13.12.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 353/50


BESCHIKKING VAN DE COMISSIE

van 21 december 2005

in een procedure op grond van artikel 81 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en artikel 53 van de EER-overeenkomst ten aanzien van Flexsys NV, Bayer AG, Crompton Manufacturing Company Inc. (voormalig Uniroyal Chemical Company Inc.), Crompton Europe Ltd, Chemtura Corporation (voormalig Crompton Corporation), General Química SA, Repsol Química SA en Repsol YPF SA

(Zaak nr. COMP/F/C.38.443 — Rubberchemicaliën)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2005) 5592)

(Slechts de tekst in de Engelse, de Duitse en de Spaanse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2006/902/EG)

1.   SAMENVATTING VAN DE INBREUK

1.1.   Adressaten

(1)

Deze beschikking is gericht tot de volgende ondernemingen:

Flexsys N.V.;

Bayer AG;

Crompton Manufacturing Company, Inc. (voormalig Uniroyal Chemical Company Inc.);

Crompton Europe Ltd;

Chemtura Corporation (voormalig Crompton Corporation);

General Química SA;

Repsol Química SA;

Repsol YPF SA.

(2)

De adressaten van de beschikking waren betrokken bij één voortdurende en complexe inbreuk op zowel artikel 81 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap als op artikel 53 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte; deze inbreuk bestond in het bepalen van prijzen en het uitwisselen van vertrouwelijke informatie met betrekking tot bepaalde rubberchemicaliën (antioxidanten, antiozonanten en primaire versnellers), zowel in de EER als wereldwijd.

1.2.   De rubberchemicaliënsector

(3)

Rubberchemicaliën zijn synthetische of organische chemicaliën die de productieresultaten en de kenmerken van rubberproducten verbeteren en die vooral bij het vervaardigen van autobanden worden gebruikt. In 2001 werd de waarde van de EER-markt op 200 miljoen EUR geraamd. Deze raming had betrekking op de categorieën antiozonanten, antioxidanten en primaire versnellers die bij het kartel waren betrokken.

(4)

De grootste internationale producenten van rubberchemicaliën zijn Flexsys, Bayer en Chemtura (voormalige Crompton), die samen ongeveer de helft van mondiale markt voor rubberchemicaliën uitmaken. Er zijn een aantal belangrijke kleinere concurrenten, zoals General Química (Spanje), Duslo (Slowakije), Istrochem (Slowakijke), Noveon (Verenigde Staten) en Great Lakes (Verenigde Staten), alsmede talrijke bescheiden concurrenten, die hoofdzakelijk in Azië zijn gevestigd.

(5)

De grootste afnemers van rubberchemicaliën zijn de grote, mondiaal werkzame bandenproducenten Michelin (Frankrijk), Goodyear (Verenigde Staten), Bridgestone/Firestone (Japan), Continental (Duitsland) en Pirelli (Italië), die samen circa 35-40 % van het mondiale verbruik uitmaken.

(6)

Medio jaren negentig deed zich een geleidelijke wijziging voor van de geografische reikwijdte van de rubberchemicaliënsector. De sector kreeg een mondiale in plaats regionale omvang. Hierdoor werd ook de omvang van het kartel beïnvloed, waardoor na 1995 de partijen meestal overeenkomsten sloten over mondiale prijsstijgingen.

1.3.   Werking van het kartel

(7)

Hoewel er een reeks aanwijzigingen zijn dat reeds in de jaren zeventig — minstens occasioneel — heimelijke regelingen in de rubberchemicaliënsector plaatsvonden, heeft de Commissie slechts voldoende en overtuigende harde bewijzen van het bestaan van het kartel gevonden voor de periode 1996 – 2001 voor de ondernemingen Flexsys, Bayer en Crompton (nu Chemtura) (inclusief Crompton Europe en Uniroyal Chemical Company). De ondernemingen maakten ten minste in 1996, 1998, 1999, 2000 en 2001 afspraken over prijsverhogingen van bepaalde rubberchemicaliën (antioxidanten, antiozonanten en primaire versnellers) op de EER- en wereldwijde markten. General Química, die als een speler in de marge moet worden beschouwd, was in 1999 en 2000 bij deze afspraken betrokken.

