6.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 339/16


RICHTLIJN 2006/125/EG VAN DE COMMISSIE

van 5 december 2006

inzake bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding voor zuigelingen en peuters

(Voor de EER relevante tekst)

(Gecodificeerde versie)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 89/398/EEG van de Raad van 3 mei 1989 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen (1), en met name op artikel 4, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 96/5/EG van de Commissie van 16 februari 1996 inzake bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding voor zuigelingen en peuters (2), is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd (3). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze richtlijn te worden overgegaan.

(2)

Bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding voor zuigelingen en peuters behoren tot een gediversifieerd voedingspakket en vormen niet de enige bron voor de voeding van zuigelingen en peuters.

(3)

Er bestaat een grote verscheidenheid aan deze producten, hetgeen een afspiegeling is van het vanwege de heersende sociale en culturele situaties in de Gemeenschap breed geschakeerde beeld van de voeding van zuigelingen die worden gespeend, en van peuters.

(4)

De essentiële samenstelling van de desbetreffende producten moet geëigend zijn voor de voedingsbehoeften van in goede gezondheid verkerende zuigelingen en peuters, zoals deze op grond van algemeen aanvaarde wetenschappelijke gegevens zijn vastgesteld, rekening houdend met de bovengenoemde factoren.

(5)

De essentiële voedingseisen voor de samenstelling van de twee hoofdcategorieën van deze producten, namelijk bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding, dienen te worden vastgesteld.

(6)

Alhoewel vanwege de aard van deze producten wat het gehalte aan vitaminen, mineralen en andere voedingsstoffen betreft, een aantal verplichte eisen en andere beperkingen dienen te worden opgelegd, moet fabrikanten worden toegestaan dergelijke voedingsstoffen vrijwillig toe te voegen, mits zij uitsluitend bepaalde in deze richtlijn genoemde stoffen gebruiken.

(7)

De nuttiging van de producten, waaraan dergelijke voedingsstoffen in hoeveelheden die thans in de Gemeenschap worden aangehouden, vrijwillig zijn toegevoegd, blijkt niet tot overmatige opname van deze voedingsstoffen door zuigelingen en peuters te leiden. Toekomstige ontwikkelingen op dit gebied dienen met aandacht te worden gevolgd. Indien nodig, dienen passende maatregelen te worden getroffen.

(8)

Verschillende regelingen op het gebied van de toegestane maximumniveaus voor residuen van bestrijdingsmiddelen in bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en in babyvoeding doen handelsbelemmeringen tussen de lidstaten ontstaan.

(9)

De maximumniveaus voor residuen van bestrijdingsmiddelen die zijn vastgelegd in Richtlijn 76/895/EEG van de Raad van 23 november 1976 betreffende de vaststelling van de maximale hoeveelheden residuen van bestrijdingsmiddelen in en op groenten en fruit (4), in Richtlijn 86/362/EEG van de Raad van 24 juli 1986 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op granen (5), in Richtlijn 86/363/EEG van de Raad van 24 juli 1986 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op levensmiddelen van dierlijke oorsprong (6), en in Richtlijn 90/642/EEG van de Raad van 27 november 1990 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit (7), laten de specifieke voorschriften voor volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding onverlet.

(10)

De Gemeenschap mag, rekening houdend met haar internationale verplichtingen, in de gevallen waarin de relevante wetenschappelijke informatie ontoereikend is, uitgaande van het voorzorgbeginsel en in afwachting van een aanvullende risicoanalyse op basis van de beschikbare ter zake dienende informatie, voorlopige maatregelen treffen, welke binnen een redelijke termijn opnieuw moeten worden bezien.

(11)

Op basis van de twee adviezen van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding van 19 september 1997 en 4 juni 1998 is twijfel gerezen over de adequaatheid van de bestaande waarden voor de aanvaardbare dagelijkse inname, hierna „ADI” genoemd, van bestrijdingsmiddelen en residuen van bestrijdingsmiddelen, met het oog op de bescherming van de gezondheid van zuigelingen en peuters. Het is derhalve passend voor levensmiddelen voor bijzondere voedingsdoeleinden, bestemd voor zuigelingen en peuters, een zeer lage gemeenschappelijke grenswaarde voor alle bestrijdingsmiddelen vast te stellen in afwachting van een wetenschappelijke studie over en beoordeling van de specifieke relevante stoffen. Deze zeer lage gemeenschappelijke grenswaarde moet worden vastgelegd op 0,01 mg/kg, wat gewoonlijk in de praktijk het minimaal opspoorbare niveau is.

(12)

Er dienen strenge beperkingen van de residuen van bestrijdingsmiddelen te worden voorgeschreven. Met een zorgvuldige selectie van de grondstoffen en gezien het feit dat bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen, alsook babyvoeding, bij hun bereiding een grondige bewerking ondergaan, is het mogelijk producten te vervaardigen met slechts zeer lage gehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen. Voor enkele bestrijdingsmiddelen of metabolieten van bestrijdingsmiddelen kan echter zelfs een maximumresidugehalte van 0,01 mg/kg in de slechtst denkbare innameomstandigheden ertoe leiden dat de ADI bij zuigelingen en peuters wordt overschreden. Dit is het geval voor bestrijdingsmiddelen of metabolieten van bestrijdingsmiddelen met een ADI van minder dan 0,0005 mg/kg lichaamsgewicht.

(13)

Deze richtlijn stelt als principe dat deze bestrijdingsmiddelen niet mogen worden gebruikt bij landbouwproducten die voor de vervaardiging van bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en van babyvoeding zijn bestemd. Evenwel garandeert dit verbod niet per definitie dat deze bestrijdingsmiddelen niet meer in producten aanwezig zijn, aangezien sommige bestrijdingsmiddelen het milieu verontreinigen en residuen ervan in de betrokken producten kunnen worden aangetroffen.

