4.3.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 64/37


RICHTLIJN 2006/7/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 15 februari 2006

betreffende het beheer van de zwemwaterkwaliteit en tot intrekking van Richtlijn 76/160/EEG

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (3),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (4), en in het licht van de op 8 december 2005 door het Bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke tekst,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Voortbouwend op de mededeling van de Commissie over duurzame ontwikkeling heeft de Europese Raad doelstellingen geformuleerd als algemene richtsnoeren voor de toekomstige ontwikkeling op prioritaire gebieden zoals „volksgezondheid” en „natuurlijke hulpbronnen”.

(2)

Water is een schaarse natuurlijke hulpbron, waarvan de kwaliteit moet worden beschermd, behoed, beheerd en behandeld. Met name oppervlaktewateren zijn hernieuwbare bronnen met een beperkt vermogen om te herstellen van de schadelijke effecten van menselijke activiteiten.

(3)

Het beleid van de Gemeenschap ten aanzien van het milieu moet gericht zijn op een hoog beschermingsniveau, en bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen voor het behoud, de bescherming en de verbetering van de kwaliteit van het milieu en de bescherming van de gezondheid van de mens.

(4)

In december 2000 heeft de Commissie een mededeling aan het Europees Parlement en de Raad over de ontwikkeling van een nieuw zwemwaterbeleid goedgekeurd, en een breed overleg op gang gebracht met alle belanghebbenden en betrokken partijen. Het belangrijkste resultaat van het overleg was algemene steun voor de ontwikkeling van een nieuwe zwemwaterrichtlijn op basis van de meest recente wetenschappelijke gegevens en met meer aandacht voor een bredere publieksparticipatie.

(5)

Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het zesde milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (5) bevat de toezegging dat een hoog niveau van bescherming van het zwemwater zal worden gerealiseerd, onder meer door herziening van Richtlijn 76/160/EEG van de Raad van 8 december 1975 betreffende de kwaliteit van zwemwater (6).

(6)

Uit hoofde van het Verdrag moet de Gemeenschap bij het bepalen van haar beleid op milieugebied onder meer rekening houden met de beschikbare wetenschappelijke en technische gegevens. In het kader van deze richtlijn moet bij de implementatie van de betrouwbaarste indicatorparameters om microbiologische gezondheidsrisico's te bepalen en een hoog beschermingsniveau te bereiken, gebruik worden gemaakt van wetenschappelijke gegevens. Er dienen met spoed verdere epidemiologische studies te worden verricht van de aan het zwemmen, met name in zoet water, verbonden gezondheidsrisico's.

(7)

Teneinde de doelmatigheid en het verstandig gebruik van hulpbronnen te verbeteren, dient deze richtlijn nauw te worden gecoördineerd met andere communautaire wetgeving op het gebied van water, zoals Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (7), Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (8) en Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (9).

(8)

Onder de belanghebbenden moet passende informatie worden verspreid over de voorgenomen maatregelen en het verloop van de implementatie. Het publiek moet tijdig en naar behoren worden geïnformeerd over de resultaten van de controle van de zwemwaterkwaliteit en over de risicobeheersmaatregelen ter voorkoming van gevaren voor de gezondheid, met name in geval van voorspelbare kortstondige verontreiniging of abnormale situaties. Er moet worden gebruikgemaakt van nieuwe technologieën waarmee het publiek doelmatig en op vergelijkbare wijze kan worden voorgelicht over het zwemwater in de gehele Gemeenschap.

(9)

Voor de controle moeten geharmoniseerde analysemethoden en -praktijken worden toegepast. Voor het verkrijgen van een realistische indeling van zwemwater, is observatie en kwaliteitsbeoordeling over een langere periode noodzakelijk.

(10)

De conformiteit moet een zaak zijn van adequate beheersmaatregelen en kwaliteitsborging, en niet uitsluitend van metingen en berekeningen. Als basis voor de beheersmaatregelen zou een stelsel van zwemwaterprofielen daarom een beter inzicht kunnen bieden in de betrokken risico's. Tegelijkertijd moet bijzondere aandacht worden besteed aan de inachtneming van kwaliteitsnormen en een samenhangende overgang van Richtlijn 76/160/EEG naar de nieuwe richtlijn.

(11)

Op 17 februari 2005 heeft de Gemeenschap het VNECE-Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (het Verdrag van Aarhus) geratificeerd. Derhalve is het passend dat in deze richtlijn, ter aanvulling van Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie (10) en Richtlijn 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 tot voorziening in inspraak van het publiek in de opstelling van bepaalde plannen en programma's betreffende het milieu (11), bepalingen worden opgenomen betreffende de toegang van het publiek tot informatie en dat wordt voorzien in inspraak van het publiek bij de uitvoering van deze richtlijn.

(12)

Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het bereiken door de lidstaten op grond van gemeenschappelijk normen, van een goede zwemwaterkwaliteit en een hoog beschermingsniveau in de gehele Gemeenschap niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(13)

De maatregelen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van deze richtlijn moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (12).

(14)

Het onverminderde belang van het Europees beleid ten aanzien van het zwemwater blijkt elk badseizoen opnieuw uit het feit dat het publiek beschermd wordt tegen incidentele en chronische verontreiniging als gevolg van lozingen in of bij Europese badzones. De algehele kwaliteit van het zwemwater is sinds de inwerkingtreding van Richtlijn 76/160/EEG aanzienlijk verbeterd. De richtlijn is evenwel gebaseerd op de stand van de kennis en de ervaring in het begin van de jaren zeventig. Het zwemwatergebruik is sindsdien structureel veranderd, evenals de stand van de wetenschappelijke en technische kennis. Die richtlijn dient derhalve te worden ingetrokken.

