30.11.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 312/44


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 13 november 2007

tot intrekking van Besluit 1999/572/EG tot aanvaarding van de verbintenissen die zijn aangeboden in het kader van de antidumpingprocedure betreffende de invoer van stalen kabels uit de Volksrepubliek China, Hongarije, India, de Republiek Korea, Mexico, Oekraïne, Polen en Zuid-Afrika

(2007/775/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), en met name op de artikelen 8 en 9,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   VORIG ONDERZOEK EN GELDENDE MAATREGELEN

(1)

In augustus 1999 stelde de Raad bij Verordening (EG) nr. 1796/1999 (2) een definitief antidumpingrecht in op staalkabel van oorsprong uit onder meer Zuid-Afrika.

(2)

Na een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregel uit hoofde van artikel 11, lid 2 van de basisverordening, besloot de Raad in november 2005 bij Verordening (EG) nr. 1858/2005 (3) dat de antidumpingmaatregelen die van toepassing waren op het betrokken product van oorsprong uit onder meer Zuid-Afrika, moesten worden gehandhaafd.

(3)

Bij Besluit 1999/572/EG van 13 augustus 1999 (4) aanvaardde de Commissie een prijsverbintenis van een Zuid-Afrikaanse onderneming, Scaw Metals Group Haggie Steel Wire Rope („Haggie” of „de onderneming”).

(4)

Bij Besluit 1999/572/EG aanvaardde de Commissie ook prijsverbintenissen van de volgende ondernemingen: Usha Martin Industries & Usha Beltron Ltd, India; Aceros Camesa SA de CV, Mexico; en Joint Stock Company Silur, Oekraïne. Bij Verordening (EG) nr. 1678/2003 (5) heeft de Commissie de aanvaarding van de door Joint Stock Company Silur, Oekraïne, aangeboden verbintenis ingetrokken. De antidumpingmaatregelen met betrekking tot staalkabel van oorsprong uit Mexico zijn op 12 augustus 2004 vervallen (6). Bij Besluit 2006/38/EG van 22 december 2005 heeft de Commissie de aanvaarding van de door Usha Martin Industries & Usha Beltron Ltd aangeboden verbintenis ingetrokken.

(5)

Dit betekende dat de invoer in de Gemeenschap van het betrokken product van oorsprong uit Zuid-Afrika dat door de onderneming is vervaardigd, en van het producttype dat onder de verbintenis valt („het onder de verbintenis vallende product”), werd vrijgesteld van de definitieve antidumpingrechten.

(6)

In dit verband zij erop gewezen dat bepaalde door Haggie vervaardigde typen staalkabel van de verbintenis zijn uitgesloten. Wanneer dergelijke staalkabel in de Gemeenschap in het vrije verkeer wordt gebracht, moet daarop dus het antidumpingrecht worden betaald.

B.   SCHENDINGEN VAN DE VERBINTENIS

1.   Verplichtingen van de onderneming in het kader van de verbintenis

(7)

De onderneming is krachtens de door haar aangeboden verbintenis onder meer verplicht om bij uitvoer van het onder de verbintenis vallende product naar de Europese Gemeenschap bepaalde minimumprijzen (MIP) in acht te nemen.

(8)

De onderneming erkende dat vrijstelling van de antidumpingrechten uit hoofde van de verbintenis alleen kan worden verleend als aan de douaneautoriteiten van de Gemeenschap een „verbintenisfactuur” wordt overgelegd. Bovendien had de onderneming zich ertoe verbonden een dergelijke verbintenisfactuur niet af te geven bij uitvoer van typen van het betrokken product die niet onder de verbintenis vallen en waarvoor derhalve het antidumpingrecht geldt. De onderneming erkende ook dat de afgegeven verbintenisfacturen de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1796/1999 en later in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1858/2005 vermelde gegevens moeten bevatten.

(9)

De verbintenis verplicht de onderneming ook de Commissie regelmatig nauwkeurige informatie te verstrekken in de vorm van een driemaandelijks gedetailleerd informatie over haar uitvoer van het betrokken product naar de Europese Gemeenschap. In dergelijke verslagen moeten niet alleen de onder de verbintenis vallende producten worden opgenomen waarvoor vrijstelling van het antidumpingrecht geldt, maar ook de andere typen staalkabel die niet onder de verbintenis vallen en waarvoor derhalve het antidumpingrecht verschuldigd is.