(14)

De gezondheid van zuigelingen en peuters kan beter worden beschermd met nadere voorschriften waarvan de naleving door middel van analysen kan worden gecontroleerd, ongeacht de oorsprong van de producten.

(15)

De meeste bestrijdingsmiddelen die een ADI kleiner dan 0,0005 mg/kg lichaamsgewicht hebben, zijn al in de Gemeenschap verboden. De verboden bestrijdingsmiddelen mogen in bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en in babyvoeding niet aantoonbaar zijn met de analysemethoden van de laatste stand van de wetenschap. Sommige bestrijdingsmiddelen worden echter langzaam afgebroken en veroorzaken nog steeds milieuverontreiniging. Zij kunnen in bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en in babyvoeding aanwezig zijn, ook al zijn zij niet gebruikt. Met het oog op de controle moet een geharmoniseerde benadering worden gevolgd.

(16)

Totdat de Commissie heeft besloten of de bedoelde bestrijdingsmiddelen voldoen aan de veiligheidsvoorschriften van artikel 5 van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (8) moet het gebruik van toegelaten bestrijdingsmiddelen toegestaan blijven zolang de residuen ervan voldoen aan de in onderhavige richtlijn vastgestelde maximumresidugehalten. Deze maximumresidugehalten moeten zodanig worden vastgesteld dat de overeenkomstige ADI in de slechtst denkbare innameomstandigheden niet door zuigelingen en peuters wordt overschreden.

(17)

Het gebruik van niet eerder toegepaste voedingsbestanddelen dient horizontaal voor alle voedingsmiddelen bij een afzonderlijke maatregel te worden geregeld.

(18)

De onderhavige richtlijn vormt een afspiegeling van de huidige stand van de kennis omtrent deze producten. Om op de vooruitgang van wetenschap en techniek gebaseerde innovatie mogelijk te maken, dient over alle wijzigingen volgens de in artikel 13, lid 2, van Richtlijn 89/398/EEG bedoelde procedure te worden besloten.

(19)

Wegens de categorie personen waarvoor deze producten zijn bestemd, dienen de nodige microbiologische criteria en maximumhoeveelheden voor verontreinigingen te worden vastgelegd.

(20)

De algemene voorschriften die zijn vervat in Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame (9), zijn krachtens artikel 7, lid 1, van Richtlijn 89/398/EEG op de onder de onderhavige richtlijn begrepen producten van toepassing.

(21)

De aanvullingen en uitzonderingen op deze algemene voorschriften dienen, waar zulks passend is, bij de onderhavige richtlijn te worden vastgesteld en nader uitgewerkt.

(22)

Met name de aard en de bestemming van de onder deze richtlijn vallende producten vergen dat de voedingswaarde-etikettering informatie bevat over de energiewaarde van en de belangrijkste voedingsstoffen in die producten. Voorts moet overeenkomstig artikel 3, lid 1, punt 9, en artikel 11 van Richtlijn 2000/13/EG de gebruiksaanwijzing worden vermeld om te voorkomen dat de producten op een niet geëigende wijze worden gebruikt, waardoor de gezondheid van zuigelingen kan worden geschaad.

(23)

In het algemeen zijn overeenkomstig de voor alle voedingsmiddelen geldende voorschriften niet specifiek verboden vermeldingen voor de betrokken producten toegestaan, maar bij deze vermeldingen dient, in voorkomend geval, rekening te worden gehouden met de in deze richtlijn gespecificeerde criteria voor de samenstelling.

(24)

Inzake de bepalingen die van invloed zijn op de volksgezondheid heeft de raadpleging overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 89/398/EEG plaatsgevonden.

(25)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid.

(26)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage VIII, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Deze richtlijn is een „bijzondere richtlijn” in de zin van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 89/398/EEG.

2.   Deze richtlijn heeft betrekking op voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen die in de specifieke behoeften voorzien van in goede gezondheid verkerende zuigelingen en peuters in de Gemeenschap en die zijn bedoeld om te worden genuttigd door zuigelingen tijdens de periode waarin zij worden gespeend, en door peuters om hun voeding aan te vullen en/of hen geleidelijk aan gewoon voedsel te wennen. Deze voedingsmiddelen omvatten:

a)

„bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen”, welke in vier categorieën worden onderverdeeld:

i)

eenvoudige graanproducten die met melk of met andere daarvoor in aanmerking komende vloeibare voedingsmiddelen worden of moeten worden aangemaakt;

ii)

graanproducten met daaraan toegevoegd een eiwitrijk voedingsmiddel, die met water of een andere, geen eiwit bevattende vloeistof worden of moeten worden aangemaakt;

iii)

deegwaren die vóór nuttiging in kokend water of andere geschikte vloeistoffen moeten worden bereid;

iv)

beschuiten en biscuits die rechtstreeks worden genuttigd of eerst worden verkruimeld en daarna met water, melk of een andere geschikte vloeistof moeten worden vermengd;

b)

„babyvoeding”, met uitzondering van bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen.

3.   Deze richtlijn is niet van toepassing op voor peuters bestemde melk.

Artikel 2

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)

„zuigelingen”: kinderen jonger dan twaalf maanden;

b)

„peuters”: kinderen tussen één en drie jaar;

c)

„residu van bestrijdingsmiddelen”: het residu in bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en in babyvoeding van een gewasbeschermingsmiddel als omschreven in artikel 2, punt 1, van Richtlijn 91/414/EEG, met inbegrip van de metabolieten daarvan en de producten die bij de afbraak of de reactie vrijkomen.

