting komende bedragen van minder dan 10 000 euro, delen de lidstaten de in de artikelen 55 en 57 bedoelde inlichtingen alleen aan de Commissie mee indien zij uitdrukkelijk daarom verzoekt.

Overeenkomstig artikel 60, onder f), van de basisverordening houden de lidstaten evenwel een boekhouding bij van bedragen onder deze drempel die terugvorderbaar zijn en van de bedragen die zijn geïnd of geschrapt naar aanleiding van de intrekking van de bijdrage voor een concrete actie, en storten zij de geïnde bedragen terug in de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

Onverminderd de rechtstreeks uit artikel 70, lid 1, onder b), van de basisverordening voortvloeiende verplichtingen, delen de lidstaat en de Gemeenschap het verlies dat voortvloeit uit de bedragen onder de drempel die niet kunnen worden teruggevorderd, overeenkomstig het voor de betrokken concrete actie geldende medefinancieringspercentage. De procedure van artikel 57, lid 2, van deze verordening is niet van toepassing, tenzij de Commissie anders beslist.

De derde alinea van dit lid is ook van toepassing op faillissementen die van de meldingsplicht uit hoofde van artikel 55, lid 1, zijn vrijgesteld.

2.   De lidstaten die op het tijdstip van vaststelling van de onregelmatigheid niet de euro als munt gebruiken, rekenen de bedragen van de in de nationale munteenheid gedane uitgaven om in euro overeenkomstig artikel 95 van de basisverordening. Indien de uitgave niet in de rekeningen van de certificeringsautoriteit is opgenomen, wordt de laatste door de Commissie elektronisch bekendgemaakte boekhoudkundige wisselkoers gehanteerd.

HOOFDSTUK IX

ELEKTRONISCHE GEGEVENSUITWISSELING

Artikel 64

Computersysteem voor gegevensuitwisseling

Voor de toepassing van de artikelen 65 en 75 van de basisverordening wordt een computersysteem opgezet voor de uitwisseling van alle gegevens betreffende het operationele programma.

De gegevensuitwisseling tussen elke lidstaat en de Commissie geschiedt met behulp van dit door de Commissie opgezet computersysteem dat de beveiligde uitwisseling van gegevens tussen de Commissie en elke lidstaat mogelijk maakt.

De lidstaten worden betrokken bij de verdere ontwikkeling van het computersysteem voor gegevensuitwisseling.

Artikel 65

Inhoud van het computersysteem voor gegevensuitwisseling

1.   Het computersysteem voor gegevensuitwisseling bevat informatie van gemeenschappelijk belang voor de Commissie en de lidstaten, en met name de volgende gegevens die voor financiële transacties noodzakelijk zijn:

a)

het financieringsplan voor operationele programma’s volgens het model in bijlage I, deel B;

b)

de uitgavenstaten en betalingsaanvragen volgens het model in bijlage IX;

c)

het jaarlijkse overzicht van geschrapte en geïnde bedragen en hangende terugvorderingen volgens het model in bijlage X;

d)

de jaarlijkse prognoses van te verwachten betalingsaanvragen volgens het model in bijlage XIII;

e)

het financiële gedeelte van de jaarlijkse verslagen en de eindverslagen over de uitvoering volgens het model in bijlage XIV, punt 3.3.

2.   Naast de in lid 1 bedoelde gegevens bevat het computersysteem voor gegevensuitwisseling ten minste de volgende documenten en gegevens van gemeenschappelijk belang die het mogelijk maken toezicht uit te oefenen:

a)

het in artikel 15 van de basisverordening bedoelde nationaal strategisch plan;

b)

het operationele programma, inclusief eventuele herzieningen overeenkomstig het model in bijlage I, deel A;

c)

de beschikking van de Commissie inzake de EVF-bijdrage;

d)

de jaarlijkse verslagen en de eindverslagen over de uitvoering volgens het model in bijlage XIV;

e)

de auditstrategie volgens het model in bijlage V;

f)

de beschrijving van de beheers- en controlesystemen overeenkomstig het model in bijlage XII, deel A;

g)

de verslagen en adviezen over audits volgens de modellen in de bijlagen VI, VII en VIII en XII, deel B, en de correspondentie tussen de Commissie en elke lidstaat;

h)

de uitgavenstaten betreffende een gedeeltelijke afsluiting volgens het model in bijlage XI;

i)

het jaarlijkse overzicht van geschrapte en geïnde bedragen en hangende terugvorderingen volgens het model in bijlage X.

3.   De in de leden 1 en 2 bedoelde gegevens worden waar nodig toegezonden in het in de bijlagen bij deze verordening aangegeven formaat.

Artikel 66

Werking van het computersysteem voor gegevensuitwisseling

1.   De Commissie en de door de lidstaten op grond van de basisverordening aangewezen autoriteiten, alsmede de instanties waaraan die taak is gedelegeerd, voeren de documenten waarvoor zij verantwoordelijk zijn in het computersysteem voor gegevensuitwisseling in en werken deze bij, in het vereiste formaat.

2.   De lidstaten centraliseren verzoeken om recht op toegang tot het computersysteem voor gegevensuitwisseling en zenden deze aan de Commissie.

3.   De uitwisselingen van gegevens en transacties dragen een elektronische handtekening in de zin van artikel 2, punt 1, van Richtlijn 1999/93/EG. De lidstaten en de Commissie erkennen de rechtsgeldigheid en toelaatbaarheid van de in het computersysteem voor gegevensuitwisseling gebruikte elektronische handtekening als bewijs in gerechtelijke procedures.

4.   De ontwikkelingskosten van het computersysteem voor gegevensuitwisseling worden uit hoofde van artikel 46, lid 1, van de basisverordening gefinancierd uit de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen. De kosten van een interface tussen het gemeenschappelijke computersysteem voor gegevensuitwisseling en nationale, regionale en lokale computersystemen en de kosten van de aanpassing van laatstgenoemde systemen aan de eisen van de basisverordening komen krachtens artikel 46, lid 2, van die verordening voor subsidie in aanmerking.

Artikel 67

Toezending van gegevens via het computersysteem voor gegevensuitwisseling

1.   Het computersysteem voor gegevensuitwisseling is voor de lidstaten en de Commissie rechtstreeks toegankelijk dan wel toegankelijk via een interface voor de automatische registratie en synchronisatie van gegevens met nationale, regionale en lokale geautomatiseerde beheersystemen.

2.   De in aanmerking genomen datum voor de toezending van documenten aan de Commissie is de datum waarop de lidstaat de documenten in het computersysteem voor gegevensuitwisseling invoert.

3.   In geval van overmacht, en in het bijzonder wanneer het gemeenschappelijke computersysteem defect is of geen duurzame verbinding tot stand kan worden gebracht, mag de betrokken lidstaat de op grond van de basisverordening vereiste documenten op papier toezenden overeenkomstig het model in de bijlagen I en V tot en met XIV bij deze verordening. Zodra er een einde komt aan de overmachtsituatie, voert de lidstaat de desbetreffende documenten onverwijld in het computersysteem voor gegevensuitwisseling in. In afwijking van lid 2 wordt de in aanmerking genomen datum voor de toezending geacht de datum van verzending van de documenten op papier te zijn.

HOOFDSTUK X

PERSOONSGEGEVENS

Artikel 68

Bescherming van persoonsgegevens

1.   De lidstaten en de Commissie nemen alle nodige maatregelen ter voorkoming van de ongeoorloofde bekendmaking van en toegang tot de in artikel 40, lid 1, bedoelde informatie, de door de Commissie in de loop van haar audits verzamelde gegevens en de in hoofdstuk VIII bedoelde informatie.

2.   De in artikel 40, lid 1, van deze verordening bedoelde informatie en die welke door de Commissie in de loop van haar audits wordt verzameld, worden door de Commissie uitsluitend gebruikt ter kwijting van haar verantwoordelijkheden krachtens artikel 72 van de basisverordening.

De Europese Rekenkamer en het Europees Bureau voor fraudebestrijding hebben toegang tot deze informatie.

3.   De in hoofdstuk VIII bedoelde informatie mag niet worden doorgegeven aan anderen dan die welke, in de lidstaten of bij de instellingen van de Gemeenschap, uit hoofde van hun functie daartoe toegang dienen te hebben, tenzij de lidstaat die de informatie verstrekt daarin uitdrukkelijk heeft toegestemd.

4.   Persoonsgegevens die deel uitmaken van de in artikel 31, tweede alinea, onder d), bedoelde informatie, mogen uitsluitend voor de in dat artikel genoemde doeleinden worden verwerkt.

HOOFDSTUK XI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 69

Intrekking

De Verordeningen (EG) nr. 2722/2000, (EG) nr. 908/2000 en (EG) nr. 366/2001 worden ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

De bepalingen van de ingetrokken verordeningen blijven van toepassing op bijstand uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2792/1999.

Artikel 70

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 maart 2007.

Voor de Commissie

Joe BORG

Lid van de Commissie


(1)  PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1.

(2)  PB L 161 van 26.6.1999, blz. 54.

(3)  PB L 337 van 30.12.1999, blz. 10. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 485/2005 (PB L 81 van 30.3.2005, blz. 1).

(4)  PB L 328 van 24.11.2006, blz. 14.

(5)  PB L 178 van 12.7.1994, blz. 43. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2035/2005 (PB L 328 van 15.12.2005, blz. 8).

(6)  PB L 13 van 19.1.2000, blz. 12.

(7)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(8)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(9)  PB L 314 van 14.12.2000, blz. 10.

(10)  PB L 105 van 3.5.2000, blz. 15. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2438/2000 (PB L 280 van 4.11.2000, blz. 37).

(11)  PB L 55 van 24.2.2001, blz. 3.

(12)  PB L 222 van 17.8.2001, blz. 53.

(13)  PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1.

(14)  PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.

(15)  PB L 175 van 5.7.1985, blz. 40.

(16)  PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

(17)  PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1.

(18)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19.

(19)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.

(20)  PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12.

(21)  PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.

(22)  PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25.

(23)  PB C 316 van 27.11.1995, blz. 49.

(24)  PB L 160 van 30.6.2000, blz. 1.

(25)  PB L 61 van 4.3.1994, blz. 27.


BIJLAGE I

OPERATIONEEL PROGRAMMA

DEEL A

Inhoud van een operationeel programma

De in de punten 3 en 4 vermelde informatie mag worden samengevat als deze in het nationaal strategisch plan is opgenomen.

1.   TITEL VAN HET OPERATIONEEL PROGRAMMA, LIDSTAAT

2.   GEOGRAFISCHE SUBSIDIABILITEIT

Geef aan:

1)

regio's die onder de convergentiedoelstelling vallen (indien relevant);

2)

regio's die niet onder de convergentiedoelstelling vallen (indien relevant).

3.   ANALYSE

a)

Algemene beschrijving van de visserijsector in de lidstaat, inclusief:

1.

een analyse van nationale en/of lokale omstandigheden;

2.

een analyse van regio's die onder de convergentiedoelstelling vallen en regio's die niet onder de convergentiedoelstelling vallen;

3.

belangrijkste lessen die getrokken zijn uit de vorige programmeringsperiode of uit soortgelijke ervaringen in andere regio's of lidstaten, alsook de bevindingen van evaluaties vooraf, indien beschikbaar;

4.

contextindicatoren en, indien relevant, nationale of regionale statistieken van Eurostat of andere bronnen van statistische gegevens. Indien relevant moeten de in het nationaal strategisch plan vermelde indicatoren worden gebruikt voor de beschrijving van de visserijsector.

b)

Drijvende krachten en ontwikkelingstendensen, inclusief de sectorale en regionale dimensie van de sociaaleconomische ontwikkeling van de visserijsector. De beschrijving van de sterke en zwakke punten, kansen en bedreigingen (SWOT-analyse) teneinde te identificeren welke strategische keuzen de lidstaat gemaakt heeft voor het operationele programma en de prioritaire zwaartepunten.

c)

Beschrijving van:

1.

de milieusituatie, inclusief, voor zover relevant, de resultaten van de strategische milieubeoordeling;

2.

de situatie ten aanzien van de gelijkheid van vrouwen en mannen wat de kansen op de arbeidsmarkt betreft, met inbegrip van de specifieke problemen waarmee elke groep te kampen heeft.

d)

Belangrijkste resultaten van de analyse.

4.   STRATEGIE OP HET NIVEAU VAN HET OPERATIONELE PROGRAMMA

Gekozen strategie om tegemoet te komen aan de sterke en zwakke punten, inclusief:

1)

algemene doelstelling(en) van het operationele programma, met gebruikmaking van effectindicatoren (1);

2)

specifieke doelstellingen waar de prioriteiten van het operationele programma naar streven, met gebruikmaking van resultaatindicatoren (2);

3)

kalender en tussentijdse doelstellingen.

5.   SAMENVATTING VAN DE EVALUATIE VOORAF

Voeg een samenvatting van de evaluatie vooraf toe waarin de in artikel 48 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 vermelde elementen worden geïdentificeerd en beoordeeld.

In de evaluatie vooraf moet ook worden ingegaan op de eisen van de milieubeoordeling krachtens Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) (de richtlijn „strategische milieubeoordeling”).

De volledige evaluatie vooraf wordt als bijlage bij het operationele programma gevoegd.

6.   PRIORITAIRE ZWAARTEPUNTEN VAN HET PROGRAMMA

a)

Samenhang en motivering van de gekozen prioritaire zwaartepunten, voor wat betreft:

1.

het relevante deel van het nationaal strategisch plan;

2.

de leidende beginselen voor het operationele programma (artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1198/2006);

3.

de resultaten van de in artikel 48 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 vermelde evaluatie vooraf.

b)

Een beschrijving van elk prioritair zwaartepunt, inclusief:

1.

de belangrijkste doelstellingen van het prioritaire zwaartepunt;

2.

de uitgangssituatie en de gekwantificeerde doelstellingen, met gebruikmaking van de in punt 4.2 vermelde indicatoren;

3.

motivering van het gemiddelde medefinancieringspercentage (indien van toepassing), doelgroepen/-sectoren/-gebieden en/of begunstigden voor het algemene operationele programma en voor elk prioritair zwaartepunt;

4.

beschrijving van de belangrijkste maatregelen voor elk zwaartepunt van de voorgestelde strategie;

5.

informatie over het onderscheid met soortgelijke activiteiten waarvoor financiële steun is verleend uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling, de structuurfondsen en het Cohesiefonds, en maatregelen om de complementariteit met deze fondsen en andere bestaande instrumenten te garanderen, voor zover nodig.

c)

Specifieke informatie die vereist is voor de prioritaire zwaartepunten en maatregelen (indien van toepassing).