(10)

Het is duidelijk dat bovengenoemde verslagen over de uitvoer volledig moeten zijn en correcte informatie moeten bevatten en dat de transacties volledig in overeenstemming moeten zijn met de bepalingen van de verbintenis.

(11)

Om de naleving van de verbintenis te verzekeren, is de onderneming ook de verplichting aangegaan controles ter plaatse toe te laten waarbij de nauwkeurigheid en waarheidsgetrouwheid van de gegevens in de driemaandelijkse verslagen worden gecontroleerd, alsmede alle door de Commissie noodzakelijk geachte informatie te verstrekken.

(12)

Overigens heeft de onderneming op 28 oktober 2003 van de diensten van de Commissie al een aanmaningsbrief ontvangen wegens schending van de verbintenis door het afgeven van verbintenisfacturen voor producten die niet onder de verbintenis vallen, maar waarop wel de antidumpingmaatregelen van toepassing zijn. In de aanmaningsbrief stond dat het, gezien de bijzondere omstandigheden waarin deze schendingen hadden plaatsgevonden, niet de bedoeling was de aanvaarding van de verbintenis in te trekken, maar dat de eerstvolgende inbreuk op de verbintenis, hoe klein ook, het de Commissie moeilijk zou maken de aanvaarding van de door de onderneming aangegane verbintenis te handhaven.

(13)

In dit verband is op 5 en 6 februari 2007 een controlebezoek gebracht aan de onderneming in Zuid-Afrika. Het controlebezoek had betrekking op de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006.

2.   Resultaten van het controlebezoek aan de onderneming

(14)

Bij het controlebezoek werd vastgesteld dat de onderneming twee verbintenisfacturen (nrs. 935515 en 935516) had opgesteld voor de producten waarop de antidumpingmaatregel van toepassing is, maar die niet onder de verbintenis vallen. Deze transacties hebben bijgevolg op onrechtmatige wijze vrijstelling van het antidumpingrecht genoten.

(15)

Ook werd vastgesteld dat de onderneming de verkoopprijs per eenheid een keer niet volgens de betalingsvoorwaarden had aangepast. Door geen correctie toe te passen voor de financiële kosten in verband met de werkelijke betalingstermijn, kwam de verkoopprijs per eenheid onder de geldende MIP te liggen.

(16)

Voorts werd bij het controlebezoek vastgesteld dat de onderneming herhaaldelijk verbintenisfacturen had afgegeven die niet in overeenstemming waren met de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1858/2005, omdat zij de zin „Voor verkoop in het buitenland, mag niet in de Europese Unie worden verkocht” bevatten.

(17)

Uit het onderzoek van de verbintenisfacturen die waren afgegeven in de periode waarop het controlebezoek betrekking had, is gebleken dat in het bij de Commissie ingediende driemaandelijkse verslag over de uitvoer in het kader van de verbintenis één transactie niet was opgenomen. Ook werd vastgesteld dat de onderneming transacties betreffende producten die niet bestemd waren om in de Gemeenschap in het vrije verkeer te worden gebracht, wel als zodanig had gerapporteerd. Bij het controlebezoek bleken ook diverse transacties als doorvoer te zijn gerapporteerd, terwijl de goederen in werkelijkheid in de Gemeenschap in het vrije verkeer waren gebracht. Bovendien werden verschillen vastgesteld tussen de driemaandelijkse verslagen over de uitvoer in het kader van de verbintenis en de desbetreffende facturen.

3.   Redenen om de aanvaarding van de verbintenis in te trekken

(18)

Het feit dat de onderneming verbintenisfacturen heeft afgegeven voor producten die niet onder de verbintenis vallen, en het feit dat deze producten de vrijstelling van het antidumpingrecht hebben genoten die alleen voor de onder de verbintenis vallende producten is verleend, vormen schendingen van de verbintenis.

(19)

De onderneming is haar verplichting om bij uitvoer van het onder de verbintenis vallende product de MIP in acht te nemen, niet nagekomen.

