1.7.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 178/39


VERORDENING (EG) Nr. 952/2006 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2006

houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad, wat betreft het beheer van de interne suikermarkt en het quotastelsel

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1), en met name op artikel 40,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De toepassing van het quotastelsel in de suikersector vergt een nauwkeurige omschrijving van de begrippen „productie van suiker”, „productie van isoglucose” en „productie van inulinestroop” van een onderneming. De mogelijkheid om een deel van de productie van een onderneming toe te rekenen aan een andere onderneming die deze suiker in het kader van een loonwerkovereenkomst heeft laten produceren, dient tot specifieke gevallen te worden beperkt.

(2)

In artikel 17 van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat de lidstaten op verzoek een erkenning verlenen aan ondernemingen die suiker, isoglucose of inulinestroop produceren, of aan een ondernemingen die deze producten verwerken bij de vervaardiging van een product dat voorkomt op de in artikel 13, lid 2, van die verordening bedoelde lijst. De precieze inhoud van de erkenningsaanvraag die door de fabrikanten van suiker, isoglucose of inulinestroop en door de raffinaderijen bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten wordt ingediend, dient te worden gepreciseerd. Bovendien moeten de verbintenissen die de onderneming als tegenprestatie voor de erkenning moet aangaan, worden voorgeschreven, met name de verplichting tot het bijhouden van een register van de hoeveelheden grondstoffen die de onderneming binnenkomen, daar worden verwerkt en de onderneming verlaten in de vorm van eindproducten.

(3)

Naast de controles die de lidstaten op de erkende ondernemingen moeten verrichten, dient tevens een voldoende ontradende sanctieregeling te worden vastgesteld.

(4)

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 318/2006 heeft betrekking op een systeem voor de mededeling van de gehanteerde suikerprijzen. Krachtens artikel 17 van die verordening moeten de erkende ondernemingen gegevens meedelen over de verkochte hoeveelheden witte suiker en de desbetreffende prijzen en voorwaarden. De frequentie en de inhoud van de prijsmededelingen die de suikerfabrikanten en de raffinadeurs voor de Commissie moeten opstellen, dienen te worden vastgesteld. Om een beeld te krijgen van de vooruitzichten op de korte termijn, is het dienstig de ondernemingen te vragen tevens de geraamde gemiddelde verkoopprijzen voor de volgende drie maanden vast te stellen en mee te delen. De erkende ondernemingen die suiker gebruiken om deze te verwerken tot één van de in artikel 13, lid 2, van Verordening (EG) nr. 318/2006 bedoelde producten, moeten bovendien de prijs van de aangekochte suiker even vaak en in hetzelfde formaat aan de Commissie meedelen als de suikerfabrikanten.

(5)

Om, met inachtneming van de vertrouwelijkheid van de gegevens, de bekendmaking van de prijsniveaus overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 318/2006 te garanderen, dient de Commissie het Comité van beheer voor suiker twee keer per jaar in kennis te stellen van de gemiddelde prijzen van witte suiker die tijdens het vorige halfjaar in de Gemeenschap op de markt is gebracht, en moet zij daarbij een onderscheid maken tussen binnen en buiten het quotum geproduceerde suiker.

(6)

Er dient een verslag over de werking van het in de onderhavige verordening bedoelde registratie- en informatiesysteem te worden opgesteld met als doel de nodige verbeteringen en een geïnformatiseerd systeem voor de doorzending van de prijzen voor te stellen. In afwachting van deze verbeteringen moeten voor 2006 en 2007 de door de ondernemingen bepaalde prijzen rechtstreeks aan de diensten van de Commissie worden gezonden, om later aan het Comité van beheer voor suiker te worden overgelegd.

(7)

Op grond van artikel 14 of artikel 19 van Verordening (EG) nr. 318/2006 kan de fabrikant een gedeelte van zijn productie naar het volgende verkoopseizoen overdragen als productie van dat verkoopseizoen. Derhalve kan voor dat verkoopseizoen de suikerfabrikant alleen worden verplicht contracten voor de levering van suikerbieten tegen de minimumprijs te sluiten voor de in zijn basisquotum begrepen hoeveelheid suiker die hij nog niet heeft geproduceerd.

(8)

Met het oog op de goede werking van het quotastelsel is het wenselijk dat een nadere omschrijving wordt gegeven van de in artikel 6, lid 5, van Verordening (EG) nr. 318/2006 vermelde begrippen „vóór de uitzaai” en „minimumprijs”. Gezien de specifieke agronomische en klimatologische omstandigheden waarin in bepaalde regio's van Italië suikerbieten worden geteeld, moet een andere termijn voor het einde van de uitzaai worden vastgesteld.

(9)

In artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat de minimumprijs wordt aangepast aan de hand van toeslagen en kortingen voor de tussen de suikerbieten bestaande kwaliteitsverschillen ten opzichte van de standaardkwaliteit. De kwaliteit, en bijgevolg de waarde van de suikerbieten, wordt vooral bepaald door het suikergehalte. De waarde van suikerbieten met een van de standaardkwaliteit afwijkende kwaliteit kan het beste worden bepaald aan de hand van een schaal van toeslagen en kortingen die worden uitgedrukt in een percentage van de minimumprijs.

(10)

Artikel 8 van Verordening (EG) nr. 318/2006 heeft betrekking op de toekenning van extra suikerquota. Deze toekenning heeft tot doel de overgang van het vorige naar het huidige quotastelsel te vergemakkelijken en dient te worden beperkt tot ondernemingen die in 2005/2006 over een quotum beschikten. Bovendien moet worden bepaald in welke omstandigheden deze extra quota vanaf het verkoopseizoen 2006/2007 kunnen worden toegekend.

(11)

Artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 318/2006 heeft betrekking op de toekenning van aanvullende isoglucosequota. De betrokken lidstaten moeten deze quota aan de ondernemingen toekennen overeenkomstig het hun toegekende isoglucosequotum en moeten daarbij elke vorm van discriminatie vermijden. De termijn voor de betaling van de in artikel 9, lid 3, van de genoemde verordening vastgestelde eenmalige heffing moet worden bepaald.

(12)

In artikel 2, punt 5, van Verordening (EG) nr. 318/2006 is quotumsuiker gedefinieerd als elke hoeveelheid suiker die voor rekening van een bepaald verkoopseizoen binnen het quotum van de betrokken onderneming wordt geproduceerd, en in punt 9 van dat artikel worden quotumbieten gedefinieerd als alle suikerbieten die tot quotumsuiker worden verwerkt. In het licht daarvan moet een regel worden vastgesteld voor de toerekening van de suikerproductie aan een bepaald verkoopseizoen, met dien verstande dat de lidstaten voldoende ruimte moeten krijgen om rekening te houden met specifieke situaties, zoals de vervaardiging van suiker van herfstbieten en de productie van rietsuiker.

(13)

Wil men het quotastelsel goed beheren, het maandelijkse suikerverbruik vaststellen en voorzieningsbalansen opstellen, dan dient een communicatiesysteem te worden opgezet tussen de erkende ondernemingen en de lidstaten, enerzijds, en tussen de lidstaten en de Commissie, anderzijds. In het kader van dat systeem moeten gegevens worden verstrekt over de voorraden, het productieniveau en de ingezaaide oppervlakte.

(14)

Artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 318/2006 voorziet in interventiemaatregelen door middel van aankoop van suiker. Voor de uitvoering van de communautaire interventiemaatregelen moet de suiker door de interventiebureaus op een bepaalde plaats worden overgenomen. Daartoe dient te worden voorgeschreven dat slechts suiker wordt overgenomen die zich ten tijde van de offerte in een erkende opslagplaats bevindt.

(15)

Om de interventie toegankelijk te maken in de gebieden die daar vanwege het belang van de lokale suikerproductie vooral behoefte aan hebben, moet de in artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 318/2006 vastgestelde maximumhoeveelheid in een eerste fase over de producerende lidstaten worden verdeeld op basis van het productiequotum van die lidstaten. Er dient te worden voorzien in de mogelijkheid om die verdeling aan te passen, enerzijds vóór elk nieuw verkoopseizoen in het licht van de wijzigingen in de toekenning van de quota per lidstaat en anderzijds tijdens elk verkoopseizoen om niet-benutte hoeveelheden opnieuw toe te kennen.

(16)

Bij de bepaling van de voorwaarden voor het verlenen en intrekken van de erkenning van opslagplaatsen moet rekening worden gehouden met de eisen voor een goede bewaring en vlotte overneming van de suiker, alsmede met de uitslagcapaciteit.

(17)

Interventie dient te worden geweigerd voor suiker die kenmerken vertoont die in de weg kunnen staan aan latere afzetmogelijkheden en kwaliteitsverlies tijdens de opslag kunnen veroorzaken; bovendien dient de vereiste minimumkwaliteit te worden aangegeven. Voorts dient te worden vastgesteld dat het interventiebureau en de verkoper een opslagcontract moeten afsluiten, dat bepalend is voor de interventieaankoop van de suiker.

(18)

Met het oog op een normaal beheer van de interventie dient te worden voorgeschreven dat de suiker in partijen moet worden aangeboden en moet worden bepaald welke hoeveelheid een partij vormt.

(19)

Het interventiebureau moet in staat zijn om met kennis van zaken na te gaan of de offerte aan de gestelde voorwaarden voldoet. Hiertoe dient de aanbieder alle nodige gegevens aan het interventiebureau mee te delen.

(20)

In artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 318/2006 is bepaald dat de aankoopprijs wordt aangepast indien de kwaliteit van de suiker afwijkt van de standaardkwaliteit. Bijgevolg moeten de tabellen met de op de aankoopprijs toe te passen toeslagen en kortingen worden vastgesteld, rekening houdend met de kwaliteit van de aangeboden suiker. Deze tabellen, en de desbetreffende toeslagen en kortingen, kunnen worden vastgesteld op basis van de objectieve gegevens waarvan de handel over het algemeen uitgaat.

(21)

De suiker waarover de interventiebureaus beschikken, moet zonder discriminatie tussen de kopers van de Gemeenschap en tegen optimale economische voorwaarden worden verkocht. Het systeem van inschrijvingen staat doorgaans borg voor de naleving van die voorwaarden. Om te voorkomen dat de suiker bij een ongunstige marktsituatie wordt afgezet, dient vooraf toestemming voor de inschrijving te worden gegeven. Vanwege bepaalde bijzondere omstandigheden kan het echter wenselijk zijn andere procedures dan de inschrijving te kiezen.

(22)

Om een gelijke behandeling van alle belanghebbenden in de Gemeenschap te waarborgen, moeten de door de interventiebureaus gehouden inschrijvingen volgens uniforme beginselen verlopen. In dit verband moeten bepalingen worden vastgesteld die waarborgen dat de suiker voor de beoogde doeleinden wordt gebruikt.