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Doel en toepassingsgebied

1.   Deze richtlijn stelt bepalingen vast voor:

a)

de controle en de indeling van de zwemwaterkwaliteit;

b)

het beheer van de zwemwaterkwaliteit, en

c)

het verstrekken van informatie over zwemwaterkwaliteit aan het publiek.

2.   Doel van deze richtlijn is het behoud, de bescherming en de verbetering van de milieukwaliteit en de bescherming van de gezondheid van de mens, aanvullend op Richtlijn 2000/60/EG.

3.   Deze richtlijn is van toepassing op elk oppervlaktewater waar, naar verwachting van de bevoegde autoriteit, een groot aantal mensen zal zwemmen, en waar zwemmen niet permanent verboden is of waarvoor geen permanent negatief zwemadvies bestaat (hierna „zwemwater” te noemen). Zij is niet van toepassing op:

a)

zwembaden en gezondheidsbaden;

b)

ingesloten wateren die behandeld worden, of gebruikt worden voor therapeutische doeleinden;

c)

kunstmatig gecreëerde, van het oppervlaktewater en het grondwater gescheiden ingesloten wateren.

Artikel 2

Definities

Voor de doeleinden van deze richtlijn gelden de volgende definities:

1.

„oppervlaktewater”, „grondwater”, „binnenwater”, „overgangswater”, „kustwater” en „stroomgebied” hebben dezelfde betekenis als in Richtlijn 2000/60/EG;

2.

„bevoegde autoriteit”: de autoriteit of autoriteiten die een lidstaat heeft aangewezen om toe te zien op de naleving van de eisen van deze richtlijn, of een andere autoriteit of instantie waaraan die taak gedelegeerd is;

3.

„permanent”: met betrekking tot een zwemverbod of een negatief zwemadvies, voor de duur van ten minste één volledig badseizoen;

4.

„groot aantal”: met betrekking tot zwemmers, een aantal dat de bevoegde autoriteit groot acht, met name gelet op tendensen uit het verleden of op de beschikbare infrastructuur of faciliteiten, dan wel op de maatregelen die getroffen zijn ter bevordering van het zwemmen;

5.

„verontreiniging”: de aanwezigheid van microbiologische besmetting of van andere organismen of afval, die de zwemwaterkwaliteit aantast en een risico voor de gezondheid van de zwemmers inhoudt, als bedoeld in de artikelen 8 en 9, en in bijlage I, kolom A;

6.

„badseizoen”: de periode waarin grote aantallen zwemmers kunnen worden verwacht;

7.

„beheersmaatregelen”: de volgende maatregelen die met betrekking tot zwemwater worden genomen:

a)

vaststelling en actualisering van een zwemwaterprofiel;

b)

vaststelling van een tijdschema voor controle;

c)

controle van het zwemwater;

d)

beoordeling van de zwemwaterkwaliteit;

e)

indeling van het zwemwater;

f)

een beschrijving en beoordeling van oorzaken van verontreiniging die het zwemwater kunnen aantasten en schade toebrengen aan de gezondheid van de zwemmers;

g)

verstrekken van informatie aan het publiek;

h)

uitvoering van maatregelen om blootstelling van zwemmers aan verontreiniging te voorkomen;

i)

uitvoering van maatregelen om de gevaren van verontreiniging te verminderen;

8.

„kortstondige verontreiniging”: een microbiologische besmetting in de zin van bijlage I, kolom A, met duidelijk aantoonbare oorzaken, waarvan normaliter niet wordt verwacht dat zij de zwemwaterkwaliteit langer zal aantasten dan ongeveer 72 uur vanaf het begin van de aantasting, en waarvoor de bevoegde autoriteit overeenkomstig bijlage II procedures voor de voorspelling en de aanpak heeft ingesteld;

9.

„abnormale situatie”: gebeurtenis of combinatie van gebeurtenissen die de zwemwaterkwaliteit op de betrokken locatie beïnvloedt, en die zich naar verwachting gemiddeld niet meer dan eens in de vier jaar zal voordoen;

10.

„reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens”: gegevens verkregen overeenkomstig artikel 3;

11.

„beoordeling van de zwemwaterkwaliteit”: het proces van de beoordeling van de zwemwaterkwaliteit, volgens de in bijlage II omschreven beoordelingsmethode;

12.

„proliferatie van cyanobacteriën”: de ophoping van cyanobacteriën in de vorm van bloei, tapijt of drijflaag;

13.

„betrokken publiek” heeft dezelfde betekenis als in Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (13).

HOOFDSTUK II

KWALITEIT EN BEHEER VAN ZWEMWATER

Artikel 3

Controle

1.   De lidstaten wijzen elk jaar alle zwemwateren aan en bepalen de duur van het badseizoen. Zij doen dit voor het eerst vóór de aanvang van het eerste badseizoen na 24 maart 2008.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de in bijlage I, kolom A, genoemde parameters worden gecontroleerd overeenkomstig bijlage IV.

3.   Het controlepunt is de locatie in het zwemwater waar:

a)

de meeste zwemmers worden verwacht, of

b)

volgens het zwemwaterprofiel het grootste risico van verontreiniging wordt verwacht.

4.   Vóór het begin van elk badseizoen, en de eerste maal vóór het begin van het derde volledige badseizoen na de inwerkingtreding van deze richtlijn, wordt voor elk zwemwater een tijdschema voor controle vastgesteld. De controle wordt uitgevoerd binnen vier dagen na de in het tijdschema bepaalde datum.

5.   De lidstaten kunnen de controle van de in bijlage I, kolom A, genoemde parameters invoeren tijdens het eerste volledige badseizoen na de inwerkingtreding van deze richtlijn. In dat geval wordt de controle uitgevoerd volgens de in bijlage IV bepaalde frequentie. De resultaten van deze controle kunnen worden gebruikt om de in artikel 4 bedoelde reeksen zwemwaterkwaliteitsgegevens op te stellen. Zodra de lidstaten de controle in het kader van deze richtlijn invoeren, mag de controle van de parameters van de bijlage van Richtlijn 76/160/EEG gestaakt worden.