Prioritair zwaartepunt 1: Maatregelen voor de aanpassing van de communautaire visserijvloot

Overheidssteun voor de definitieve beëindiging van de visserijactiviteit

Beschrijving van de prioriteit die wordt gegeven aan de financiering van herstelplannen.

Beschrijving van de methoden voor de berekening van overheidssteun voor de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten.

Overheidssteun voor tijdelijke stillegging van visserijactiviteiten

Beschrijving van de methoden voor de berekening van overheidssteun voor de tijdelijke stillegging van visserijactiviteiten.

Investeringen aan boord van vissersvaartuigen en selectiviteit

Beschrijving van de toepasselijke voorwaarden als een lidstaat toestaat dat de beperking van het motorvermogen wordt verwezenlijkt door een groep vaartuigen en beschrijving van de mechanismen voor toezicht op de naleving van deze voorwaarden.

Beschrijving van de objectieve criteria die worden gehanteerd voor de vaststelling van de maximale subsidiabele uitgaven die gedurende de volledige programmeringsperiode per vissersvaartuig mogen worden gedaan voor investeringen aan boord van vissersvaartuigen en selectiviteit, overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 en overeenkomstig artikel 6, lid 2, van deze verordening.

Kleinschalige kustvisserij

Beschrijving van de methoden voor de berekening van de sociaaleconomische compensaties van artikel 26, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1198/2006 ten gunste van kleinschalige kustvisserij.

Beschrijving van de methoden voor de berekening van de subsidies voor vissers en eigenaars van vissersvaartuigen, zoals bepaald in artikel 26, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1198/2006, ten gunste van kleinschalige kustvisserij.

Sociaaleconomische compensatie voor het beheer van de communautaire visserijvloot

Beschrijving van de methoden voor de berekening van de in artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 vastgestelde sociaaleconomische compensaties.

Prioritair zwaartepunt 2: Aquacultuur, binnenvisserij, verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten

Maatregelen voor productieve investeringen in aquacultuur

Beschrijving van de wijze waarop gegarandeerd wordt dat voorrang wordt gegeven aan kleine en micro-ondernemingen.

Binnenvisserij

Beschrijving van de mechanismen om te garanderen dat de investeringen waarvoor overeenkomstig artikel 33 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 steun is verleend het evenwicht tussen de omvang van de vloot en de corresponderende beschikbare visbestanden niet verstoort.

Beschrijving van de maatregelen die worden genomen om te garanderen dat de vaartuigen waarvoor overeenkomstig artikel 33 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 steun wordt verleend alleen in binnenwateren actief blijven.

Beschrijving van de objectieve criteria die worden gehanteerd voor de vaststelling van de maximale subsidiabele uitgaven die gedurende de volledige programmeringsperiode per vissersvaartuig mogen worden gedaan voor investeringen aan boord van vissersvaartuigen en selectiviteit, overeenkomstig artikel 33 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 en overeenkomstig artikel 6, lid 2, van deze verordening

Beschrijving van de methoden voor het berekenen van de steun voor de aanpassing van vaartuigen die in de binnenvisserij actief zijn aan andere activiteiten buiten de visserijsector en de maatregelen die worden genomen om te garanderen dat de vaartuigen die steun krijgen uit het EVF niet opnieuw actief worden in de binnenvisserij.

Beschrijving van de methoden voor de berekening van de in artikel 33, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1198/2006 vastgestelde steun voor de tijdelijke beëindiging van visserijactiviteiten in de binnenwateren.

Investeringen in verwerking en afzet

Beschrijving van de wijze waarop gegarandeerd wordt dat voorrang wordt gegeven aan kleine en micro-ondernemingen.

Prioritair zwaartepunt 4: Duurzame ontwikkeling van visgebieden

Procedures en criteria voor het selecteren van de visgebieden. Motivering van de selectie van visgebieden waarvan de omvang buiten de in artikel 43, lid 3 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 vastgestelde grenzen valt.

Procedures, criteria en tijdschema voor het selecteren van de groepen, inclusief het indicatieve aantal groepen en het gepland percentage visserijgebieden die onder de strategieën voor plaatselijke ontwikkeling vallen.

Beschrijving van de beheersregels en financiële circuits tot bij de begunstigde, inclusief een beschrijving van de procedure voor het selecteren van de activiteiten en van de rol en taken van de groepen met betrekking tot de beheers-, toezichts- en controlesystemen.

Motivering van de bedrijfskosten die boven het in artikel 44, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1198/2006 vastgestelde maximum liggen.

Identificatie van de maatregelen die in aanmerking komen voor steun uit meer dan een communautair steuninstrument en motivering van de gekozen optie.

Prioritair zwaartepunt 5: Technische bijstand

Motivering van acties met betrekking tot voorbereiding, toezicht, evaluatie, publiciteit, controle, audit en netwerking waarvan de kosten boven het in artikel 46, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1198/2006 vastgestelde maximum liggen.

7.   FINANCIËLE BEPALINGEN

Op te stellen overeenkomstig deel B van deze bijlage: financieringsplannen voor het operationeel programma

8.   UITVOERINGSBEPALINGEN

a)

Aanwijzing door de lidstaat van de in artikel 58 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 vermelde instanties of, als de lidstaat gebruikmaakt van de door artikel 52 van deze verordening geboden mogelijkheid, aanwijzing van de instanties en procedures overeenkomstig de in artikel 53 van deze verordening vastgestelde regels.

b)

De instantie die bevoegd is voor het ontvangen van de door de Commissie verrichte betalingen, en de instantie/instanties die verantwoordelijk is/zijn voor het verrichten van de betalingen aan de begunstigden.

c)

Omschrijving van de procedures voor de beschikbaarstelling en de overmaking van de financiële middelen, teneinde de doorzichtigheid van deze geldstromen te verzekeren.

d)

Beschrijving van de toezichts- en evaluatiesystemen en samenstelling van het toezichtscomité.

e)

Regelingen die tussen de Commissie en de lidstaat (moeten) worden overeengekomen voor de elektronische gegevensuitwisseling moeten voldoen aan de voorschriften inzake beheer, toezicht en evaluatie.

f)

Aanwijzing van de in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 vermelde partners en resultaten van hun samenwerking; lijst van de geraadpleegde partners en samenvatting van de resultaten van de raadplegingen. Voor de toepassing van artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1198/2006 moeten de lidstaten overwegen relevante belanghebbenden, inclusief niet-gouvernementele organisaties, bij de uitvoering te betrekken, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van bevordering van de gelijkheid van vrouwen en mannen, en van duurzame ontwikkeling door integratie van milieubescherming en -verbetering.

g)

Elementen die tot doel hebben te garanderen dat de maatregelen voor voorlichting en publiciteit in het operationele programma beantwoorden aan de in artikel 28 van deze verordening vastgestelde regels.

DEEL B

Financieringsplan voor het operationeel programma

Tabel I: Financieringsplan voor het operationeel programma waarbij, voor zover nodig, de jaarlijkse vastlegging van het EVF in het operationeel programma afzonderlijk moet worden vermeld voor de regio's die in aanmerking komen voor de convergentiedoelstelling en de regio's die niet in aanmerking komen voor de convergentiedoelstelling

Vastleggingen worden aangegaan op jaarbasis, overeenkomstig het volgende plan:

Referentie operationeel programma (CCI-nummer):

Jaar per financieringsbron voor het programma, in EUR:

Regio's die in aanmerking komen voor de convergentiedoelstelling

Jaar

EVF

2007

 

2008

 

2009

 

2010

 

2011

 

2012

 

2013

 

Totaal EVF

 


Regio's die niet in aanmerking komen voor de convergentiedoelstelling

Jaar

EVF

2007

 

2008

 

2009

 

2010

 

2011

 

2012

 

2013

 

Totaal EVF

 

Tabel II: Financieringsplan voor het operationeel programma met, afzonderlijk voor de gehele programmeringsperiode en voor elk prioritair zwaartepunt en afzonderlijk, voor zover van toepassing, voor regio's die in aanmerking komen voor de convergentiedoelstelling en regio's die niet in aanmerking komen voor de convergentiedoelstelling, het bedrag van de totale financiële bijdrage uit het EVF in het operationeel programma, de nationale overheidsbijdrage en het bijdragepercentage per prioritair zwaartepunt

Referentie operationeel programma (CCI-nummer):

Prioritaire zwaartepunten in EUR:

Tabel II: Financiële tabel voor het operationeel programma, per prioritair zwaartepunt

Regio's die in aanmerking komen voor de convergentiedoelstelling

Prioriteit

Totaal overheidssteun

a = (b + c)

EVF-bijdrage

(b)

Nationale bijdrage

(c)

EVF Medefinancieringspercentage (4)

(d) = (b) / (a) × 100

Prioritair zwaartepunt 1

 

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 2

 

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 3

 

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 4

 

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 5 (5)

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 


Regio's die niet in aanmerking komen voor de convergentiedoelstelling

Prioriteit

Totaal overheidssteun

a = (b + c)

EVF-bijdrage

(b)

Nationale bijdrage

(c)

EVF Medefinancieringspercentage (6)

(d) = (b) / (a) × 100

Prioritair zwaartepunt 1

 

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 2

 

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 3

 

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 4

 

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 5 (7)

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 


(1)  Effectindicatoren geven aan welke gevolgen het operationele programma zal hebben, naast de onmiddellijke gevolgen.

(2)  Resultaatindicatoren geven aan welke directe en onmiddellijke gevolgen het operationele programma zal hebben voor de begunstigden.

(3)  PB L 197 van 21.7.2001, blz. 30.

(4)  Het EVF-medefinancieringspercentage in de tabel mag worden afgerond. Het voor terugbetalingen gebruikte exacte percentage is het percentage (d).

(5)  In het geval van operationele programma's die betrekking hebben op een mix van regio's die in aanmerking komen voor de convergentiedoelstelling en regio's die niet in aanmerking komen voor de convergentiedoelstelling, mag de totale overheidsbijdrage voor prioritair zwaartepunt 5 worden toegekend aan het overheersende type regio dat het hoogste totale bedrag van overheidsbijdragen in het operationele programma heeft.

(6)  Het EVF-medefinancieringspercentage in de tabel mag worden afgerond. Het voor terugbetalingen gebruikte exacte percentage is het percentage (d).

(7)  In het geval van operationele programma's die betrekking hebben op een mix van regio's die in aanmerking komen voor de convergentiedoelstelling en regio's die niet in aanmerking komen voor de convergentiedoelstelling, mag de totale overheidsbijdrage voor prioritair zwaartepunt 5 worden toegekend aan het overheersende type regio dat het hoogste totale bedrag van overheidsbijdragen in het operationele programma heeft.


BIJLAGE II

GRONDREGELS VOOR DE OPBOUW VAN HET EMBLEEM EN AANWIJZINGEN VOOR DE GENORMALISEERDE KLEUREN

Symbolische beschrijving

Tegen een azuurblauwe achtergrond vormen twaalf gouden sterren een cirkel, die de eenheid van de Europese volkeren voorstelt. Het aantal sterren is onveranderlijk vastgesteld op twaalf, omdat dit getal het symbool is van volmaaktheid en volledigheid.

Heraldische beschrijving

Een cirkel van twaalf vijfpuntige gouden sterren, waarvan de punten elkaar niet raken, tegen een azuurblauwe achtergrond.

Geometrische beschrijving

Image

Het embleem heeft de vorm van een rechthoek waarvan de lange zijde gelijk is aan anderhalve keer de korte zijde (verhouding 3:2). Twaalf gouden sterren, op regelmatige afstanden geplaatst, vormen een onzichtbare cirkel waarvan het middelpunt op het snijpunt van de diagonalen van de rechthoek ligt. De straal van de cirkel is gelijk aan een derde van de korte zijde van de rechthoek. Elk van de vijfpuntige sterren is in een onzichtbare cirkel gevat, waarvan de straal gelijk is aan 1/18e van de korte zijde van de rechthoek. Alle sterren zijn verticaal geplaatst, d.w.z. dat één punt naar boven is gericht en de twee onderste punten op een onzichtbare lijn rusten die loodrecht op de korte zijde van de rechthoek staat. De sterren bevinden zich op de cirkel zoals de cijfers op de wijzerplaat van een klok. Het aantal sterren blijft onveranderlijk.

Kleuren

Image

Het embleem is samengesteld uit de volgende kleuren:

PANTONE REFLEX BLUE voor het oppervlak van de rechthoek;

PANTONE YELLOW voor de sterren.

Vierkleurendruk

Bij vierkleurendruk moeten de twee standaardkleuren op basis van de vier beschikbare kleuren worden aangemaakt.

Voor het PANTONE YELLOW kan 100 % „Process Yellow” worden gebruikt.

PANTONE REFLEX BLUE wordt verkregen door 100 % „Process Cyan” te mengen met 80 % „Process Magenta”.

Internet

PANTONE REFLEX BLUE komt in het webpalet overeen met de kleur RGB:0/0/153 (hexadecimaal: 000099) en PANTONE YELLOW met de kleur RGB:255/204/0 (hexadecimaal: FFCC00).

Monochroom reproductieproces

Wanneer alleen met zwart kan worden gewerkt, worden zwarte sterren tegen een witte achtergrond in een zwart omlijnde rechthoek gezet.

Image

Wanneer geen geel beschikbaar is, maar wel blauw (Reflex Blue uiteraard), worden de sterren in negatief wit op een achtergrond van 100 % Reflex Blue geplaatst.

Image

Reproductie op een gekleurde achtergrond

Wanneer een gekleurde achtergrond onvermijdelijk is, moet de rechthoek met een WIT kader worden omgeven waarvan de breedte gelijk is aan 1/25e van de korte zijde van de rechthoek.

Image


BIJLAGE III

LIJST VAN GEGEVENS OVER CONCRETE ACTIES DIE OP VERZOEK AAN DE COMMISSIE MOETEN WORDEN MEEGEDEELD UIT HOOFDE VAN ARTIKEL 40

De gegevens over concrete acties, die de Commissie overeenkomstig artikel 40 van deze verordening op elk ogenblik kan opvragen, omvatten de onderstaande informatie, onverminderd andere in Verordening (EG) nr. 1198/2006 gespecificeerde informatie die vereist is met het oog op financieel beheer, toezicht, controle of evaluatie.

Op schriftelijk verzoek van de Commissie verstrekt de lidstaat haar deze informatie binnen vijftien (15) werkdagen na ontvangst van het verzoek of binnen een andere overeengekomen termijn, zodat documentencontroles of controles ter plaatse kunnen worden verricht. De Commissie kan de informatie vragen met betrekking tot de concrete acties, maatregelen, prioritaire zwaartepunten of met betrekking tot het operationele programma.