(23)

Voor de vaststelling van de categorie van de verkochte witte suiker en van het rendement van de verkochte ruwe suiker moeten dezelfde criteria gelden als voor de aankoop van suiker door de interventiebureaus. Een gelijke behandeling van de belanghebbenden kan slechts worden gewaarborgd indien uniforme en strikte voorschriften worden toegepast voor het aanpassen van de verkoopprijs of de uitvoerrestitutie, en voor het rectificeren van het uitvoercertificaat in gevallen waarin wordt vastgesteld dat de kwaliteit afwijkt van de in het bericht van inschrijving vermelde kwaliteit.

(24)

Verordening (EG) nr. 1261/2001 van de Commissie van 27 juni 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad met betrekking tot de contracten voor de levering van suikerbieten en de toeslagen en kortingen die van toepassing zijn op de suikerbietenprijs (2), Verordening (EG) nr. 1262/2001 van de Commissie van 27 juni 2001 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad, met betrekking tot de aankoop en verkoop van suiker door de interventiebureaus (3) en Verordening (EG) nr. 314/2002 van de Commissie van 20 februari 2002 houdende uitvoeringsbepalingen voor de quotaregeling in de sector suiker (4) moeten omwille van de duidelijkheid worden ingetrokken en vervangen door een nieuwe verordening.

(25)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor suiker,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 318/2006 vastgesteld, met name met betrekking tot de bepaling van de productie, de erkenning van de fabrikanten en de raffinaderijen, het stelsel inzake de prijzen en quota, en de voorwaarden voor de aankoop en de verkoop van suiker voor interventie.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)

„grondstof”: suikerbieten, suikerriet, cichorei, granen en voor raffinage bestemde suiker, alsmede de tussenvormen van deze producten, bestemd om tot een eindproduct te worden verwerkt;

b)

„eindproduct”: suiker, inulinestroop of isoglucose;

c)

„fabrikant”: een onderneming die eindproducten vervaardigt, met uitzondering van de in artikel 2, punt 13, van Verordening (EG) nr. 318/2006 gedefinieerde raffinaderijen;

d)

„opslagplaats”: een silo of een pakhuis.

HOOFDSTUK II

BEPALING VAN DE PRODUCTIE

Artikel 3

Suikerproductie

1.   Voor de toepassing van titel II van Verordening (EG) nr. 318/2006 wordt onder „suikerproductie” verstaan de totale, in witte suiker uitgedrukte hoeveelheid:

a)

witte suiker;

b)

ruwe suiker;

c)

invertsuiker;

d)

tot een van de volgende categorieën behorende stroop, hierna „stroop” te noemen:

i)

sacharosestroop of invertsuikerstroop die is vervaardigd van suikerbieten en een zuiverheid van ten minste 70 % heeft,

ii)

sacharosestroop of invertsuikerstroop die is vervaardigd van suikerriet en een zuiverheid van ten minste 75 % heeft.

2.   De suikerproductie omvat niet:

a)

de hoeveelheid witte suiker vervaardigd van ruwe suiker of stroop welke niet werd geproduceerd in de onderneming die deze witte suiker heeft vervaardigd;

b)

de hoeveelheid witte suiker vervaardigd van ruwe suiker, stroop of suikerveegsel die of dat niet gedurende hetzelfde verkoopseizoen werd geproduceerd als deze witte suiker;

c)

de hoeveelheid ruwe suiker vervaardigd van stroop welke niet werd geproduceerd in de onderneming die deze ruwe suiker heeft vervaardigd;

d)

de hoeveelheid ruwe suiker vervaardigd van stroop welke niet gedurende hetzelfde verkoopseizoen werd geproduceerd als deze ruwe suiker;

e)

de hoeveelheid ruwe suiker die gedurende het betrokken verkoopseizoen in de onderneming die deze ruwe suiker heeft vervaardigd, tot witte suiker werd verwerkt;

f)

de hoeveelheid stroop welke gedurende het betrokken verkoopseizoen in de onderneming die deze stroop heeft vervaardigd, tot suiker of invertsuiker werd verwerkt;

g)

de hoeveelheid suiker, invertsuiker en stroop, geproduceerd in het kader van de regeling veredelingsverkeer;

h)

de hoeveelheid invertsuiker vervaardigd van stroop welke niet werd geproduceerd in de onderneming die deze invertsuiker heeft vervaardigd;

i)

de hoeveelheid invertsuiker vervaardigd van stroop welke niet gedurende hetzelfde verkoopseizoen werd geproduceerd als deze invertsuiker.

3.   De suikerproductie wordt als volgt in witte suiker uitgedrukt:

a)

wanneer het gaat om witte suiker, zonder rekening te houden met de kwaliteitsverschillen;

b)

wanneer het gaat om ruwe suiker, op basis van het rendement dat is bepaald overeenkomstig bijlage I, punt III, bij Verordening (EG) nr. 318/2006;

c)

wanneer het gaat om invertsuiker, door de productie daarvan met de coëfficiënt 1 te vermenigvuldigen;

d)

wanneer het gaat om stroop die als tussenproduct moet worden beschouwd, aan de hand van het overeenkomstig lid 5 van het onderhavige artikel vastgestelde gehalte aan winbare suiker;

e)

wanneer het gaat om stroop die niet als tussenproduct moet worden beschouwd, aan de hand van het suikergehalte dat wordt uitgedrukt in sacharose overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2135/95 van de Commissie (5).

4.   Suikerveegsel afkomstig van een vorig verkoopseizoen wordt in witte suiker uitgedrukt aan de hand van het sacharosegehalte.

5.   De zuiverheid van de stroop wordt berekend door het gehalte aan alle soorten suiker te delen door het gehalte aan droge stof.

Het gehalte aan winbare suiker wordt berekend door de coëfficiënt 1,70 te vermenigvuldigen met het verschil tussen het getal van het gehalte aan droge stof en het getal van de polarisatiegraad van deze stroop, en het resultaat in mindering te brengen op het getal van de polarisatiegraad van de betrokken stroop. Het gehalte aan droge stof wordt bepaald volgens de areometrische of de refractometriemethode.

Voor één volledig verkoopseizoen kan het gehalte aan winbare suiker evenwel aan de hand van het werkelijke rendement van de stroop worden bepaald.

Artikel 4

Isoglucoseproductie

1.   Voor de toepassing van titel II van Verordening (EG) nr. 318/2006 wordt onder „isoglucoseproductie” verstaan de hoeveelheid product vervaardigd van glucose of polymeren hiervan met een fructosegehalte in droge toestand van ten minste 10 gewichtspercenten, ongeacht het fructosegehalte boven deze limiet. De isoglucoseproductie wordt uitgedrukt in droge stof en geconstateerd overeenkomstig lid 2.

2.   De isoglucoseproductie wordt onmiddellijk na afloop van het isomerisatieproces en vóór enigerlei bewerking tot scheiding van haar componenten glucose en fructose of tot vermenging geconstateerd aan de hand van fysische meting van het volume van het product tel quel en bepaling van het drogestofgehalte volgens de refractometriemethode.

3.   Elke onderneming dient onverwijld elke installatie aan te geven die zij kan gebruiken voor de isomerisatie van glucose of polymeren hiervan.

Deze gegevens worden meegedeeld aan de lidstaat op het grondgebied waarvan de betrokken installatie zich bevindt. Deze lidstaat mag dienaangaande aanvullende inlichtingen van de belanghebbende eisen.

Artikel 5

Inulinestroopproductie

1.   Voor de toepassing van titel II van Verordening (EG) nr. 318/2006 wordt onder „inulinestroopproductie” verstaan de hoeveelheid product verkregen na hydrolyse van inuline of oligofructoses met, in droge toestand, ten minste 10 gewichtspercenten fructose in vrije vorm of in de vorm van sacharose, ongeacht het fructosegehalte boven deze limiet, en met een zuiverheid van ten minste 70 %. De inulinestroopproductie wordt uitgedrukt in suiker/isoglucose-equivalent in de droge stof.

Met „zuiverheid” wordt bedoeld het percentage monosachariden en disachariden op de droge stof, dat is bepaald met de door de International Commission for Uniform Methods of Sugar Analysis vastgestelde methode, hierna de „-ICUMSA-methode” genoemd (ICUMSA-methode GS7/8/4-24).

2.   De productie van inulinestroop wordt geconstateerd door uitvoering van alle volgende verrichtingen:

a)

fysische meting van het volume van het product tel quel onmiddellijk na afloop van de eerste verdamping na elke hydrolyse en vóór enigerlei bewerking tot scheiding van zijn componenten glucose en fructose of tot vermenging;

b)

bepaling van het drogestofgehalte door refractometrie en meting van het fructosegehalte in gewicht in droge toestand, op basis van een dagelijkse representatieve bemonstering;

c)

omrekening van het fructosegehalte tot 80 gewichtspercenten in droge toestand door toepassing, op de vastgestelde hoeveelheid droge stof, van de coëfficiënt die de verhouding weergeeft tussen het gemeten fructosegehalte van de bedoelde hoeveelheid stroop en 80 %;

d)

omrekening in suiker/isoglucose-equivalent door vermenigvuldiging met de coëfficiënt 1,9.

3.   Elke onderneming dient onverwijld elke installatie die zij voor de hydrolyse van inuline kan gebruiken, aan te geven, alsmede de jaarlijkse hoeveelheden en het gebruik van de producten die worden bedoeld in lid 1, maar een zuiverheid van minder dan 70 % hebben.

Deze gegevens worden meegedeeld aan de lidstaat op het grondgebied waarvan de betrokken installatie zich bevindt. Deze lidstaat mag van de belanghebbende aanvullende inlichtingen eisen, met name om zich ervan te vergewissen dat de in de eerste alinea bedoelde producten niet worden gebruikt als zoetstoffen die bestemd zijn om op de interne markt in menselijke voeding te worden verwerkt.

De betrokken lidstaat legt uiterlijk op 31 januari van elk jaar een gedetailleerd verslag met de gegevens over het vorige jaar aan de Commissie over. Het eerste verslag wordt uiterlijk op 31 januari 2007 overgelegd.

Artikel 6

Productie van een onderneming

1.   Voor de toepassing van titel II van Verordening (EG) nr. 318/2006 wordt onder „suiker-, isoglucose- of inulinestroopproductie van een onderneming” verstaan de in de artikelen 3, 4 en 5 van de onderhavige verordening gedefinieerde suiker-, isoglucose- of inulinestroopproductie die door deze onderneming werkelijk is geproduceerd.