6.   Tijdens een kortstondige verontreiniging genomen monsters mogen buiten beschouwing worden gelaten. Zij worden vervangen door overeenkomstig bijlage IV genomen monsters.

7.   In abnormale situaties kan het in lid 4 bedoelde tijdschema voor de controle worden geschorst. De uitvoering wordt, zodra de abnormale situatie een einde heeft genomen, hervat. Er worden dan zo spoedig mogelijk ter compensatie van het monstervrije interval nieuwe monsters genomen.

8.   De lidstaten rapporteren aan de Commissie over elke schorsing van het tijdschema voor de controle, en vermelden daarin de redenen van de schorsing. Zij verstrekken deze verslagen op zijn laatst tezamen met het eerstvolgende jaarverslag als bedoeld in artikel 13.

9.   De lidstaten zorgen ervoor dat de zwemwateranalyse uitgevoerd wordt overeenkomstig de referentiemethoden van bijlage I en de voorschriften van bijlage V. De lidstaten kunnen evenwel andere methoden of normvoorschriften toestaan indien zij kunnen aantonen dat het resultaat daarvan gelijkwaardig is aan het resultaat dat bereikt wordt met de methoden van bijlage I en de voorschriften van bijlage V. De lidstaten die het gebruik van dergelijke gelijkwaardige methoden of normen toestaan, verstrekken de Commissie alle relevante informatie over de gebruikte methoden of normen en hun gelijkwaardigheid.

Artikel 4

Zwemwaterkwaliteitsbeoordeling

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de reeksen zwemwaterkwaliteitsgegevens verzameld worden op basis van de controle van de parameters van bijlage I, kolom A.

2.   Zwemwaterkwaliteitsbeoordelingen worden uitgevoerd:

a)

voor elk zwemwater;

b)

na afloop van elk badseizoen;

c)

aan de hand van de reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens die met betrekking tot dat badseizoen en de drie voorgaande badseizoenen zijn verzameld, en

d)

overeenkomstig de procedure van bijlage II.

Een lidstaat kan evenwel besluiten zwemwaterkwaliteitsbeoordelingen uit te voeren aan de hand van de reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens die uitsluitend met betrekking tot de drie voorgaande badseizoenen zijn verzameld. In dat geval stelt hij de Commissie daarvan vooraf in kennis. Ook indien de lidstaat later besluit om de beoordelingen opnieuw op basis van de vier voorgaande badseizoenen uit te voeren, stelt hij de Commissie daarvan in kennis. De lidstaten mogen de toegepaste beoordelingsperiode slechts eenmaal in de vijf jaar wijzigen.

3.   Reeksen zwemwatergegevens die worden gebruikt voor zwemwaterkwaliteitsbeoordelingen zijn altijd gebaseerd op ten minste 16 monsters, of, in de bijzondere omstandigheden als bedoeld in bijlage IV, punt 2, op ten minste 12 monsters.

4.   Mits

aan de bepaling van lid 3 is voldaan, of

de reeks zwemwatergegevens die voor zwemwaterkwaliteitsbeoordelingen gebruikt worden op ten minste acht monsters zijn gebaseerd, wanneer het gaat om zwemwater met een badseizoen van ten hoogste acht weken,

mag een zwemwaterkwaliteitsbeoordeling evenwel worden uitgevoerd aan de hand van zwemwaterkwaliteitsgegevens die betrekking hebben op minder dan vier badseizoenen, indien:

a)

het zwemwater recentelijk als zodanig is aangewezen;

b)

wijzigingen zijn opgetreden die de indeling van het zwemwater overeenkomstig artikel 5 waarschijnlijk zullen beïnvloeden, in welk geval de beoordeling wordt uitgevoerd aan de hand van een reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens die alleen bestaan uit de resultaten voor monsters die genomen zijn nadat de wijzigingen zijn opgetreden, of

c)

het zwemwater reeds is beoordeeld overeenkomstig Richtlijn 76/160/EEG, in welk geval gelijkwaardige gegevens verzameld op grond van Richtlijn 76/160/EEG worden gebruikt, en de parameters 2 en 3 van de bijlage van Richtlijn 76/160/EEG voor dit doel beschouwd worden als gelijkwaardig aan de parameters 2 en 1 in bijlage I, kolom A, bij deze richtlijn.

5.   De lidstaten mogen in het licht van de zwemwaterkwaliteitsbeoordeling bestaande zwemwateren onderverdelen of groeperen. Zij mogen bestaande zwemwateren alleen groeperen indien deze wateren:

a)

aangrenzend zijn;

b)

overeenkomstig lid 2, lid 3 en lid 4, punt c), tijdens de vier voorgaande jaren op dezelfde wijze beoordeeld zijn, en

c)

een zwemwaterprofiel met gemeenschappelijke risicofactoren dan wel zonder risicofactoren vertonen.

Artikel 5

Indeling en kwaliteitsstatus van zwemwater

1.   Op basis van de resultaten van de zwemwaterkwaliteitsbeoordeling uitgevoerd overeenkomstig artikel 4, delen de lidstaten het zwemwater overeenkomstig de criteria van bijlage II als volgt in:

a)

„slecht”;

b)

„aanvaardbaar”;

c)

„goed”, of

d)

„uitstekend”.

2.   De eerste indeling overeenkomstig de voorschriften van deze richtlijn wordt uiterlijk aan het einde van het badseizoen van 2015 voltooid.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat aan het einde van het badseizoen van 2015 alle zwemwateren ten minste „aanvaardbaar” zijn. Zij nemen realistische en evenredige maatregelen die naar hun oordeel passend zijn om het aantal als „uitstekend” of „goed” ingedeelde zwemwateren te doen toenemen.