Lidstaat

Bijzonderheden van de concrete actie

Convergentiedoelstelling

Niet-convergentiedoelstelling

(doorhalen wat niet van toepassing is)

Korte beschrijving van de concrete actie aan de hand van de hierna vermelde gegevens, voor zover van toepassing

CCI (code commun d'identification) van het programma:

Beschikking van de Commissie tot goedkeuring van het operationeel programma … nr. … van ../../200..

Informatie over individuele concrete acties

Financiële gegevens, uitgedrukt in EUR

Benaming van de kolommen: zie hierna.

(1)

(2)

(3)

(16)

(17)

(18)

Naam, status en handtekening van de vertegenwoordigende of bevoegde instantie:

Datum: ../../20..

Benaming van de kolommen van de tabel

(Voor elke concrete actie te verstrekken informatie)

Kolommen 1 tot en met 5: bestuurlijke bijzonderheden van de concrete actie

(1)

Identificatienummer van de concrete actie (door de beheersautoriteit toegekend nummer bij het nemen van de bestuurlijke beslissing tot toekenning van de overheidssteun — maximum 20 karakters).

(2)

(Alleen invullen als de concrete actie onder prioritair zwaartepunt 1 valt: Nummer in het communautaire vlootregister (niet het registratienummer vermelden); een concrete actie moet betrekking hebben op één vaartuig.

(3)

De plaats waar de concrete actie wordt uitgevoerd (gemeente).

(4)

NUTS III-code van de plaats waar de concrete actie wordt uitgevoerd.

(5)

Begunstigde (bedrijfsnaam).

(6)

Geslacht (man, vrouw).

Kolommen 7 tot en met 10: prognoses van de uitgaven in het kader van de concrete actie, overeenkomstig de door de beheersautoriteit genomen bestuurlijke beslissing tot toekenning van overheidssteun

(7)

Totale kosten waarmee rekening wordt gehouden in de beslissing tot toekenning van overheidssteun (in EUR).

(8)

Totale overheidskosten waarmee rekening wordt gehouden in de beslissing tot toekenning van overheidssteun (in EUR).

(9)

Aan de concrete actie toegekende EVF-steun (in EUR).

(10)

Datum van de bestuurlijke beslissing tot toekenning van overheidssteun (dd/mm/jjjj).

Kolommen 11 tot en met 15: fysieke gegevens met betrekking tot de concrete actie (classificatie en fysieke uitvoering)

(11)

Maatregel (2 cijfers) overeenkomstig de nomenclatuur (één concrete actie mag slechts betrekking hebben op één maatregel)

(12)

Concrete actie (1 cijfer) overeenkomstig de nomenclatuur (één concrete actie mag uit meer dan één actie bestaan vermeld in dat geval één actie per regel en gebruik meerdere regels).

(13)

Uitvoeringsgegevens (1 of 2 cijfers) overeenkomstig de nomenclatuur (op een actie die deel uitmaakt van een concrete actie kan meer dan een uitvoeringsgegeven van toepassing zijn; vermeld in dat geval één uitvoeringsgegeven per regel en gebruik meerdere regels).

(14)

Bereikte fysieke hoeveelheid (één hoeveelheid voor elke uitvoeringsindicator).

(15)

Uitvoeringsstatus van de concrete actie (1 cijfer): code 0 (concrete actie die onder een beslissing tot toekenning van steun valt, maar waarvoor nog geen uitgaven zijn gedeclareerd bij de beheersautoriteit)/code 1 (lopende concrete actie)/code 2 (ingevolge gedeeltelijke uitvoering onderbroken concrete actie)/code 3 (ingevolge gedeeltelijke uitvoering stopgezette concrete actie)/code 4 (uitgevoerde concrete actie).

Kolommen 16 tot en met 18: Informatie over de financiële uitvoering van de concrete actie — overzicht van de subsidiabele uitgaven en de overeenkomstige overheidssteun

(16)

Gecertificeerde en daadwerkelijk door de begunstigden betaalde subsidiabele uitgaven (in EUR), waarvan de juistheid is gecontroleerd overeenkomstig artikel 39, lid 2, van deze verordening.

(17)

Nationale bijdrage (in EUR): door de lidstaten aan de begunstigden betaalde steun, inclusief subsidies en andere overheidssteun op nationaal, regionaal of lokaal niveau, binnen de in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1198/2006 gestelde grenzen.

(18)

Aan de begunstigden betaalde EVF-steun (in EUR).

NOMENCLATUUR VAN PRIORITAIRE ZWAARTEPUNTEN, MAATREGELEN, ACTIES EN UITVOERINGSGEGEVENS

Prioritair zwaartepunt 1: Maatregelen voor de aanpassing van de communautaire visserijvloot

Maatregel 1.1: Definitieve beëindiging van visserijactiviteiten

Actie 1: Slopen

Gegeven 1: GT

Gegeven 2: kW

Actie 2: Nieuwe functie buiten de visserijsector

Gegeven 1: GT

Gegeven 2: kW

Actie 3: Nieuwe functie met het oog op het aanleggen van kunstmatige riffen

Gegeven 1: GT

Gegeven 2: kW

Maatregel 1.2: Tijdelijke stillegging van visserijactiviteiten

Actie 1: Tijdelijke stillegging van de activiteiten

Gegeven 1: Aantal vissers/dag

Gegeven 2: Betrokken vaartuigen, voor zover van toepassing

Maatregel 1.3: Investeringen aan boord van vissersvaartuigen en selectiviteit

Actie 1: Verbetering van de veiligheid aan boord

Gegeven 1: Betrokken vaartuig

Actie 2: Verbetering van de arbeidsomstandigheden

Gegeven 1: Betrokken vaartuig

Actie 3: Verbetering van de hygiëne

Gegeven 1: Betrokken vaartuig

Actie 4: Verbetering van de productkwaliteit

Gegeven 1: Betrokken vaartuig

Actie 5: Verbetering van de energie-efficiëntie

Gegeven 1: Betrokken vaartuig

Actie 6: Verbetering van de selectiviteit

Gegeven 1: Betrokken vaartuig

Actie 7: Vervanging van de motor

Gegeven 1: Motorvermogen (na modernisering) (kW)

Gegeven 2: Vermindering van het vermogen van vervangen motoren (– kW)

Gegeven 3: Betrokken vaartuig

Actie 8: Vervanging van het vistuig

Gegeven 1: Aantal vervangen stuks vistuigen

Gegeven 2: Betrokken vaartuig

Actie 9: Andere investeringen aan boord van vissersvaartuigen en selectiviteit

Gegeven 1: Betrokken vaartuig

Maatregel 1.4: Kleinschalige kustvisserij

Actie 1: Kleinschalige kustvisserij

Gegeven 1: Aantal vissers/eigenaars van vissersvaartuigen die subsidies hebben ontvangen om het beheer van en de controle op de toegangsvoorwaarden voor bepaalde visserijzones te verbeteren

Gegeven 2: Aantal vissers/eigenaars van vissersvaartuigen die subsidies hebben ontvangen om de organisatie van de productie-, verwerkings- en afzetketen voor visserijproducten te bevorderen

Gegeven 3: Aantal vissers/eigenaars van vissersvaartuigen die subsidies hebben ontvangen om vrijwillige stappen ter vermindering van de visserijinspanning met het oog op de instandhouding van visbestanden aan te moedigen

Gegeven 4: Aantal vissers/eigenaars van vissersvaartuigen die subsidies hebben ontvangen om het gebruik van technologische vernieuwingen aan te moedigen zonder de visserijinspanning te vergroten

Gegeven 5: Totaal aantal vissers/eigenaars van vissersvaartuigen die subsidies hebben ontvangen om de veiligheidsopleiding te verbeteren

Gegeven 6: Aantal vrouwelijke vissers/eigenaars van vissersvaartuigen die subsidies hebben ontvangen om de veiligheidsopleiding te verbeteren

Gegeven 7: Totaal aantal vissers/eigenaars van vissersvaartuigen die subsidies hebben ontvangen om de beroepsvaardigheden te verbeteren

Gegeven 8: Aantal vrouwelijke vissers/eigenaars van vissersvaartuigen die subsidies hebben ontvangen om de beroepsvaardigheden te verbeteren

Maatregel 1.5: Sociaaleconomische compensaties voor vlootbeheer

Actie 1: Sociaaleconomische compensaties

Gegeven 1: Totaal aantal vissers dat betrokken is bij de diversificatie van activiteiten, voor zover van toepassing

Gegeven 2: Aantal vrouwelijke vissers dat betrokken is bij de diversificatie van activiteiten, voor zover van toepassing

Gegeven 3: Totaal aantal vissers dat betrokken is bij vervroegde uittreding uit de visserijsector

Gegeven 4: Aantal vrouwelijke vissers dat betrokken is bij vervroegde uittreding uit de visserijsector

Gegeven 5: Totaal aantal individuele subsidies aan vissers jonger dan 40

Gegeven 6: Aantal individuele subsidies aan vrouwelijke vissers jonger dan 40

Gegeven 7: Totaal aantal vissers dat betrokken is bij de verbetering van de beroepsvaardigheden

Gegeven 8: Aantal vrouwelijke vissers dat betrokken is bij de verbetering van de beroepsvaardigheden

Gegeven 9: Totaal aantal vissers dat gebruikmaakt van regelingen voor de omscholing naar beroepen buiten de visserij

Gegeven 10: Aantal vrouwelijke vissers dat gebruikmaakt van regelingen voor de omscholing naar beroepen buiten de visserij

Gegeven 11: Aantal opleidingsdagen

Gegeven 12: Totaal aantal vissers dat eenmalige compensatie geniet, voor zover van toepassing

Gegeven 13: Aantal vrouwelijke vissers dat eenmalige compensatie geniet, voor zover van toepassing

Prioritair zwaartepunt 2: Aquacultuur, binnenvisserij, verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten

Maatregel 2.1: Aquacultuur

Actie 1: Productieverhoging door de bouw van nieuwe aquacultuurbedrijven

Gegeven 1: Ton mossels per jaar

Gegeven 2: Ton kokkels per jaar

Gegeven 3: Ton oesters per jaar

Gegeven 4: Ton baars per jaar

Gegeven 5: Ton zeebrasem per jaar

Gegeven 6: Ton tarbot per jaar

Gegeven 7: Ton zalm per jaar

Gegeven 8: Ton gekweekte zoutwaterforel per jaar

Gegeven 9: Ton paling per jaar

Gegeven 10: Ton karper per jaar

Gegeven 11: Ton gekweekte zoetwaterforel per jaar

Gegeven 12: Ton tonijn per jaar

Gegeven 13: Ton andere soorten per jaar

Gegeven 14: Omvang van de onderneming (micro, klein, middelgroot, groot)

Actie 2: Variatie in de productie ten gevolge van de uitbreiding of modernisering van bestaande bedrijven

Gegeven 1: Ton mossels per jaar

Gegeven 2: Ton kokkels per jaar

Gegeven 3: Ton oesters per jaar

Gegeven 4: Ton baars per jaar

Gegeven 5: Ton zeebrasem per jaar

Gegeven 6: Ton tarbot per jaar

Gegeven 7: Ton zalm per jaar

Gegeven 8: Ton gekweekte zeeforel per jaar

Gegeven 9: Ton paling per jaar

Gegeven 10: Ton karper per jaar

Gegeven 11: Ton gekweekte zoetwaterforel per jaar

Gegeven 12: Ton tonijn per jaar

Gegeven 13: Ton andere soorten per jaar

Gegeven 14: Omvang van de onderneming (micro, klein, middelgroot, groot)

Actie 3: Stijging van het aantal in kwekerijen gekweekte jonge vissen

Gegeven 1: Hoeveelheid mossels per jaar

Gegeven 2: Hoeveelheid kokkels per jaar

Gegeven 3: Hoeveelheid oesters per jaar

Gegeven 4: Hoeveelheid baars per jaar

Gegeven 5: Hoeveelheid zeebrasem per jaar

Gegeven 6: Hoeveelheid tarbot per jaar

Gegeven 7: Hoeveelheid zalm per jaar

Gegeven 8: Hoeveelheid gekweekte zeeforel per jaar

Gegeven 9: Hoeveelheid paling per jaar

Gegeven 10: Hoeveelheid karper per jaar

Gegeven 11: Hoeveelheid gekweekte zoetwaterforel per jaar

Gegeven 12: Hoeveelheid tonijn per jaar

Gegeven 13: Hoeveelheid andere soorten per jaar

Gegeven 14: Omvang van de onderneming (micro, klein, middelgroot, groot)

Actie 4: Maatregelen inzake het aquatische milieu

Gegeven 1: Eenheid die maatregelen inzake het aquatische milieu heeft uitgevoerd, zoals bepaald in artikel 30, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1198/2006

Gegeven 2: Eenheid die heeft deelgenomen aan het communautaire milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS)

Gegeven 3: Eenheid die biologische productiemethoden heeft toegepast

Actie 5: Maatregelen inzake de volksgezondheid

Gegeven 1: Weekdierkwekers die compensatie hebben genoten

Actie 6: Maatregelen inzake de diergezondheid

Gegeven 1: Kwekers die compensatie hebben genoten

Maatregel 2.2: Binnenvisserij

Actie 1: Vaartuigen die actief zijn in de binnenvisserij

Gegeven 1: Tonnage van gemoderniseerd vaartuig (GT)

Gegeven 2: Vermogen van gemoderniseerd vaartuig (kW)

Gegeven 3: Tonnage van aangepaste vaartuigen (GT)

Gegeven 4: Vermogen van aangepaste vaartuigen (kW)

Gegeven 5: Betrokken vaartuig

Actie 2: Investeringen voor de bouw van voorzieningen voor binnenvisserij

Gegeven 1: Eenheid die steun heeft gekregen

Actie 3: Investeringen voor de uitbreiding, de uitrusting en de modernisering van voorzieningen voor binnenvisserij

Gegeven 1: Eenheid die steun heeft gekregen

Maatregel 2.3: Verwerking en afzet van visserijproducten

Actie 1: Verhoging van de verwerkingscapaciteit (bouw van nieuwe eenheden en/of uitbreiding van bestaande eenheden)

Gegeven 1: Ton verse of gekoelde producten per jaar

Gegeven 2: Ton conserven of halfconserven per jaar

Gegeven 3: Ton bevroren of diepgevroren producten per jaar

Gegeven 4: Ton andere verwerkte producten (bereide maaltijden, gerookte, gepekelde, gedroogde producten) per jaar

Gegeven 5: Omvang van de onderneming (micro, klein, middelgroot, groot)

Actie 2: Bouw, uitbreiding, uitrusting en modernisering van verwerkingseenheden

Gegeven 1: Eenheid die profijt heeft getrokken van de verbetering van de arbeids- en hygiëneomstandigheden

Gegeven 2: Eenheid die profijt heeft getrokken van de verbetering van de milieuomstandigheden