Artikel 3

De lidstaten dragen ervoor zorg dat de in artikel 1, lid 2, genoemde producten binnen de Gemeenschap slechts op de markt mogen worden gebracht indien deze aan de in deze richtlijn vervatte voorschriften beantwoorden.

Artikel 4

Bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding worden vervaardigd van bestanddelen waarvan op grond van algemeen aanvaarde wetenschappelijke gegevens is aangetoond dat zij voor specifieke voeding van zuigelingen en peuters geschikt zijn.

Artikel 5

1.   Bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen moeten voldoen aan de in bijlage I gespecificeerde criteria ten aanzien van de samenstelling.

2.   Babyvoeding, zoals omschreven in bijlage II, moet voldoen aan de in die bijlage gespecificeerde criteria ten aanzien van de samenstelling.

Artikel 6

Bij de vervaardiging van bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding mogen alleen de in bijlage IV opgenomen voedingsstoffen worden toegevoegd.

De zuiverheidscriteria voor deze stoffen worden in een latere fase vastgesteld.

Artikel 7

1.   Bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding mogen geen enkele stof bevatten in zodanige hoeveelheden dat daarmee de gezondheid van zuigelingen en peuters in gevaar wordt gebracht. De nodige grenswaarden voor andere dan de in de leden 2 en 3 bedoelde stoffen worden vastgesteld.

2.   Bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding mogen geen residuen van afzonderlijke bestrijdingsmiddelen bevatten met niveaus die hoger liggen dan 0,01 mg/kg, behalve wat de stoffen betreft waarvoor in bijlage VI specifieke maximumgehalten zijn opgenomen, in welk geval bedoelde specifieke maximumgehalten van toepassing zijn.

De analytische methoden ter bepaling van de niveaus voor residuen van bestrijdingsmiddelen zijn de algemeen aanvaarde gestandaardiseerde methoden.

3.   De in bijlage VII opgenomen bestrijdingsmiddelen mogen niet worden gebruikt bij landbouwproducten die voor de vervaardiging van bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en van babyvoeding zijn bestemd.

Met het oog op de controle echter:

a)

worden de in tabel 1 van bijlage VII opgenomen bestrijdingsmiddelen geacht niet te zijn gebruikt als hun residuen een gehalte van 0,003 mg/kg niet overschrijden. Dit gehalte, dat als de bepaalbaarheidsgrens van de analysemethoden wordt beschouwd, wordt op gezette tijden getoetst aan de technische vooruitgang;

b)

worden de in tabel 2 van bijlage VII opgenomen bestrijdingsmiddelen geacht niet te zijn gebruikt als hun residuen een gehalte van 0,003 mg/kg niet overschrijden. Dit gehalte wordt op gezette tijden getoetst aan de gegevens over milieuverontreiniging.

4.   De in de leden 2 en 3 bedoelde gehalten gelden voor het product als aangeboden voor gebruik of als gereconstitueerd volgens de aanwijzingen van de fabrikant.

5.   Wanneer voor de in bijlage VI opgenomen bestrijdingsmiddelen wordt besloten een werkzame stof niet in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG op te nemen, worden de bijlagen VI en VII bij de onderhavige richtlijn dienovereenkomstig gewijzigd.

6.   Zo nodig worden microbiologische criteria vastgesteld.

Artikel 8

1.   Op het etiket van de betrokken producten worden naast de in artikel 3 van Richtlijn 2000/13/EG genoemde vermeldingen tevens de volgende vermeldingen opgenomen:

a)

een vermelding van de geschikte leeftijd, van waaraf het product, rekening houdend met de samenstelling, de substantie of andere specifieke eigenschappen, kan worden genuttigd. Voor geen enkel product mag een leeftijd van nog geen vier maanden worden vermeld. Op producten waarvan het gebruik vanaf de leeftijd van vier maanden wordt aanbevolen, mag worden vermeld dat zij geschikt zijn om vanaf die leeftijd te worden genuttigd, tenzij door onafhankelijke, op het gebied van geneeskunde, voedingsleer of farmacie, deskundige personen of door personen uit andere beroepsgroepen die voor de zorg voor moeder en kind verantwoordelijk zijn, een andersluidend advies wordt gegeven;

b)

informatie of het product al dan niet gluten bevat, indien de leeftijd van waaraf het product volgens de vermelding kan worden genuttigd, lager is dan zes maanden;

c)

de beschikbare energiewaarde, uitgedrukt in kJ en kcal, en het gehalte aan eiwitten, koolhydraten en vetten, uitgedrukt in cijfers, per 100 g of 100 ml product zoals dit wordt verkocht en, indien van toepassing, per voor consumptie aanbevolen hoeveelheid product;

d)

de gemiddelde hoeveelheid van elk mineraal en elke vitamine waarvoor een specifieke hoeveelheid is vermeld in, respectievelijk, bijlage I en bijlage II, uitgedrukt in cijfers, per 100 g of 100 ml product zoals dit wordt verkocht en, indien geëigend, per voor consumptie aanbevolen hoeveelheid product;

e)

indien nodig een gebruiksaanwijzing voor de juiste bereiding van het product en een waarschuwing dat deze gebruiksaanwijzing moet worden gevolgd.