2.   De totale suiker-, isoglucose- of inulinestroopproductie van een onderneming voor een bepaald verkoopseizoen is de in lid 1 bedoelde productie:

vermeerderd met de naar dat verkoopseizoen overgedragen hoeveelheid suiker, isoglucose of inulinestroop en verminderd met de naar het volgende verkoopseizoen overgedragen hoeveelheid suiker, isoglucose of inulinestroop, overeenkomstig artikel 14, respectievelijk artikel 19, van Verordening (EG) nr. 318/2006;

vermeerderd met de hoeveelheid die door verwerkers in het kader van loonwerkovereenkomsten overeenkomstig lid 3 is geproduceerd, en verminderd met de hoeveelheid die de onderneming in het kader van loonwerkovereenkomsten overeenkomstig lid 3 voor rekening van lastgevers heeft geproduceerd.

3.   De hoeveelheid suiker die in het kader van een loonwerkovereenkomst door een onderneming (hierna „verwerker” genoemd) is geproduceerd voor rekening van een andere onderneming (hierna „lastgever” genoemd) wordt, mits de twee betrokken ondernemingen daartoe een schriftelijke, naar behoren ondertekende aanvraag tot de betrokken lidstaat richten, als productie van de lastgever beschouwd, indien een van de volgende voorwaarden is vervuld:

a)

de totale suikerproductie van de verwerker is kleiner dan zijn quotum;

b)

de totale suikerproductie van de verwerker en van de lastgever is groter dan de som van hun quota.

De in de eerste alinea, onder b), bedoelde totale suikerproductie van een onderneming is de in lid 1 bedoelde productie, vermeerderd met de hoeveelheden die van het vorige verkoopseizoen zijn overgedragen, en de hoeveelheid die de verwerkers in het kader van loonwerkovereenkomsten voor rekening van die onderneming hebben geproduceerd, en verminderd met de hoeveelheid die de onderneming in het kader van loonwerkovereenkomsten voor rekening van lastgevers heeft geproduceerd.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten mogen in de plaats van de in de tweede alinea bedoelde werkelijk geproduceerde hoeveelheden uitgaan van productieramingen op basis van de door de betrokken ondernemingen gesloten contracten, indien die ramingen hoger uitvallen.

4.   Indien de fabriek van de lastgever en die van de verwerker zich in verschillende lidstaten bevinden, wordt de in lid 3 bedoelde aanvraag tot de twee betrokken lidstaten gericht. In dit geval plegen de betrokken lidstaten overleg over het te geven antwoord en nemen zij de nodige maatregelen om na te gaan of de in dat lid vastgestelde voorwaarden worden nageleefd.

5.   De door een verwerker geproduceerde hoeveelheid suiker kan als productie van de lastgever worden beschouwd, indien de lidstaat erkent dat sprake is van een geval van overmacht waardoor de verwerking van de suikerbieten, het suikerriet of de melasse tot suiker in een andere onderneming dan die van de lastgever moet plaatsvinden.

HOOFDSTUK III

ERKENNING VAN FABRIKANTEN EN RAFFINADERIJEN

Artikel 7

Erkenningsaanvraag

1.   Een erkenning kan alleen worden verkregen, indien de onderneming hiertoe een aanvraag indient en zij actief is als:

a)

suikerfabrikant,

b)

isoglucosefabrikant,

c)

inulinestroopfabrikant,

d)

voltijdraffinaderij in de zin van artikel 2, punt 13, van Verordening (EG) nr. 318/2006.

De in de eerste alinea bedoelde aanvraag wordt ingediend bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat of de lidstaten waarin de betrokken onderneming haar activiteit uitoefent.

Een onderneming kan voor één of meer van de in de eerste alinea genoemde activiteiten een erkenning aanvragen.

2.   In de erkenningsaanvraag vermeldt de onderneming haar naam, adres, productiecapaciteit voor suiker, isoglucose of inulinestroop en, in voorkomend geval, het aantal in de lidstaat gevestigde productiebedrijven met de respectieve adressen en productiecapaciteit.

3.   Een onderneming die op grond van lid 1, eerste alinea, onder d), een erkenning aanvraagt, moet aantonen dat zij voldoet aan de definitie van artikel 2, punt 13, van Verordening (EG) nr. 318/2006.

Artikel 8

Verbintenissen

1.   Ondernemingen die een erkenning willen krijgen, gaan schriftelijk de verbintenis aan om:

a)

de bevoegde autoriteit van de lidstaat onverwijld in kennis te stellen van wijzigingen in de in artikel 7, lid 2, bedoelde gegevens;

b)

de in artikel 9 bedoelde registers en de in artikel 13 bedoelde verkoopprijzen ter beschikking van de bevoegde autoriteit van de lidstaat te houden;

c)

de gegevens aan de lidstaten mee te delen overeenkomstig artikel 21;

d)

op verzoek van de bevoegde autoriteit van de lidstaat gegevens of bewijsstukken over te leggen voor beheers- en controledoeleinden.

2.   De erkenning wordt verleend in de vorm van een besluit van de bevoegde autoriteit, vergezeld van een document dat is ondertekend door de onderneming die de in lid 1 bedoelde verbintenissen aangaat.

3.   De erkenning wordt ingetrokken, als wordt geconstateerd dat niet meer wordt voldaan aan een van de in lid 1 bedoelde voorwaarden. De intrekking kan in de loop van een verkoopseizoen plaatsvinden. Zij heeft geen terugwerkende kracht.

Artikel 9

Registers

De bevoegde autoriteit van de lidstaat bepaalt welke registers elke overeenkomstig de artikelen 7 en 8 erkende onderneming voor elk van haar productiebedrijven moet bijhouden en met welke frequentie de gegevens moeten worden geregistreerd, met dien verstande dat de frequentie niet lager mag zijn dan eens per maand.

De registers worden ten minste drie jaar na het lopende jaar door de onderneming bewaard en bevatten ten minste de volgende gegevens:

1)

de hoeveelheid ontvangen grondstoffen, met, in het geval van suikerbieten en suikerriet, het bij de levering aan de onderneming bepaalde suikergehalte;

2)

in voorkomend geval, de ontvangen eindproducten of de ontvangen halffabrikaten;

3)

de hoeveelheid verkregen eindproducten en de hoeveelheid bijproducten;

4)

de verliezen bij de verwerking;

5)

de vernietigde hoeveelheden en de redenen voor die vernietiging;

6)

de hoeveelheid verzonden eindproducten.

Artikel 10

Controles

1.   Elk verkoopseizoen verricht de bevoegde autoriteit van de lidstaat controles bij elke erkende fabrikant en raffinaderij.

2.   De controles hebben tot doel om de juistheid en volledigheid van de gegevens in de in artikel 9 bedoelde registers en van de in artikel 21 bedoelde mededelingen te waarborgen, aan de hand van, met name, een analyse van de overeenstemming tussen de hoeveelheid geleverde grondstoffen en de hoeveelheid verkregen eindproducten, en aan de hand van een vergelijking met de handelsdocumenten of andere nuttige documenten.

De controles omvatten een verificatie van de nauwkeurigheid van de weeginstrumenten en van de laboratoriumanalyses die worden gebruikt voor de bepaling van de hoeveelheid grondstoffen die worden geleverd en verwerkt, de hoeveelheid verkregen eindproducten en de voorraadmutaties.

De controles omvatten bovendien een verificatie van de juistheid en volledigheid van de gegevens die worden gebruikt om de in artikel 13, lid 2, bedoelde maandelijkse gemiddelde verkoopprijzen van de onderneming vast te stellen.

Met betrekking tot de suikerfabrikanten wordt tevens gecontroleerd of zij voldoen aan de verplichting om de minimumprijs aan de suikerbietenproducenten te betalen.

Ten minste eens in de twee jaar worden de voorraden fysiek gecontroleerd.

3.   Indien de bevoegde autoriteiten van de lidstaat hebben bepaald dat sommige onderdelen van de controle op basis van een steekproef mogen worden uitgevoerd, moet die steekproef een controleniveau garanderen dat betrouwbare en representatieve resultaten oplevert.

4.   De lidstaat kan de erkende ondernemingen ertoe verplichten de in artikel 13 bedoelde gegevens te laten certificeren door een in de lidstaat erkende accountant.

5.   Over elke controle wordt een door de controleur te ondertekenen controleverslag opgesteld, waarin de verschillende elementen van de controle nauwkeurig worden weergegeven. In het verslag worden met name de volgende gegevens vermeld:

a)

de datum van de controle en de bij de controle aanwezige personen;

b)

de gecontroleerde periode en de betrokken hoeveelheden;

c)

de gebruikte controletechnieken, inclusief in voorkomend geval een verwijzing naar de steekproefmethoden;

d)

de resultaten van de controle en de eventueel opgelegde corrigerende maatregelen;

e)

een evaluatie van de ernst, de omvang, het al dan niet permanente karakter en de duur van eventueel geconstateerde tekortkomingen en discrepanties, evenals alle andere elementen die met het oog op de toepassing van een sanctie in aanmerking moeten worden genomen.

Elk controleverslag wordt ten minste gedurende drie jaar na het jaar waarin de controle heeft plaatsgevonden, in een archief bewaard en wel zo dat het gemakkelijk kan worden gebruikt door de controlediensten van de Commissie.

Artikel 11

Sancties

1.   Constateert de bevoegde autoriteit van de lidstaat een verschil tussen de fysieke voorraden en de gegevens van de in artikel 9 bedoelde registers of een gebrek aan coherentie tussen de hoeveelheid grondstoffen en de hoeveelheid verkregen eindproducten, of tussen de aangegeven of geregistreerde gegevens of hoeveelheden en de desbetreffende documenten, dan gaat zij over tot de vaststelling of, in voorkomend geval, de raming van de werkelijk geproduceerde hoeveelheden en de voorraden voor het lopende verkoopseizoen en eventueel de vorige verkoopseizoenen.

Per ton die onjuist is aangegeven en daardoor een onrechtmatig financieel voordeel heeft opgeleverd, wordt 500 EUR betaald.

2.   Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat constateert dat een onderneming de in artikel 8 bedoelde verbintenissen niet is nagekomen, en indien onvoldoende bewijsstukken zijn overgelegd om de in artikel 10, lid 2, aangegeven controledoelstellingen te halen, legt de bevoegde autoriteit een sanctie van 500 EUR per ton op voor een forfaitaire hoeveelheid van het eindproduct, die door de lidstaat afhankelijk van de ernst van de inbreuk wordt vastgesteld.

3.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing wanneer de geconstateerde discrepanties en het geconstateerde gebrek aan coherentie betrekking hebben op minder dan 5 gewichtsprocenten van de hoeveelheid aangegeven of geregistreerde eindproducten die worden gecontroleerd, of het resultaat zijn van omissies of eenvoudige administratieve vergissingen, op voorwaarde dat corrigerende maatregelen worden getroffen om soortgelijke fouten in de toekomst te voorkomen.