Gegeven 3: Eenheid die verbeterde productiesystemen heeft opgezet (kwaliteit, technologische innovatie)

Gegeven 4: Omvang van de onderneming (micro, klein, middelgroot, groot)

Actie 3: Bouw van nieuwe afzetfaciliteiten

Gegeven 1: m2 grondoppervlakte

Gegeven 2: Omvang van de onderneming (micro, klein, middelgroot, groot)

Actie 4: Modernisering van bestaande afzetfaciliteiten

Gegeven 1: Eenheid die profijt heeft getrokken van de verbetering van de arbeids- en hygiëneomstandigheden

Gegeven 2: Eenheid die profijt heeft getrokken van de verbetering van de milieuomstandigheden

Gegeven 3: Eenheid die verbeterde systemen heeft opgezet (kwaliteit, technologische innovatie)

Gegeven 4: Eenheid die aan behandeling, verwerking en afzet van afval van visserij- en aquacultuurproducten doet

Gegeven 5: Eenheid die profijt trekt van deze actie, uitgesplitst per grootte van de onderneming (micro, klein, middelgroot, groot)

Prioritair zwaartepunt 3: Maatregelen van gemeenschappelijk belang

Maatregel 3.1: Collectieve acties

Gegeven 1: Opgerichte producentenorganisaties

Gegeven 2: Geherstructureerde producentenorganisaties

Gegeven 3: Concrete actie voor de verbetering van de beroepsvaardigheden of de ontwikkeling van nieuwe opleidingsmethoden en -hulpmiddelen

Gegeven 4: Concrete actie voor het bevorderen van partnerschappen tussen wetenschappers en actoren in de visserijsector

Gegeven 5: Concrete actie voor het opzetten van netwerken, het uitwisselen van ervaringen en goede praktijken tussen organisaties, ter bevordering van gelijkheid van kansen voor mannen en vrouwen en andere belanghebbenden

Gegeven 6: Andere concrete actie(s)

Maatregel 3.2: Bescherming en ontwikkeling van de aquatische fauna en flora

Gegeven 1: Scheepvaartgebied (km2) dat beschermd is door de installatie van statische of verplaatsbare voorzieningen

Gegeven 2: Concrete actie met betrekking tot de rehabilitatie van binnenwateren

Gegeven 3: Concrete actie met betrekking tot Natura 2000-gebieden

Gegeven 4: Concrete actie met betrekking tot de rehabilitatie van paaigronden en trekroutes

Maatregel 3.3: Vissershavens, aanvoer- en beschuttingsplaatsen

Actie 1: Investeringen in bestaande vissershavens

Gegeven 1: m3 gekoelde opslagruimte

Gegeven 2: m3 andere dan gekoelde opslagruimte

Gegeven 3: Concrete actie met betrekking tot behandelingsinstallaties

Gegeven 4: Concrete actie met betrekking tot ijsmachines

Gegeven 5: Concrete actie met betrekking tot bevoorradingsinstallaties (elektriciteit, water, brandstof)

Gegeven 6: Concrete actie met betrekking tot andere faciliteiten

Gegeven 7: m2 geherstructureerde kaden

Gegeven 8: Strekkende meter geherstructureerde kaden

Gegeven 9: m2 oppervlakte voor eerste verkoop

Actie 2: Investeringen in de herstructurering en verbetering van aanvoerplaatsen

Gegeven 1: Aanvoerplaats die profijt heeft getrokken van de investeringen

Actie 3: Veiligheidsinvesteringen in de bouw en modernisering van kleine beschuttingsplaatsen

Gegeven 1: Beschuttingsplaats die profijt heeft getrokken van de investeringen

Actie 4: Veiligheidsinvesteringen in de modernisering van kleine beschuttingsplaatsen

Gegeven 1: Beschuttingsplaats die profijt heeft getrokken van de investeringen

Maatregel 3.4: Ontwikkeling van nieuwe markten en promotiecampagnes

Gegeven 1: Campagne voor visserij- en aquacultuurproducten

Gegeven 2: Campagne ter verbetering van het imago van de visserij

Gegeven 3: Concrete actie ter bevordering van producten die zijn verkregen met methoden die geringe effecten op het milieu hebben

Gegeven 4: Concrete actie ter bevordering van producten die zijn erkend op grond van Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad (1)

Gegeven 5: Concrete actie voor de uitvoering van een kwaliteitsbeleid voor visserij- en aquacultuurproducten

Gegeven 6: Concrete actie ter bevordering van kwaliteitscertificering

Gegeven 7: Concrete actie ter bevordering van de marktvoorziening met soorten waarvan er een overschot is of die onderbevist zijn

Gegeven 8: Concrete actie voor de uitvoering van marktonderzoeken

Maatregel 3.5: Proefactiviteiten

Gegeven 1: Testen van innoverende technologie

Gegeven 2: Testen in verband met beheersplannen en plannen voor het toewijzen van visserijinspanningen

Gegeven 3: Concrete actie om methoden te ontwikkelen en te testen om de selectiviteit van het vistuig te verbeteren of om de bijvangsten en de overboord gezette hoeveelheden te beperken

Gegeven 4: Concrete actie om alternatieve soorten visserijbeheerstechnieken te testen.

Maatregel 3.6: Aanpassing voor omschakeling van vissersvaartuigen

Gegeven 1: Vaartuigen die worden aangepast omdat zij tot het historisch erfgoed behoren

Gegeven 2: Vaartuigen die worden aangepast voor visserijonderzoek (VO)

Gegeven 3: Vaartuigen die worden aangepast voor opleidingsactiviteiten (OA)

Gegeven 4: Vaartuigen die worden aangepast voor controleactiviteiten (C)

Prioritair zwaartepunt 4: Duurzame ontwikkeling van visserijgebieden

Maatregel 4.1: Ontwikkeling van visserijgebieden

Gegeven 1: Concrete actie voor het versterken van het concurrentievermogen van de visserijgebieden

Gegeven 2: Concrete actie voor de herstructurering en heroriëntering van economische activiteiten

Gegeven 3: Concrete actie voor de diversificatie van activiteiten

Gegeven 4: Concrete actie voor het bieden van meerwaarde aan visserijproducten

Gegeven 5: Concrete actie voor de ondersteuning van infrastructuurvoorzieningen voor kleinschalige visserij en toerisme

Gegeven 6: Concrete actie voor de bescherming van het milieu in visserijgebieden

Gegeven 7: Concrete actie voor het herstel van het productievermogen van de visserijsector

Gegeven 8: Concrete actie voor de bevordering van interregionale en transnationale samenwerking

Gegeven 9: Concrete actie voor de verwerving van vaardigheden en de facilitering van het ontwerpen en uitvoeren van een plaatselijke ontwikkelingsstrategie

Gegeven 10: Concrete actie voor het bijdragen tot de bedrijfskosten van de groepen

Gegeven 11: Concrete actie met betrekking tot communicatieacties van de groepen

Gegeven 12: Andere concrete actie(s)

Prioritair zwaartepunt 5: Technische bijstand

Maatregel 5.1: Technische bijstand

Actie 1: Beheer en uitvoering van programma's

Gegeven 1: Concrete actie met betrekking tot technische bijstand voor de uitvoering van het operationele programma

Gegeven 2: Concrete actie ter verbetering van de bestuurlijke capaciteit

Gegeven 3: Concrete actie met betrekking tot communicatieacties

Gegeven 4: Concrete actie ter bevordering van netwerken

Gegeven 5: Concrete actie met betrekking tot evaluatie

Actie 2: Studies (uitgezonderd evaluatie)

Gegeven 1: Studies

Actie 3: Informatie en voorlichting

Gegeven 1: Concrete actie met betrekking tot informatie

Gegeven 2: Concrete actie voor informatieverstrekking aan belanghebbenden

Actie 4: Andere maatregelen voor technische bijstand

Gegeven 1: Concrete actie met betrekking tot andere types technische bijstand.


(1)  PB L 208 van 24.7.1992, blz. 1.


BIJLAGE IV

TECHNISCHE PARAMETERS VOOR DE WILLEKEURIGE STATISTISCHE STEEKPROEF INGEVOLGE ARTIKEL 43 (STEEKPROEFNAME)

1.

Aan de hand van een willekeurige statistische steekproefmethode kunnen uit de resultaten van de audits van de steekproef conclusies worden getrokken over de totale uitgaven waaruit de steekproef werd getrokken, en kan zekerheid worden verkregen omtrent het functioneren van de beheers- en controlesystemen.

2.

De geboden zekerheid omtrent het functioneren van de systemen wordt bepaald door de mate van betrouwbaarheid die resulteert uit de conclusies van de systeemaudits en uit de audits van concrete acties in de via een willekeurige statistische steekproefmethode getrokken steekproef. Om een hoge mate van zekerheid te verkrijgen, d.w.z. een beperkt auditrisico, moet de auditautoriteit de resultaten van systeemaudits en audits van concrete acties combineren. De auditautoriteit beoordeelt eerst de betrouwbaarheid van de systemen (hoog, gemiddeld of laag) op basis van de resultaten van de systeemaudits teneinde de technische parameters van de steekproef vast te stellen, met name het betrouwbaarheidsniveau en het verwachte foutenpercentage. De lidstaten kunnen zich ook baseren op de resultaten van het evaluatieverslag over de conformiteit ingevolge artikel 71, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1198/2006. De gecombineerde mate van zekerheid die met de systeemaudits en de audits van concrete acties wordt verkregen, moet hoog zijn. Het betrouwbaarheidsniveau dat wordt gehanteerd voor het trekken van een steekproef uit concrete acties, dient niet minder te zijn dan 60 % met een materialiteitsniveau van maximaal 2 %. Voor een systeem dat als weinig betrouwbaar is beoordeeld, dient het betrouwbaarheidsniveau dat wordt gehanteerd voor het trekken van een steekproef uit concrete acties niet lager te zijn dan 90 %. De auditautoriteit dient in het jaarlijkse controleverslag te beschrijven op welke wijze zekerheid is verkregen.

3.

De betrouwbaarheid van beheers- en controlesystemen wordt bepaald aan de hand van door de auditautoriteit voor systeemaudits vastgestelde criteria, waaronder een gekwantificeerde beoordeling van alle hoofdonderdelen van de systemen die zich ook uitstrekt tot de belangrijkste autoriteiten en bemiddelende instanties die bij het beheer en de controle van het operationele programma betrokken zijn. In het auditdossier worden deze beoordelingen bijgehouden.


BIJLAGE V

MODEL VAN EEN AUDITSTRATEGIE UIT HOOFDE VAN ARTIKEL 61, LID 1, ONDER C), VAN VERORDENING (EG) NR. 1198/2006

1.   INLEIDING

Aanduiding van de auditautoriteit die verantwoordelijk is voor de opstelling van de auditstrategie, en van eventuele andere daarbij betrokken instanties. De gevolgde procedure voor het opstellen van de auditstrategie moet worden toegelicht.

Omschrijving van de algemene doelstellingen van de auditstrategie.

Toelichting bij de functies en verantwoordelijkheid van de auditautoriteit en andere instanties die onder haar verantwoordelijkheid audits uitvoeren.

Indicatie van de onafhankelijkheid van de auditautoriteit t.o.v. de beheers- en certificeringsautoriteit.

Verklaring van de auditautoriteit dat de instanties die krachtens artikel 61, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1198/2006 audits uitvoeren, de nodige functionele onafhankelijkheid bezitten.

2.   RECHTSGRONDSLAG EN WERKINGSSFEER

Opgave van de nationale regelgeving die op de auditautoriteit en haar functies van invloed is.

Opgave van de periode waarop de strategie betrekking heeft.

3.   METHODOLOGIE

Opgave van de te volgen auditmethode, rekening houdend met internationaal aanvaarde auditnormen (waaronder die van INTOSAI, IFAC en IIA), audithandleidingen en andere specifieke documenten.

4.   BENADERING VAN DE AUDIT EN PRIORITEITEN

Materialiteitsdrempels voor planningdoeleinden en voor het melden van tekortkomingen.

Vermelding van de soorten audits die zullen worden uitgevoerd (systeemaudits, audits van concrete acties).

Voor systeemaudits:

a)

aanduiding van de instantie(s) die verantwoordelijk is (zijn) voor de audits;

b)

aanduiding van de te controleren instanties;

c)

opgave van de horizontale kwesties die door de systeemaudits moeten worden bestreken, zoals overheidsopdrachten, staatssteun, milieuvoorschriften, gelijke kansen en IT-systemen.

Voor audits van concrete acties:

a)

aanduiding van de instantie(s) die verantwoordelijk is (zijn) voor de audits;

b)

vermelding van de criteria voor het bepalen van de mate van zekerheid die met de systeemaudits verkregen wordt, en verwijzing naar de documenten die gebruikt zijn voor de toepassing van de in artikel 43 uiteengezette steekproefmethode;

c)

vermelding van de procedure om te bepalen welke maatregelen moeten worden genomen als er fouten van materieel belang worden ontdekt.

Opgave en motivering van de prioriteiten en auditdoelstellingen voor de hele programmeringsperiode.

Toelichting bij de koppeling van de resultaten van de risicobeoordeling aan de geplande audits.

Een indicatief auditprogramma van auditopdrachten voor het komende jaar in de vorm van een tabel.

5.   BEOORDELING VAN HET RISICO

Opgave van de gevolgde procedures, met inbegrip van de mate waarin rekening is gehouden met de resultaten van eerdere audits van de instanties en systemen (bijvoorbeeld audits uit de periode 2000-2006, audits voor de beoordeling van de conformiteit).

Vermelding van de beoordeelde beheersautoriteit, certificeringsautoriteit en bemiddelende instanties.

Vermelding van de risicofactoren waarmee rekening is gehouden, waaronder horizontale kwesties die als risicogebieden zijn aangemerkt.

Vermelding van de resultaten via identificatie en prioritering van de belangrijkste instanties, processen, controles en prioritaire zwaartepunten die moeten worden gecontroleerd.

6.   VERTROUWEN OP HET WERK VAN ANDEREN

Opgave van de mate waarin bepaalde componenten door andere controleurs zijn gecontroleerd en op dat werk kan worden vertrouwd.

Toelichting van de wijze waarop de auditautoriteit de kwaliteit van het door andere instanties verrichte werk zal garanderen, rekening houdend met internationaal aanvaarde auditnormen.

7.   MIDDELEN

Opgave van de geplande middelen die zullen worden toegewezen, ten minste voor het komende jaar.

8.   RAPPORTAGE

Opgave van de interne procedures voor rapportage, zoals voorlopige en definitieve auditverslagen, en het recht van de gecontroleerde instantie om te worden gehoord en een toelichting te geven alvorens een definitief standpunt wordt ingenomen.