(8)

De coördinatie van de prijsverhogingen verliep normaalgesproken volgens een algemeen patroon waarbij de concurrenten met elkaar in contact stonden tijdens een voorbereidende fase die voorafging aan de bekendmaking van de prijsverhogingen aan de afnemers, vervolgens tijdens de onderhandelingen met de afnemers en ten slotte na het sluiten van de overeenkomsten om toezicht te houden op de succesvolle naleving op de markt. Tijdens de contacten die aan het gecoördineerde optreden voorafgingen, zochten de partijen naar steun voor een voorgestelde prijsverhoging en bereikten ze een overeenkomst over het bedrag van de verhoging, de producten en het gebied waarvoor de verhoging zou gelden alsmede over het tijdstip van de bekendmaking en wie daarbij de leidinggevende rol zou vervullen. Tijdens de tenuitvoerlegging was de aandacht gericht op de reacties van de afnemers op de aangekondigde prijsverhogingen en op de uitwisseling van informatie met betrekking tot de standpunten die in prijsonderhandelingen met de afnemers werden ingenomen. Kenmerkend voor de daaropvolgende contacten was de uitwisseling van gedetailleerde informatie over gecontracteerde volumes en prijzen met specifieke afnemers.

1.4.   Procedure

(9)

Het onderzoek in de rubberchemicaliënsector werd ingeleid nadat Flexsys in april 2002 een verzoek om voorwaardelijke immuniteit voor geldboeten had ingediend. Vervolgens voerde de Commissie in september 2002 inspecties uit in de bedrijfslokalen van Bayer, Crompton Europe en General Química.

(10)

Op respectievelijk 8 oktober 2002, 24 oktober 2002 en 7 juni 2004 verzochten Crompton (nu Chemtura), Bayer en General Química om clementie. De Commissie heeft alle verzoekers te gepasten tijde in kennis gesteld van haar voornemen om boeteverminderingen toe te passen.

(11)

Op 12 april 2005 heeft de Commissie een mededeling van punten van bezwaar gericht aan Bayer, Crompton, Crompton Europe, Uniroyal Chemical Company, Flexsys, Akzo Nobel, Pharmacia (voormalig Monsanto), General Química, Repsol Química, Repsol YPF, Duslo, Prezam, Vagus and Istrochem. Een mondelinge hoorzitting betreffende de zaak werd op 18 juli 2005 gehouden. De juridische stappen tegen Akzo Nobel NV, Pharmacia Corporation, Duslo a.s., Prezam a.s., Vagus a.s., and Istrochem a.s werden vervolgens beëindigd.

1.5.   Aansprakelijkheid

(12)

Hoewel Repsol YPF SA en Repsol Química SA zelf niet aan de desbetreffende regelingen hebben deelgenomen, worden zij evenwel verantwoordelijk gehouden voor de gedraging van hun volledige dochteronderneming General Química.

2.   GELDBOETEN

2.1.   Basisbedrag

(13)

Het basisbedrag van de geldboete wordt bepaald op basis van de zwaarte en de duur van de inbreuk.

2.1.1.   Zwaarte van de inbreuk

(14)

Om de zwaarte van de inbreuk te beoordelen neemt de Commissie de aard ervan, de feitelijke gevolgen op de markt voor zover deze kunnen worden gemeten, en de omvang van de relevante geografische markt in aanmerking.

(15)

Gezien de aard en de geografische reikwijdte van de inbreuk (in deze zaak bestond de inbreuk in de eerste plaats uit geheime afspraken tussen kartelleden om de prijzen in de EER en elders vast te stellen, wat gepaard ging met de uitwisseling van vertrouwelijke informatie), moet de inbreuk als zeer ernstig worden beschouwd.

2.1.2.   Gedifferentieerde behandeling

(16)

In de categorie zeer zware inbreuken biedt het scala aan mogelijke boetebedragen de mogelijkheid ondernemingen verschillend te behandelen teneinde rekening te houden met verschillen in het daadwerkelijke economische vermogen van de inbreukmakers om de mededinging aanzienlijke schade te berokkenen, en het bedrag van de geldboete op een zodanig niveau vast te stellen dat daarvan een voldoende afschrikkende werking uitgaat.

(17)

Aangezien zowel de geografische reikwijdte van het kartel als de bedrijfsactiviteiten op het vlak van rubberchemicaliën hoofdzakelijk mondiaal zijn, worden de mondiale marktaandelen in 2001, het laatste volledige jaar van de inbreuk, als referentiewaarden bij de berekening van de geldboeten gebruikt.

(18)

Flexsys was de grootste marktdeelnemer ter wereld met een marktaandeel van circa [20-30] %. Deze onderneming behoort derhalve tot de eerste categorie. Bayer, met een marktaandeel van circa [10-20] %, vormt de tweede categorie. Crompton, met een marktaandeel van circa [10-20] %, vormt de derde categorie. Tenslotte vormt General Química, met een marktaandeel van circa [0-10] %, de vierde categorie. De basisbedragen zullen proportioneel, zij het niet rekenkundig worden vastgesteld, waarbij met de marktaandelen rekening zal worden gehouden.