4.   De in de leden 1 en 2 bedoelde sancties zijn niet van toepassing in geval van overmacht.

Artikel 12

Mededelingen aan de Commissie

1.   Elke lidstaat deelt aan de Commissie mee:

a)

de lijst van erkende ondernemingen;

b)

het aan elke erkende fabrikant toegekende quotum.

De gegevens worden elk verkoopseizoen uiterlijk op 31 januari meegedeeld. Voor het verkoopseizoen 2006/2007 vindt de eerste mededeling uiterlijk op 31 juli 2006 plaats.

De lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van intrekkingen van erkenningen.

2.   Uiterlijk op 31 maart na het betrokken verkoopseizoen verstrekken de lidstaten de Commissie een jaarverslag met het aantal overeenkomstig artikel 10 verrichte controles en, per controle, een overzicht van de geconstateerde tekortkomingen, alsmede de daaruit voortgevloeide maatregelen en sancties.

HOOFDSTUK IV

PRIJZEN

Artikel 13

Vaststelling van de gemiddelde prijzen

1.   Elke maand stellen de overeenkomstig de artikelen 7 en 8 van de onderhavige verordening erkende ondernemingen en de overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 318/2006 erkende verwerkers, voor respectievelijk binnen en buiten het quotum geproduceerde witte suiker, de volgende prijzen vast:

a)

voor de vorige maand: de gemiddelde verkoopprijs, respectievelijk aankoopprijs, alsmede de betrokken verkochte, respectievelijk gekochte, hoeveelheid;

b)

voor de lopende maand en de volgende twee maanden: de gemiddelde geraamde verkoopprijs, respectievelijk aankoopprijs, en de betrokken geraamde hoeveelheid in het kader van contracten of andere transacties.

De prijs heeft betrekking op onverpakte witte suiker, af fabriek, van de in bijlage I, punt II, van Verordening (EG) nr. 318/2006 gedefinieerde standaardkwaliteit.

2.   Met het oog op de in artikel 10 bedoelde controles bewaren de erkende ondernemingen de gegevens die zij voor de vaststelling van de in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde prijzen en hoeveelheden hebben gebruikt, gedurende ten minste drie jaar na het jaar waarin deze zijn vastgesteld.

Artikel 14

Prijsgegevens

Elk jaar stelt de Commissie in juni en december het Comité van beheer voor suiker in kennis van de gemiddelde prijs voor witte suiker in, respectievelijk, het eerste halfjaar van het lopende verkoopseizoen en het tweede halfjaar van het vorige verkoopseizoen. De eerste informatieverstrekking vindt evenwel plaats in juni 2007 en heeft betrekking op de periode van 1 juli 2006 tot en met 31 maart 2007.

Zowel over binnen als buiten het quotum geproduceerde witte suiker wordt prijsinformatie verstrekt.

De informatie wordt gebaseerd op het gewogen gemiddelde van de in artikel 13, lid 1, onder a), bedoelde prijzen die de ondernemingen hebben vastgesteld en overeenkomstig artikel 15 hebben meegedeeld.

Artikel 15

Overgangsbepalingen voor de doorzending van de prijsgegevens

Uiterlijk op 20 oktober 2006, 20 januari 2007, 20 april 2007 en 20 juli 2007 verzenden de overeenkomstig de artikelen 7 en 8 van de onderhavige verordening erkende ondernemingen en de overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 318/2006 erkende verwerkers de in artikel 13, lid 1, van de onderhavige verordening bedoelde prijzen die de vorige drie maanden zijn vastgesteld, naar de Commissie.

Bij de ontvangst, verwerking en opslag van de gegevens door de Commissie wordt de vertrouwelijkheid van de gegevens gewaarborgd.

De andere marktdeelnemers van de sector suiker, met name de kopers, kunnen de overeenkomstig artikel 13 vastgestelde gemiddelde suikerprijs aan de Commissie meedelen. De marktdeelnemers vermelden hun naam, adres en firmanaam.

Artikel 16

Leveringscontract

1.   Voor de toepassing van artikel 6, lid 5, van Verordening (EG) nr. 318/2006 wordt als leveringscontract beschouwd het contract dat wordt gesloten tussen de suikerfabrikant en de verkoper van suikerbieten die de door hem verkochte suikerbieten produceert.

2.   Wanneer een fabrikant op grond van artikel 14 of artikel 19 van Verordening (EG) nr. 318/2006 een hoeveelheid van zijn productie overdraagt naar het volgende verkoopseizoen, wordt, met het oog op de toepassing van artikel 6, lid 5, van die verordening, de overgedragen hoeveelheid in mindering gebracht op het quotum van die fabrikant voor dat verkoopseizoen.

3.   Als vóór de uitzaai gesloten contracten worden slechts beschouwd de contracten die zijn gesloten vóór het einde van de uitzaai en in elk geval:

vóór 1 april in Italië,

vóór 1 mei in de andere lidstaten.

Artikel 17

Toeslagen en kortingen

1.   Voor de toepassing van de in artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 318/2006 bedoelde toeslagen en kortingen wordt de in lid 1 van dat artikel bedoelde minimumprijs voor quotumbieten per 0,1 % sacharosegehalte:

a)

vermeerderd met ten minste:

i)

0,9 % voor gehaltes hoger dan 16 % en lager dan of gelijk aan 18 %;

ii)

0,7 % voor gehaltes hoger dan 18 % en lager dan of gelijk aan 19 %;

iii)

0,5 % voor gehaltes hoger dan 19 % en lager dan of gelijk aan 20 %;

b)

verminderd met ten hoogste:

i)

0,9 % voor gehaltes lager dan 16 % en hoger dan of gelijk aan 15,5 %;

ii)

1 % voor gehaltes lager dan 15,5 % en hoger dan of gelijk aan 14,5 %.

Voor suikerbieten met een sacharosegehalte hoger dan 20 % geldt ten minste de overeenkomstig het bepaalde onder a), iii), aangepaste minimumprijs.

2.   De in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 318/2006 bedoelde leveringscontracten en sectorale overeenkomsten mogen met betrekking tot de in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde toeslagen en kortingen voorzien in:

a)

aanvullende toeslagen voor sacharosegehaltes hoger dan 20 %;

b)

aanvullende kortingen voor sacharosegehaltes lager dan 14,5 %.

Deze contracten en overeenkomsten mogen voor suikerbieten met een sacharosegehalte lager dan 14,5 % een definitie bevatten van suikerbieten die geschikt zijn om tot suiker te worden verwerkt, indien in de genoemde contracten of overeenkomsten aanvullende kortingen worden vastgesteld voor sacharosegehaltes lager dan 14,5 % en hoger dan of gelijk aan het in die definitie bepaalde minimumsacharosegehalte.

Indien de in de tweede alinea bedoelde definitie niet in de contracten en overeenkomsten is opgenomen, kan de betrokken lidstaat deze definitie vaststellen. In dat geval stelt hij terzelfder tijd de in de genoemde alinea bedoelde aanvullende kortingen vast.

HOOFDSTUK V

QUOTA

Artikel 18

Extra suikerquota

1.   De in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 318/2006 bedoelde extra suikerquota kunnen slechts worden toegekend aan suikerfabrikanten die in 2005/2006 over een quotum beschikten.

2.   De onderneming vermeldt in haar aanvraag voor een extra suikerquotum, of zij vanaf het verkoopseizoen 2006/2007 of vanaf het verkoopseizoen 2007/2008 een extra quotum wenst.

Bij de toekenning van een extra quotum aan een onderneming geeft de lidstaat aan vanaf welk verkoopseizoen de toekenning van kracht wordt. Toekenningen die na 1 januari 2007 plaatsvinden, worden evenwel vanaf het verkoopseizoen 2007/2008 van kracht.

Artikel 19

Aanvullende isoglucosequota

1.   Om discriminatie tussen de betrokken marktdeelnemers te voorkomen, kennen Italië, Litouwen en Zweden de in artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 318/2006 bedoelde aanvullende isoglucosequota toe voor één of meer van de vier verkoopseizoenen tussen 2006/2007 en 2009/2010.

2.   Elke betrokken onderneming betaalt de in artikel 9, lid 3, van Verordening (EG) nr. 318/2006 bedoelde eenmalige heffing binnen een door de lidstaat te bepalen termijn, maar niet later dan 31 december van het verkoopseizoen met ingang waarvan het aanvullende isoglucosequotum wordt toegekend.

Indien de eenmalige heffing niet is betaald binnen de in de eerste alinea bedoelde termijn, worden de aanvullende isoglucosequota als niet aan die onderneming toegekend beschouwd.

Artikel 20

Toerekening van de suikerbietenoogst

Suiker die wordt gewonnen uit de in een bepaald verkoopseizoen gezaaide suikerbieten, wordt toegerekend aan het volgende verkoopseizoen.

Spanje, Italië en Portugal mogen, mits zij over een adequaat controlesysteem beschikken, evenwel besluiten om suiker die wordt gewonnen uit in de herfst van een bepaald verkoopseizoen gezaaide suikerbieten, toe te rekenen aan het lopende verkoopseizoen.

Spanje, Italië en Portugal stellen de Commissie uiterlijk op 30 september 2006 in kennis van de beslissing die zij in het kader van dit artikel hebben genomen.

Artikel 21

Mededelingen over de productie en de voorraden

1.   Elke erkende suikerfabrikant of elke erkende raffinaderij deelt vóór de twintigste van elke maand aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van productie of raffinage de totale, in witte suiker uitgedrukte hoeveelheden suiker en stroop zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, onder a) tot en met d), mee die:

hij/zij in eigendom heeft of waarvoor een warrant geldt;

aan het einde van de vorige maand in het vrije verkeer op het grondgebied van de Gemeenschap waren opgeslagen.

Deze hoeveelheden worden per lidstaat van opslag uitgesplitst in:

door die onderneming geproduceerde suiker, met vermelding van de hoeveelheden die binnen en buiten het quotum zijn geproduceerd en de hoeveelheden die overeenkomstig artikel 14 of artikel 19 van Verordening (EG) nr. 318/2006 zijn overgedragen;

andere suiker.

2.   Elke lidstaat deelt de Commissie vóór het einde van de tweede maand na de betrokken maand de hoeveelheid suiker mee die aan het einde van elke maand door de in lid 1 bedoelde ondernemingen is opgeslagen, uitgesplitst per soort suiker zoals bedoeld in lid 1, tweede alinea.

In het geval van opslag in andere lidstaten dan de lidstaat die de informatie aan de Commissie meedeelt, informeert de laatstbedoelde de betrokken lidstaten vóór het einde van de volgende maand over de opgeslagen hoeveelheden en de opslagplaatsen op hun grondgebied.