BIJLAGE VI

MODEL VAN EEN JAARLIJKS CONTROLEVERSLAG EN ADVIES

DEEL A

Model van een jaarlijks controleverslag uit hoofde van artikel 61, lid 1, onder e), i), van Verordening (EG) nr. 1198/2006 en artikel 44, lid 2, van deze verordening

1.   INLEIDING

Aanduiding van de verantwoordelijke auditautoriteit en andere instanties die bij de opstelling van het verslag betrokken zijn geweest.

Opgave van de (referentie)periode van twaalf maanden waaruit de willekeurige steekproef getrokken werd.

Aanduiding van het (de) operationele programma('s) waarop het verslag betrekking heeft (CCI-nummer), en van de beheers- en certificeringsautoriteit.

Beschrijving van de ondernomen stappen om het verslag op te stellen.

2.   WIJZIGINGEN IN DE BEHEERS- EN CONTROLESYSTEMEN

Opgave van aan de auditautoriteit gemelde belangrijke wijzigingen in de beheers- en controlesystemen ten opzichte van de uit hoofde van artikel 71, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1198/2006 verstrekte beschrijving en van de data waarop die wijzigingen zijn ingegaan.

3.   WIJZIGINGEN VAN DE AUDITSTRATEGIE

Opgave van eventuele aangebrachte of voorgenomen wijzigingen in de auditstrategie en van de redenen daarvoor.

4.   SYSTEEMAUDITS

Opgave van de instanties die systeemaudits hebben uitgevoerd, inclusief de auditautoriteit zelf.

Overzicht van de uitgevoerde audits (gecontroleerde instanties).

Beschrijving van de grondslag waarop de audits zijn geselecteerd binnen de context van de auditstrategie.

Beschrijving van de belangrijkste bevindingen en conclusies van de audits met betrekking tot de controle- en beheerssystemen en de werking daarvan, o.m. wat betreft de toereikendheid van de beheerscontroles, de certificeringsprocedures en het controlespoor, de adequate scheiding van de functies en de overeenstemming met de voorschriften en de beleidslijnen van de Gemeenschap.

Geef aan of sommige geconstateerde problemen een systematisch karakter vertoonden en welke maatregelen in dat verband zijn genomen, met daarbij een kwantificering van de onregelmatige uitgaven en daarmee samenhangende financiële correcties.

5.   AUDITS VAN EEN STEEKPROEF VAN DE CONCRETE ACTIES

Opgave van de instanties die de steekproefaudits hebben uitgevoerd, inclusief de auditautoriteit.

Beschrijving van de grondslag voor de selectie van de steekproef/steekproeven.

Vermelding van het materialiteitsniveau en, bij statistische steekproefname, het toegepaste betrouwbaarheidsniveau en het interval, indien van toepassing.

Overzicht (zie punt 9 hieronder) van de tijdens het kalenderjaar (referentiejaar) (eindigend in de auditperiode) bij de Commissie gedeclareerde subsidiabele uitgaven, het bedrag aan gecontroleerde uitgaven en het percentage gecontroleerde uitgaven ten opzichte van de totale bij de Commissie gedeclareerde subsidiabele uitgaven (zowel voor het laatste kalenderjaar als cumulatief). Informatie over de willekeurige steekproef moet duidelijk worden onderscheiden van die over andere steekproeven.

Beschrijving van de voornaamste resultaten van de audits, met speciale vermelding van het bedrag aan onregelmatige uitgaven en het foutenpercentage van de gecontroleerde willekeurige steekproef.

Vermelding van de uit de audits getrokken conclusies met betrekking tot de doeltreffendheid van het beheers- en controlesysteem.

Informatie over de follow-up van onregelmatigheden, inclusief de herziening van eerder gemelde foutenpercentages.

Geef aan of sommige geconstateerde problemen een systematisch karakter vertoonden en welke maatregelen in dat verband zijn genomen, met daarbij een kwantificering van de onregelmatige uitgaven en daarmee samenhangende financiële correcties.

6.   COÖRDINATIE TUSSEN DE AUDITINSTANTIES EN DE TOEZICHTACTIVITEITEN VAN DE AUDITAUTORITEIT

Beschrijving van de procedure voor toezicht die door de auditautoriteit wordt toegepast op andere instanties die audits uitvoeren, overeenkomstig artikel 61, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1198/2006 (indien van toepassing).

7.   FOLLOW-UP VAN DE AUDITS VAN HET VOORGAANDE JAAR

Informatie over de vervolgmaatregelen die zijn genomen in verband met nog hangende aanbevelingen en/of met de resultaten van in voorgaande jaren verrichte systeemaudits of audits van concrete acties.

8.   OVERIGE INFORMATIE (INDIEN VAN TOEPASSING)

9.   TABEL VOOR GEDECLAREERDE UITGAVEN EN STEEKPROEFAUDITS

Regio's die onder de convergentiedoelstelling vallen

Referentie

(CCI-nr.)

In het referentiejaar gedeclareerde uitgaven

Voor de willekeurige steekproef gecontroleerde uitgaven in het referentiejaar

Bedrag en percentage (foutenpercentage) aan onregelmatige uitgaven in de willekeurige steekproef

Andere geauditeerde uitgaven (1)

Bedrag aan onregelmatige uitgaven in andere steekproef van de uitgaven

Totaalbedrag aan cumulatief gedeclareerde uitgaven

Totaalbedrag aan cumulatief gecontroleerde uitgaven als percentage van het totaalbedrag aan cumulatief gedeclareerde uitgaven

 

 

 (2)

 (3)

Bedrag

%

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Regio's die niet onder de convergentiedoelstelling vallen

Referentie

(CCI-nr.)

In het referentiejaar gedeclareerde uitgaven

Voor de willekeurige steekproef gecontroleerde uitgaven in het referentiejaar

Bedrag en percentage (foutenpercentage) aan onregelmatige uitgaven in de willekeurige steekproef

Andere geauditeerde uitgaven (4)

Bedrag aan onregelmatige uitgaven in andere steekproef van de uitgaven

Totaalbedrag aan cumulatief gedeclareerde uitgaven

Totaalbedrag aan cumulatief gecontroleerde uitgaven als percentage van het totaalbedrag aan cumulatief gedeclareerde uitgaven

 

 

 (5)

 (6)

Bedrag

%

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

DEEL B

Model van een jaarlijks advies uit hoofde van artikel 61, lid 1, onder e), ii), van Verordening (EG) nr. 1198/2006 en artikel 44, lid 2, van deze verordening

Aan de Europese Commissie, Directoraat-generaal […]

1.   INLEIDING

Ik ondergetekende, vertegenwoordiger van (naam van de door de lidstaat aangewezen instantie), heb de werking van de beheers- en controlesystemen in het operationele programma (naam van het operationele programma, CCI-code, periode) onderzocht om een advies af te geven over de vraag of het beheers- en controlesysteem voldoende efficiënt functioneert, om een redelijke mate van zekerheid te kunnen bieden omtrent de juistheid van de uitgavenstaten die bij de Commissie zijn ingediend, alsmede om, bij wijze van gevolgtrekking, een redelijke mate van zekerheid te kunnen bieden omtrent de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende transacties.

2.   REIKWIJDTE VAN HET ONDERZOEK

Het onderzoek werd uitgevoerd overeenkomstig de auditstrategie voor dit programma gedurende de periode van 1 juli tot en met 30 juni (jaar) en gerapporteerd in bijgaand jaarlijks controleverslag uit hoofde van artikel 61, lid 1, onder e), i) van Verordening (EG) nr. 1198/2006.

Hetzij

Er waren geen beperkingen op de reikwijdte van het onderzoek.

Of

De reikwijdte van het onderzoek werd beperkt door de volgende factoren:

a)

b)

c) enz.

(Vermeld eventuele beperkingen op de reikwijdte van het onderzoek, bijvoorbeeld systematische problemen, tekortkomingen van het beheers- en controlesysteem, ontbreken van bewijsstukken, lopende rechtszaken, enz., en geef een raming van de daarmee gemoeide uitgaven en de communautaire bijdrage. Indien de auditautoriteit van mening is dat de beperkingen geen gevolgen hebben voor de in de einddeclaratie vermelde uitgaven, dient dat te worden vermeld.)

3.   ADVIES

Hetzij

(Advies zonder beperking)

Op grond van bovenbedoeld onderzoek ben ik van mening dat voor bovengenoemde periode het beheers- en controlesysteem dat is ingesteld voor het programma … (naam van het operationele programma, CCI-code, periode), beantwoordt aan de geldende voorschriften van de artikelen 57 tot en met 61 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 en hoofdstuk VIII van Verordening (EG) nr. 498/2007 van de Commissie (7), en voldoende efficiënt heeft gefunctioneerd om een redelijke mate van zekerheid te kunnen bieden omtrent de juistheid van de uitgavenstaten die bij de Commissie zijn ingediend, alsmede om, bij wijze van gevolgtrekking, een redelijke mate van zekerheid te kunnen bieden omtrent de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende transacties.

Of

(Advies met beperking)

Op grond van bovenbedoeld onderzoek ben ik van mening dat voor bovengenoemde periode het beheers- en controlesysteem dat is ingesteld voor het programma … (naam van het operationele programma, CCI-code, periode), beantwoordt aan de geldende voorschriften van de artikelen 57 tot en met 61 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 en hoofdstuk VII van Verordening (EG) nr. 498/2007, en voldoende efficiënt heeft gefunctioneerd om een redelijke mate van zekerheid te kunnen bieden omtrent de juistheid van de uitgavenstaten die bij de Commissie zijn ingediend, alsmede om, bij wijze van gevolgtrekking, een redelijke mate van zekerheid te kunnen bieden omtrent de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende transacties (8).

Ik ben van oordeel dat dit (deze) aspect(en) van de systemen niet aan de voorschriften volde(e)d(en) en/of niet zodanig functioneerde(n) om een redelijke mate van zekerheid te kunnen bieden omtrent de juistheid van de bij de Commissie ingediende uitgavenstaten, en wel om de volgende redenen … (9)

Ik schat de gevolgen van de beperking(en) op … van het totaalbedrag aan gedeclareerde uitgaven. De daarmee gemoeide communautaire bijdrage is dus ….

Of

(Afkeurend advies)

Op grond van bovenbedoeld onderzoek ben ik van mening dat voor bovengenoemde periode het beheers- en controlesysteem dat is ingesteld voor het programma … (naam van het operationele programma, CCI-code, periode), niet beantwoordt aan de geldende voorschriften van de artikelen 57 tot en met 61 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 en hoofdstuk VII van Verordening (EG) nr. 498/2007, en niet voldoende efficiënt heeft gefunctioneerd om een redelijke mate van zekerheid te kunnen bieden omtrent de juistheid van de uitgavenstaten die bij de Commissie zijn ingediend, alsmede om, bij wijze van gevolgtrekking, een redelijke mate van zekerheid te kunnen bieden omtrent de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende transacties.

Deze afkeurende verklaring is gebaseerd op … (10).

Datum:

Handtekening:


(1)  Uitgaven van aanvullende steekproef en uitgaven van willekeurige steekproef, niet in het referentiejaar.

(2)  Bedrag aan gecontroleerde uitgaven.

(3)  Percentage gecontroleerde uitgaven in verhouding tot de in het referentiejaar bij de Commissie gedeclareerde subsidiabele uitgaven.

(4)  Uitgaven van aanvullende steekproef en uitgaven van willekeurige steekproef, niet in het referentiejaar.

(5)  Bedrag aan gecontroleerde uitgaven.

(6)  Percentage gecontroleerde uitgaven in verhouding tot de in het referentiejaar bij de Commissie gedeclareerde subsidiabele uitgaven.

(7)  PB L 120 van 10.5.2007, blz. 1.

(8)  Vermeld de instantie(s) die en het (de) aspect(en) van hun systemen dat/die niet aan de voorschriften volde(e)d(en) en/of niet efficiënt functioneerde(n).

(9)  Vermeld voor elke instantie en elk aspect van het systeem de redenen voor het voorbehoud.

(10)  Vermeld voor elke instantie en elk aspect de redenen voor de afkeurende verklaring.


BIJLAGE VII

MODEL VAN HET LAATSTE CONTROLEVERSLAG EN DE VERKLARING VAN AFSLUITING VOOR HET OPERATIONELE PROGRAMMA UIT HOOFDE VAN ARTIKEL 61, LID 1, ONDER f), VAN VERORDENING (EG) Nr. 1198/2006 EN ARTIKEL 44, LID 3, VAN DEZE VERORDENING

DEEL A

Model van het laatste controleverslag

1.   INLEIDING

Aanduiding van de verantwoordelijke auditautoriteit en andere instanties die bij de opstelling van het verslag betrokken zijn geweest.

Opgave van de laatste referentieperiode waaruit de willekeurige steekproef getrokken werd.

Aanduiding van het (de) operationele programma('s) waarop het verslag betrekking heeft, en van de beheers- en certificeringsautoriteit.

Beschrijving van de ondernomen stappen om het verslag op te stellen.

2.   WIJZIGINGEN IN DE BEHEERS- EN CONTROLESYSTEMEN EN DE AUDITSTRATEGIE (1)

Opgave van aan de auditautoriteit gemelde belangrijke wijzigingen in de beheers- en controlesystemen ten opzichte van de uit hoofde van artikel 71, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1198/2006 verstrekte beschrijving en van de data waarop die wijzigingen zijn ingegaan.

Opgave van de wijzigingen die in de auditstrategie zijn aangebracht, en de redenen daarvoor.

3.   SAMENVATTING VAN DE KRACHTENS ARTIKEL 61, LID 1, ONDER a) EN b), VAN VERORDENING (EG) Nr. 1198/2006 EN ARTIKEL 43 VAN DEZE VERORDENING UITGEVOERDE AUDITS

Voor systeemaudits:

Opgave van de instanties die systeemaudits hebben uitgevoerd, inclusief de auditautoriteit zelf.

Overzicht van de uitgevoerde audits: gecontroleerde instanties en jaar van de audit.

Beschrijving van de grondslag waarop de audits zijn geselecteerd binnen de context van de auditstrategie (2).

Beschrijving van de belangrijkste bevindingen en conclusies van de audits met betrekking tot de controle- en beheerssystemen en de werking daarvan, o.m. wat betreft de toereikendheid van de beheerscontroles, de certificeringsprocedures en het controlespoor, de adequate scheiding van de functies en de overeenstemming met de voorschriften en de beleidslijnen van de Gemeenschap (2).

Geef aan of sommige geconstateerde problemen een systematisch karakter vertoonden en welke maatregelen in dat verband zijn genomen, met daarbij een kwantificering van de onregelmatige uitgaven en daarmee samenhangende financiële correcties (2).