4.   Ondanks de algemene bepaling van lid 3 kunnen zwemwateren echter tijdelijk als „slecht” worden ingedeeld, en nog steeds aan de voorwaarden van deze richtlijn voldoen. In dergelijke gevallen zorgen de lidstaten ervoor dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

voor elk als „slecht” ingedeeld zwemwater worden met ingang van het badseizoen volgend op dat van de indeling, de volgende maatregelen genomen:

i)

er worden passende beheersmaatregelen genomen, waaronder een zwemverbod of een negatief zwemadvies, teneinde de blootstelling van zwemmers aan verontreiniging te voorkomen, en

ii)

de oorzaken en redenen van het niet-bereiken van de „aanvaardbare” kwaliteitsstatus worden geïdentificeerd;

iii)

er worden passende maatregelen genomen om de oorzaken van verontreiniging te voorkomen, te verkleinen of weg te nemen, en

iv)

overeenkomstig artikel 12 wordt het publiek door middel van een duidelijk en eenvoudig teken gewaarschuwd en voorgelicht over de oorzaken van de verontreiniging en de op basis van het zwemwaterprofiel genomen maatregelen;

b)

indien een zwemwater vijf opeenvolgende jaren als „slecht” ingedeeld is, wordt een permanent zwemverbod ingesteld of een permanent negatief zwemadvies uitgebracht. Een lidstaat kan evenwel vóór het einde van de in de periode van vijf jaar een permanent zwemverbod instellen of een permanent negatief zwemadvies uitbrengen, indien hij van oordeel is dat de verwezenlijking van de kwaliteit „aanvaardbaar” onhaalbaar of onevenredig duur is.

Artikel 6

Zwemwaterprofiel

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat zwemwaterprofielen overeenkomstig bijlage III worden opgesteld. Elk zwemwaterprofiel mag betrekking hebben op één zwemwater of op meerdere aangrenzende zwemwateren. Zwemwaterprofielen worden uiterlijk op 24 maart 2011 voor het eerst opgesteld.

2.   Het zwemwaterprofiel wordt beoordeeld en geactualiseerd zoals bepaald in bijlage III.

3.   Bij de vaststelling, beoordeling en actualisering van zwemwaterprofielen wordt op passende wijze gebruik gemaakt van de gegevens die zijn verkregen in het kader van de controles en beoordelingen krachtens Richtlijn 2000/60/EG, voorzover zij in het kader van de onderhavige richtlijn van belang zijn.

Artikel 7

Beheersmaatregelen voor uitzonderlijke omstandigheden

De lidstaten zien erop toe dat er tijdig passende beheersmaatregelen worden genomen wanneer zij op de hoogte zijn van onverwachte situaties die een negatief effect hebben of redelijkerwijs kunnen hebben op de zwemwaterkwaliteit en op de gezondheid van de zwemmers. Deze maatregelen omvatten voorlichting van het publiek en, zo nodig, een tijdelijk zwemverbod.

Artikel 8

Risico van cyanobacteriën

1.   Indien het zwemwaterprofiel wijst op een mogelijke proliferatie van cyanobacteriën, wordt een passende controle uitgevoerd om tijdig de gezondheidsrisico's te kunnen vaststellen.

2.   Indien er zich een proliferatie van cyanobacteriën voordoet en er een gezondheidsrisico is vastgesteld of wordt vermoed, worden onmiddellijk passende beheersmaatregelen genomen ter voorkoming van blootstelling, waaronder voorlichting van het publiek.

Article 9

Andere parameters

1.   Wanneer het zwemwaterprofiel een neiging tot proliferatie van macroalgen en/of marien fytoplankton vertoont, wordt er onderzoek verricht teneinde de aanvaardbaarheid en gezondheidsrisico's ervan vast te stellen en passende beheersmaatregelen te nemen, waaronder voorlichting van het publiek.

2.   Zwemwateren worden visueel geïnspecteerd op verontreiniging door teerachtige residuen, glas, plastic, rubber of ander afval. Indien dit soort verontreiniging is vastgesteld, worden passende beheersmaatregelen genomen, waaronder, zonodig, voorlichting van het publiek.

Artikel 10

Samenwerking inzake grensoverschrijdende wateren

Wanneer de situatie in een stroomgebied grensoverschrijdende effecten heeft op de zwemwaterkwaliteit, werken de betrokken lidstaten bij de uitvoering van deze richtlijn naar behoren samen, onder meer door passende informatie-uitwisseling en gezamenlijk optreden om deze effecten te beheersen.

HOOFDSTUK III

INFORMATIE-UITWISSELING

Artikel 11

Publieke participatie

De lidstaten moedigen inspraak van het publiek bij de uitvoering van deze richtlijn aan en zorgen ervoor dat het betrokken publiek de gelegenheid krijgt om:

aan de weet te komen hoe inspraak kan worden uitgeoefend;

voorstellen, opmerkingen of klachten te formuleren.

Dit geldt in het bijzonder voor de opstelling, de herziening en de bijwerking van lijsten van zwemwateren overeenkomstig artikel 3, lid 1. De bevoegde autoriteiten houden naar behoren rekening met alle verkregen informatie.

