22.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 338/83


VERORDENING (EG) Nr. 2076/2005 VAN DE COMMISSIE

van 5 december 2005

tot vaststelling van overgangsregelingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1), en met name op artikel 9,

Gelet op Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (2), en met name op artikel 16,

Gelet op Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (3), en met name op artikel 63, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De inwerkingtreding op 1 januari 2006 van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad (4), (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 brengt aanzienlijke wijzigingen voor de regels en procedures voor de exploitanten van levensmiddelenbedrijven en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten met zich. De onmiddellijke toepassing van deze maatregelen met ingang van 1 januari 2006 zou in sommige gevallen praktische problemen kunnen opleveren. Daarom moet een adequate termijn voor een soepele overgang naar de volledige uitvoering van de nieuwe regels en procedures worden vastgesteld.

(2)

De duur van de overgangsperiode dient in het licht van de eerste evaluatie van het nieuwe regelgevingskader inzake hygiëne, die in de loop van de eerste vier jaar zal plaatsvinden, te worden vastgesteld.

(3)

De overgangsperiode moet daarom zo worden vastgesteld dat bepaalde voorschriften van die verordeningen geleidelijk kunnen worden geïmplementeerd. Ter wille van een geharmoniseerde benadering dient deze overgangsperiode in beginsel vier jaar te duren; zij zou, indien gerechtvaardigd, echter ook korter kunnen zijn. Ook moet in de mogelijkheid worden voorzien om deze regelingen in het licht van de opgedane ervaringen te herzien.

(4)

Aangezien het een overgangsregeling betreft, zouden producten die vóór de inwerkingtreding van de nieuwe regels vervaardigd zijn, ook verder in de handel moeten kunnen worden gebracht. De regeling moet gedurende de gehele overgangsperiode gelden, tenzij de houdbaarheidstermijn van het product korter is.

(5)

De rechtstreekse levering, door de producent, van kleine hoeveelheden vlees van op het bedrijf geslacht(e) pluimvee en lagomorfen aan de eindverbruiker of aan de plaatselijke detailhandel die dergelijk vlees rechtstreeks als vers vlees aan de eindverbruiker levert, valt buiten de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 853/2004. Overeenkomstig Richtlijn 71/118/EEG van de Raad van 15 februari 1971 inzake gezondheidsvraagstukken op het gebied van de productie en het in de handel brengen van vers vlees van pluimvee (5) en Richtlijn 91/495/EEG van de Raad van 27 november 1990 inzake gezondheidsvoorschriften en veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie en het in de handel brengen van konijnenvlees en vlees van gekweekt wild (6) kunnen de lidstaten met dit oogmerk afwijkingen van de algemene voorschriften toestaan, zonder deze tot vers vlees te beperken. Deze mogelijkheid dient gedurende de overgangsperiode te blijven bestaan.

(6)

De werkzaamheden ten behoeve van de erkenning van inrichtingen, met name de inrichtingen waarvoor overeenkomstig de voorheen geldende regels geen erkenning vereist was, maar die hun producten alleen op hun nationale markt mochten afzetten, vormen een zware belasting voor de bevoegde autoriteiten. Daarom moet er een overgangsregeling worden vastgesteld die het dergelijke inrichtingen mogelijk maakt om producten op hun nationale markten te blijven afzetten totdat zij daadwerkelijk zijn erkend.

(7)

De overgangsregeling betreffende het gebruik van materiaal voor onmiddellijke verpakking en voor verpakking en van markeerapparatuur in sectie I, punt 6, van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 853/2004 moet worden herzien om de eerdere voorschriften inzake het gebruik van markeerapparatuur aan te scherpen, waarbij voldoende rekening wordt gehouden met de verwachtingen van de exploitanten van levensmiddelenbedrijven dat zij de vóór de tenuitvoerlegging van het nieuwe kader aangeschafte markeerapparatuur verder kunnen gebruiken. De desbetreffende bepalingen van die verordening dienen derhalve te worden geschrapt en er moet in het kader van deze verordening een nieuwe regeling worden vastgesteld. Gezien het risico dat er van een dergelijke overgangsregeling misbruik wordt gemaakt, dient deze van beperkte duur te zijn en moet er zorg voor worden gedragen dat oude markeerapparatuur die niet in overeenstemming is met de nieuwe voorschriften zo spoedig mogelijk en uiterlijk aan het einde van de overgangstermijn uit gebruik wordt genomen. Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 853/2004 en bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De gezondheidsvoorschriften voor de invoer van levensmiddelen van dierlijke oorsprong zullen voor bepaalde soorten producten niet volledig worden geharmoniseerd en de tijdens de overgangsperiode voor deze producten geldende invoervoorwaarden moeten worden verduidelijkt.