Voor audits van concrete acties:

Opgave van de instanties die de steekproefaudits hebben uitgevoerd, inclusief de auditautoriteit zelf.

Beschrijving van de grondslag voor de selectie van de steekproef/steekproeven.

Vermelding van het materialiteitsniveau en, bij statistische steekproefname, het toegepaste betrouwbaarheidsniveau en het interval, indien van toepassing.

Beschrijving van de voornaamste resultaten van de audits, met speciale vermelding van het bedrag aan onregelmatige uitgaven en het foutenpercentage van de gecontroleerde willekeurige steekproef (2).

Vermelding van de uit de audits getrokken conclusies met betrekking tot de doeltreffendheid van het beheers- en controlesysteem.

Informatie over de follow-up van onregelmatigheden, inclusief de herziening van eerder gemelde foutenpercentages.

Geef aan of sommige geconstateerde problemen een systematisch karakter vertoonden en welke maatregelen in dat verband zijn genomen, met daarbij een kwantificering van de onregelmatige uitgaven en daarmee samenhangende financiële correcties (2).

4.   FOLLOW-UP VAN DE AUDITACTIVITEIT

Informatie over de follow-up van de resultaten van systeemaudits en audits van concrete acties.

5.   DOOR DE AUDITAUTORITEIT UITGEVOERDE AANVULLENDE WERKZAAMHEDEN TER VOORBEREIDING VAN DE AFSLUITINGSVERKLARING

Samenvatting van de door de beheers- en certificeringsautoriteiten en de bemiddelende instanties verrichte audits in verband met de afsluitingsprocedure.

Samenvatting van de resultaten van het onderzoek van de overeenkomstig artikel 60, onder f), van Verordening (EG) nr. 1198/2006 bijgehouden debiteurenadministratie.

Samenvatting van de resultaten van opnieuw uitgevoerde controles op de juistheid van de gedeclareerde bedragen in relatie tot de bewijsstukken.

Samenvatting van de resultaten van het onderzoek van verslagen van andere nationale of communautaire auditinstanties (per categorie aangeven welke verslagen zijn ontvangen en onderzocht).

Samenvatting van de resultaten van het onderzoek van informatie over de follow-up van auditbevindingen en onregelmatigheden.

Samenvatting van de resultaten van het onderzoek van het extra werk dat door de beheers- en certificeringsautoriteiten is verricht zodat een verklaring zonder beperking kan worden afgegeven.

Andere.

6.   BEPERKINGEN VAN HET TOEPASSINGSGEBIED VAN HET ONDERZOEK VAN DE AUDITAUTORITEIT

Vermeld in detail de factoren die de reikwijdte van het onderzoek door de auditautoriteit hebben beperkt (3).

Geef een raming van de bedragen van de uitgaven en de communautaire bijdrage die daarmee zijn gemoeid.

7.   GEMELDE ONREGELMATIGHEDEN

Verklaring dat de procedure voor de melding en afhandeling van onregelmatigheden, inclusief de behandeling van systematische problemen, overeenkomstig de wettelijke voorschriften is uitgevoerd.

Verklaring dat de in het eindverslag over de uitvoering verstrekte informatie over de uit hoofde van artikel 70, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1198/2006 gemelde onregelmatigheden juist is.

Een lijst van de als systematisch beschouwde onregelmatigheden en de bedragen aan uitgaven die daarmee zijn gemoeid.

8.   OVERIGE INFORMATIE (INDIEN VAN TOEPASSING)

9.   TABEL VOOR GEDECLAREERDE UITGAVEN EN STEEKPROEFAUDITS

Regio's die onder de convergentiedoelstelling vallen

Referentie

(CCI-nr.)

In het referentiejaar gedeclareerde uitgaven

Voor de willekeurige steekproef gecontroleerde uitgaven in het referentiejaar

Bedrag en percentage (foutenpercentage) aan onregelmatige uitgaven in de willekeurige steekproef

Andere geauditeerde uitgaven (4)

Bedrag aan onregelmatige uitgaven in andere steekproef van de uitgaven

Totaalbedrag aan cumulatief gedeclareerde uitgaven

Totaalbedrag aan cumulatief gecontroleerde uitgaven als percentage van het totaalbedrag aan cumulatief gedeclareerde uitgaven

 

 

 (5)

 (6)

Bedrag

%

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Regio's die niet onder de convergentiedoelstelling vallen

Referentie

(CCI-nr.)

In het referentiejaar gedeclareerde uitgaven

Voor de willekeurige steekproef gecontroleerde uitgaven in het referentiejaar

Bedrag en percentage (foutenpercentage) aan onregelmatige uitgaven in de willekeurige steekproef

Andere geauditeerde uitgaven (7)

Bedrag aan onregelmatige uitgaven in andere steekproef van de uitgaven

Totaalbedrag aan cumulatief gedeclareerde uitgaven

Totaalbedrag aan cumulatief gecontroleerde uitgaven als percentage van het totaalbedrag aan cumulatief gedeclareerde uitgaven

 

 

 (8)

 (9)

Bedrag

%

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

DEEL B

Afsluitingsverklaring

Aan de Europese Commissie, Directoraat-generaal […]

1.   INLEIDING

Ik ondergetekende, ………………., vertegenwoordiger van (naam van de door de lidstaat aangewezen instantie), heb voor het operationele programma … (naam van het operationele programma, CCI-code, periode) de resultaten van de audits die door of onder de verantwoordelijkheid van de auditautoriteit overeenkomstig de auditstrategie op dit programma zijn verricht, onderzocht [en heb de aanvullende werkzaamheden verricht die ik noodzakelijk achtte]. De resultaten van het onderzoek en de aanvullende werkzaamheden die ik heb verricht, zijn samengevat in bijgaand laatste controleverslag (dat tevens de gegevens bevat die in het jaarlijks controleverslag voor de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016 moeten worden verstrekt). Ik heb deze werkzaamheden gepland en uitgevoerd om een redelijke mate van zekerheid te krijgen dat het verzoek tot betaling van het eindsaldo van de communautaire bijdrage in het programma juist en geldig is en dat de onderliggende transacties die zijn vermeld in de definitieve uitgavenstaat, wettig en regelmatig zijn.

2.   REIKWIJDTE VAN HET ONDERZOEK

Het onderzoek werd uitgevoerd overeenkomstig de auditstrategie voor dit programma en gerapporteerd in bijgaand laatste controleverslag uit hoofde van artikel 61, lid 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 1198/2006.

Hetzij

Er waren geen beperkingen op de reikwijdte van het onderzoek.

Of

De reikwijdte van het onderzoek werd beperkt door de volgende factoren:

a)

b)

c) enz.

(Vermeld eventuele beperkingen op de reikwijdte van het onderzoek, bijvoorbeeld systematische problemen, tekortkomingen van het beheers- en controlesysteem, ontbreken van bewijsstukken, lopende rechtszaken, enz., en geef een raming van de daarmee gemoeide uitgaven en de communautaire bijdrage. Indien de auditautoriteit van mening is dat de beperkingen geen gevolgen hebben voor de in de einddeclaratie vermelde uitgaven, dient dat te worden vermeld.)

3.   ONREGELMATIGHEDEN EN FOUTENPERCENTAGES

Hetzij

De bij de audits aangetroffen onregelmatigheden en foutenpercentages zijn niet van dien aard dat zij een verklaring zonder beperking in de weg staan, gezien de bevredigende wijze waarop zij door de beheersautoriteit zijn afgehandeld, en hun frequentie in de tijd.

Of

De bij de audits aangetroffen onregelmatigheden en foutenpercentages en de wijze waarop zij door de beheersautoriteit zijn afgehandeld, zijn van dien aard dat zij een verklaring zonder beperking in de weg staan. Een lijst van deze gevallen is opgenomen in het laatste controleverslag, tezamen met een vermelding van het eventuele systematische karakter en de omvang van het probleem. De mogelijk hiermee gemoeide bedragen van de totale gedeclareerde uitgaven en de overheidsbijdrage zijn respectievelijk … De desbetreffende communautaire bijdrage die hiermee gemoeid kan zijn, bedraagt …

4.   ADVIES

Hetzij

(Advies zonder beperking)

Als er geen beperkingen waren op de reikwijdte van het onderzoek en de onregelmatigheden en foutenpercentages en de wijze waarop die door de beheersautoriteit zijn afgehandeld, een verklaring zonder beperking niet in de weg staan:

Op grond van bovenbedoeld onderzoek ben ik van mening dat de definitieve uitgavenstaat in alle materiële opzichten een getrouw beeld geeft van de in het kader van het operationele programma gedane uitgaven, dat de aanvraag om betaling van het saldo van de communautaire bijdrage in dit programma geldig is en dat de in de definitieve uitgavenstaat vermelde onderliggende transacties wettig en regelmatig zijn.

Of

(Advies met beperking)

Als er beperkingen waren op de reikwijdte van het onderzoek en/of de onregelmatigheden en foutenpercentages en de wijze waarop die door de beheersautoriteit zijn afgehandeld, nopen tot een verklaring met beperking maar geen ongunstig advies voor alle betrokken uitgaven rechtvaardigen:

Op grond van bovenbedoeld onderzoek ben ik van mening dat de definitieve uitgavenstaat in alle materiële opzichten een getrouw beeld geeft van de in het kader van het operationele programma gedane uitgaven, dat het verzoek tot betaling van het saldo van de communautaire bijdrage in dit programma geldig is en dat de in de definitieve uitgavenstaat vermelde onderliggende transacties wettig en regelmatig zijn, behalve wat de in punt 2 hierboven bedoelde punten betreft en/of de opmerkingen in punt 3 betreffende de foutenpercentages en onregelmatigheden en de wijze waarop die door de beheersautoriteit zijn afgehandeld, waarvan de gevolgen hierboven zijn gekwantificeerd. Ik schat de gevolgen van deze beperkingen op … van het totaalbedrag aan gedeclareerde uitgaven. De daarmee gemoeide communautaire bijdrage is dus …

Of

(Afkeurend advies)

Als er belangrijke beperkingen waren op de reikwijdte van het onderzoek en/of de foutenpercentages en onregelmatigheden en de wijze waarop die door de beheersautoriteit zijn afgehandeld, van dien aard waren dat zonder omvangrijk verder onderzoek geen uitsluitsel kan worden verkregen over de betrouwbaarheid van de definitieve uitgavenstaat:

Op grond van bovenbedoeld onderzoek en met name gezien de in punt 2 bedoelde punten en/of de foutenpercentages en onregelmatigheden en het feit dat deze door de beheersautoriteit niet bevredigend zijn afgehandeld zoals vermeld in punt 3, ben ik van mening dat de definitieve uitgavenstaat in alle materiële opzichten geen getrouw beeld geeft van de in het kader van het operationele programma gedane uitgaven, dat bijgevolg het verzoek tot betaling van het saldo van de communautaire bijdrage in dit programma niet geldig is en dat de in de definitieve uitgavenstaat vermelde onderliggende transacties niet wettig en regelmatig zijn.

Datum:

Handtekening:


(1)  Voor niet in eerdere jaarlijkse controleverslagen vermelde wijzigingen.

(2)  Voor audits die niet in eerdere jaarlijkse controleverslagen zijn gerapporteerd.

(3)  Voorbeelden van dergelijke factoren zijn onder andere systematische problemen, tekortkomingen van de beheers- en controlesystemen, het ontbreken van bewijsstukken en lopende rechtszaken.

(4)  Uitgaven voor aanvullende steekproef en uitgaven van willekeurige steekproef, niet in het referentiejaar.

(5)  Bedrag aan gecontroleerde uitgaven.

(6)  Percentage gecontroleerde uitgaven in verhouding tot de in het referentiejaar bij de Commissie gedeclareerde subsidiabele uitgaven.

(7)  Uitgaven voor aanvullende steekproef en uitgaven van willekeurige steekproef, niet in het referentiejaar.

(8)  Bedrag aan gecontroleerde uitgaven.

(9)  Percentage gecontroleerde uitgaven in verhouding tot de in het referentiejaar bij de Commissie gedeclareerde subsidiabele uitgaven.


BIJLAGE VIII

MODEL VAN DE VERKLARING VAN GEDEELTELIJKE AFSLUITING VAN HET OPERATIONELE PROGRAMMA UIT HOOFDE VAN ARTIKEL 44, LID 5

Aan de Europese Commissie, Directoraat-generaal […]

De beheersautoriteit voor het programma … (naam van het operationele programma, CCI-code, periode) heeft een uitgavenstaat ingediend voor concrete acties [voltooid per … (datum waarop de concrete acties waren voltooid)/voltooid tussen … en … (data waartussen de concrete acties werden voltooid] en verzoekt voor deze concrete acties om gedeeltelijke afsluiting van het programma overeenkomstig artikel 85, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1198/2006.

Ik ondergetekende, vertegenwoordiger van (naam van de door de lidstaat aangewezen instantie), heb de resultaten van de op dit programma verrichte audits zoals neergelegd in de jaarlijkse controleverslagen en jaarlijkse adviezen overeenkomstig artikel 61, lid 1, onder e), i) en ii), van Verordening (EG) nr. 1198/2006 voor het jaar/de jaren … onderzocht.

Ik heb deze werkzaamheden gepland en uitgevoerd om een redelijke mate van zekerheid te krijgen dat de betrokken uitgavenstaat juist en geldig is en dat de in de uitgavenstaat vermelde onderliggende transacties wettig en regelmatig zijn.

Advies

Op grond van bovenbedoeld onderzoek ben ik van mening dat de door de beheersautoriteit voor het programma … (naam van het operationele programma, CCI-code, periode) ingediende uitgavenstaat betreffende voltooide concrete acties met het oog op de gedeeltelijke afsluiting van het programma voor concrete acties [die zijn voltooid per …/tussen … en …] in alle materiële opzichten een getrouw beeld geeft van de gedane uitgaven en dat de onderliggende transacties wettig en regelmatig zijn.

