8.12.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 323/34


BESLUIT VAN DE RAAD

van 6 december 2007

betreffende de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek

(2007/801/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op de Toetredingsakte van 2003, en met name op artikel 3, lid 2,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003 bepaalt dat de andere bepalingen van het Schengenacquis dan die welke in bijlage I bij die Akte zijn genoemd, slechts toepasselijk zijn in een nieuwe lidstaat in de zin van dat instrument op grond van een daartoe strekkend besluit van de Raad, nadat is geconstateerd dat aan de nodige voorwaarden is voldaan.

(2)

Nadat de Raad had vastgesteld dat de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek (hierna de „betrokken lidstaten” genoemd) voldoen aan de nodige voorwaarden voor de toepassing van het gedeelte van het Schengenacquis dat op gegevensbescherming betrekking heeft, heeft hij de bepalingen van het Schengenacquis die betrekking hebben op het Schengeninformatiesysteem per 1 september 2007 van toepassing verklaard op de betrokken lidstaten.

(3)

De Raad heeft thans overeenkomstig de toepasselijke Schengenevaluatieprocedures in de versie van het besluit van het Uitvoerend Comité van 16 september 1998 betreffende de oprichting van een permanente Schengencommissie (SCH/Com-ex (98) 26 def.) (2), vastgesteld dat op alle overige terreinen van het Schengenacquis (lucht- en landgrenzen, politiële samenwerking, het Schengeninformatiesysteem, zeegrenzen en visa) door de betrokken lidstaten aan de nodige voorwaarden wordt voldaan.

(4)

Op 8 november 2007 is de Raad tot de conclusie gekomen dat de betrokken lidstaten op elk van de genoemde terreinen aan de voorwaarden voldoen.

(5)

Er kunnen data worden vastgesteld voor de toepassing van het volledige Schengenacquis door deze lidstaten; met ingang van die data kan de controle op personen aan de binnengrenzen met deze lidstaten worden opgeheven.

(6)

De beperkingen op het gebruik van het Schengeninformatiesysteem overeenkomstig Besluit 2007/471/EG van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis die betrekking hebben op het Schengeninformatiesysteem in de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek (3) dienen te worden opgeheven.

(7)

Om te voorkomen dat reizen in het Schengengebied door de uitbreiding van dat gebied voor bepaalde categorieën personen moeilijker wordt, moet de bij Beschikking nr. 895/2006/EG (4) ingestelde vereenvoudigde regeling voor onderdanen van derde landen die houder zijn van een door één van de betrokken lidstaten afgegeven nationaal visum voor kort verblijf met het oog op doorreis over het grondgebied van andere betrokken lidstaten worden gehandhaafd. Bijgevolg moeten enkele bepalingen van die beschikking voor een beperkte overgangsperiode geldig blijven.

(8)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, tweede alinea, van de Toetredingsakte van 2003 en als gevolg van de gedeeltelijke toepassing van het Schengenacquis door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland overeenkomstig Besluit 2004/926/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende de toepassing door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland van delen van het Schengenacquis (2004/926/EG) (5), inzonderheid artikel 1, eerste alinea, dient in de betrekkingen van de betrokken lidstaten met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland slechts een gedeelte te worden toegepast van het Schengenacquis dat geldt voor de betrekkingen van de betrokken lidstaten met de lidstaten die het Schengenacquis volledig toepassen.

(9)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder B, C, D, F en H van Besluit 1999/437/EG van de Raad (6) inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst,

BESLUIT:

Artikel 1

1.   De in bijlage I bedoelde bepalingen van het Schengenacquis zijn per 21 december 2007 van toepassing op de betrokken lidstaten in hun onderlinge betrekkingen en in hun betrekkingen met het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden, alsmede de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen.

Voor zover deze bepalingen betrekking hebben op de afschaffing van de controle op personen aan de binnengrenzen, zijn ze per 30 maart 2008 ook van toepassing op de luchtgrenzen.