3.   Elke erkende fabrikant van isoglucose of inulinestroop deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van productie vóór 30 november de in droge stof uitgedrukte hoeveelheden isoglucose, respectievelijk de in wittesuikerequivalent uitgedrukte hoeveelheden insulinestroop, mee die aan het einde van het vorige verkoopseizoen in zijn bezit waren en in het vrije verkeer op het grondgebied van de Gemeenschap waren opgeslagen, uitgesplitst in:

a)

door die onderneming geproduceerde isoglucose of inulinestroop, met vermelding van de hoeveelheden die binnen en buiten het quotum zijn geproduceerd en de hoeveelheden die overeenkomstig artikel 14 of artikel 19 van Verordening (EG) nr. 318/2006 zijn overgedragen,

b)

andere.

Elke lidstaat deelt de Commissie vóór 31 december mee welke hoeveelheden isoglucose en inulinestroop aan het einde van het vorige verkoopseizoen zijn opgeslagen, uitgesplitst overeenkomstig de eerste alinea.

4.   Elke isoglucoseproducerende onderneming deelt vóór de vijftiende van elke maand aan de lidstaat van productie de in de vorige maand werkelijk geproduceerde en in droge stof uitgedrukte hoeveelheden isoglucose mee.

De lidstaten bepalen voor elke maand de isoglucoseproductie van elke betrokken onderneming en delen deze vóór het einde van de tweede daaropvolgende maand aan de Commissie mee.

De in het kader van de regeling actieve veredeling geproduceerde hoeveelheden worden apart meegedeeld.

Artikel 22

Voorzieningsbalansen

1.   Voor elk verkoopseizoen worden communautaire voorzieningsbalansen voor suiker, isoglucose en inulinestroop opgesteld. Deze balansen worden aan het einde van het volgende verkoopseizoen geconsolideerd.

2.   Vóór 1 maart bepalen de lidstaten voor elke op hun grondgebied gevestigde onderneming de voorlopige suiker- en inulinestroopproductie van het lopende verkoopseizoen en delen zij deze gegevens aan de Commissie mee. De suikerproductie wordt per maand uitgesplitst.

Voor de Franse departementen Guadeloupe en Martinique, alsmede voor Spanje met betrekking tot van suikerriet vervaardigde suiker, wordt de voorlopige productie vóór 1 juli bepaald en meegedeeld.

3.   Met betrekking tot het lopende verkoopseizoen en, op voorlopige basis, het volgende verkoopseizoen stellen de lidstaten de Commissie vóór 1 juni in kennis van, enerzijds, de oppervlakten en de hoeveelheden suikerbieten die bestemd zijn voor de productie van suiker, bio-ethanol of andere producten, en, anderzijds, de oppervlakten en de hoeveelheden cichorei die bestemd zijn voor de productie van inulinestroop.

4.   Vóór 30 november bepalen de lidstaten voor elke op hun grondgebied gevestigde onderneming de definitieve suiker-, isoglucose- en inulinestroopproductie van het vorige verkoopseizoen en delen zij deze gegevens aan de Commissie mee. De totale suikerproductie wordt per maand uitgesplitst.

5.   Wanneer de definitieve suikerproductie moet worden gewijzigd op basis van de in lid 4 bedoelde gegevens, wordt met het daaruit voortvloeiende verschil rekening gehouden bij de vaststelling van de definitieve productie in het verkoopseizoen waarin dit verschil wordt geconstateerd.

HOOFDSTUK VI

OPENBARE INTERVENTIE

DEEL 1

Offertes voor interventie

Artikel 23

Offerte

1.   De offertes voor interventie worden schriftelijk ingediend bij het interventiebureau van de lidstaat op het grondgebied waarvan de aangeboden suiker zich ten tijde van de offerte bevindt.

2.   De offertes voor interventie worden slechts in aanmerking genomen, indien zij worden ingediend door overeenkomstig de artikelen 7 en 8 erkende fabrikanten en betrekking hebben op door hen binnen het quotum van het lopende verkoopseizoen geproduceerde suiker die ten tijde van de offerte apart in een overeenkomstig artikel 24 erkende opslagplaats is opgeslagen.

3.   Per verkoopseizoen wordt door de lidstaten niet meer dan de voor elk van hen in de bijlage vermelde maximumhoeveelheid voor interventie aanvaard. Wanneer de hoeveelheden in de offertes voor interventie de maximumhoeveelheid overschrijden, past de bevoegde autoriteit van de lidstaat een uniforme verminderingscoëfficiënt op de offertes toe om ervoor te zorgen dat de totale aanvaarde hoeveelheid gelijk is aan de maximumhoeveelheid.

4.   Vóór het begin van elk verkoopseizoen wijzigt de Commissie de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde hoeveelheden in het licht van de in artikel 10 van Verordening (EG) nr. 318/2006 bedoelde aanpassingen en binnen de grenzen van de in artikel 18, lid 2, van die verordening vastgestelde totale hoeveelheid.

De in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde hoeveelheden kunnen tijdens het laatste kwartaal van elk verkoopseizoen in het licht van de onbenutte hoeveelheden worden gewijzigd overeenkomstig de in artikel 39, lid 2, van Verordening (EG) nr. 318/2006 bedoelde procedure en binnen de grenzen van de in artikel 18, lid 2, van die verordening vastgestelde totale hoeveelheid.

Artikel 24

Erkenning van opslagplaatsen

1.   De erkenning, die door de fabrikant bij het interventiebureau wordt aangevraagd, wordt gegeven voor elke opslagplaats die aan de volgende voorwaarden voldoet:

a)

zij is geschikt voor de bewaring van suiker;

b)

zij bevindt zich op een plaats waar de nodige transportmogelijkheden voor de uitslag van de suiker beschikbaar zijn,

c)

zij biedt mogelijkheden voor de afzonderlijke opslag van de interventiehoeveelheden.

De interventiebureaus mogen aanvullende voorwaarden opleggen.

2.   De erkenning van de opslagplaats wordt gegeven voor de opslag van verpakte producten of van bulkproducten. In de erkenning wordt een maximumhoeveelheid voor de opslag vastgesteld die overeenstemt met ten hoogste vijftigmaal de dagelijkse uitslagcapaciteit die de aanvrager zich verbindt ter beschikking van het interventiebureau te stellen. In de erkenning wordt aangegeven voor welke totale hoeveelheid zij wordt afgegeven en welke de dagelijkse uitslagcapaciteit is.

3.   De suiker wordt op een identificeerbare en toegankelijke manier opgeslagen. Verpakte suiker wordt op laadborden geplaatst, behalve wanneer het „big bags” betreft.

4.   Het interventiebureau trekt de erkenning in wanneer wordt geconstateerd dat een van de in de leden 1, 2 en 3 genoemde voorwaarden niet meer in acht wordt genomen. De erkenning kan tijdens het verkoopseizoen worden ingetrokken. Zij heeft geen terugwerkende kracht.

Artikel 25

Minimumkwaliteit van de suiker

1.   De voor interventie aangeboden suiker moet:

a)

binnen een quotum zijn geproduceerd in hetzelfde verkoopseizoen als dat waarin de offerte wordt gedaan;

b)

kristalsuiker zijn.

2.   De voor interventie aangeboden witte suiker moet van gezonde handelskwaliteit zijn, een vochtgehalte hebben van ten hoogste 0,06 % en vrij uitstromen.

3.   De voor interventie aangeboden ruwe suiker moet van gezonde handelskwaliteit zijn en een rendement hebben dat, berekend overeenkomstig bijlage I, punt III, van Verordening (EG) nr. 318/2006, niet lager is dan 89 %.

Ruwe rietsuiker moet een veiligheidsfactor hebben van ten hoogste 0,30.

Ruwe bietsuiker moet:

op het tijdstip van de aanvaarding van de offerte een pH-waarde hebben van niet minder dan 7,9;

een invertsuikergehalte hebben van niet meer dan 0,07 %;

een temperatuur hebben die geen risico vormt voor goede bewaring;

een veiligheidsfactor hebben van niet meer dan 0,45 wanneer de polarisatiegraad 97 of meer bedraagt, of een vochtgehalte hebben van niet meer dan 1,4 %, wanneer de polarisatiegraad minder dan 97 bedraagt.

De veiligheidsfactor wordt bepaald door het procentuele vochtgehalte van de betrokken suiker te delen door het verschil tussen 100 en de polarisatiegraad van deze suiker.

Artikel 26

Partij

Suiker moet voor interventie worden aangeboden in partijen.

In deze verordening wordt onder „partij” verstaan een minimumhoeveelheid van 2 000 t suiker van dezelfde kwaliteit en met dezelfde aanbiedingsvorm, die op dezelfde plaats is opgeslagen.

Artikel 27

Inhoud van de offerte

1.   In de offerte aan het interventiebureau worden vermeld:

a)

de naam en het adres van de aanbieder;

b)

de opslagplaats waar de suiker zich op het ogenblik van de offerte bevindt;

c)

de gegarandeerde uitslagcapaciteit voor de overneming van de aangeboden suiker;

d)

de nettohoeveelheid aangeboden suiker;

e)

de aard en kwaliteit van de aangeboden suiker en het verkoopseizoen waarin deze is geproduceerd;

f)

de aanbiedingsvorm van de suiker.

2.   Het interventiebureau mag aanvullende gegevens verlangen.

3.   De offerte gaat vergezeld van een verklaring waarin de aanbieder bevestigt dat de betrokken suiker nog niet eerder in het kader van interventie is gekocht, dat hij eigenaar van de suiker is en dat deze voldoet aan de in artikel 25, lid 1, onder a), vermelde voorwaarden.

Artikel 28

Onderzoek van de offertes

1.   De offerte blijft drie weken na de dag van indiening geldig. Zij kan evenwel tijdens deze periode met instemming van het interventiebureau worden ingetrokken.

2.   Het interventiebureau onderzoekt de offerte. Het interventiebureau aanvaardt de offerte uiterlijk aan het einde van de in lid 1 bedoelde periode. Het bureau weigert de offerte evenwel indien het onderzoek uitwijst dat aan een van de vereisten niet is voldaan.

DEEL 2

Opslag

Artikel 29

Opslagcontract

1.   Het opslagcontract, dat vóór de aanvaarding van de offerte tussen de aanbieder en het interventiebureau moet worden gesloten, geldt voor onbepaalde duur.

Het opslagcontract gaat vijf weken na de datum waarop de offerte is aanvaard, in en loopt af aan het einde van de decade waarin de overneming van de betrokken hoeveelheid suiker wordt beëindigd.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „decade” verstaan de periode van de 1e tot en met de 10e, van de 11e tot en met de 20e en van de 21e tot en met de laatste dag van iedere kalendermaand.