(9)

Een nieuwe verplichting voor de exploitanten van levensmiddelenbedrijven is het verschaffen van informatie over de voedselketen. Voor de volledige tenuitvoerlegging van de voorschriften betreffende informatie over de voedselketen moet een overgangsperiode worden vastgesteld. Met name dient een ongehinderde informatiestroom van het bedrijf naar het slachthuis te worden bevorderd door een overgangsregeling waardoor de verplichting om de gegevens 24 uur vóór de aankomst van de dieren bij het slachthuis te verstrekken, wordt versoepeld.

(10)

Overeenkomstig sectie III van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 moet de officiële of erkende dierenarts het certificaat ondertekenen waarvan de gekweekte niet als huisdier gehouden hoefdieren van het bedrijf naar het slachthuis vergezeld gaan. Overeenkomstig Richtlijn 91/495/EEG is de ondertekening door de veterinaire dienst verplicht. Deze bepaling dient tijdens de overgangsperiode van kracht te blijven.

(11)

Het bij Verordening (EG) nr. 854/2004 verplichte certificaat overeenkomstig hoofdstuk X, deel B, van bijlage I bij die verordening is gedetailleerder dan het eerder beschreven certificaat. Het model van het certificaat overeenkomstig bijlage III bij Richtlijn 91/495/EEG dient tijdens de overgangsperiode te worden aanvaard.

(12)

In sectie V van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 worden bepaalde criteria voor de grondstoffen van gehakt vlees en etiketteringsvoorschriften vastgesteld. De criteria voor de samenstelling van gehakt vlees, met name ten aanzien van het vetgehalte en de verhouding bindweefsel/vleeseiwit, dienen beoordeeld te worden. In afwachting van de resultaten van deze beoordeling dienen de huidige, bij Richtlijn 94/65/EG van de Raad van 14 december 1994 tot vaststelling van voorschriften voor de productie en het in de handel brengen van gehakt vlees en vleesbereidingen (7) vastgestelde criteria te worden gehandhaafd.

(13)

Ongeacht het algemene beginsel van artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 853/2004 dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven — indien de hygiëne dit vereist — geen andere stoffen dan drinkwater mogen gebruiken, bevatten hoofdstuk VII van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 852/2004 en sectie VIII, hoofdstuk I, deel II, en de hoofdstukken III en IV van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 bepalingen die het gebruik van schoon water voor het verwerken van vis toestaan, met name aan boord van vaartuigen. Aangezien het gebruik van schoon water — indien het aan de definitie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 852/2004 voldoet — geen risico voor de volksgezondheid oplevert en om de op het land gelegen inrichtingen waar visserijproducten worden verwerkt, in staat te stellen zich geleidelijk aan te passen, dienen dergelijke inrichtingen gedurende de overgangsperiode ook onder de werkingssfeer van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EG) nr. 853/2004 te worden gebracht.

(14)

Overeenkomstig sectie IX, hoofdstuk II, deel III, punt 1, onder a), van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 dienen exploitanten van levensmiddelenbedrijven die zuivelproducten vervaardigen ervoor te zorgen dat rauwe koemelk vóór verwerking aan een bepaalde grenswaarde voldoet. De naleving van die grenswaarde is in het bijzonder voor de voedselveiligheid van belang indien de melk warmtebehandeld moet worden en niet binnen een vooraf vastgestelde periode verwerkt is. Als overgangsmaatregel dient de controle van de naleving van dit criterium onmiddellijk vóór de verwerking tot dergelijke omstandigheden beperkt te blijven.

(15)

In sectie X van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 worden specifieke hygiënevoorschriften voor eieren en eiproducten vastgelegd. Overeenkomstig hoofdstuk I, punt 2, moeten de eieren bij een constante temperatuur worden opgeslagen en vervoerd, die het behoud van de hygiënische kwaliteit ervan optimaal garandeert. Aangezien het de lidstaten vóór 1 januari 2006 was toegestaan op hun grondgebied voor voorzieningen voor de opslag en het vervoer van eieren van de ene voorziening naar de andere gecontroleerde temperatuurnormen vast te stellen, dient duidelijk te worden gemaakt dat die normen als overgangsmaatregelen kunnen blijven gelden indien dit door de bevoegde autoriteit nog wordt toegestaan. Hierdoor zullen exploitanten voldoende tijd hebben om hun activiteiten en procedures aan de nieuwe temperatuurnormen aan te passen die de bevoegde autoriteit verplicht kan stellen.