Artikel 12

Voorlichting van het publiek

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de volgende informatie actief verspreid wordt, en zo snel mogelijk tijdens het badseizoen op een gemakkelijk toegankelijke plaats in de onmiddellijke nabijheid van elk zwemwater beschikbaar wordt gesteld:

a)

de actuele indeling van het zwemwater alsmede elk zwemverbod of negatief zwemadvies als bedoeld in dit artikel door middel van een duidelijk en eenvoudig teken of symbool;

b)

een algemene beschrijving van het zwemwater, in niet-technische bewoordingen, op basis van het overeenkomstig bijlage III vastgestelde zwemwaterprofiel;

c)

in het geval van zwemwateren waarin zich een kortstondige verontreiniging kan voordoen:

een mededeling dat zich in het zwemwater een kortstondige verontreiniging kan voordoen;

een opgave van het aantal dagen waarop er tijdens het vorige badseizoen wegens dergelijke verontreiniging een zwemverbod of een negatief zwemadvies van kracht was, en

een waarschuwing, telkens wanneer een dergelijke verontreiniging voorspeld wordt of zich voordoet;

d)

informatie over de aard en de verwachte duur van abnormale situaties tijdens zulke gebeurtenissen;

e)

bij een zwemverbod of een negatief zwemadvies: een waarschuwingsbord voor het publiek met de redenen daarvoor;

f)

bij invoering van een permanent zwemverbod of een permanent negatief zwemadvies: het feit dat het betrokken gebied geen zwemwater meer is en de redenen daarvoor, en

g)

een verwijzing naar bronnen met meer informatie in overeenstemming met lid 2.

2.   De lidstaten gebruiken passende media en technologieën, waaronder het internet, om de in lid 1 bedoelde informatie over de zwemwaterkwaliteit, alsmede de hieronder genoemde informatie, actief en snel, waar nodig in verscheidene talen, te verspreiden:

a)

de lijst van zwemwateren;

b)

de indeling van elk zwemwater en het desbetreffende zwemwaterprofiel gedurende de laatste drie jaar, inclusief de resultaten van de controles die sinds de laatste indeling overeenkomstig deze richtlijn zijn uitgevoerd;

c)

in het geval van zwemwateren die als „slecht” worden ingedeeld, informatie over de oorzaken van de verontreiniging en over de maatregelen die zijn genomen om blootstelling van de zwemmers aan de verontreiniging te voorkomen en de oorzaken ervan aan te pakken, als bedoeld in artikel 5, lid 4, en

d)

in het geval van zwemwateren waarin zich een kortstondige verontreiniging kan voordoen, algemene informatie over:

de omstandigheden waarvan aannemelijk is dat deze een kortstondige verontreiniging tot gevolg kunnen hebben;

het risico van een dergelijke verontreiniging en de waarschijnlijke duur ervan;

de oorzaken van de verontreiniging en de maatregelen die genomen zijn om blootstelling van de zwemmers aan de verontreiniging te voorkomen en de oorzaken ervan aan te pakken.

Deze onder a) bedoelde lijst wordt elk jaar voor de aanvang van het badseizoen beschikbaar gesteld. De resultaten van de onder b) bedoelde controles worden na voltooiing van de analyses beschikbaar gesteld op het internet.

3.   Met ingang van de aanvang van het vijfde badseizoen na 24 maart 2008, wordt de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie verspreid zodra zij beschikbaar is.

4.   De lidstaten en de Commissie verstrekken het publiek, waar mogelijk, informatie op basis van technologie met geografische referenties, en presenteren die op duidelijke en coherente wijze, in het bijzonder met gebruikmaking van tekens en symbolen.

Artikel 13

Rapportage

1.   De lidstaten verstrekken aan de Commissie voor elk zwemwater bij de controles verkregen resultaten, tezamen met de zwemwaterkwaliteitsbeoordeling en een beschrijving van de belangrijkste beheersmaatregelen die werden genomen. De lidstaten verschaffen deze informatie uiterlijk op 31 december van elk jaar met betrekking tot het voorafgaande badseizoen. Zij beginnen hiermee nadat de eerste zwemwaterkwaliteitsbeoordeling overeenkomstig artikel 4 is uitgevoerd.

2.   De lidstaten stellen de Commissie jaarlijks, voor het begin van het badseizoen, in kennis van alle als zwemwater aangewezen wateren, en van de redenen voor een mogelijke wijziging ten opzichte van het voorgaande jaar. Zij doen dit voor het eerst vóór de aanvang van het eerste badseizoen na 24 maart 2008.

3.   Wanneer een begin is gemaakt met de controle in het kader van deze richtlijn, wordt de jaarlijkse rapportage aan de Commissie, als omschreven in lid 1, voortgezet overeenkomstig Richtlijn 76/160/EEG, totdat een eerste beoordeling uit hoofde van deze richtlijn kan worden uitgevoerd. Tijdens deze periode wordt in het jaarlijkse rapport geen rekening gehouden met parameter 1 van de bijlage bij Richtlijn 76/160/EEG, en worden de parameters 2 en 3 van de bijlage bij Richtlijn 76/160/EEG beschouwd als zijnde gelijkwaardig aan de parameters 2 en 1 in bijlage I, kolom A, bij deze richtlijn.

4.   De Commissie publiceert een jaarlijks samenvattend rapport over de zwemwaterkwaliteit in de Gemeenschap, waarin nader wordt ingegaan op de indeling van zwemwateren, op de mate waarin aan de onderhavige richtlijn wordt voldaan en op de belangrijkste beheersmaatregelen die zijn genomen. De Commissie publiceert dit rapport, ook via internet, uiterlijk op 30 april van elk jaar. Bij de opstelling van het rapport maakt de Commissie optimaal gebruik van de systemen voor het verzamelen van gegevens, beoordeling en presentatie in het kader van aanverwante Gemeenschapswetgeving, in het bijzonder Richtlijn 2000/60/EG.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 14

Verslaglegging en evaluatie

1.   De Commissie legt uiterlijk in 2008 aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor. In het verslag wordt met name ingegaan op:

a)

de resultaten van een passende Europese epidemiologische studie, die de Commissie in samenwerking met de lidstaten zal verrichten;

b)

andere wetenschappelijke, analytische en epidemiologische ontwikkelingen die voor de parameters van zwemwaterkwaliteit relevant zijn, inclusief met betrekking tot virussen, en

c)

de aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie.

