16.2.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 46/68


GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2007/109/GBVB VAN DE RAAD

van 15 februari 2007

houdende wijziging en verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 17 oktober 2005 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2005/724/GBVB (1) vastgesteld houdende benoeming van de heer Erwan FOUÉRÉ tot speciaal vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië.

(2)

Op 7 juni 2006 heeft de Raad zijn goedkeuring gehecht aan het beleid van de Europese Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt ingezet in operaties buiten de Europese Unie.

(3)

Op 20 februari 2006 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2006/123/GBVB houdende verlenging en wijziging van het mandaat van de SVEU tot en met 28 februari 2007 (2) vastgesteld.

(4)

Uit een evaluatie van Gemeenschappelijk Optreden 2005/724/GBVB blijkt dat het mandaat van de SVEU met 12 maanden moet worden verlengd,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

Artikel 1

Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

Het mandaat van de heer Erwan FOUÉRÉ als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië wordt verlengd tot en met 29 februari 2008.

Artikel 2

Beleidsdoelstelling

Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstelling van de Europese Unie in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, namelijk bij te dragen tot de consolidatie van het vreedzaam politiek proces en de volledige uitvoering van de kaderovereenkomst van Ohrid, en aldus nieuwe vooruitgang in de richting van Europese integratie door middel van het stabilisatie- en associatieproces te bevorderen.

De SVEU steunt het werk van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV) in het gebied.

Artikel 3

Mandaat

Ter verwezenlijking van deze beleidsdoelstelling krijgt de SVEU het mandaat om:

a)

nauwe contacten te onderhouden met de regering van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en de andere partijen die bij het politieke proces betrokken zijn;

b)

advies en bevorderingsmaatregelen van de Europese Unie voor het politieke proces aan te bieden;

c)

de inspanningen van de internationale gemeenschap, ter ondersteuning van de uitvoering en instandhouding van de bepalingen van de kaderovereenkomst van 13 augustus 2001, zoals vastgelegd in de overeenkomst en de bijlagen daarbij, te coördineren;

d)

veiligheids- en etnische aangelegenheden nauwlettend te volgen en daarover verslag uit te brengen, en hiertoe in verbinding te treden met alle betrokken organen;

e)

bij te dragen tot de ontwikkeling en de consolidatie van de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, in overeenstemming met het mensenrechtenbeleid en de richtsnoeren van de Europese Unie voor de mensenrechten.

Artikel 4

Uitvoering van het mandaat

1.   De SVEU is onder het gezag en de operationele leiding van de SG/HV verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat. De SVEU legt van alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

2.   Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt met de Raad. Het PVC zorgt binnen het kader van het mandaat voor strategische aansturing en politieke inbreng ten behoeve van de SVEU.

Artikel 5

Financiering

1.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 1 maart 2007 tot en met 29 februari 2008 bedraagt 725 000 EUR.

2.   De uit het in lid 1 genoemde bedrag gefinancierde uitgaven worden beheerd met inachtneming van de procedures en voorschriften van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschap, met dien verstande dat voorfinanciering niet het eigendom van de Gemeenschap blijft.

3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De uitgaven komen voor financiering in aanmerking vanaf 1 maart 2007.

4.   Het voorzitterschap, de Commissie en/of de lidstaten, naargelang van het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

Artikel 6

Samenstelling van het team

1.   Binnen de grenzen van zijn mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor de samenstelling van zijn team, in overleg met het voorzitterschap, bijgestaan door de SG/HV, en in volledige samenspraak met de Commissie. De SVEU deelt het voorzitterschap en de Commissie de definitieve samenstelling van zijn team mee.

2.   De lidstaten en de instellingen van de Europese Unie kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het personeel dat door een lidstaat of een instelling van de Europese Unie bij de SVEU wordt gedetacheerd, komt ten laste van respectievelijk de betrokken lidstaat of instelling van de Europese Unie.

3.   Alle niet door detachering vervulde A-ambten worden door het secretariaat-generaal van de Raad op passende wijze bekendgemaakt en tevens ter kennis gebracht van de lidstaten en de instellingen van de Europese Unie, teneinde de best gekwalificeerde kandidaten te kunnen aanwerven.