2.   Op de etikettering mogen de volgende vermeldingen worden aangebracht:

a)

de gemiddelde hoeveelheid van in bijlage IV vermelde voedingsstoffen, indien daarin niet reeds bij lid 1, onder d), is voorzien, uitgedrukt in cijfers, per 100 g of 100 ml van het product zoals dit wordt verkocht en, indien van toepassing, per voor consumptie aanbevolen hoeveelheid product;

b)

naast cijfergegevens, informatie over in bijlage V opgenomen vitaminen en mineralen, uitgedrukt in percentages van de daarin aangegeven referentiewaarden, per 100 g of 100 ml van het product zoals dit wordt verkocht en, indien van toepassing, per voor consumptie aanbevolen hoeveelheid product, mits de in het product aanwezige hoeveelheden ten minste gelijk zijn aan 15 % van de referentiewaarden.

Artikel 9

Richtlijn 96/5/EG, zoals gewijzigd bij de in bijlage VIII, deel A, genoemde richtlijnen, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage VIII, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IX.

Artikel 10

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 11

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 5 december 2006.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 186 van 30.6.1989, blz. 27. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(2)  PB L 49 van 28.2.1996, blz. 17. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/13/EG (PB L 41 van 14.2.2003, blz. 33).

(3)  Zie bijlage VIII, deel A.

(4)  PB L 340 van 9.12.1976, blz. 26. Richtlijn ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1).

(5)  PB L 221 van 7.8.1986, blz. 37. Richtlijn ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 396/2005.

(6)  PB L 221 van 7.8.1986, blz. 43. Richtlijn ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 396/2005.

(7)  PB L 350 van 14.12.1990, blz. 71. Richtlijn ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 396/2005.

(8)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 396/2005.

(9)  PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/89/EG (PB L 308 van 25.11.2003, blz. 15).


BIJLAGE I

ESSENTIËLE SAMENSTELLING VAN BEWERKTE VOEDINGSMIDDELEN OP BASIS VAN GRANEN VOOR ZUIGELINGEN EN PEUTERS

De eisen ten aanzien van voedingsstoffen hebben betrekking op het gebruiksklare product, dat als zodanig wordt verkocht of volgens de gebruiksaanwijzing van de fabrikant is aangemaakt.

1.   GRAANGEHALTE

Bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen worden voornamelijk bereid uit een of meer gemalen graansoorten en/of zetmeelhoudende wortelproducten.

De hoeveelheid graan en/of wortelproduct mag niet kleiner zijn dan 25 % (g/g) van het droge eindmengsel.

2.   EIWITTEN

2.1.

Voor de in artikel 1, lid 2, onder a), ii) en iv), genoemde producten mag het eiwitgehalte niet hoger zijn dan 1,3 g/100 kJ (5,5 g/100 kcal).

2.2.

Voor de in artikel 1, lid 2, onder a), ii), genoemde producten mag de toegevoegde hoeveelheid eiwit niet kleiner zijn dan 0,48 g/100 kJ (2 g/100 kcal).

2.3.

Voor de in artikel 1, lid 2, onder a), iv), genoemde biscuits waaraan aan eiwitrijk voedingsmiddel wordt toegevoegd en die als zodanig worden aangeboden, mag de toegevoegde hoeveelheid eiwit niet kleiner zijn dan 0,36 g/100 kJ (1,5 g/100 kcal).

2.4.

De chemische index van het toegevoegde eiwit moet gelijk zijn aan ten minste 80 % van die van het referentie-eiwit (caseïne zoals gedefinieerd in bijlage III) of de eiwitrendementscoëfficiënt (PER) van het eiwit in het mengsel moet gelijk zijn aan ten minste 70 % van die van het referentie-eiwit. In alle gevallen mogen aminozuren uitsluitend worden toegevoegd om de voedingswaarde van het eiwitmengsel te verbeteren, en uitsluitend in de hoeveelheden die daarvoor nodig zijn.

3.   KOOLHYDRATEN

3.1.

Indien sucrose, fructose, glucose, glucosesiropen of honing worden toegevoegd aan in artikel 1, lid 2, onder a), i) en iv), genoemde producten, mag de hoeveelheid:

toegevoegde koolhydraten uit deze bronnen niet groter zijn dan 1,8 g/100 kJ (7,5 g/100 kcal);

toegevoegd fructose niet groter zijn dan 0,9 g/100 kJ (3,75 g/100 kcal).

3.2.

Indien sucrose, fructose, glucose, glucosesiropen of honing worden toegevoegd aan in artikel 1, lid 2, onder a), ii), genoemde producten, mag de hoeveelheid:

toegevoegde koolhydraten uit deze bronnen niet groter zijn dan 1,2 g/100 kJ (5 g/100 kcal);

toegevoegd fructose niet groter zijn dan 0,6 g/100 kJ (2,5 g/100 kcal).

4.   VETTEN

4.1.

Voor in artikel 1, lid 2, onder a), i) en iv), genoemde producten mag het vetgehalte niet hoger zijn dan 0,8 g/100 kJ (3,3 g/100 kcal).

4.2.

Voor de in artikel 1, lid 2, onder a), ii), genoemde producten mag het vetgehalte niet hoger zijn dan 1,1 g/100 kJ (4,5 g/100 kcal). Indien het vetgehalte hoger is dan 0,8 g/100 kJ (3,3 g/100 kcal), mag de hoeveelheid:

laurinezuur niet groter zijn dan 15 % van het totale vetgehalte;

myristinezuur niet groter zijn dan 15 % van het totale vetgehalte;

linolzuur (in de vorm van glyceriden = linoleaten) niet kleiner zijn dan 70 mg/100 kJ (300 mg/100 kcal) en niet groter dan 285 mg/100 kJ (1 200 mg/100 kcal).

5.   MINERALEN

5.1.   Natrium

Natriumzouten mogen uitsluitend voor technologische doeleinden aan bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen worden toegevoegd.

Het natriumgehalte van bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen mag niet hoger zijn dan 25 mg/100 kJ (100 mg/100 kcal).

5.2.   Calcium

5.2.1.