Alle beperkingen op het gebruik van het Schengeninformatiesysteem door de betrokken lidstaten worden per 21 december 2007 opgeheven.

2.   De in bijlage II bedoelde bepalingen van het Schengenacquis worden per 21 december 2007 door de betrokken lidstaten toegepast in hun betrekkingen met het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Artikel 2

Tot en met 30 juni 2008, en gedurende hun geldigheidsperiode, blijven de vóór 21 december 2007 afgegeven nationale visa voor kort verblijf geldig met het oog op doorreis over het grondgebied van de andere betrokken lidstaten, voor zover zij dergelijke visa voor kort verblijf met het oog op doorreis hebben erkend overeenkomstig Beschikking nr. 895/2006/EG. De in die beschikking genoemde voorwaarden zijn van toepassing.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 6 december 2007.

Voor de Raad

De voorzitter

A. COSTA


(1)  Advies uitgebracht op 15 november 2007 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 239 van 22.9.2000, blz. 138.

(3)  PB L 179 van 7.7.2007, blz. 46.

(4)  Beschikking nr. 895/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 tot instelling van een vereenvoudigde regeling voor de controle van personen aan de buitengrenzen, gebaseerd op de eenzijdige erkenning door de Tsjechische Republiek, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije van bepaalde documenten als gelijkwaardig met hun nationale visa, met het oog op doorreis over hun grondgebied (PB L 167 van 20.6.2006, blz. 1).

(5)  PB L 395 van 31.12.2004, blz. 70.

(6)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.


BIJLAGE I

Lijst van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003 die op de betrokken lidstaten toepasselijk moeten worden gemaakt ten aanzien van hun betrekkingen met de lidstaten die het Schengenacquis volledig toepassen en ten aanzien van IJsland en Noorwegen

1.

Betreffende de bepalingen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst:

Artikel 1 voor zover dit verband houdt met het in dat lid bepaalde, de artikelen 9 tot en met 12, de artikelen 14 tot en met 25 met uitzondering van artikel 19, lid 2, de artikelen 40 tot en met 43 en de artikelen 126 tot en met 130 voor zover deze verband houden met het in dat lid bepaalde, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst als gewijzigd bij enkele van de in punt 2, onder c), hierna genoemde besluiten.

2.

Andere bepalingen:

a)

De volgende bepalingen van de Overeenkomsten betreffende de toetreding tot de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, de Slotakten daarvan en de desbetreffende gemeenschappelijke verklaringen:

de op 27 november 1990 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Italiaanse Republiek: artikel 2, artikel 3 en de gemeenschappelijke verklaring betreffende de artikelen 2 en 3 van de Overeenkomst betreffende de toetreding van de Italiaanse Republiek tot de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985;

de op 25 juni 1991 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje: artikel 2 en artikel 3;

de op 25 juni 1991 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Portugese Republiek: artikel 2, artikel 3 en Verklaring 1 in deel III van de Slotakte;

de op 6 november 1992 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Helleense Republiek: artikel 2;

de op 28 april 1995 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk: artikel 2 en artikel 3;

de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken: artikel 2 en artikel 3;

de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Republiek Finland: artikel 2 en artikel 3;

de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Zweden: artikel 2 en artikel 3.

b)

De volgende besluiten van het krachtens de Schengenuitvoeringsovereenkomst opgerichte Uitvoerend Comité:

Besluit van het Uitvoerend Comité van 14 december 1993 betreffende de verlenging van het eenvormige visum (SCH/Com-ex (93) 21);

Besluit van het Uitvoerend Comité van 23 juni 1998 betreffende een bezemclausule met het oog op de toepassing van het gehele technische Schengenacquis (SCH/Com-ex (98) 29 herz.);

Besluit van het Uitvoerend Comité van 14 december 1993 betreffende de gemeenschappelijke beginselen van annulering, intrekking en beperking van het eenvormige visum (SCH/Com-ex (93) 24);