Datum:

Handtekening:


BIJLAGE IX

CERTIFICAAT EN UITGAVENSTAAT EN BETALINGSAANVRAAG

DEEL A

Certificaat en uitgavenstaat en aanvraag voor tussentijdse betaling

Image

Image

Image

Image

Image

Image

DEEL B

Certificaat, uitgavenstaat en aanvraag voor betaling van het saldo

Image

Image

Image

Image

Image

Image


BIJLAGE X

JAARLIJKS OVERZICHT VAN GESCHRAPTE EN GEÏNDE BEDRAGEN EN HANGENDE TERUGVORDERINGEN OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 46, LID 2

Geschrapte en geïnde bedragen voor het jaar 20.. die op de uitgavenstaten in mindering zijn gebracht, voor regio's die onder de convergentiedoelstelling vallen

Prioritair zwaartepunt

Geschrapte bedragen

Geïnde bedragen

Totale uitgaven van de begunstigden

Overheidsbijdrage

Medefinancieringspercentage (1)

Bijdrage EVF

Totale uitgaven van de begunstigden

Overheidsbijdrage

Medefinancieringspercentage (1)

Bijdrage EVF

1

 

 

 

 

 

 

 

 

2

 

 

 

 

 

 

 

 

3

 

 

 

 

 

 

 

 

4

 

 

 

 

 

 

 

 

5

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

 

 

 

 


Geschrapte en geïnde bedragen voor het jaar 20.. die op de uitgavenstaten in mindering zijn gebracht, voor regio's die niet onder de convergentiedoelstelling vallen

Prioritair zwaartepunt

Geschrapte bedragen

Geïnde bedragen

Totale uitgaven van de begunstigden

Overheidsbijdrage

Medefinancieringspercentage (2)

Bijdrage EVF

Totale uitgaven van de begunstigden

Overheidsbijdrage

Medefinancieringspercentage (2)

Bijdrage EVF

1

 

 

 

 

 

 

 

 

2

 

 

 

 

 

 

 

 

3

 

 

 

 

 

 

 

 

4

 

 

 

 

 

 

 

 

5

 

 

 

 

 

 

 

 

Totaal

 

 

 

 

 

 

 

 


Hangende terugvorderingen met ingang van 31.12.20.., voor regio's die onder de convergentiedoelstelling vallen

Prioritair zwaartepunt

Jaar waarin de terugvorderingsprocedure is ingeleid

Terug te vorderen overheidsbijdrage

Medefinancieringspercentage (3)

Terug te vorderen EVF-bijdrage

Prioritair zwaartepunt 1

2007

 

 

 

 

2008

 

 

 

 

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 2

2007

 

 

 

 

2008

 

 

 

 

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 3

2007

 

 

 

 

2008

 

 

 

 

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 4

2007

 

 

 

 

2008

 

 

 

 

 

 

 

Subtotaal

2007

 

 

 

 

2008

 

 

 

 

 

 

 

Totaal-generaal

 

 

 

 


Hangende terugvorderingen met ingang van 31.12.20.., voor regio's die niet onder de convergentiedoelstelling vallen

Prioritair zwaartepunt

Jaar waarin de terugvorderingsprocedure is ingeleid

Terug te vorderen overheidsbijdrage

Medefinancieringspercentage (4)

Terug te vorderen EVF-bijdrage

Prioritair zwaartepunt 1

2007

 

 

 

 

2008

 

 

 

 

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 2

2007

 

 

 

 

2008

 

 

 

 

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 3

2007

 

 

 

 

2008

 

 

 

 

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 4

2007

 

 

 

 

2008

 

 

 

 

 

 

 

Subtotaal

2007

 

 

 

 

2008

 

 

 

 

 

 

 

Totaal-generaal

 

 

 

 


(1)  Dit medefinancieringspercentage is vermeld in de financiële tabel van het operationele programma voor het desbetreffende prioritaire zwaartepunt.

(2)  Dit medefinancieringspercentage is vermeld in de financiële tabel van het operationele programma voor het desbetreffende prioritaire zwaartepunt.

(3)  De medefinancieringspercentage is vermeld in de financiële tabel van het operationele programma voor het desbetreffende prioritaire zwaartepunt.

(4)  Dit medefinancieringspercentage is vermeld in de financiële tabel van het operationele programma voor het desbetreffende prioritaire zwaartepunt.


BIJLAGE XI

MODEL VAN EEN UITGAVENSTAAT VOOR EEN GEDEELTELIJKE AFSLUITING OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 46, LID 3

Uitgavenstaat per prioritair zwaartepunt, voor een gedeeltelijke afsluiting

Referentienr. (CCI-nr.) van het operationeel programma:

Lidstaat:

Datum van indiening bij de Commissie:

Totale gecertificeerde subsidiabele uitgaven van concrete acties die zijn voltooid tussen … en 31.12.[jaar], in de regio's die in aanmerking komen voor de convergentiedoelstelling:

Prioritair zwaartepunt

2007-2015

Totale gecertificeerde uitgaven

Overheidsbijdrage

Bijdrage EVF

Nationale bijdrage

Prioritair zwaartepunt 1: Totaal

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 2: Totaal

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 3: Totaal

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 4: Totaal

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 5: Totaal

 

 

 

Totaal-generaal

 

 

 

Totale gecertificeerde subsidiabele uitgaven van concrete acties die zijn voltooid tussen … en 31.12.[jaar], in de regio's die niet in aanmerking komen voor de convergentiedoelstelling:

Prioritair zwaartepunt

2007-2015

Totale gecertificeerde uitgaven

Overheidsbijdrage

Bijdrage EVF

Nationale bijdrage

Prioritair zwaartepunt 1: Totaal

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 2: Totaal

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 3: Totaal

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 4: Totaal

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 5: Totaal

 

 

 

Totaal-generaal

 

 

 


BIJLAGE XII

BESCHRIJVING VAN DE BEHEERS- EN CONTROLESYSTEMEN OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 71 VAN VERORDENING (EG) Nr. 1198/2006 EN ARTIKEL 47 VAN DEZE VERORDENING

DEEL A

Model beschrijving van de beheers- en controlesystemen

1.   ALGEMEEN

1.1.   Informatie ingediend door:

[Naam van de] lidstaat:

Titel van het programma en CCI-nr.:

Naam van de belangrijkste contactpersoon, inclusief e-mail en fax: (voor de coördinatie van de beschrijvingen verantwoordelijk orgaan)

1.2.   De verstrekte informatie geeft een beschrijving van de situatie op: (dd/mm/jj)

1.3.   Systeemstructuur (algemene informatie en stroomschema waaruit de organisatorische band tussen de bij het beheers- en controlesysteem betrokken instanties blijkt)

1.3.1.   Beheersautoriteit (Naam, adres en contactpersoon van de beheersautoriteit)

1.3.2.   Bemiddelende instanties (naam, adres en contactpersoon van de bemiddelende instanties)

1.3.3.   Certificeringsautoriteit (naam, adres en contactpersoon van de certificeringsautoriteit)

1.3.4.   De auditautoriteit en de instanties die onder haar verantwoordelijkheid audits uitvoeren (naam, adres en contactpersoon van de auditautoriteit en andere auditinstanties)

1.4.   Richtsnoeren voor de beheers- en certificeringsinstanties en de bemiddelende instanties om goed financieel beheer van de EVF-bijdrage te waarborgen (datum en referentie)

2.   BEHEERSAUTORITEIT

2.1.   Beheersautoriteit en belangrijkste functies van deze autoriteit

2.1.1.   De datum en vorm van de formele aanwijzing waarbij de beheersautoriteit toestemming krijgt haar functies uit te oefenen

2.1.2.   Specificatie van de functies en taken die direct door de beheersautoriteit worden uitgevoerd

2.1.3.   Functies die formeel door de beheersautoriteit worden gedelegeerd (functies, bemiddelende instanties, vorm van de delegatie)

2.2.   Organisatie van de beheersautoriteit

2.2.1.   Organisatieschema en specificatie van de functies van de eenheden (inclusief indicatief aantal toegekende posten)

2.2.2.   Schriftelijke procedures die zijn opgesteld voor het personeel van de beheersautoriteit/bemiddelende instanties (datum en referentie)

2.2.3.   Beschrijving van de procedures om de concrete acties te selecteren en te verbeteren en om te garanderen dat zij gedurende de volledige uitvoeringsperiode in overeenstemming zijn met de toepasselijke communautaire en nationale regels (artikel 59, onder a), van Verordening (EG) nr. 1198/2006)

2.2.4.   Controle van de concrete acties (artikel 59, onder b), van Verordening (EG) nr. 1198/2006)

Beschrijving van de controleprocedures

Instanties die deze controles uitvoeren

Schriftelijke procedures (verwijzing naar handleidingen) die voor deze werkzaamheden zijn opgesteld

2.2.5.   Verwerking van de verzoeken tot terugbetaling

Beschrijving van de procedures voor het ontvangen, controleren en valideren van verzoeken tot terugbetaling en voor het toestaan, uitvoeren en in de boekhouding opnemen van betalingen aan begunstigden (inclusief stroomschema waarop alle betrokken instanties zijn vermeld)

Instanties die verschillende stappen in de verwerking van de verzoeken tot terugbetaling uitvoeren

Schriftelijke procedures (verwijzing naar handleidingen) die voor deze werkzaamheden zijn opgesteld

2.2.6.   Beschrijving van de manier waarop de beheersautoriteit informatie doorgeeft aan de certificeringsinstantie

2.2.7.   Door de lidstaat vastgestelde subsidiabiliteitsregels die op het operationele programma van toepassing zijn

2.3.   Als dezelfde instantie is aangewezen als beheersautoriteit en certificeringsautoriteit, beschrijf dan hoe de scheiding van deze functies wordt gegarandeerd

2.4.   Overheidsopdrachten, staatssteun, gelijke kansen en milieuvoorschriften

2.4.1.   Instructies en richtsnoeren met betrekking tot de toepasselijke voorschriften (datum en referentie)

2.4.2.   Maatregelen om te garanderen dat de toepasselijke regels worden nageleefd, zoals beheerscontroles en audits

2.5.   Controlespoor

2.5.1.   Beschrijving van de manier waarop de eisen van artikel 41 van Verordening (EG) nr. 498/2007 worden toegepast op het programma en/of op individuele prioriteiten

2.5.2.   Instructies betreffende het bijhouden van bewijsstukken door begunstigden (datum en referentie)

Aanduiding van de periode gedurende dewelke de documenten moeten worden bijgehouden

Formaat waarin de documenten moeten worden bijgehouden

2.6.   Onregelmatigheden en terugvorderingen

2.6.1.   Instructies betreffende de rapportering en correctie van onregelmatigheden en registratie van schulden en de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen (datum en referentie)

2.6.2.   Beschrijving van de procedure (inclusief stroomschema) om te voldoen aan de verplichting onregelmatigheden te melden, overeenkomstig artikel 55 van Verordening (EG) nr. 498/2007

3.   BEMIDDELENDE INSTANTIES

NB: Dit deel moet voor elke bemiddelende instantie afzonderlijk worden ingevuld. Geef aan welke autoriteit de functie aan de bemiddelende instanties heeft gedelegeerd.

3.1.   De bemiddelende instantie en haar belangrijkste functies

3.1.1.   Specificatie van de belangrijkste functies/taken van de bemiddelende instanties

3.2.   Organisatie van elke bemiddelende instantie

3.2.1.   Organisatieschema en specificatie van de functies van de eenheden (inclusief indicatief aantal toegekende posten)

3.2.2.   Schriftelijke procedures die zijn opgesteld voor het personeel van de bemiddelende instantie (datum en referentie)

3.2.3.   Beschrijving van de procedures voor het selecteren en goedkeuren van concrete acties (indien niet beschreven in punt 2.2.3)

3.2.4.   Controle van concrete acties (artikel 59, onder b), van Verordening (EG) nr. 1198/2006 (indien niet beschreven in punt 2.2.4)

3.2.5.   Beschrijving van de procedures voor het verwerken van verzoeken tot terugbetaling (indien niet beschreven in punt 2.2.5)

4.   CERTIFICERINGSAUTORITEIT

4.1.   Certificeringsautoriteit en belangrijkste functies van deze autoriteit

4.1.1.   De datum en vorm van de formele aanwijzing waarbij de certificeringsautoriteit toestemming krijgt haar functies uit te oefenen

4.1.2.   Specificatie van de door de certificeringsautoriteit uitgevoerde functies

4.1.3.   Functies die formeel door de certificeringsautoriteit worden gedelegeerd (functies, bemiddelende instanties, vorm van de delegatie)

4.2.   Organisatie van de certificeringsautoriteit

4.2.1.   Organisatieschema en specificatie van de functies van de eenheden (inclusief indicatief aantal toegekende posten)

4.2.2.   Schriftelijke procedures die zijn opgesteld voor het personeel van de certificeringsautoriteit (datum en referentie)

4.3.   Certificering van uitgavenstaten

4.3.1.   Beschrijving van de procedures volgens welke uitgavenstaten worden opgesteld, gecertificeerd en bij de Commissie ingediend

4.3.2.   Beschrijving van de door de certificeringsautoriteit genomen stappen om te garanderen dat de eisen van artikel 60 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 worden nageleefd

4.3.3.   Regelingen voor toegang van de certificeringsautoriteit tot de gedetailleerde informatie inzake concrete acties en door de beheersautoriteit, bemiddelende instanties en auditautoriteit uitgevoerde controles en audits

4.4.   Boekhoudsysteem

4.4.1.   Beschrijving van het boekhoudsysteem dat moet worden opgezet en gebruikt als basis voor de certificering van uitgaven

Regeling voor het versturen van geaggregeerde gegevens naar de certificeringsautoriteit, in het geval van een gedecentraliseerd systeem

Het verband tussen het boekhoudsysteem en het op te zetten informatiesysteem (punt 6)

4.4.2.   Graad van nauwkeurigheid van het boekhoudsysteem

Totale uitgaven per prioritair zwaartepunt

4.5.   Terugvorderingen

4.5.1.   Beschrijving van het systeem dat de snelle terugvordering van communautaire steun garandeert

4.5.2.   Regelingen om een debiteurenadministratie bij te houden en om teruggevorderde bedragen in mindering te brengen van de te declareren uitgaven

5.   AUDITAUTORITEIT EN AUDITINSTANTIES

5.1.   Beschrijving van de belangrijkste taken van de auditautoriteit en de instanties die onder haar verantwoordelijkheid audits uitvoeren, en hun onderlinge verbanden

5.2.   Beschrijving van de auditautoriteit en de instanties die onder haar verantwoordelijkheid audits uitvoeren

5.2.1.   Organisatieschema's (inclusief het aantal toegekende posten)

5.2.2.   Regelingen voor het garanderen van de onafhankelijkheid

5.2.3.   Vereiste kwalificaties of ervaring

5.2.4.   Beschrijving van de procedures voor toezicht op de uitvoering van aanbevelingen en corrigerende maatregelen naar aanleiding van auditverslagen

5.2.5.   Beschrijving van de procedures (voor zover van toepassing) voor toezicht op de werkzaamheden van andere instanties door de auditautoriteit

5.3.   Jaarlijks controleverslag, jaarlijks advies en afsluitingsverklaring

Beschrijving van de procedures voor de opstelling van het jaarlijkse controleverslag, het jaarlijkse advies en de afsluitingsverklaring

6.   INFORMATIESYSTEEM (ARTIKEL 59, ONDER c), VAN VERORDENING (EG) Nr. 1198/2006

6.1.   Beschrijving van het informatiesysteem, inclusief stroomschema (centraal of gemeenschappelijk netwerksysteem of gedecentraliseerd systeem met verbanden tussen de systemen)

6.2.   Indicatie of het systeem al in staat is betrouwbare financiële en statistische informatie te verzamelen met betrekking tot de programma's voor de periode 2007-2013

Zoniet, indicatie van de datum waarop het systeem operationeel zal zijn.