Voor de in artikel 1, lid 2, onder a), ii), genoemde producten mag het calciumgehalte niet lager zijn dan 20 mg/100 kJ (80 mg/100 kcal).

5.2.2.

Voor de in artikel 1, lid 2, onder a), iv), genoemde, met toevoeging van melk vervaardigde producten (melkbiscuits), die als zodanig worden aangeboden, mag het calciumgehalte niet lager zijn dan 12 mg/100 kJ (50 mg/100 kcal).

6.   VITAMINEN

6.1.

Voor bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen mag het thiaminegehalte niet lager zijn dan 25 μg/100 kJ (100 μg/100 kcal).

6.2.

Voor de in artikel 1, lid 2, onder a), ii), genoemde producten:

 

Per 100 kJ

Per 100 kcal

Minimaal

Maximaal

Minimaal

Maximaal

Vitamine A (μg RE) (1)

14

43

60

180

Vitamine D (μg) (2)

0,25

0,75

1

3

Deze grenswaarden zijn ook van toepassing, indien de vitaminen A en D aan andere bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen worden toegevoegd.

7.   MAXIMALE GEHALTEN AAN VITAMINEN, MINERALEN EN SPOORELEMENTEN, INDIEN TOEGEVOEGD

De eisen ten aanzien van voedingsstoffen hebben betrekking op het gebruiksklare product, dat als zodanig wordt verkocht of volgens de gebruiksaanwijzing van de fabrikant is aangemaakt, behalve de eisen ten aanzien van kalium en calcium, die betrekking hebben op het product zoals het wordt verkocht.

Voedingsstof

Maximaal per 100 kcal

Vitamine A (μg RE)

180

Vitamine E (mg α-TE) (3)

3

Vitamine D (μg)

3

Vitamine C (mg)

12,5/25 (4)

Thiamine (mg)

0,5

Riboflavine (mg)

0,4

Niacine (mg EN) (5)

4,5

Vitamine B6 (mg)

0,35

Foliumzuur (μg)

50

Vitamine B12 (μg)

0,35

Pantotheenzuur (mg)

1,5

Biotine (μg)

10

Kalium (mg)

160

Calcium (mg)

80/180 (6)/100 (7)

Magnesium (mg)

40

IJzer (mg)

3

Zink (mg)

2

Koper (μg)

40

Jood (μg)

35

Mangaan (mg)

0,6


(1)  RE = all-transretinol-equivalent.

(2)  In de vorm van cholecalciferol, waarvan 10 μg = 400 i.e. vitamine D.

(3)  α-TE = d-α-tocoferol equivalent.

(4)  Deze grenswaarde geldt voor met ijzer verrijkte producten.

(5)  NE = Niacine equivalenten = mg nicotinezuur + mg tryptofaan/60.

(6)  Deze grenswaarde geldt voor de in artikel 1, lid 2, onder a), i) en ii), genoemde producten.

(7)  Deze grenswaarde geldt voor de in artikel 1, lid 2, onder a), iv), genoemde producten.


BIJLAGE II

ESSENTIËLE SAMENSTELLING VAN BABYVOEDING VOOR ZUIGELINGEN EN PEUTERS

De eisen ten aanzien van voedingsstoffen hebben betrekking op het gebruiksklare product, dat als zodanig wordt verkocht of volgens de gebruiksaanwijzing van de fabrikant is aangemaakt.

1.   EIWITTEN

1.1.

Indien vlees, gevogelte, vis, orgaanvlees of een andere traditionele eiwitbron de enige bestanddelen zijn die in de naam van het product worden genoemd:

moet het totale product voor ten minste 40 % (g/g) uit het genoemde vlees, gevogelte, vis of orgaanvlees of uit de genoemde andere traditionele eiwitbron bestaan;

moet de totale hoeveelheid eiwit uit de genoemde bronnen voor ten minste 25 % (g/g) uit elke genoemde soort vlees, gevogelte, vis of orgaanvlees of uit de genoemde andere traditionele eiwitbron bestaan;

mag de hoeveelheid eiwit uit de genoemde bronnen niet kleiner zijn dan 1,7 g/100 kJ (7 g/100 kcal).

1.2.

Indien vlees, gevogelte, vis, orgaanvlees of een andere traditionele eiwitbron als eerste in de naam van het product worden genoemd, alleen of in combinatie, ongeacht of het product als maaltijd wordt aangeboden:

moet het totale product voor ten minste 10 % (g/g) uit het genoemde vlees, gevogelte, vis of orgaanvlees of uit de genoemde andere traditionele eiwitbron bestaan;

moet de totale hoeveelheid eiwit uit de genoemde bronnen voor ten minste 25 % (g/g) uit elke genoemde soort vlees, gevogelte, vis of orgaanvlees of andere traditionele eiwitbron bestaan;

mag de hoeveelheid eiwit uit de genoemde bronnen niet kleiner zijn dan 1 g/100 kJ (4 g/100 kcal).

1.3.

Indien vlees, gevogelte, vis, orgaanvlees of een andere traditionele eiwitbron alleen of in combinatie, maar niet als eerste, in de naam van het product worden genoemd, ongeacht of het product als maaltijd wordt aangeboden:

moet het totale product voor ten minste 8 % (g/g) uit het genoemde vlees, gevogelte, vis of orgaanvlees of uit de genoemde andere traditionele eiwitbron bestaan;

moet de totale hoeveelheid eiwit uit de genoemde bronnen voor ten minste 25 % (g/g) uit elke genoemde soort vlees, gevogelte, vis of orgaanvlees of andere traditionele eiwitbron bestaan;

mag de hoeveelheid eiwit uit de genoemde bronnen niet kleiner zijn dan 0,5 g/100 kJ (2,2 g/100 kcal);

mag de totale hoeveelheid eiwit in het product uit alle bronnen niet kleiner zijn dan 0,7 g/100 kJ (3 g/100 kcal).