4.   De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en zijn medewerkers worden met de partijen overeengekomen. De lidstaten en de Commissie verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 7

Beveiliging

1.   De SVEU en de leden van zijn team leven de beveiligingsbeginselen en -minimumnormen na die zijn vastgelegd in Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (3), met name wanneer zij gerubriceerde EU-gegevens behandelen.

2.   Overeenkomstig het beleid van de Europese Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het SVEU wordt ingezet in operaties buiten de Europese Unie, neemt de SVEU alle redelijkerwijs haalbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat, in overeenstemming met zijn mandaat en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is:

a)

hij stelt op basis van de richtsnoeren van het secretariaat-generaal van de Raad een missiespecifiek veiligheidsplan op, dat onder meer missiespecifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor het beheer van veilige personeelsbewegingen naar en binnen het missiegebied, het beheer van veiligheidsincidenten en een nood- en evacuatieplan van de missie behelst;

b)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de Europese Unie ingezette personeelsleden gedekt zijn door een op de omstandigheden in het missiegebied afgestemde verzekering tegen grote risico's;

c)

hij zorgt ervoor dat alle buiten de Europese Unie ingezette leden van zijn team, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het missiegebied een passende beveiligingsopleiding hebben genoten waarvan de inhoud is bepaald op basis van de risicoklasse waarin het secretariaat-generaal van de Raad het missiegebied heeft ingedeeld;

d)

hij zorgt ervoor dat alle naar aanleiding van geregelde beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden opgevolgd, en hij brengt schriftelijk verslag uit over de uitvoering ervan en over andere veiligheidskwesties, in het kader van zijn tussentijds verslag en zijn verslag over de uitvoering van het mandaat aan de SG/HV, de Raad en de Commissie;

e)

hij zorgt ervoor dat er, zo nodig en binnen zijn taken als onderdeel van de bevelsstructuur, in alle EU-componenten van een crisisbeheersingsoperatie of een operatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is, een samenhangende benadering voor de beveiliging van het personeel wordt gevolgd.

Artikel 8

Rapportage

De SVEU brengt in de regel persoonlijk verslag uit aan de SG/HV en het PVC, alsook eventueel aan de bevoegde groep. Hij zendt regelmatig schriftelijke verslagen aan de SG/HV, de Raad en de Commissie. De SVEU kan op aanbeveling van de SG/HV en het PVC verslag uitbrengen aan de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen.

Artikel 9

Coördinatie

Met het oog op de samenhang van het externe optreden van de Europese Unie worden de activiteiten van de SVEU gecoördineerd met die van de SG/HV, het voorzitterschap en de Commissie. De SVEU brengt regelmatig verslag uit aan de missies van de lidstaten en de delegaties van de Commissie. Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met het voorzitterschap, de Commissie en de missiehoofden, die alles doen wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU onderhoudt eveneens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

Artikel 10

Toetsing

De uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Europese Unie in de regio worden op gezette tijden getoetst. De SVEU legt de SG/HV, de Raad en de Commissie vóór eind juni 2007 een voortgangsverslag, en uiterlijk medio november 2007 een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat voor. Deze verslagen vormen de basis voor de beoordeling van dit gemeenschappelijk optreden in de bevoegde groepen en door het PVC. In het kader van de algemene inzetprioriteiten doet de SG/HV aanbevelingen aan het PVC voor een beslissing van de Raad tot verlenging, wijziging of beëindiging van het mandaat.

Artikel 11

Inwerkingtreding

Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Artikel 12

Bekendmaking

Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 februari 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

W. SCHÄUBLE


(1)  PB L 272 van 18.10.2005, blz. 26. Gemeenschappelijk optreden gewijzigd bij Gemeenschappelijk Optreden 2006/123/GBVB.

(2)  PB L 49 van 21.2.2006, blz. 20.

(3)  PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2005/952/EG (PB L 346 van 29.12.2005, blz. 18).