DEEL B

MODEL VAN EEN ADVIES UIT HOOFDE VAN ARTIKEL 71, LID 2, VAN VERORDENING (EG) Nr. 1198/2006 EN ARTIKEL 50 VAN DEZE VERORDENING

Aan de Europese Commissie, Directoraat-generaal

Inleiding

Ondergetekende, vertegenwoordiger van (naam van de auditautoriteit of de door de lidstaat krachtens artikel 71, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1198/2006 aangewezen functioneel onafhankelijke instantie), als de instantie die verantwoordelijk is voor de opstelling van een verslag waarin de resultaten van een evaluatie van de voor het programma … (naam van het (de) operationele programma('s), CCI-code(s), periode) ingestelde beheers- en controlesystemen en voor het uitbrengen van een advies over hun conformiteit met de artikelen 57 tot en met 61 van Verordening (EG) nr. 1198/2006, heeft een onderzoek uitgevoerd overeenkomstig artikel 50 van Verordening (EG) nr. 498/2007.

Reikwijdte van het onderzoek

Het onderzoek was gebaseerd op de beschrijving van de beheers- en controlesystemen die op dd/mm/jjjj van (naam van de instantie(s) die de beschrijving heeft/hebben ingediend) werd ontvangen. Daarnaast hebben wij nadere informatie onderzocht over (onderwerpen) en gesprekken gevoerd met personeel van (instanties met personeelsleden waarvan werd gesproken).

Het onderzoek had betrekking op de beheers-, certificerings- en auditautoriteiten, de aangewezen instantie om de betalingen van de Commissie te ontvangen en de betalingen aan de begunstigden te verrichten, en de volgende bemiddelende instanties (lijst … … …).

Advies (1)

Hetzij

(Advies zonder beperking)

Op grond van bovenbedoeld onderzoek ben ik van mening dat de voor het programma … (naam van het operationele programma, CCI-code, periode) ingestelde beheers- en controlesystemen voldoen aan de voorschriften van de artikelen 57 tot en met 61 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 en hoofdstuk VII van Verordening (EG) nr. 498/2007.

Of

(Advies met beperking)

Op grond van bovenbedoeld onderzoek ben ik van mening dat de voor het programma … (naam van het operationele programma, CCI-code, periode) ingestelde beheers- en controlesystemen voldoen aan de voorschriften van de artikelen 57 tot en met 61 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 en hoofdstuk VII van Verordening (EG) nr. 498/2007, behalve in de volgende opzichten: … (2)

Ik ben om de volgende redenen van oordeel dat dit/deze aspect(en) van de systemen niet aan de voorschriften voldoet/voldoen en mijn beoordeling van de ernst ervan is als volgt (3):

Of

(Afkeurend advies)

Op grond van bovenbedoeld onderzoek ben ik van mening dat de voor het programma … (naam van het operationele programma, CCI-code, periode) ingestelde beheers- en controlesystemen niet voldoen aan de voorschriften van de artikelen 57 tot en met 61 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 en hoofdstuk VII van Verordening (EG) nr. 498/2007.

Dit afkeurend advies is gebaseerd op … (4)

Datum:

Handtekening:


(1)  Als het advies wordt uitgebracht door de auditautoriteit, dient deze een afzonderlijke „Verklaring van bevoegdheid en functionele onafhankelijkheid” over haar eigen functies te verstrekken overeenkomstig artikel 65 van Verordening (EG) nr. 1198/2006.

(2)  Vermeld de instantie of instanties en de aspecten van hun systemen die niet aan de voorschriften voldoen.

(3)  Vermeld de reden(en) voor het voorbehoud voor elke instantie en elk aspect.

(4)  Vermeld de reden(en) voor het afkeurend advies voor elke instantie en elk aspect.


BIJLAGE XIII

PROGNOSE VAN TE VERWACHTEN BETALINGSAANVRAGEN

Voorlopige prognoses van te verwachten betalingsaanvragen voor het lopende en het volgende financiële jaar:

(in EUR)

 

Cofinanciering door de Gemeenschap (1)

 

(lopend jaar)

(volgend jaar)

OP (CCI-nummer) totaal

 

 

Regio's die onder de convergentiedoelstelling vallen

 

 

Regio's die niet onder de convergentiedoelstelling vallen

 

 


(1)  Alleen voorlopige prognoses van te verwachten betalingsaanvragen met betrekking tot bijdragen van de Gemeenschap moeten in de tabel worden vermeld, niet de totale voorspelde uitgaven. In de voorlopige prognoses van te verwachten betalingsaanvragen moet de bijdrage van de Gemeenschap voor het jaar in kwestie worden vermeld; de bijdragen mogen niet worden gecumuleerd vanaf het begin van de programmeringsperiode.


BIJLAGE XIV

JAARVERSLAGEN EN EINDVERSLAGEN

1.   IDENTIFICATIE

Lidstaat:

Operationeel programma

Programmanummer (CCI-nr.):

Verslag over de uitvoering

Rapporteringsjaar:

Datum van goedkeuring van het jaarverslag door het toezichthoudend comité:

2.   SAMENVATTING

3.   OVERZICHT VAN DE TOEPASSING VAN HET OPERATIONEEL PROGRAMMA PER PRIORITAIR ZWAARTEPUNT:

3.1.   Informatie over de fysieke vooruitgang van het prioritair zwaartepunt

Voor alle in het operationele programma vermelde kwantificeerbare resultaatsindicatoren die betrekking hebben op de doelstellingen en verwachte resultaten (voor het jaar N, voor de voorgaande rapporteringsjaren en gecumuleerd).

Prioritair zwaartepunt:

Indicatoren

 

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Totaal

Indicator 1

Resultaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Doel (1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Uitgangssituatie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

… enz.

… enz.

Indicator n:

Resultaten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Doel (1)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Uitgangssituatie

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bovendien mag de informatie grafisch worden voorgesteld. Alle indicatoren worden waar mogelijk uitgesplitst naar geslacht. Als de cijfers (gegevens) nog niet beschikbaar zijn, wordt informatie verstrekt over de manier waarop zij beschikbaar zullen worden en de manier waarop de beheersautoriteit deze aan de Commissie zal verstrekken.

3.2.   Specifieke informatie voor prioritaire zwaartepunten en maatregelen

Analyse van de resultaten van de uitvoering van de plannen voor de aanpassing van de visserijinspanningen met gebruikmaking van de in het operationele programma vastgestelde indicatoren, in de vorm van een tabel overeenkomstig punt 3.1.

Geselecteerde visgebieden, geselecteerde groepen, aan deze visgebieden en groepen toegekende begroting, percentage van de visgebieden dat onder de strategieën voor plaatselijke ontwikkeling valt.

3.3.   Financiële informatie (alle financiële gegevens moeten in EUR worden uitgedrukt)

Regio’s die in aanmerking komen voor de convergentiedoelstelling

 

Door de begunstigden betaalde uitgaven die zijn opgenomen in de naar de beheersautoriteit gestuurde verzoeken tot betaling

Overeenkomstige overheidsbijdrage

Overeenkomstige EVF-bijdrage

Uitgaven die zijn betaald door de instantie die verantwoordelijk is voor het verrichten van de betalingen aan de begunstigden

Door de beheersautoriteit vastgelegde EVF-steun

Totale betaling die van de Commissie wordt gevraagd

Specificeer de basis voor het berekenen van de communautaire bijdrage

(artikel 76, lid 1 of lid 2, van Verordening (EG) nr. 1198/2006)

Totale betaling die van de Commissie is ontvangen

Prioritair zwaartepunt 1

 

 

 

 

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 2

 

 

 

 

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 3

 

 

 

 

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 4

 

 

 

 

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 5

 

 

 

 

 

 

 

Totaal-generaal

 

 

 

 

 

 

 


Regio’s die niet in aanmerking komen voor de convergentiedoelstelling

 

Door de begunstigden betaalde uitgaven die zijn opgenomen in de naar de beheersautoriteit gestuurde verzoeken tot betaling

Overeenkomstige overheidsbijdrage

Overeenkomstige EVF-bijdrage

Uitgaven die zijn betaald door de instantie die verantwoordelijk is voor het verrichten van de betalingen aan de begunstigden

Door de beheersautoriteit vastgelegde EVF-steun

Totale betaling die van de Commissie wordt gevraagd

Specificeer de basis voor het berekenen van de communautaire bijdrage

(artikel 76, lid 1 of lid 2, van Verordening (EG) nr. 1198/2006)

Totale betaling die van de Commissie is ontvangen

Prioritair zwaartepunt 1

 

 

 

 

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 2

 

 

 

 

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 3

 

 

 

 

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 4

 

 

 

 

 

 

 

Prioritair zwaartepunt 5

 

 

 

 

 

 

 

Totaal-generaal

 

 

 

 

 

 

 

Bovendien mag de financiële informatie grafisch worden voorgesteld.

3.4.   Kwalitatieve analyse

Aan de hand van fysieke en financiële indicatoren gemeten analyse van de verwezenlijkingen, inclusief kwalitatieve analyse van de bereikte vooruitgang in vergelijking met de vooropgestelde doelen.

Bewijs van de gevolgen van het operationele programma voor de bevordering van gelijke kansen tussen mannen en vrouwen, voor zover van toepassing, en beschrijving van de partnerschapsovereenkomsten.

Lijst van onvoltooide concrete acties en schema voor hun voltooiing (alleen eindverslag).

3.5.   Regelingen voor toezicht

Door de beheersautoriteit of het toezichtscomité genomen toezichts- en evaluatiemaatregelen teneinde kwaliteit en doeltreffendheid van de tenuitvoerlegging te garanderen, inclusief tussentijdse en lopende evaluatieactiviteiten, regelingen voor gegevensverzameling, vastgestelde problemen en stappen om deze op te lossen.

3.6.   Vastgestelde belangrijke problemen en maatregelen die genomen zijn om deze op te lossen (alleen invullen wanneer zich belangrijke wijzigingen hebben voorgedaan sinds het vorige verslag)

Alle belangrijke problemen die zijn vastgesteld bij de toepassing van het operationele programma en per prioritair zwaartepunt, in de mate waarin een prioritair zwaartepunt daar gevolgen van ondervindt, inclusief een samenvatting van ernstige problemen die zijn vastgesteld in het kader van de procedure van artikel 61, lid 1, onder e), punt i), van Verordening (EG) nr. 1198/2006, voor zover van toepassing, en door de beheersautoriteit of het toezichtscomité genomen maatregelen om deze problemen op te lossen.

3.7.   Aanbevelingen van de Commissie ingevolge het jaarlijks onderzoek van het operationele programma (alleen invullen wanneer zich belangrijke wijzigingen hebben voorgedaan sinds het vorige verslag)

Voor zover van toepassing moet in het verslag een beschrijving worden gegeven van de manier waarop de lidstaat de aanbeveling van de Commissie ingevolge het vorige jaarlijkse onderzoek van het programma heeft toegepast.

Als de aanbevelingen niet ten uitvoer zijn gelegd, moet de beheersautoriteit de redenen hiervoor vermelden.

3.8.   Terugbetaalde of opnieuw gebruikte steun (alleen invullen wanneer zich belangrijke wijzigingen hebben voorgedaan sinds het vorige verslag)

Informatie over het gebruik van terugbetaalde of opnieuw gebruikte steun ingevolge de intrekking overeenkomstig artikel 56 en artikel 96, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1198/2006.

3.9.   Aanzienlijke wijziging overeenkomstig artikel 56 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 (alleen invullen wanneer zich belangrijke wijzigingen hebben voorgedaan sinds het vorige verslag)

Gevallen waarin een aanzienlijke wijziging overeenkomstig artikel 56 van Verordening (EG) nr. 1198/2006 is vastgesteld.

3.10.   Wijzigingen in de context en de algemene voorwaarden voor de uitvoering van het operationele programma (alleen invullen wanneer zich belangrijke wijzigingen hebben voorgedaan sinds het vorige verslag)

Beschrijving van elementen die een directe invloed hebben op de uitvoering van het programma maar niet rechtstreeks voortvloeien uit de in het kader van dat programma verleende steun (d.w.z. wijzigingen in de wetgeving of onverwachte sociaaleconomische ontwikkelingen).

4.   HET GEBRUIK VAN TECHNISCHE BIJSTAND (ALLEEN INVULLEN WANNEER ZICH BELANGRIJKE WIJZIGINGEN HEBBEN VOORGEDAAN SINDS HET VORIGE VERSLAG)

Toelichting bij het gebruik van technische bijstand

Percentage van de aan het operationele programma toegekende EVF-bijdrage dat voor technische bijstand is gebruikt.

5.   VOORLICHTING EN INFORMATIEVERSTREKKING (ALLEEN INVULLEN WANNEER ZICH BELANGRIJKE WIJZIGINGEN HEBBEN VOORGEDAAN SINDS HET VORIGE VERSLAG)

Maatregelen voor voorlichting en informatieverstrekking met betrekking tot het operationele programma, inclusief voorbeelden van goede werkwijzen, waarbij de nadruk dient te worden gelegd op belangrijke evenementen en de in artikel 31, tweede alinea, onder d), van Verordening (EG) nr. 498/2007 vastgestelde regelingen voor voorlichting en informatieverstrekking, alsook het elektronische adres waarop deze gegevens beschikbaar zijn

Indicatoren in de vorm van tabellen, zoals bepaald in punt 3.1

Evaluatie van de resultaten van voorlichtings- en informatieverstrekkingsmaatregelen in termen van zichtbaarheid en bewustmaking van het operationele programma en de rol van de Gemeenschap (alleen in het jaarlijkse verslag over de uitvoering voor het jaar 2010 en het eindverslag over de uitvoering).

6.   INFORMATIE OVER DE NALEVING VAN DE GEMEENSCHAPSWETGEVING

Belangrijke problemen die in verband met de naleving van de Gemeenschapswetgeving bij de uitvoering van het operationele programma zijn ondervonden, en de maatregelen die zijn genomen om deze te verhelpen.

7.   COMPLEMENTARITEIT MET ANDERE INSTRUMENTEN

Overzicht van de uitvoering van de regelingen voor de afbakening van en complementariteit tussen steun uit het EVF, de structuurfondsen, het Cohesiefonds en andere financiële instrumenten (artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1198/2006).


(1)  Het doel mag per jaar of voor de volledige programmeringsperiode worden vermeld.