2.   Het opslagcontract bevat met name:

a)

een clausule dat het contract onder de in deze verordening genoemde voorwaarden kan worden opgezegd met inachtneming van een termijn van ten minste tien dagen;

b)

het bedrag van de opslagkosten dat voor rekening komt van het interventiebureau.

3.   De opslagkosten zijn voor rekening van het interventiebureau voor de periode die loopt vanaf het begin van de decade waarin het in lid 2 bedoelde contract van kracht wordt, tot aan het verstrijken van het opslagcontract.

4.   De opslagkosten mogen niet hoger zijn dan 0,48 EUR per ton en per decade.

5.   Het opslagcontract verstrijkt aan het einde van de in artikel 50 bedoelde overneming.

Artikel 30

Eigendomsovergang

1.   De overgang van de eigendom van de suiker waarvoor het opslagcontract wordt gesloten, heeft plaats op het ogenblik van de betaling van de betrokken suiker.

2.   Tot aan de overneming blijft de verkoper aansprakelijk voor de kwaliteit van de in lid 1 bedoelde suiker en voor de verpakking waarin die suiker voor interventie is aanvaard.

Artikel 31

Handhaving van de conformiteit op het gebied van kwaliteit en verpakking

1.   De verkoper is verplicht, de hoeveelheid suiker waarvan de kwaliteit niet aan de in artikel 25 vermelde eisen blijkt te voldoen, onverwijld te vervangen door een even grote hoeveelheid die wel aan deze eisen voldoet en die hetzij in dezelfde opslagplaats is opgeslagen, hetzij zich in een andere overeenkomstig artikel 24 erkende opslagplaats bevindt.

2.   Indien de opgeslagen suiker is verpakt en de verpakking niet meer aan de gestelde eisen blijkt te voldoen, eist het interventiebureau dat de verkoper de verpakking door een conforme verpakking vervangt.

DEEL 3

Voorwaarden voor interventieaankopen

Artikel 32

Aankoopprijs en kwaliteit van witte suiker

1.   De interventieaankoopprijs voor witte suiker bedraagt:

505,52 EUR per ton tijdens het verkoopseizoen 2006/2007;

433,20 EUR per ton tijdens het verkoopseizoen 2007/2008;

323,52 EUR per ton tijdens de verkoopseizoenen 2008/2009 en 2009/2010.

2.   Witte suiker wordt ingedeeld in de volgende vier categorieën:

a)

categorie 1: suiker van hogere kwaliteit dan de standaardkwaliteit;

b)

categorie 2: suiker van de in bijlage I, punt II, van Verordening (EG) nr. 318/2006 gedefinieerde standaardkwaliteit;

c)

categorie 3 en categorie 4: suiker van lagere kwaliteit dan de standaardkwaliteit.

3.   Suiker van categorie 1 heeft de volgende kenmerken:

a)

gezonde handelskwaliteit, droog, in kristallen van uniforme grootte, vrij uitstromend;

b)

vochtgehalte: ten hoogste 0,06 %;

c)

gehalte aan invertsuiker: ten hoogste 0,04 %;

d)

het aantal punten bedraagt niet meer dan acht in totaal en niet meer dan:

zes voor asgehalte,

vier voor kleurtype, bepaald volgens de methode van het Institut für landwirtschaftliche Technologie und Zuckerindustrie Braunschweig (hierna „Braunschweig-methode” genoemd),

drie voor kleur van de oplossing, bepaald volgens de ICUMSA-methode.

Een punt komt overeen met:

a)

0,0018 % asgehalte, bepaald volgens de ICUMSA-methode, bij 28o Brix;

b)

0,5 kleurtype-eenheid, bepaald volgens de Braunschweig-methode;

c)

7,5 eenheden voor kleur van de oplossing, bepaald volgens de ICUMSA-methode.

4.   Suiker van categorie 3 heeft de volgende kenmerken:

a)

gezonde handelskwaliteit, droog, in kristallen van uniforme grootte, vrij uitstromend;

b)

polarisatiegraad: ten minste 99,7o S;

c)

vochtgehalte: ten hoogste 0,06 %;

d)

gehalte aan invertsuiker: ten hoogste 0,04 %;

e)

kleurtype: ten hoogste nr. 6, bepaald volgens de Braunschweig-methode.

5.   Suiker van categorie 4 is suiker die niet onder de categorieën 1, 2 en 3 valt.

6.   Op de in lid 1 vastgestelde aankoopprijs wordt een korting toegepast van:

a)

7,30 EUR per ton voor suiker van categorie 3;

b)

13,10 EUR per ton voor suiker van categorie 4.

Artikel 33

Aankoopprijs voor ruwe suiker

1.   De interventieaankoopprijs voor ruwe suiker bedraagt:

397,44 EUR per ton tijdens het verkoopseizoen 2006/2007;

359,04 EUR per ton tijdens het verkoopseizoen 2007/2008;

268,16 EUR per ton tijdens de verkoopseizoenen 2008/2009 en 2009/2010.

2.   De in lid 1 vastgestelde aankoopprijs wordt aangepast:

a)

met een toeslag, wanneer het rendement van de betrokken suiker meer dan 92 % bedraagt;

b)

met een korting, wanneer het rendement van de betrokken suiker minder dan 92 % bedraagt.

3.   De in euro per ton uitgedrukte toeslag of korting is gelijk aan het verschil tussen de interventieprijs voor ruwe suiker en die interventieprijs waarop een coëfficiënt is toegepast. Deze coëfficiënt wordt bepaald door het rendement van de betrokken ruwe suiker te delen door 92 %.

4.   Het rendement van de ruwe suiker wordt berekend overeenkomstig bijlage I, punt III, van Verordening (EG) nr. 318/2006.

Artikel 34

Betalingstermijn

Het interventiebureau verricht de betaling niet eerder dan op de 120e dag te rekenen vanaf de dag van aanvaarding van de offerte, mits de controles om het gewicht en de kwaliteitskenmerken van de aangeboden partijen te verifiëren, zijn uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van deel 4.

DEEL 4

Controles

Artikel 35

Bemonstering met het oog op kwaliteitscontrole

Binnen de in artikel 34 bedoelde termijn worden voor analysedoeleinden vier representatieve monsters genomen, hetzij door deskundigen die door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat zijn erkend, hetzij door deskundigen die door het interventiebureau en de verkoper in onderling overleg zijn aangewezen. Aan elke contractpartij wordt een monster gegeven. De twee overige monsters worden bewaard door de deskundige of bij een door de bevoegde autoriteiten erkend laboratorium.

De analyse van ieder monster wordt in duplo uitgevoerd en het gemiddelde van de twee uitkomsten wordt beschouwd als de uitkomst van de analyse van het betrokken monster.

Artikel 36

Geschillen over de kwaliteit

1.   Wanneer een verschil wordt geconstateerd tussen de uitkomsten van de analyses die de koper en de verkoper overeenkomstig artikel 35 hebben laten uitvoeren, is het rekenkundige gemiddelde van de twee uitkomsten beslissend voor de bepaling van de categorie van de betrokken suiker, wanneer het verschil:

voor suiker van categorie 1, één punt of minder bedraagt voor elk van de in artikel 32, lid 3, onder d), bedoelde kenmerken;

voor suiker van categorie 2, twee punten of minder bedraagt voor elk van de kenmerken voor de definitie van die categorie, voorzover die kenmerken door middel van punten worden bepaald.

Als een van de contractpartijen daarom verzoekt, kan echter door het in artikel 35, eerste alinea, bedoelde laboratorium een arbitrageanalyse worden verricht. In dat geval wordt het rekenkundige gemiddelde berekend tussen de uitkomst van de arbitrageanalyse, enerzijds, en de uitkomst van de analyse van de koper, respectievelijk de verkoper, die het dichtst bij de uitkomst van de arbitrageanalyse ligt, anderzijds.

Dit gemiddelde is beslissend voor de bepaling van de categorie van de betrokken suiker. Als de uitkomst van de arbitrageanalyse precies in het midden ligt tussen de uitkomsten van de analyses die koper en verkoper hebben laten uitvoeren, is de uitkomst van de arbitrageanalyse beslissend voor de bepaling van de categorie van de betrokken suiker.

2.   Wanneer het geconstateerde verschil tussen de uitkomsten van de analyses die de koper en de verkoper overeenkomstig artikel 35 hebben laten uitvoeren, groter is dan de in lid 1, eerste alinea, eerste of tweede streepje, van het onderhavige artikel bedoelde verschillen, wordt, naar gelang van het geval, een arbitrageanalyse uitgevoerd door een door de bevoegde autoriteiten erkend laboratorium. In dat geval wordt de procedure van lid 1, tweede alinea, van het onderhavige artikel gevolgd.

3.   Voor geschillen over de grenswaarde voor het kleurtype van suiker van categorie 3, over polarisatie, vochtgehalte of gehalte aan invertsuiker wordt de procedure van de leden 1 en 2 gevolgd.

De in lid 1 bedoelde verschillen worden evenwel vervangen door:

1,0 eenheid kleurtype voor suiker van categorie 3,

0,2o S voor de polarisatie,

0,02 % voor het vochtgehalte,

0,01 % voor het gehalte aan invertsuiker.

4.   Wanneer na toepassing van artikel 35 een geschil tussen de contractpartijen ontstaat over het rendement van de gekochte ruwe suiker, wordt een arbitrageanalyse uitgevoerd door het in de eerste alinea van dat artikel bedoelde laboratorium. In dat geval wordt het rekenkundige gemiddelde berekend tussen de uitkomst van de arbitrageanalyse, enerzijds, en de uitkomst van de analyse van de koper, respectievelijk de verkoper, die het dichtst bij de uitkomst van de arbitrageanalyse ligt, anderzijds.

Dit gemiddelde is bepalend voor de vaststelling van het rendement van de betrokken ruwe suiker. Als de uitkomst van de arbitrageanalyse precies in het midden ligt tussen de uitkomsten van de analyses die koper en verkoper hebben laten uitvoeren, is de uitkomst van de arbitrageanalyse beslissend voor de bepaling van het rendement van de betrokken ruwe suiker.

5.   De kosten van de in lid 1, tweede alinea, bedoelde arbitrageanalyse worden betaald door de contractpartij die om deze analyse heeft verzocht.

De kosten van de in lid 2 bedoelde arbitrageanalyse worden in gelijke mate betaald door het interventiebureau en de verkoper.

De kosten van de in lid 3 bedoelde arbitrageanalyse worden betaald door de contractpartij die de uitkomsten van de op grond van lid 35 uitgevoerde analyses heeft betwist.