2.   De lidstaten doen de Commissie eind 2014 schriftelijke opmerkingen toekomen over het verslag, alsmede over de noodzaak van eventuele verdere onderzoekingen of beoordelingen ter ondersteuning van de herziening van deze richtlijn volgens lid 3 door de Commissie.

3.   In het licht van het verslag, de schriftelijke opmerkingen van de lidstaten, een uitvoerige effectbeoordeling en de bij de uitvoering van deze richtlijn opgedane ervaring, zal de Commissie deze richtlijn uiterlijk in 2020 herzien, in het bijzonder met betrekking tot de parameters voor de kwaliteit van het zwemwater, inclusief de vraag of het passend is de indeling „voldoende” geleidelijk in te trekken dan wel de toepasselijke normen te wijzigen, en zal zij zonodig volgens artikel 251 van het Verdrag wetgevingsvoorstellen indienen.

Artikel 15

Technische aanpassingen en uitvoeringsmaatregelen

1.   Volgens de procedure van artikel 16, lid 2, wordt besloten:

a)

de EN/ISO-norm inzake de gelijkwaardigheid van microbiologische methoden met het oog op artikel 3, lid 9, te specificeren;

b)

gedetailleerde regels voor de toepassing van artikel 8, lid 1, artikel 12, lid 1, onder a), en artikel 12, lid 4, vast te stellen;

c)

de analysemethodes voor de in bijlage I genoemde parameters aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang;

d)

bijlage V aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang;

e)

richtsnoeren vast te stellen voor een gemeenschappelijke methode voor de beoordeling van afzonderlijke monsters.

2.   De Commissie dient uiterlijk op 24 maart 2008 een ontwerp in van de overeenkomstig lid 1, onder b), met betrekking tot artikel 12, lid 1, onder a), te nemen maatregelen. Zij raadpleegt vooraf vertegenwoordigers van de lidstaten, regionale en lokale autoriteiten, betrokken toeristen- en consumentenorganisaties en andere belanghebbende partijen. Zij maakt de aangenomen toepasselijke voorschriften via het internet bekend.

Artikel 16

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3.   Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 17

Intrekking

1.   Richtlijn 76/160/EEG wordt ingetrokken met ingang van 31 december 2014. Onverminderd het bepaalde in lid 2 laat deze intrekking de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in de ingetrokken richtlijn vastgestelde termijnen voor de omzetting en toepassing, onverlet.

2.   Zodra een lidstaat alle nodige wettelijke, bestuursrechtelijke en praktische maatregelen heeft genomen om aan deze richtlijn te voldoen, is deze richtlijn van toepassing en vervangt zij Richtlijn 76/160/EEG.

3.   Verwijzingen naar de ingetrokken Richtlijn 76/160/EEG worden gelezen als verwijzingen naar deze richtlijn.

Artikel 18

Uitvoering

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 24 maart 2008 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 19

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 20

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 15 februari 2006.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES

Voor de Raad

De voorzitter

H. WINKLER


(1)  PB C 45 E van 25.2.2003, blz. 127.

(2)  PB C 220 van 16.9.2003, blz. 39.

(3)  PB C 244 van 10.10.2003, blz. 31.

(4)  Advies van het Europees Parlement van 21 oktober 2003 (PB C 82 E van 1.4.2004, blz. 115). Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 20 december 2004 (PB C 111 E van 11.5.2005, blz. 1) en standpunt van het Europees Parlement van 10 mei 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Wetgevende resolutie van het Europees Parlement van 18 januari 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 20 december 2005.

(5)  PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1.

(6)  PB L 31 van 5.2.1976, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 807/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36).

(7)  PB L 135 van 30.5.1991, blz. 40. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(8)  PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.

(9)  PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Besluit nr. 2455/2001/EG (PB L 331 van 15.12.2001, blz. 1).

(10)  PB L 41 van 14.2.2003, blz. 26.

(11)  PB L 156 van 25.6.2003, blz. 17.

(12)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(13)  PB L 175 van 5.7.1985, blz. 40. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 156 van 25.6.2003, blz. 17).


BIJLAGE I

Binnenwateren

 

A

B

C

D

E

 

Parameter

Uitstekende kwaliteit

Goede kwaliteit

Aanvaardbare kwaliteit

Referentiemethoden voor de analyse

1

Intestinale enterokokken (kve/100 ml)

200 (1)

400 (1)

330 (2)

ISO 7899-1 of ISO 7899-2

2

Escherichia coli (kve/100 ml)

500 (1)

1 000 (1)

900 (2)

ISO 9308-3 of ISO 9308-1

Kustwateren en overgangswateren

 

A

B

C

D

E

 

Parameter

Uitstekende kwaliteit

Goede kwaliteit

Aanvaardbare kwaliteit

Referentiemethoden voor de analyse

1

Intestinale enterokokken (kve/100 ml)

100 (3)

200 (3)

185 (4)

ISO 7899-1 of ISO 7899-2

2

Escherichia coli (kve/100 ml)

250 (3)

500 (3)

500 (4)

ISO 9308-3 of ISO 9308-1


(1)  Gebaseerd op een beoordeling van het 95-percentiel. Zie bijlage II.

(2)  Gebaseerd op een beoordeling van het 90-percentiel. Zie bijlage II.

(3)  Gebaseerd op een beoordeling van het 95-percentiel. Zie bijlage II.

(4)  Gebaseerd op een beoordeling van het 90-percentiel. Zie bijlage II.


BIJLAGE II

Beoordeling en indeling van zwemwateren

1.   Slechte kwaliteit

Zwemwateren worden ingedeeld als zijnde van „slechte kwaliteit” indien in de reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens voor de laatste beoordelingsperiode (1) de percentielwaarden (2) van microbiologische tellingen slechter (3) zijn dan de waarden voor „aanvaardbare kwaliteit” in bijlage I, kolom D.