1.4.

Indien kaas samen met andere bestanddelen in de naam van een hartig product wordt genoemd, ongeacht of het product als maaltijd wordt aangeboden:

mag de hoeveelheid eiwit uit zuivelbronnen niet kleiner zijn dan 0,5 g/100 kJ (2,2 g/100 kcal);

mag de totale hoeveelheid eiwit in het product uit alle bronnen niet kleiner zijn dan 0,7 g/100 kJ (3 g/100 kcal).

1.5.

Indien het product op het etiket wordt aangeduid als maaltijd, maar vlees, gevogelte, vis, orgaanvlees of een andere traditionele eiwitbron niet in de naam van het product worden genoemd, mag de totale hoeveelheid eiwit in het product uit alle bronnen niet kleiner zijn dan 0,7 g/100 kJ (3 g/100 kcal).

1.6.

Sauzen die als begeleiding bij een maaltijd worden aangeboden, worden vrijgesteld van de eisen onder de punten 1.1 tot en met 1.5.

1.7.

Indien in de naam van een zoet gerecht zuivelproducten als eerste of enig bestanddeel worden genoemd, mag de hoeveelheid zuiveleiwit in het product niet kleiner zijn dan 2,2 g/100 kcal. Alle andere zoete gerechten worden vrijgesteld van de eisen onder de punten 1.1 tot en met 1.5.

1.8.

Aminozuren mogen alleen worden toegevoegd om de voedingswaarde van de in het product aanwezige eiwitten te verhogen, en alleen in de voor dat doel benodigde hoeveelheden.

2.   KOOLHYDRATEN

De totale hoeveelheid koolhydraten in groente- en vruchtensappen en nectars, in uitsluitend uit vruchten bestaande gerechten, in nagerechten of in puddingen mag niet groter zijn dan:

10 g/100 ml voor groentesappen en daarop gebaseerde dranken;

15 g/100 ml voor vruchtensappen en nectars en daarop gebaseerde dranken;

20 g/100 g voor uitsluitend uit vruchten bestaande gerechten;

25 g/100 g voor nagerechten en puddingen;

5 g/100 g voor andere niet op melk gebaseerde dranken.

3.   VETTEN

3.1.

Voor producten die in punt 1.1 worden genoemd.

Indien vlees of kaas de enige bestanddelen zijn of als eerste in de naam van een product worden genoemd, mag de totale hoeveelheid vet in het product uit alle bronnen niet groter zijn dan 1,4 g/100 kJ (6 g/100 kcal).

3.2.

Voor alle overige producten mag de totale hoeveelheid vet in het product uit alle bronnen niet groter zijn dan 1,1 g/100 kJ (4,5 g/100 kcal).

4.   NATRIUM

4.1.

Het uiteindelijke natriumgehalte van het product mag niet hoger zijn dan 48 mg/100 kJ (200 mg/100 kcal) of 200 mg/100 g. Indien kaas het enige bestanddeel is dat in de naam van het product wordt genoemd, mag het uiteindelijke natriumgehalte van het product echter niet hoger zijn dan 70 mg/100 kJ (300 mg/100 kcal).

4.2.

Aan producten op basis van vruchten en aan nagerechten en puddingen mogen geen natriumzouten worden toegevoegd, tenzij dit om technologische redenen gebeurt.

5.   VITAMINEN

Vitamine C

Het uiteindelijke gehalte aan vitamine C van vruchtensappen, nectars of groentesappen mag niet lager zijn dan 6 mg/100 kJ (25 mg/100 kcal) of 25 mg/100 g.

Vitamine A

Het uiteindelijke gehalte aan vitamine A van groentesappen mag niet lager zijn dan 25 μg RE/100 kJ (100 μg RE/100 kcal).

Vitamine A mag niet aan andere babyvoeding worden toegevoegd.

Vitamine D

Vitamine D mag niet aan babyvoeding worden toegevoegd.

6.   MAXIMALE GEHALTEN AAN VITAMINEN, MINERALEN EN SPOORELEMENTEN, INDIEN TOEGEVOEGD

De eisen ten aanzien van voedingsstoffen hebben betrekking op het gebruiksklare product, dat als zodanig wordt verkocht of volgens de gebruiksaanwijzing van de fabrikant is aangemaakt, behalve de eisen ten aanzien van kalium en calcium, die betrekking hebben op het product zoals het wordt verkocht.

Voedingsstof

Maximaal per 100 kcal

Vitamine A (μg RE)

180 (1)

Vitamine E (mg α-TE)

3

Vitamine C (mg)

12,5/25 (2)/125 (3)

Thiamine (mg)

0,25

Riboflavine (mg)

0,4

Niacine (mg EN)

4,5

Vitamine B6 (mg)

0,35

Foliumzuur (μg)

50

Vitamine B12 (μg)

0,35

Pantotheenzuur (mg)

1,5

Biotine (μg)

10

Kalium (mg)

160

Calcium (mg)

80

Magnesium (mg)

40

IJzer (mg)

3

Zink (mg)

2

Koper (μg)

40

Jood (μg)

35

Mangaan (mg)

0,6


(1)  Overeenkomstig de bepalingen van punt 5.

(2)  Deze grenswaarde geldt voor met ijzer verrijkte producten.

(3)  Deze grenswaarde geldt voor gerechten op basis van vruchten, vruchtensappen, nectars en groentesappen.