Artikel 37

Controle van de opslagplaatsen

De met de controle belaste bevoegde autoriteit verricht onaangekondigde controles van de opslagplaatsen overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2148/96 van de Commissie (6).

Artikel 38

Controle van het gewicht en de desbetreffende kosten

1.   De in artikel 35 bedoelde deskundigen verifiëren het gewicht van de verkochte suiker.

De verkoper treft de nodige maatregelen om deze deskundigen in staat te stellen het gewicht te verifiëren en monsters te nemen.

2.   De kosten van de gewichtsverificatie zijn voor rekening van de verkoper.

3.   De kosten in verband met de deskundigen die de gewichtsverificatie en de bemonstering verrichten, worden gedragen door het interventiebureau.

4.   De hoeveelheid kan worden geconstateerd op basis van de voorraadboekhouding, die moet voldoen aan de professionele normen en aan de door het interventiebureau vastgestelde eisen, met dien verstande bovendien dat:

a)

in de voorraadboekhouding het door weging geconstateerde gewicht en de fysische kwaliteitskenmerken op het tijdstip van de weging worden aangegeven, waarbij zij opgemerkt dat de weging niet langer dan tien maanden geleden mag hebben plaatsgevonden;

b)

de opslaghouder verklaart dat de aangeboden partij op alle punten beantwoordt aan de in de voorraadboekhouding opgenomen gegevens.

c)

de op het tijdstip van de weging geconstateerde kwaliteitskenmerken overeenstemmen met die van de representatieve monsters.

DEEL 5

Interventieverkoop

Artikel 39

Verkoop

1.   De interventiebureaus mogen alleen suiker verkopen nadat volgens de in artikel 39, lid 2, van Verordening (EG) nr. 318/2006 bedoelde procedure is besloten suiker te koop aan te bieden.

2.   Verkoop van suiker overeenkomstig artikel 18, lid 3, van Verordening (EG) nr. 318/2006 gebeurt via een inschrijving of een andere verkoopprocedure.

3.   Tegelijk met het besluit tot opening van een inschrijving worden de voorwaarden voor die inschrijving, en met name de bestemming van de af te zetten suiker, vastgesteld.

In deze beschikking wordt onder „bestemming” verstaan:

a)

voederdoeleinden;

b)

uitvoer;

c)

eventueel vast te stellen andere bestemmingen.

De inschrijving betreft, naar gelang van het geval, de verkoopprijs, de denatureringspremie of de uitvoerrestitutie.

4.   De inschrijvingsvoorwaarden dienen de gelijke toegang en behandeling van elke belangstellende te waarborgen, ongeacht de plaats in de Gemeenschap waar deze is gevestigd.

Artikel 40

Bericht van inschrijving

1.   Het betrokken interventiebureau houdt de verkoop bij inschrijving voor de betrokken hoeveelheden suiker die het in zijn bezit heeft.

2.   Het betrokken interventiebureau stelt een bericht van inschrijving op dat het ten minste acht dagen vóór het begin van de voor het indienen van de offertes vastgestelde termijn bekendmaakt.

Het interventiebureau legt het bericht van inschrijving en alle wijzigingen daarvan vóór bekendmaking aan de Commissie over.

3.   In het bericht van inschrijving worden met name de volgende gegevens vermeld:

a)

naam en adres van het interventiebureau dat de inschrijving houdt;

b)

de inschrijvingsvoorwaarden;

c)

de termijn voor het indienen van de offertes;

d)

de partijen suiker die bij inschrijving te koop worden aangeboden en voor elke partij:

het referentienummer,

de hoeveelheid,

de kwaliteitsaanduiding van de betrokken suiker,

de aanbiedingsvorm,

de plaats waar de betrokken suiker opgeslagen ligt,

het stadium van levering,

eventueel de mogelijkheden voor vervoer per binnenschip, zeeschip of trein.

Voor de toepassing van dit deel wordt onder „partij” verstaan een hoeveelheid suiker met dezelfde kwaliteitsaanduiding en aanbiedingsvorm, die is opgeslagen in dezelfde opslagplaats. Elke offerte in het kader van een deelinschrijving heeft betrekking op ten minste 250 t.

4.   Het interventiebureau treft alle maatregelen die het dienstig acht om de gegadigden die hierom verzoeken, in staat te stellen de te koop aangeboden suiker te onderzoeken.

Artikel 41

Toewijzing

1.   Elke toewijzing houdt het sluiten van een verkoopcontract voor de toegewezen hoeveelheid suiker in. De toewijzing gebeurt, naar gelang van het geval, op grond van de volgende gegevens in de offerte:

a)

de door de koper te betalen prijs,

b)

het bedrag van de denatureringspremie,

c)

het bedrag van de uitvoerrestitutie.

2.   De door de koper te betalen prijs is:

a)

in het in lid 1, onder a), bedoelde geval de in de offerte vermelde prijs;

b)

in de in lid 1, onder b) en c), bedoelde gevallen de in de inschrijvingsvoorwaarden vermelde prijs.

Artikel 42

Inschrijvingsvoorwaarden

1.   Als suiker via inschrijving te koop wordt aangeboden, moeten in het besluit tot opening van de inschrijving de volgende inschrijvingsvoorwaarden worden bepaald:

a)

de totale hoeveelheid of de totale hoeveelheden waarvoor de inschrijving wordt gehouden;

b)

de bestemming;

c)

de termijn voor het indienen van de offertes;

d)

de prijs die de koper moet betalen wanneer de suiker voor voederdoeleinden of voor uitvoer bestemd is.

2.   In het besluit tot opening van de inschrijving kunnen aanvullende voorwaarden worden opgenomen, met name:

a)

de minimumprijs van suiker die te koop wordt aangeboden voor een andere bestemming dan voederdoeleinden of uitvoer;

b)

het maximumbedrag van de denatureringspremie of van de uitvoerrestitutie;

c)

de minimumhoeveelheid per inschrijver of per partij;

d)

de maximumhoeveelheid per inschrijver of per partij;

e)

de bijzondere geldigheidsduur van het denatureringspremiebewijs of van het uitvoercertificaat.

Artikel 43

Permanente inschrijving

1.   Een verkoop bij permanente inschrijving kan worden gehouden, als dat gezien de situatie op de suikermarkt in de Gemeenschap dienstig is.

Tijdens de geldigheidsduur van deze permanente inschrijving worden deelinschrijvingen gehouden.

2.   Het bericht van permanente inschrijving wordt alleen bekendgemaakt bij de opening van de inschrijving. Het bericht kan tijdens de geldigheidsduur van de permanente inschrijving worden gewijzigd of vervangen. Het wordt gewijzigd of vervangen als de inschrijvingsvoorwaarden tijdens de geldigheidsduur worden gewijzigd.

Artikel 44

Indiening van de offerte

1.   De offertes worden in elektronische vorm bij het interventiebureau ingediend.

2.   In de offerte worden vermeld:

a)

het referentienummer van de inschrijving;

b)

de naam en het adres van de inschrijver,

c)

het referentienummer van de partij;

d)

de hoeveelheid waarop de offerte betrekking heeft;

e)

in een tot op twee decimalen nauwkeurig en in euro uitgedrukt bedrag per ton, naar gelang van het geval:

de voorgestelde prijs, exclusief binnenlandse belastingen,

het voorgestelde bedrag van de denatureringspremie,

het voorgestelde bedrag van de uitvoerrestitutie.

Het interventiebureau mag aanvullende gegevens verlangen.

3.   Een offerte die betrekking heeft op verscheidene partijen, wordt geacht evenveel offertes als partijen te omvatten.

4.   Een offerte is slechts geldig:

a)

indien, vóór het verstrijken van de termijn voor het indienen van de offerte, het bewijs is geleverd dat de inschrijvingszekerheid van 200 EUR per ton suiker is gesteld;

b)

indien zij vergezeld gaat van een verklaring van de inschrijver waarbij deze zich ertoe verbindt om voor de hoeveelheid suiker waarvoor hem, inmiddels als koper, eventueel hetzij een denatureringspremie, hetzij een uitvoerrestitutie wordt toegekend:

een denatureringspremiebewijs aan te vragen en de hiervoor vereiste waarborg te stellen, wanneer het een inschrijving voor suiker voor voederdoeleinden betreft;

een uitvoercertificaat aan te vragen en de daarvoor vereiste zekerheid te stellen, wanneer het een inschrijving voor suiker voor uitvoer betreft.

5.   In een offerte mag worden vermeld dat zij slechts als ingediend moet worden beschouwd als de toewijzing van de inschrijving:

a)

betrekking heeft op de hele in de offerte vermelde hoeveelheid of een bepaald gedeelte daarvan;

b)

uiterlijk op een aangegeven datum en tijdstip plaatsvindt.

6.   Offertes die niet overeenkomstig de leden 1 tot en met 5 zijn ingediend of die andere voorwaarden bevatten dan in het bericht van inschrijving zijn vermeld, worden niet in aanmerking genomen.

7.   Een ingediende offerte kan niet worden ingetrokken.

Artikel 45

Onderzoek van de offertes

1.   De offertes worden onderzocht door het interventiebureau; dit onderzoek is niet openbaar. De personen die bij het onderzoek worden toegelaten, zijn tot geheimhouding verplicht.

2.   De offertes worden onverwijld aan de Commissie meegedeeld.

Artikel 46

Bepaling van de bedragen

Wanneer in de inschrijvingsvoorwaarden geen minimumprijs of geen maximumbedrag voor de denatureringspremie of de uitvoerrestitutie is vastgesteld, wordt deze prijs of dit bedrag, na onderzoek van de offertes en met inachtneming van met name de marktomstandigheden en de afzetmogelijkheden, vastgesteld volgens de in artikel 39, lid 2, van Verordening (EG) nr. 318/2006 bedoelde procedure. Er kan echter worden besloten niet op de inschrijving in te gaan.

Artikel 47

Toewijzing van de inschrijving

1.   Behalve in gevallen waarin wordt besloten niet op de inschrijving of de deelinschrijving in te gaan, en in gevallen waarin de leden 2 en 3 van toepassing zijn, wordt toegewezen aan elke inschrijver wiens offerte niet beneden de minimumprijs ligt of wiens offerte niet hoger ligt dan het maximumbedrag van de denatureringspremie of van de uitvoerrestitutie.

2.   Een partij wordt toegewezen aan de inschrijver in wiens offerte, naar gelang van het geval, de hoogste prijs, de laagste denatureringspremie of de laagste uitvoerrestitutie wordt voorgesteld.

Indien de partij met deze offerte niet volledig is opgebruikt, wordt de resterende hoeveelheid aan de andere inschrijvers toegewezen op grond van de biedprijs, te beginnen met de hoogste biedprijs of op grond van het bedrag van de voorgestelde denatureringspremie of uitvoerrestitutie te beginnen met het laagste bedrag.