Besluit van het Uitvoerend Comité van 21 november 1994 betreffende de invoering van een geautomatiseerde procedure voor raadpleging van de centrale autoriteiten zoals voorzien in artikel 17, lid 2, van de overeenkomst (SCH/Com-ex (94) 15 herz.);

Besluit van het Uitvoerend Comité van 22 december 1994 betreffende de uitwisseling van statistische gegevens betreffende visumafgifte (SCH/Com-ex (94) 25);

Besluit van het Uitvoerend Comité van 5 mei 1995 betreffende het gemeenschappelijke visumbeleid, opgenomen in het verslag van de op 28 april 1995 te Brussel gehouden vergadering van het Uitvoerend Comité (SCH/Com-ex (95) PV 1 herz.);

Besluit van het Uitvoerend Comité van 27 juni 1996 betreffende de afgifte van Schengenvisa op grond van artikel 30, lid 1, onder a), van de Schengenuitvoeringsovereenkomst (SCH/Com-ex (96) 13 herz. 1);

Besluit van het Uitvoerend Comité van 15 december 1997 betreffende de leidraad voor bewijsmiddelen en indicaties in het kader van overnameovereenkomsten tussen de Schengenstaten (SCH/Com-ex (97) 39 herz.);

Besluit van het Uitvoerend Comité van 21 april 1998 betreffende de uitwisseling van statistische gegevens inzake visa-afgifte (SCH/Com-ex (98) 12);

Besluit van het Uitvoerend Comité van 23 juni 1998 betreffende de te nemen maatregelen ten aanzien van staten die problemen opleveren op het gebied van afgifte van documenten op grond waarvan verwijdering uit de Schengenruimte mogelijk wordt (SCH/Com-ex (98) 18 herz.);

Besluit van het Uitvoerend Comité van 23 juni 1998 betreffende de Monegaskische verblijfstitels (SCH/Com-ex (98) 19);

Besluit van het Uitvoerend Comité van 23 juni 1998 betreffende de afstempeling van het paspoort van visumaanvragers (SCH/Com-ex (98) 21);

Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 december 1998 betreffende de leidraad voor grensoverschrijdende politiële samenwerking (SCH/Com-ex (98) 52);

Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 december 1998 betreffende de uitwerking van een handboek met documenten waarin een visum kan worden aangebracht (SCH/Com-ex (98) 56);

Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende de nieuwe versies van het Gemeenschappelijk Handboek en van de Gemeenschappelijke Visuminstructie (SCH/Com-ex (99) 13) ten aanzien van de bepalingen in de Gemeenschappelijke Visuminstructie die nog niet toepasselijk waren gemaakt krachtens de Toetredingsakte van 2003.

Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 inzake de opstelling van een handboek van de documenten waarin een visum kan worden aangebracht (SCH/Com-ex (99) 14);

c)

De volgende andere instrumenten:

Besluit 2000/645/EG van de Raad van 17 oktober 2000 ter correctie van het Schengenacquis zoals vervat in Besluit SCH/Com-ex (94) 15 herz. van het Uitvoerend Comité van Schengen (PB L 272 van 25.10.2000, blz. 24. Besluit gewijzigd bij Besluit 2003/330/EG (PB L 116 van 13.5.2003, blz. 22);

Verordening (EG) nr. 1091/2001 van de Raad van 28 mei 2001 inzake vrij verkeer met een visum voor verblijf van langere duur (PB L 150 van 6.6.2001, blz. 4);

Beschikking 2001/420/EG van de Raad van 28 mei 2001 inzake de aanpassing van de delen V en VI en van bijlage 13 van de Gemeenschappelijke Visuminstructie alsmede van bijlage 6 a) van het Gemeenschappelijk Handboek voor de gevallen van visa voor verblijf van langere duur die tevens gelden als visa voor kort verblijf (PB L 150 van 6.6.2001, blz. 47), voor zover deze betrekking heeft op de Gemeenschappelijke Visuminstructie;