2.1.3.   Voldoende afschrikkende werking

(19)

In de categorie zeer zware inbreuken biedt het scala aan mogelijke boetebedragen ook de mogelijkheid geldboeten vast te stellen op een niveau dat een voldoende afschrikkende werking garandeert, waarbij rekening wordt gehouden met de omvang van elke onderneming waaraan een geldboete zal worden opgelegd. In 2004 waren de totale omzetcijfers van de ondernemingen als volgt: Bayer 29,7 miljard EUR; Crompton circa 2 miljard EUR; Flexsys ongeveer 425 miljoen EUR en Repsol YPF 41,7 miljard EUR. De Commissie acht het derhalve passend voor de geldboeten een vermenigvuldigingsfactor van 2 (voor Bayer) en van 2,5 (voor Repsol) toe te passen.

2.1.4.   Verhoging in verband met de duur van de inbreuk

(20)

Flexsys, Bayer en Uniroyal (inclusief Crompton Europe) hebben een inbreuk van zes jaar begaan, terwijl Crompton Corporation (nu Chemtura) aansprakelijk is voor een inbreuk van vijf jaar en vier maanden. Al deze ondernemingen pleegden derhalve een inbreuk van lange duur en de basisbedragen van hun geldboeten dienen bijgevolg met 10 % te worden verhoogd voor elk volledig jaar van de inbreuk.

(21)

General Química pleegde een inbreuk van acht maanden. Aangezien de inbreuk van deze onderneming minder dan een jaar heeft geduurd, zal haar geldboete niet worden verhoogd.

2.2.   Verzachtende omstandigheden

(22)

De geldboete van General Química dient te worden verminderd, en wel met 50 %, gezien de passieve en weinig prominente rol die de onderneming met betrekking tot de inbreuk speelde in vergelijking met de overige karteldeelnemers.

2.3.   Toepassing van de clementieregeling 2002

2.3.1.   Immuniteit

(23)

Flexsys heeft als eerste bewijsstukken verstrekt die de Commissie in staat hebben gesteld bij beschikking een inspectie te gelasten in verband met het vermoedelijke kartel in de rubberchemicaliënsector. Flexsys heeft gedurende de gehele administratieve procedure van de Commissie, onafgebroken en zonder dralen haar volledige medewerking verleend en de Commissie alle bewijsmateriaal ter beschikking gesteld dat met betrekking tot de vermoedelijke inbreuk in haar bezit was. Flexsys beëindigde haar betrokkenheid bij de vermoedelijke inbreuk uiterlijk op het tijdstip waarop zij in het kader van de clementieregeling haar bewijsmateriaal verschafte, en heeft andere ondernemingen niet tot deelname aan de inbreuk gedwongen. Derhalve komt Flexsys in aanmerking voor volledige immuniteit voor de geldboeten.

(24)

Crompton heeft de immuniteit van Flexsys betwist en heeft onder andere aangevoerd dat Flexsys de immuniteitsvoorwaarden niet is nagekomen door andere partijen tot deelname aan de inbreuk te dwingen en door de inbreuk voort te zetten na haar verzoek om immuniteit. Na grondig onderzoek van de aantijgingen van Crompton is de Commissie van mening dat er geen doorslaggevend concreet bewijsmateriaal is die deze aantijgingen ondersteunen.

2.3.2.   Punt 23, onder b), eerste streepje (vermindering van 30 tot 50 %)

(25)

Crompton was de eerste onderneming die voldeed aan de vereisten van punt 21 van de clementieregeling, omdat zij de Commissie bewijsmateriaal verschafte dat significante toegevoegde waarde had ten opzichte van de bewijzen waarover de Commissie op datzelfde tijdstip reeds beschikte. De onderneming komt derhalve overeenkomstig punt 23, onder b), eerste streepje, in aanmerking voor een vermindering van de geldboete met 30 tot 50 %.

(26)

Gezien het vroege tijdstip van haar medewerking, de kwaliteit van het bewijsmateriaal en de uitgebreide en onafgebroken medewerking gedurende de gehele procedure is de Commissie van oordeel dat Crompton in aanmerking komt voor de maximale vermindering (50 %).