(20)

De afgifte van verbintenisfacturen die niet in overeenstemming zijn met de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1858/2005 wat de uitvoer van het onder de verbintenis vallende product betreft, kan verwarrend zijn voor de douaneautoriteiten, zodat zij niet langer effectief toezicht kunnen houden op de naleving van de verbintenis, die daardoor onuitvoerbaar wordt.

(21)

De in overweging 17 beschreven feiten hebben geleid tot de conclusie dat de door de onderneming ingediende driemaandelijkse verslagen over de uitvoer in het kader van de verbintenis niet volledig waren en onjuiste informatie bevatten en zodoende niet betrouwbaar genoeg waren om voor het toezicht op de naleving van die verbintenis te worden gebruikt. Niet-naleving van de rapportageverplichtingen vormt eveneens een schending van de verbintenis.

4.   Schriftelijke opmerkingen en hoorzitting

a)   Onvoldoende inzicht in de verbintenis

(22)

In haar schriftelijke opmerkingen gaf de onderneming toe dat er bij de opstelling van verbintenisfacturen en bij de voorbereiding van de verslagen fouten waren gemaakt wegens gebrek aan inzicht in de technische bepalingen van de verbintenis, verkeerde interpretatie van de tekst en/of het niet raadplegen ervan. In die schriftelijke opmerkingen en tijdens de hoorzitting van 26 april 2007 werd ook vastgesteld dat veranderingen in de directie en de herstructurering van de organisatie hadden bijgedragen tot een gebrek aan inzicht in de complexe eisen van de verbintenis.

(23)

De onderneming gaf ook toe dat zij op 28 oktober 2003 de aanmaningsbrief van de diensten van de Commissie had ontvangen. Zij beweerde echter nooit een controleverslag te hebben ontvangen waarin de fout in kwestie nader zou zijn toegelicht. Volgens haar zou het feit dat zij van die fouten niet op de hoogte was gesteld, er ook aan hebben bijgedragen dat zij haar gewoonten in verband met de opstelling van de verslagen in het kader van de verbintenis niet heeft veranderd en er niet in geslaagd is meer inzicht te verwerven.

(24)

In antwoord op deze argumenten moet erop worden gewezen dat de onderneming op 18 september 2003 een brief van de Commissie heeft ontvangen waarin de vastgestelde schendingen nader werden toegelicht. In de aanmaningsbrief van 28 oktober 2003 werd deze toelichting niet meer herhaald, maar werd verwezen naar de vorige correspondentie tussen de Commissie en de onderneming.

(25)

Voorts was de onderneming misschien in de war toen zij het over een controleverslag had. De Commissie had immers geen controlebezoek uitgevoerd voordat zij de aanmaningsbrief op 28 oktober 2003 verstuurde, omdat de schendingen die aanleiding hadden gegeven tot de aanmaningsbrief, werden vastgesteld op grond van een deskanalyse van de verslagen in het kader van de verbintenis. De Commissie heeft in mei 2004 wel een controlebezoek gebracht, maar aangezien die controle geen aanleiding gaf tot verdere actie, is daarover geen brief naar de onderneming gestuurd.

(26)

Bovendien heeft de onderneming tijdens de hoorzitting te kennen gegeven dat zij na het controlebezoek haar hele systeem op basis van de ter plaatse gemaakte opmerkingen heeft herzien om de nodige wijzigingen aan te brengen en zo aan de eisen van de verbintenis te voldoen.

(27)

De argumenten die de onderneming als verdediging voor haar gebrek aan inzicht in de verbintenis heeft aangevoerd, doen geen afbreuk aan het standpunt van de Commissie dat de onderneming de verplichtingen van de verbintenis niet is nagekomen. Overigens heeft de onderneming in het verleden al een aanmaningsbrief wegens schending van de verbintenis ontvangen en heeft zij niet de nodige maatregelen genomen om nieuwe schendingen van de verbintenis te voorkomen. Het gebrek aan inzicht in de eisen van de verbintenis betekent een groot risico voor de toereikendheid en betrouwbaarheid van het toezicht op de naleving ervan.

b)   Evenredigheid

(28)

De onderneming heeft toegegeven dat de prijsverbintenis eenmaal is geschonden, omdat zij de verkoopprijs in verband met laattijdige betaling niet had aangepast. Zij voerde evenwel aan dat de verkoopprijzen van alle andere transacties volledig in overeenstemming waren met de MIP. Bovendien was de laattijdige betaling volgens haar het gevolg van onvoorziene omstandigheden, aangezien de betrokken klant de goederen meestal vóór de verzending al betaalt.