Richtlijn 2001/40/EG van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de onderlinge erkenning van besluiten inzake de verwijdering van onderdanen van derde landen (PB L 149 van 2.6.2001, blz. 34) en Beschikking 2004/191/EG van de Raad van 23 februari 2004 tot vaststelling van de criteria en uitvoeringsvoorschriften voor de compensatie van de verstoringen van het financiële evenwicht die voortvloeien uit de toepassing van Richtlijn 2001/40/EG betreffende de onderlinge erkenning van besluiten inzake de verwijdering van onderdanen van derde landen (PB L 60 van 27.2.2004, blz. 55);

Beschikking 2002/44/EG van de Raad van 20 december 2001 tot wijziging van deel VII en bijlage 12 van de Gemeenschappelijke Visuminstructies, alsmede van bijlage 14 a van het Gemeenschappelijk Handboek (PB L 20 van 23.1.2002, blz. 5), voor zover deze betrekking heeft op de Gemeenschappelijke Visuminstructies;

Beschikking 2002/354/EG van de Raad van 25 april 2002 inzake de aanpassing van deel III van de Gemeenschappelijke Visuminstructies en de invoering van een bijlage 16 (PB L 123 van 9.5.2002, blz. 50);

Beschikking 2002/585/EG van de Raad van 12 juli 2002 betreffende de aanpassing van deel III en deel VIII van de gemeenschappelijke instructies aan de diplomatieke en consulaire beroepsposten (PB L 187 van 16.7.2002, blz. 44);

Beschikking 2002/586/EG van de Raad van 12 juli 2002 betreffende de aanpassing van deel VI van de Gemeenschappelijke Visuminstructies (PB L 187 van 16.7.2002, blz. 48);

Verordening (EG) nr. 415/2003 van de Raad van 27 februari 2003 betreffende de afgifte van visa aan de grens, inclusief aan transiterende zeelieden (PB L 64 van 7.3.2003, blz. 1);

Verordening (EG) nr. 693/2003 van de Raad van 14 april 2003 tot invoering van een specifiek doorreisfaciliteringsdocument (FTD) en een doorreisfaciliteringsdocument voor treinreizigers (FRTD) en tot wijziging van de Gemeenschappelijke Visuminstructie en het Gemeenschappelijk Handboek (PB L 99 van 17.4.2003, blz. 8), voor zover deze betrekking heeft op de Gemeenschappelijke Visuminstructie;

Beschikking 2003/454/EG van de Raad van 13 juni 2003 houdende wijziging van bijlage 12 bij de Gemeenschappelijke Visuminstructies en van bijlage 14 a bij het Gemeenschappelijk Handboek (PB L 152 van 20.6.2003, blz. 82), voor zover deze betrekking heeft op de Gemeenschappelijke Visuminstructies;

Beschikking 2003/585/EG van de Raad van 28 juli 2003 houdende wijziging van bijlage 2, overzicht A, van de Gemeenschappelijke Visuminstructies en van bijlage 5, overzicht A, van het Gemeenschappelijk Handboek betreffende de visumplicht voor houders van Pakistaanse diplomatieke paspoorten (PB L 198 van 6.8.2003, blz. 13), voor zover deze betrekking heeft op de Gemeenschappelijke Visuminstructies;

Beschikking 2003/586/EG van de Raad van 28 juli 2003 houdende wijziging van bijlage 3, deel I, van de Gemeenschappelijke Visuminstructies en van bijlage 5 a, deel 1, van het Gemeenschappelijk Handboek betreffende onderdanen van derde landen die aan de transitvisumplicht voor luchthavens onderworpen zijn (PB L 198 van 6.8.2003, blz. 15), voor zover deze betrekking heeft op de Gemeenschappelijke Visuminstructies;

Besluit 2003/725/JBZ van de Raad van 2 oktober 2003 houdende wijziging van artikel 40, leden 1 en 7, van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten Akkoord van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (PB L 260 van 11.10.2003, blz. 37);