2.   Aanvaardbare kwaliteit

Zwemwateren worden ingedeeld als zijnde van „aanvaardbare kwaliteit”:

1)

indien in de reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens voor de laatste beoordelingsperiode de percentielwaarden van microbiologische tellingen gelijk zijn aan of beter (4) zijn dan de waarden voor „aanvaardbare kwaliteit” in bijlage I, kolom D, en

2)

indien zich in het zwemwater een kortstondige verontreiniging kan voordoen, mits

i)

er passende beheersmaatregelen worden genomen, waaronder bewaking, systemen voor vroegtijdige waarschuwing en controle, teneinde de blootstelling van zwemmers te voorkomen door middel van een waarschuwing of, zo nodig, een zwemverbod;

ii)

er passende beheersmaatregelen worden genomen om de oorzaken van verontreiniging te voorkomen, te verkleinen of weg te nemen, en

iii)

het aantal monsters dat overeenkomstig artikel 3, lid 6, buiten beschouwing werd gelaten wegens kortstondige verontreiniging tijdens de laatste beoordelingsperiode niet meer dan 15 % was van het totale aantal monsters waarin het tijdschema van de controle voor die periode voorzag, dan wel niet meer dan één monster per badseizoen, al naargelang wat het grootste is.

3.   Goede kwaliteit

Zwemwateren worden ingedeeld als zijnde van „goede kwaliteit”:

1)

indien in de reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens voor de laatste beoordelingsperiode de percentielwaarden van microbiologische tellingen gelijk zijn aan of beter zijn (4) dan de waarden voor „goede kwaliteit” in bijlage I, kolom C, en

2)

indien zich in het zwemwater kortstondige verontreiniging kan voordoen, mits

i)

passende beheersmaatregelen worden genomen, waaronder bewaking, systemen voor vroegtijdige waarschuwing en controle, teneinde de blootstelling van zwemmers te voorkomen door middel van een waarschuwing of, zo nodig, een zwemverbod;

ii)

er passende maatregelen worden genomen om de oorzaken van verontreiniging te voorkomen, te verkleinen of weg te nemen, en

iii)

het aantal monsters dat overeenkomstig artikel 3, lid 6, buiten beschouwing werd gelaten wegens kortstondige verontreiniging tijdens de laatste beoordelingsperiode niet meer dan 15 % was van het totale aantal monsters waarin het tijdschema van de controle voor die periode voorzag, dan wel niet meer dan één monster per badseizoen, al naargelang wat het grootste is.

4.   Uitstekende kwaliteit

Zwemwateren worden ingedeeld als zijnde van „uitstekende kwaliteit”:

1)

indien in de reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens voor de laatste beoordelingsperiode de percentielwaarden van microbiologische tellingen gelijk zijn aan of beter zijn dan de waarden voor „uitstekende kwaliteit” in bijlage I, kolom B, en

2)

indien zich in het zwemwater een kortstondige verontreiniging kan voordoen, mits

i)

er passende beheersmaatregelen worden genomen, waaronder bewaking, systemen voor vroegtijdige waarschuwing en controle, teneinde de blootstelling van zwemmers te voorkomen door middel van een waarschuwing of, zo nodig, een zwemverbod;

ii)

er passende beheersmaatregelen worden genomen om de oorzaken van verontreiniging te voorkomen, te verkleinen of weg te nemen, en

iii)

het aantal monsters dat overeenkomstig artikel 3, lid 6, buiten beschouwing werd gelaten wegens kortstondige verontreiniging tijdens de laatste beoordelingsperiode niet meer dan 15 % was van het totale aantal monsters waarin het tijdschema van de controle voor die periode voorzag, dan wel niet meer dan één monster per badseizoen, al naargelang wat het grootste is.

NOTEN


(1)  „Laatste beoordelingsperiode” betekent de laatste vier badseizoenen of eventueel de in artikel 4, leden 2 en 4, genoemde periode.

(2)  Uitgaande van een beoordeling van de normale waarschijnlijkheidsverdeling van log10 van de microbiologische gegevens van een bepaald zwemwater wordt de percentielwaarde als volgt afgeleid:

i)

neem de log10-waarde van alle bacterietellingen in de te beoordelen gegevensreeks, (Indien het resultaat een nulwaarde is, neem dan de log10-waarde van de minimum detectielimiet van de gebruikte analytische methode).

ii)

Bepaal het rekenkundig gemiddelde van de log10-waarden (μ).

iii)

Bepaal de standaardafwijking van de log10-waarden (σ).

Het hoogste 90-percentielpunt van de waarschijnlijkheidsverdeling van de gegevens wordt berekend met de volgende vergelijking: hoogste 90-percentiel = antilog (μ + 1,282 σ).

Het hoogste 95-percentielpunt van de waarschijnlijkheidsverdeling van de gegevens wordt berekend met de volgende vergelijking: hoogste 95-percentiel = antilog (μ + 1,65 σ).

(3)  „Slechter” betekent een hogere concentratie, uitgedrukt in kve/100 ml.

(4)  „Beter” betekent een lagere concentratie, uitgedrukt in kve/100 ml.


BIJLAGE III

Het zwemwaterprofiel

1.

Het zwemwaterprofiel als bedoeld in artikel 6 bestaat uit:

a)

een beschrijving van de fysische, geografische en hydrologische kenmerken van het zwemwater, en van andere oppervlaktewateren in het beïnvloedingsgebied van het betrokken zwemwater die een bron van verontreiniging zouden kunnen zijn, welke relevant zijn voor de doelen van deze richtlijn en als bedoeld in Richtlijn 2000/60/EG;

b)

een beschrijving en beoordeling van oorzaken van verontreiniging die het zwemwater kunnen aantasten en schade toebrengen aan de gezondheid van de zwemmers;

c)

een beoordeling van de mogelijke proliferatie van cyanobacteriën;

d)

een beoordeling van de mogelijke proliferatie van macroalgen en/of fytoplankton;

e)

de volgende gegevens indien de onder b) bedoelde beoordeling aantoont dat er een risico van een kortstondige verontreiniging bestaat:

de vermoedelijke aard, frequentie en duur van verwachte kortstondige verontreiniging;

nadere gegevens over alle resterende oorzaken van verontreiniging, waaronder de genomen beheersmaatregelen en het tijdschema voor het wegnemen van de verontreiniging;

de tijdens kortstondige verontreinigingsincidenten genomen beheersmaatregelen en de identiteit en contactgegevens van de instanties die met het nemen van de maatregelen belast zijn;

f)

de locatie van het controlepunt.