(29)

In antwoord op deze argumenten moet erop worden gewezen dat de onderneming overeenkomstig de verbintenis de verplichting is aangegaan ervoor te zorgen dat alle uitvoer waarop de verbintenis van toepassing is, plaatsvindt tegen een nettoverkoopprijs die niet onder het niveau van de in de verbintenis vastgelegde MIP ligt.

(30)

Bovendien is, wat de evenredigheid betreft, in de basisverordening noch direct, noch indirect vastgelegd dat een schending van de verbintenis betrekking moet hebben op een minimumpercentage van de uitvoer of van de MIP.

(31)

Deze benadering werd ook bevestigd door de jurisprudentie van het Gerecht van Eerste Aanleg dat oordeelde dat elke schending van een verbintenis voor de Commissie reeds voldoende grond kan zijn om haar aanvaarding van die verbintenis in te trekken (7).

(32)

De door de onderneming naar voren gebrachte argumenten met betrekking tot de evenredigheid doen dus geen afbreuk aan het standpunt van de Commissie dat een schending van de verbintenis heeft plaatsgevonden en dat de aanvaarding van de verbintenis moet worden ingetrokken.

c)   Goede trouw van de onderneming

(33)

De onderneming argumenteerde dat zij er op het ogenblik van de indiening van haar geregelde verslagen bij de Commissie van uit was gegaan dat die verslagen compleet waren en correcte informatie bevatten.

(34)

Zij heeft nooit getracht onjuiste gegevens te rapporteren of informatie achter te houden.

(35)

Zowel in haar schriftelijke opmerkingen als tijdens de hoorzitting heeft de onderneming er ook de nadruk op gelegd dat zij, behalve in twee gevallen, van de schendingen van de verbintenis geen enkel voordeel heeft getrokken en dat de fouten niet zijn gemaakt om wat dan ook te ontwijken.

(36)

In verband met bovenstaande overwegingen zij erop gewezen dat de onderneming niet werd geacht opzettelijk profijt te hebben willen trekken door de verbintenis niet na te leven of het toezicht op de naleving ervan in de weg te staan. Het herhaaldelijk optreden van de fouten maakt een behoorlijk toezicht op de naleving van de verbintenis echter onmogelijk.

C.   INTREKKING VAN BESLUIT 1999/572/EG

(37)

In het licht van het voorgaande moet de aanvaarding van de verbintenis worden opgezegd en moet Besluit 1999/572/EG van de Commissie worden ingetrokken. Bijgevolg is het bij artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1858/2005 van de Raad ingestelde definitieve antidumpingrecht van toepassing,

BESLUIT:

Artikel 1

Besluit 1999/572/EG wordt ingetrokken.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 13 november 2007.

Voor de Commissie

Peter MANDELSON

Lid van de Commissie


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2117/2005 (PB L 340 van 23.12.2005, blz. 17).

(2)  PB L 217 van 17.8.1999, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1674/2003 (PB L 238 van 25.9.2003, blz. 1).

(3)  PB L 299 van 16.11.2005, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 121/2006 (PB L 22 van 26.1.2006, blz. 1).

(4)  PB L 217 van 17.8.1999, blz. 63. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2006/38/EG (PB L 22 van 26.1.2006, blz. 54).

(5)  PB L 238 van 25.9.2003, blz. 13.

(6)  PB C 203 van 11.8.2004, blz. 4.

(7)  Zie in dit verband zaak T-51/96, Miwon/Raad (Jurispr. 2000, blz. II-1841, punt 52) en zaak T-340/99, Arne Mathisen S/Raad (Jurispr. 2002, blz. II-2905, punt 80).