Beschikking 2004/14/EG van de Raad van 22 december 2003 houdende wijziging van de derde alinea (Bij de behandeling te hanteren basiscriteria) van deel V van de Gemeenschappelijke Visuminstructies (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 74);

Beschikking 2004/15/EG van de Raad van 22 december 2003 houdende wijziging van deel II, punt 1.2, van de Gemeenschappelijke Visuminstructies en vaststelling van een nieuwe bijlage bij die instructies (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 76);

Beschikking 2004/17/EG van de Raad van 22 december 2003 tot wijziging van deel V, punt 1.4, van de Gemeenschappelijke Visuminstructies en deel I, punt 4.1.2, van het Gemeenschappelijk Handboek, namelijk de opneming onder de voor te leggen bewijsstukken van het bewijs van een reisverzekering tot dekking van ziektekosten ingeval een eenvormig inreisvisum wordt afgegeven (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 79), voor zover dat betrekking heeft op de Gemeenschappelijke Visuminstructies;

Beschikking 2004/573/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake het organiseren van gezamenlijke vluchten voor de verwijdering van onderdanen van derde landen tegen wie individuele verwijderingsmaatregelen zijn genomen van het grondgebied van twee of meer lidstaten (PB L 261 van 6.8.2004, blz. 28);

Aanbeveling nr. 2005/761/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 tot vergemakkelijking van de afgifte door de lidstaten van eenvormige visa voor een verblijf van korte duur aan onderzoekers die onderdaan zijn van een derde land en die zich met het oog op wetenschappelijk onderzoek verplaatsen in de Gemeenschap (PB L 289 van 3.11.2005, blz. 23);

De eerste zin van artikel 1 en Titel III van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1);

Beschikking 2006/440/EG van de Raad van 1 juni 2006 houdende wijziging van bijlage 12 bij de Gemeenschappelijke Visuminstructies en van bijlage 14 a bij het Gemeenschappelijk Handboek met betrekking tot de legesrechten ter dekking van de administratieve kosten van de behandeling van visumaanvragen (PB L 175 van 29.6.2006, blz. 77) voor zover zij betrekking heeft op de Gemeenschappelijke Visuminstructies;

Artikel 4, onder b), en artikel 9, onder c), van Verordening (EG) nr. 1931/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van regels inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten en tot wijziging van de bepalingen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst (PB L 405 van 30.12.2006, blz. 1);

Beschikking 2006/684/EG van de Raad van 5 oktober 2006 houdende wijziging van bijlage 2, overzicht A, van de Gemeenschappelijke Visuminstructies betreffende de visumplicht voor houders van Indonesische diplomatieke en dienstpaspoorten (PB L 280, 12.10.2006, blz. 29);

Beschikking 2007/519/EG van de Raad van 16 juli 2007 tot wijziging van deel 2 van het Schengenraadplegingsnetwerk (Technische specificaties) (PB L 192 van 24.7.2007, blz. 26).


BIJLAGE II

Lijst van de op de betrekkingen van de betrokken lidstaten met Groot-Brittannië en Noord-Ierland toepasselijk te maken bepalingen van het Schengenacquis in de zin van artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003

1.

Betreffende de bepalingen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst:

artikel 40, en de artikelen 42 en 43 voor zover zij betrekking hebben op artikel 40.

2.

Andere bepalingen:

a)

De volgende besluiten van het krachtens de Schengenuitvoeringsovereenkomst opgerichte Uitvoerend Comité:

Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 december 1998 betreffende de leidraad voor grensoverschrijdende politiële samenwerking (SCH/Com-ex (98) 52)

b)

De volgende andere instrumenten

Besluit 2003/725/JBZ van de Raad van 2 oktober 2003 houdende wijziging van artikel 40, leden 1 en 7, van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten Akkoord van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (PB L 260 van 11.10.2003, blz. 37)