2.

Voor zwemwater dat als „goed”, „aanvaardbaar” of „slecht” is ingedeeld, wordt het zwemwaterprofiel regelmatig beoordeeld om na te gaan of de in punt 1 genoemde aspecten gewijzigd zijn. Indien nodig, moet het geactualiseerd worden. De frequentie en omvang van de beoordelingen worden vastgesteld op basis van de aard en de ernst van de verontreiniging. Zij moeten echter minstens voldoen aan de bepalingen en ten minste plaatsvinden met de in de onderstaande tabel aangegeven frequentie.

Zwemwaterindeling

„Goed”

„Aanvaardbaar”

„Slecht”

Beoordelingen vinden ten minste plaats om de

4 jaar

3 jaar

2 jaar

Aspecten die moeten worden beoordeeld (subpunten van punt 1)

a) tot en met f)

a) tot en met f)

a) tot en met f)

Het profiel van zwemwater dat als „uitstekend” was ingedeeld, moet alleen worden beoordeeld en, indien nodig, geactualiseerd, indien de indeling veranderd wordt in „goed”, „aanvaardbaar” of „slecht”. De beoordeling moet alle in punt 1 vermelde aspecten betreffen.

3.

Wanneer belangrijke werken of belangrijke wijzigingen in de infrastructuur in het zwemwater of in de nabijheid van het zwemwater plaatsvinden, wordt het zwemwaterprofiel vóór het begin van het volgende badseizoen geactualiseerd.

4.

Voorzover mogelijk wordt de in punt 1, onder a) en b), bedoelde informatie op een gedetailleerde kaart aangegeven.

5.

Eventueel kan andere relevante informatie worden aangehecht of bijgesloten, indien de bevoegde autoriteit dat nodig acht.


BIJLAGE IV

Controle van het zwemwater

1.

Kort vóór het begin van elk badseizoen moet er één monster worden genomen. Met dit extra monster meegerekend en onverminderd punt 2, mogen er per badseizoen niet minder dan vier monsters worden genomen en geanalyseerd.

2.

Per badseizoen behoeven er evenwel slechts drie monsters te worden genomen en geanalyseerd wanneer

a)

het badseizoen niet langer dan acht weken duurt, of

b)

het zwemwater zich in een regio met bijzondere geografische beperkingen bevindt.

3.

De data van de monsterneming moeten over het badseizoen verspreid worden, waarbij het tijdsverloop tussen monsternemingen nooit langer dan één maand mag zijn.

4.

Na een kortstondige verontreiniging moet er één extra monster worden genomen om te bevestigen dat het incident voorbij is. Dat monster mag geen deel uitmaken van de reeks zwemwaterkwaliteitsgegevens. Zeven dagen na het einde van de kortstondige verontreiniging wordt er een extra monster genomen, indien dat nodig is om een buiten beschouwing gelaten monster te vervangen.


BIJLAGE V

Voorschriften voor de behandeling van monsters voor microbiologische analyses

1.   Punt van bemonstering

Indien mogelijk, moeten de monsters 30 centimeter onder het wateroppervlak en in water met een diepte van minstens 1 meter worden genomen.

2.   Sterilisatie van monsterflessen

Monsterflessen moeten:

gedurende ten minste 15 minuten bij 121 oC in een autoclaaf gesteriliseerd worden; of

gedurende ten minste 1 uur droge sterilisatie bij 160 oC – 170 oC ondergaan, of

rechtstreeks van de producent afkomstige doorstraalde monsterhouders zijn.

3.   Monsterneming

Het volume van de monsterfles/monsterhouder is afhankelijk van de hoeveelheid water die voor iedere te controleren parameter nodig is. De minimuminhoud is in het algemeen 250 ml.

Monsterhouders moeten vervaardigd zijn van doorzichtig en kleurloos materiaal (glas, polyetheen of polypropeen).

Om te voorkomen dat het monster per ongeluk wordt verontreinigd, moet worden gebrvikgemaakt van een aseptische techniek om de monsterflessen steriel te houden. Indien dit naar behoren wordt gedaan, behoeft er verder geen steriele uitrusting (zoals steriele chirurgische handschoenen, tangen of een stok voor het nemen van monsters op afstand) te worden gebruikt.

Het monster moet duidelijk worden geïdentificeerd met onuitwisbare inkt, zowel op het monster zelf als op het monsterformulier.

4.   Bewaring en vervoer van monsters vóór analyse

Watermonsters moeten in alle fasen van het vervoer worden beschermd tegen blootstelling aan licht, met name direct zonlicht.

Het monster moet tot de aankomst in het laboratorium bij een temperatuur van circa 4 oC worden bewaard in een koelbox of koelkast (afhankelijk van het klimaat). Indien het vervoer naar het laboratorium waarschijnlijk meer dan 4 uur duurt, is vervoer in een koelkast verplicht.

De tijd tussen de monsterneming en de analyse moet zo kort mogelijk zijn. Aanbevolen wordt de monsters op de dag van de monsterneming te analyseren. Indien dit om praktische redenen onmogelijk is, moeten de monsters binnen 24 uur worden verwerkt. Ondertussen moeten zij in het donker worden bewaard bij een temperatuur van 4 oC ± 3 oC.