BIJLAGE III

AMINOZUURSAMENSTELLING VAN CASEÏNE

(g/100 g eiwit)

Arginine

3,7

Cystine

0,3

Histidine

2,9

Isoleucine

5,4

Leucine

9,5

Lysine

8,1

Methionine

2,8

Fenylalanine

5,2

Threonine

4,7

Tryptofaan

1,6

Tyrosine

5,8

Valine

6,7


BIJLAGE IV

VOEDINGSSTOFFEN

1.   VITAMINEN

Vitamine A

Retinol

Retinylacetaat

Retinylpalmitaat

Beta-caroteen

Vitamine D

Vitamine D2 (= ergocalciferol)

Vitamine D3 (= cholecalciferol)

Vitamine B1

Thiamine-waterstofchloride

Thiaminemononitraat

Vitamine B2

Riboflavine

Riboflavine-5'-natriumfosfaat

Niacine

Nicotinamide

Nicotinezuur

Vitamine B6

Pyridoxine-waterstofchloride

Pyridoxine-5-fosfaat

Pyridoxinedipalmitaat

Pantotheenzuur

Calcium-D-pantothenaat

Natrium-D-pantothenaat

Dexpanthenol

Folaat

Foliumzuur

Vitamine B12

Cyanocobalamine

Hydroxocobalamine

Biotine

D-biotine

Vitamine C

L-Ascorbinezuur

Natrium-L-ascorbaat

Calcium-L-ascorbaat

6-Palmityl-L-ascorbinezuur (ascorbylpalmitaat)

Kaliumascorbaat

Vitamine K

Fyllochinon (Fytomenadion)

Vitamine E

D-alfa-tocoferol

DL-alfa-tocoferol

D-alfa-tocoferolacetaat

DL-alfa-tocoferolacetaat

2.   AMINOZUREN

L-arginine

L-cystine

L-histidine

L-isoleucine

L-leucine

L-lysine

L-cysteïne

en hun waterstofchlorides

L-methionine

L-fenylalanine

L-threonine

L-tryptofaan

L-tyrosine

L-valine

3.   OVERIGE

Choline

Cholinechloride

Cholinecitraat

Cholinebitartraat

Inositol

L-carnitine

L-carnitine waterstofchloride

4.   ZOUTEN VAN MINERALEN EN SPOORELEMENTEN

Calcium

Calciumcarbonaat

Calciumchloride

Calciumzouten van citroenzuur

Calciumgluconaat

Calciumglycerofosfaat

Calciumlactaat

Calciumoxide

Calciumhydroxide

Calciumzouten van orthofosforzuur

Magnesium

Magnesiumcarbonaat

Magnesiumchloride

Magnesiumzouten van citroenzuur

Magnesiumgluconaat

Magnesiumoxide

Magnesiumhydroxide

Magnesiumzouten van orthofosforzuur

Magnesiumsulfaat

Magnesiumlactaat

Magnesiumglycerofosfaat

Kalium

Kaliumchloride

Kaliumzouten van citroenzuur

Kaliumgluconaat

Kaliumlactaat

Kaliumglycerofosfaat

IJzer

IJzer(II)citraat

IJzer(III)ammoniumcitraat

IJzer(II)gluconaat

IJzer(II)lactaat

IJzer(II)sulfaat

IJzer(II)fumaraat

IJzer(III)difosfaat (IJzer(III)pyrofosfaat)

Elementair ijzer (uit carbonyl + elektrolytisch bereid + met waterstof gereduceerd)

IJzer (III)saccharaat

Natriumijzer(III)difosfaat

IJzer(II)carbonaat

Koper

Koper-lysine-complex

Koper(II)carbonaat

Koper(II)citraat

Koper(II)gluconaat

Koper(II)sulfaat

Zink

Zinkacetaat

Zinkchloride

Zinkcitraat

Zinklactaat

Zinksulfaat

Zinkoxide

Zinkgluconaat

Mangaan

Mangaancarbonaat

Mangaanchloride

Mangaancitraat

Mangaangluconaat

Mangaansulfaat

Mangaanglycerofosfaat

Jood

Natriumjodide

Kaliumjodide

Kaliumjodaat

Natriumjodaat


BIJLAGE V

REFERENTIEWAARDEN VOOR DE VOEDINGSWAARDE-ETIKETTERING VAN VOEDINGSMIDDELEN VOOR ZUIGELINGEN EN PEUTERS

Voedingsstof

Referentiewaarde voor etikettering

Vitamine A

(μg) 400

Vitamine D

(μg) 10

Vitamine C

(mg) 25

Thiamine

(mg) 0,5

Riboflavine

(mg) 0,8

Niacine-equivalent

(mg) 9

Vitamine B6

(mg) 0,7

Folaat

(μg) 100

Vitamine B12

(μg) 0,7

Calcium

(mg) 400

IJzer

(mg) 6

Zink

(mg) 4

Jood

(μg) 70

Selenium

(μg) 10

Koper

(mg) 0,4


BIJLAGE VI

SPECIFIEKE MAXIMUMGEHALTEN AAN RESIDUEN VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN OF METABOLIETEN VAN BESTRIJDINGSMIDDELEN IN BEWERKTE VOEDINGSMIDDELEN OP BASIS VAN GRANEN EN IN BABYVOEDING

Scheikundige naam van de stof

Maximumgehalte aan residuen

(mg/kg)

Cadusafos

0,006

Demeton-S-methyl/demeton-S-methylsulfon/oxidemeton-methyl (afzonderlijk of in combinatie, uitgedrukt als demeton-S-methyl)

0,006

Ethoprofos

0,008

Fipronil (som van fipronil en fipronil-desulfinyl, uitgedrukt als fipronyl)