2.3.3.   Punt 23, onder b), tweede streepje (vermindering van 20 tot 30 %)

(27)

Bayer was de tweede onderneming die voldeed aan de vereisten van punt 21 van de clementieregeling, omdat zij de Commissie bewijsmateriaal verschafte dat significante toegevoegde waarde had ten opzichte van de bewijzen waarover de Commissie op datzelfde tijdstip reeds beschikte. De onderneming komt derhalve overeenkomstig punt 23, onder b), tweede streepje, in aanmerking voor een vermindering van de geldboete met 20 tot 30 %. De mate waarin het door Bayer verstrekte bewijsmateriaal toegevoegde waarde voor de zaak heeft opgeleverd, is beperkt en Bayer heeft alleen toegegeven dat zij gedurende de laatste vier jaren aan de inbreuk heeft deelgenomen. De Commissie is derhalve van mening dat Bayer in aanmerking komt voor de minimale vermindering binnen de desbetreffende marges, met name een vermindering van 20 %.

2.3.4.   Punt 23, onder b), derde streepje (vermindering van ten hoogste 20 %)

(28)

General Química was de derde onderneming die voldeed aan de vereisten van punt 21 van de clementieregeling, omdat zij de Commissie bewijsmateriaal verschafte dat significante toegevoegde waarde had ten opzichte van de bewijzen waarover de Commissie op datzelfde tijdstip reeds beschikte. De onderneming komt derhalve overeenkomstig punt 23, onder b), derde streepje, in aanmerking voor een vermindering van de geldboete van ten hoogste 20 %. Aangezien General Química voldeed slechts vrij laat in de loop van de procedure aan de voorwaarde van significant toegevoegde waarde — anderhalf jaar na de inspecties ten kantore van de onderneming — voldeed en dat de mate waarin de door haar ingediende stukken toegevoegde waarde voor het bewijsmateriaal hebben opgeleverd, beperkt bleef, is de Commissie van mening dat General Química (en Repsol) aanspraak kunnen maken op een vermindering van 10 % van de geldboete die anders zou zijn opgelegd.

2.3.5.   Slotopmerking betreffende de toepassing van de clementieregeling

(29)

In deze zaak heeft de Commissie tevens een sterke aanmaning gegeven aan clementieverzoekers die trachten te verhinderen dat de Commissie de inbreuk bewijst terwijl er een samenhangend geheel van aanwijzingen en bewijsstukken zijn waaruit het bestaan van het kartel blijkt. De Commissie is van oordeel dat door zulke houding de mate en de continuïteit van de samenwerking van de clementieverzoekers ernstig in twijfel wordt getrokken.

3.   BESCHIKKING

(30)

De volgende ondernemingen hebben inbreuk gemaakt op artikel 81, lid 1, van het Verdrag en artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst door hun deelname voor de aangegeven perioden aan een geheel van overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen bestaande uit het bepalen van prijzen en het uitwisselen van vertrouwelijke gegevens in de rubberchemicalënsector in de EER:

a)

Bayer AG, van 1 januari 1996 tot 31 december 2001;

b)

Crompton Manufacturing Company Inc., van 1 januari 1996 tot 31 december 2001;

c)

Crompton Europe Ltd., van 1 januari 1996 tot 31 december 2001;

d)

Chemtura Corporation, van 21 augustus 1996 tot 31 december 2001;

e)

Flexsys N.V., van 1 januari 1996 tot 31 december 2001;

f)

General Química SA, van 31 oktober 1999 tot 30 juni 2000;

g)

Repsol Química SA, van 31 oktober 1999 tot 30 juni 2000;

h)

Repsol YPF SA, van 31 oktober 1999 tot 30 juni 2000.

(31)

De bovengenoemde ondernemingen dienen onmiddellijk een einde te maken aan hun inbreuk, voor zover zij dat nog niet gedaan hebben. Zij onthouden zich voortaan van iedere hierboven beschreven handeling of gedraging, alsook van iedere handeling of gedraging die dezelfde of gelijkaardige doelstellingen of gevolgen heeft.

(32)

Voor de hierboven bedoelde inbreuken worden de volgende geldboeten opgelegd aan de volgende ondernemingen:

(a)

Flexsys N.V

0 EUR

(b)

Crompton Manufacturing Company, Inc., hoofdelijk en gezamenlijk met Crompton Europe Ltd.

13,6 miljoen EUR

waarvan hoofdelijk en gezamenlijk met Chemtura Corporation:

12,75 miljoen EUR

(c)

Bayer AG

58,88 miljoen EUR

(d)

General Química SA, hoofdelijk en gezamenlijk met Repsol Química SA en Repsol YPF SA:

3,38 miljoen EUR.

Een niet-vertrouwelijke versie van de volledige tekst van de beschikking is te vinden in de authentieke talen van de zaak en in de werktalen van de Commissie op de website van DG Concurrentie op het volgende adres: http://ec.europa.eu/comm/competition/.