3.   Een partij of deel van een partij waarvoor verscheidene inschrijvers dezelfde prijs of hetzelfde bedrag voor de denatureringspremie of de uitvoerrestitutie voorstellen, wordt door het betrokken interventiebureau toegewezen volgens één van de volgende methoden:

a)

naar evenredigheid van de in de offertes vermelde hoeveelheden;

b)

door de betrokken hoeveelheid, na overleg met deze inschrijvers, onder hen te verdelen;

c)

door loting.

Artikel 48

Uit de toewijzing voortvloeiende rechten en verplichtingen

1.   Wanneer de suiker bestemd is voor voederdoeleinden, geeft de toewijzing aanleiding tot het ontstaan van:

a)

het recht op afgifte voor de hoeveelheid waarvoor de denatureringspremie is toegekend, van een denatureringspremiebewijs waarop met name de in de offerte vermelde premie is aangegeven;

b)

de verplichting om voor die hoeveelheid een dergelijk bewijs aan te vragen bij het interventiebureau waarbij de offerte is ingediend.

2.   Wanneer de suiker bestemd is voor uitvoer, geeft de toewijzing aanleiding tot het ontstaan van:

a)

het recht op afgifte voor de hoeveelheid waarvoor de uitvoerrestitutie is toegekend, van een uitvoercertificaat waarop met name de in de offerte vermelde uitvoerrestitutie en voor witte suiker eveneens de in het bericht van inschrijving vermelde categorie is aangegeven;

b)

de verplichting om voor deze hoeveelheid en, voor witte suiker, eveneens voor deze categorie een dergelijk certificaat aan te vragen bij het interventiebureau waarbij de offerte is ingediend.

3.   Het recht wordt uitgeoefend en aan de verplichting wordt voldaan binnen 18 dagen na de dag waarop de termijn voor het indienen van de offertes verstrijkt.

4.   De uit de toewijzing voortvloeiende rechten en verplichtingen zijn niet overdraagbaar.

Artikel 49

Bericht van toewijzing

1.   Het interventiebureau stuurt de kopers onverwijld een bericht van toewijzing van de inschrijving en stelt alle inschrijvers in kennis van het resultaat van hun deelname aan de inschrijving.

2.   In het bericht van toewijzing worden ten minste vermeld:

a)

het referentienummer van de inschrijving;

b)

het referentienummer van de partij en de toegewezen hoeveelheid;

c)

naar gelang van het geval, de prijs, het bedrag van de denatureringspremie of van de uitvoerrestitutie die voor de onder b) bedoelde hoeveelheid zijn geaccepteerd.

Artikel 50

Overneming van de gekochte suiker

1.   Behalve in geval van overmacht, moet de gekochte suiker uiterlijk vier weken na de dag van ontvangst van het in artikel 49 bedoelde bericht van toewijzing worden overgenomen. De koper en het interventiebureau kunnen overeenkomen dat de afsluiting, binnen deze termijn, van een opslagcontract tussen de koper en de opslaghouder van de betrokken suiker in de plaats komt van de overneming.

Voorzover nodig kan het interventiebureau evenwel, indien de uitslag technische moeilijkheden oplevert, voor de overneming van bepaalde partijen langere termijnen vaststellen.

2.   In geval van overmacht stelt het interventiebureau de maatregelen vast die het op grond van de door de koper aangevoerde omstandigheid noodzakelijk acht.

Artikel 51

Afhaalbon

1.   De overneming van de door de koper gekochte suiker of het sluiten van een in artikel 50, lid 1, bedoeld opslagcontract kan pas plaatsvinden na afgifte van een afhaalbon voor de toegewezen hoeveelheid.

Er kunnen evenwel afhaalbonnen voor gedeelten van de betrokken hoeveelheid worden afgegeven.

De afhaalbon wordt door het betrokken interventiebureau op aanvraag van de betrokkene afgegeven.

2.   Het interventiebureau geeft slechts een afhaalbon af indien het bewijs wordt geleverd dat de koper een zekerheid heeft gesteld als garantie dat de suiker binnen de vastgestelde termijn wordt betaald, of indien de koper een betaalmiddel heeft overhandigd.

De zekerheid, respectievelijk het betaalmiddel, moet overeenkomen met de prijs die de koper moet betalen voor de hoeveelheid suiker waarvoor hij een afhaalbon heeft aangevraagd.

Artikel 52

Betaling

1.   De prijs voor de toegewezen suiker wordt uiterlijk op de dertigste dag na de datum van afgifte van de afhaalbon betaald op de rekening van het interventiebureau.

2.   Behalve in geval van overmacht, wordt de in artikel 51, lid 2, bedoelde zekerheid slechts vrijgegeven voor de hoeveelheid waarvoor de koper, binnen de in lid 1 bedoelde termijn, de aankoopprijs heeft gestort op de rekening van het interventiebureau. De zekerheid wordt onmiddellijk vrijgegeven.

3.   In geval van overmacht stelt het interventiebureau de maatregelen vast die het op grond van de door de koper aangevoerde omstandigheid noodzakelijk acht.

Artikel 53

Eigendomsovergang

1.   De eigendom van de toegewezen suiker gaat over op het tijdstip van de overneming van die suiker.

2.   Het interventiebureau en de koper kunnen evenwel een ander tijdstip overeenkomen. Wanneer er een in artikel 50, lid 1, bedoelde overeenkomst bestaat tussen het interventiebureau en de koper, dan bepalen deze beide samen het tijdstip van de eigendomsovergang.

3.   De overeenkomst over het tijdstip van de eigendomsovergang is slechts geldig wanneer zij schriftelijk is gesloten.

Artikel 54

Vaststelling van de categorie of het rendement

Voor de vaststelling van de categorie of het rendement van de betrokken suiker op het tijdstip van de overneming gelden de bepalingen van de artikelen 35 en 36.

De contractpartijen kunnen evenwel na de toewijzing van de inschrijving overeenkomen dat de uitkomsten van de vaststelling van de categorie of van het rendement die golden voor de aankoop van de suiker door het interventiebureau, eveneens gelden voor de bij inschrijving verkochte suiker.

Artikel 55

Aanpassing van de suikerprijs

1.   Wanneer de toepassing van de artikelen 35 en 36 voor witte suiker leidt tot de vaststelling van een lagere categorie dan vermeld in het bericht van inschrijving, wordt de prijs van de suiker voor de in artikel 39, lid 3, tweede alinea, onder b) en c), vermelde bestemmingen aangepast overeenkomstig artikel 32, lid 6.

2.   Wanneer voor witte suiker bestemd voor uitvoer wordt vastgesteld dat deze suiker van een andere categorie is dan vermeld in het bericht van inschrijving, wordt de op het uitvoercertificaat vermelde categorie gecorrigeerd.

3.   Wanneer toepassing van de artikelen 35 en 36 voor ruwe suiker leidt tot constatering van een ander rendement dan vermeld in het bericht van inschrijving:

a)

wordt de prijs van de suiker aangepast overeenkomstig artikel 33;

b)

wordt het bedrag van de denatureringspremie of van de uitvoerrestitutie aangepast door vermenigvuldiging met een coëfficiënt die gelijk is aan het vastgestelde rendement gedeeld door het in het bericht van inschrijving vermelde rendement.

Artikel 56

Vrijgave van de zekerheid

1.   Behalve in geval van overmacht, wordt de inschrijvingszekerheid slechts vrijgegeven voor de hoeveelheid waarvoor:

a)

de koper

na aan de vereiste voorwaarden te hebben voldaan, hetzij een denatureringspremiebewijs, hetzij een uitvoercertificaat heeft aangevraagd;

de in artikel 51, lid 2, bedoelde zekerheid heeft gesteld of het daar bedoelde betaalmiddel heeft overhandigd;

de suiker binnen de voorgeschreven termijn heeft overgenomen;

b)

niet op de offerte is ingegaan.

2.   De zekerheid wordt onmiddellijk vrijgegeven.

3.   In geval van overmacht stelt het interventiebureau de maatregelen vast die het op grond van de door de koper aangevoerde omstandigheid noodzakelijk acht.

Artikel 57

Mededeling van de hoeveelheden

Zodra de lidstaten over de betrokken gegevens beschikken, stellen zij de Commissie in kennis van de hoeveelheden witte en ruwe suiker die:

zijn aangeboden, maar nog niet zijn aanvaard door het interventiebureau;

zijn aanvaard door het interventiebureau;

zijn verkocht door het interventiebureau.

HOOFDSTUK VII

ALGEMENE BEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 58

Mededelingen

De in de artikelen 12, 21, 22 en 57 bedoelde mededelingen aan de Commissie worden elektronisch gedaan met behulp van de door de Commissie aan de lidstaten verstrekte formulieren.

Artikel 59

Intrekkingen

De Verordeningen (EG) nr. 1261/2001, (EG) nr. 1262/2001 en (EG) nr. 314/2002 worden ingetrokken.

De Verordeningen (EG) nr. 1261/2001 en (EG) nr. 314/2002 blijven evenwel van toepassing op de productie van het verkoopseizoen 2005/2006 en Verordening (EG) nr. 1262/2001 blijft van toepassing op de suiker die vóór 10 februari 2006 voor interventie is aanvaard.

Artikel 60

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2006.

De artikelen 23 tot en met 38 zijn slechts van toepassing tot en met 30 september 2010.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2006.

Voor de Commissie

Mariann FISCHER BOEL

Lid van de Commissie


(1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1.

(2)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 46.

(3)  PB L 178 van 30.6.2001, blz. 48. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 218/2006 (PB L 38 van 9.2.2006, blz. 19).

(4)  PB L 50 van 21.1.2002, blz. 40. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 493/2006 (PB L 89 van 28.3.2006, blz. 11).

(5)  PB L 214 van 8.9.1995, blz. 16.

(6)  PB L 288 van 9.11.1996, blz. 6.


BIJLAGE

DE IN ARTIKEL 23, LID 3, BEDOELDE HOEVEELHEDEN PER LIDSTAAT

Lidstaat

Hoeveelheid

(ton)

België

28 204

Tsjechië

15 648

Denemarken

14 475

Duitsland

117 550

Griekenland

10 923

Spanje

34 298

Frankrijk (continentaal Frankrijk)

113 141

Frankrijk (overzeese departementen)

16 522

Ierland

6 855

Italië

53 580

Letland

2 288

Litouwen

3 544

Hongarije

13 819

Nederland

29 743

Oostenrijk

13 325

Polen

57 519

Portugal (vasteland)

2 398

Portugal (Azoren)

342

Slovenië

1 822

Slowakije

7 136

Finland

5 026

Zweden

12 669

Verenigd Koninkrijk

39 172