0,004

Propineb/propyleenthioureum (som van propineb en propyleenthioureum)

0,006


BIJLAGE VII

BESTRIJDINGSMIDDELEN DIE NIET MOGEN WORDEN GEBRUIKT BIJ LANDBOUWPRODUCTEN DIE VOOR DE VERVAARDIGING VAN BEWERKTE VOEDINGSMIDDELEN OP BASIS VAN GRANEN EN VOOR DE VERVAARDIGING VAN BABYVOEDING ZIJN BESTEMD

Tabel 1

Scheikundige naam van de stof (omschrijving van de residuen)

Disulfoton (som van disulfoton, disulfotonsulfoxide en disulfotonsulfon, uitgedrukt als disulfoton)

Fensulfothion (som van fensulfothion, het zuurstofanalogon daarvan en de sulfonen van deze stoffen, uitgedrukt als fensulfothion)

Fentin, uitgedrukt als trifenyltin-kation

Haloxyfop (som van haloxyfop en de zouten en esters daarvan, met inbegrip van conjugaten, uitgedrukt als haloxyfop)

Heptachloor en trans-heptachloorepoxide, uitgedrukt als heptachloor

Hexachloorbenzeen

Nitrofeen

Omethoaat

Terbufos (som van terbufos, het sulfoxide en het sulfon ervan, uitgedrukt als terbufos)

Tabel 2

Scheikundige naam van de stof

Aldrin en dieldrin, uitgedrukt als dieldrin

Endrin


BIJLAGE VIII

DEEL A

Ingetrokken richtlijn met de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(bedoeld in artikel 9)

Richtlijn 96/5/EG van de Commissie

(PB L 49 van 28.2.1996, blz. 17)

Richtlijn 98/36/EG van de Commissie

(PB L 167 van 12.6.1998, blz. 23)

Richtlijn 1999/39/EG van de Commissie

(PB L 124 van 18.5.1999, blz. 8)

Richtlijn 2003/13/EG van de Commissie

(PB L 41 van 14.2.2003, blz. 33)

DEEL B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht

(bedoeld in artikel 9)

Richtlijn

Omzettingstermijn

Toelating van handel in producten die aan deze richtlijn voldoen

Verbod op handel in producten die niet aan deze richtlijn voldoen

96/5/EG

30 september 1997

1 oktober 1997

31 maart 1999

98/36/EG

31 december 1998

1 januari 1999

1 januari 2000

1999/39/EG

30 juni 2000

30 juni 2000

1 juli 2002

2003/13/EG

6 maart 2004

6 maart 2004

6 maart 2005


BIJLAGE IX

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 96/5/EG

De onderhavige richtlijn

Artikel 1, leden 1, 2 en 3

Artikel 1, leden 1, 2 en 3

Artikel 1, lid 4, aanhef

Artikel 2, aanhef

Artikel 1, lid 4, eerste streepje

Artikel 2, onder a)

Artikel 1, lid 4, tweede streepje

Artikel 2, onder b)

Artikel 1, lid 4, derde streepje

Artikel 2, onder c)

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6, lid 1

Artikel 7, lid 1

Artikel 6, lid 2, eerste alinea

Artikel 7, lid 2, eerste alinea

Artikel 6, lid 2, tweede alinea

Artikel 7, lid 4

Artikel 6, lid 2, derde alinea

Artikel 7, lid 2, tweede alinea

Artikel 6, lid 3, onder a), eerste alinea, aanhef

Artikel 7, lid 3, aanhef

Artikel 6, lid 3, onder a), eerste alinea, onder i)

Artikel 7, lid 3, onder a)

Artikel 6, lid 3, onder a), eerste alinea, onder ii)

Artikel 7, lid 3, onder b)

Artikel 6, lid 3, onder a), tweede alinea

Artikel 7, lid 4

Artikel 6, lid 3, onder b)

Artikel 7, lid 5

Artikel 6, lid 4

Artikel 7, lid 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 10

Artikel 11

Bijlage I, aanhef

Bijlage I, aanhef

Bijlage I, punten 1, 2 en 3

Bijlage I, punten 1, 2 en 3

Bijlage I, punt 4

Bijlage I, punt 4

Bijlage I, punt 4.1

Bijlage I, punt 4.1

Bijlage I, punt 4.2

Bijlage I, punt 4.2

Bijlage I, punt 4.2, onder a)

Bijlage I, punt 4.2, eerste streepje

Bijlage I, punt 4.2, onder b)

Bijlage I, punt 4.2, tweede streepje

Bijlage I, punt 4.2, onder c)

Bijlage I, punt 4.2, derde streepje

Bijlage I, punten 5 en 6

Bijlage I, punten 5 en 6

Bijlage II, aanhef

Bijlage II, aanhef

Bijlage II, punt 1

Bijlage II, punt 1

Bijlage II, punten 1.1 tot en met 1.3

Bijlage II, punten 1.1 tot en met 1.3

Bijlage II, punt 1.3 bis

Bijlage II, punt 1.4

Bijlage II, punt 1.4

Bijlage II, punt 1.5

Bijlage II, punt 1.4 bis

Bijlage II, punt 1.6

Bijlage II, punt 1.4 ter

Bijlage II, punt 1.7

Bijlage II, punt 1.5

Bijlage II, punt 1.8

Bijlage II, punten 2 tot en met 5

Bijlage II, punten 2 tot en met 5

Bijlage III

Bijlage III

Bijlage IV

Bijlage IV

Bijlage V

Bijlage V

Bijlage VI

Bijlage I, punt 7, en bijlage II, punt 6

Bijlage VII

Bijlage VI

Bijlage VIII

Bijlage VII

Bijlage VIII

Bijlage IX