(16)

Overeenkomstig sectie X, hoofdstuk II, deel II, punt 1, van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 mogen gebarsten eieren onder bepaalde voorwaarden voor de bereiding van eiproducten worden gebruikt. In het kader van een overgangsregeling moet dit ook mogelijk worden gemaakt voor andere inrichtingen die vloeibaar ei produceren, indien zij aan dezelfde voorwaarden voldoen.

(17)

Verordening (EG) nr. 854/2004 bepaalt dat slachthuispersoneel dat door de bevoegde autoriteit gemachtigd is de taken van officiële assistenten uit te voeren, op dezelfde wijze als officiële assistenten geschoold moet worden en over dezelfde kwalificaties moet beschikken. Tijdens de overgangsperiode dient de bevoegde autoriteit de nodige tijd te worden gegeven om de aanvullende scholing en kwalificering van slachthuispersoneel dat assistentie verleent bij officiële controles, te plannen en te organiseren en derhalve moet de eis in zoverre worden beperkt dat slachthuispersoneel alleen wordt geschoold voor de taken die het mag uitvoeren.

(18)

Artikel 12 van Verordening (EG) nr. 882/2004 bepaalt dat laboratoria die analyses van in het kader van officiële controles genomen monsters uitvoeren, geaccrediteerd moeten zijn. Laboratoria die overeenkomstig de tot dusverre geldende communautaire wetgeving niet geaccrediteerd hoefden te zijn, hebben wellicht wat meer tijd nodig om volledige accreditering te verkrijgen, aangezien dit een complexe en arbeidsintensieve procedure betreft. Dergelijke laboratoria dient extra tijd te worden gegund om ze in staat te stellen accreditering te verkrijgen.

(19)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Overgangsperiode

Voor de toepassing van deze verordening wordt een overgangsperiode van vier jaar vastgesteld die eindigt op 31 december 2009 (hierna „de overgangsperiode” genoemd).

De overgangsregelingen overeenkomstig deze verordening gelden voor de overgangsperiode, tenzij anders bepaald in de artikelen 5 en 8.

HOOFDSTUK II

OVERGANGSREGELING TER UITVOERING VAN VERORDENING (EG) Nr. 853/2004

Artikel 2

Voorraden levensmiddelen van dierlijke oorsprong

1.   Onverminderd de desbetreffende Gemeenschapswetgeving, en met name onverminderd Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad (8), kunnen voorraden vóór 1 januari 2006 vervaardigde levensmiddelen van dierlijke oorsprong in de handel worden gebracht, mits zij, waar nodig, voorzien zijn van de merken overeenkomstig de in artikel 2 van Richtlijn 2004/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (9) vermelde besluiten.

2.   De in lid 1 bedoelde producten, waarvoor de exploitant van het levensmiddelenbedrijf een houdbaarheidstermijn die langer duurt dan de overgangsperiode heeft vastgesteld, kunnen tot het einde van de houdbaarheidstermijn in de handel blijven.

Artikel 3

Rechtstreekse levering van kleine hoeveelheden vlees van pluimvee en lagomorfen

In afwijking van artikel 1, lid 3, onder d), van Verordening (EG) nr. 853/2004 en onverminderd artikel 1, lid 4, van die verordening gelden de bepalingen van die verordening niet voor de rechtstreekse levering, door de producent, van kleine hoeveelheden vlees van op het bedrijf geslacht(e) pluimvee en lagomorfen aan de eindverbruiker of aan de plaatselijke detailhandel die dergelijk vlees rechtstreeks aan de eindverbruiker levert.

Artikel 4

In de handel brengen van levensmiddelen van dierlijke oorsprong op de nationale markt in afwachting van de erkenning van de inrichtingen

In afwijking van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 853/2004 mogen exploitanten van levensmiddelenbedrijven die vóór 1 januari 2006 levensmiddelen van dierlijke oorsprong op hun nationale markt in de handel mochten brengen, dergelijke producten met een nationaal merk dat niet met de in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 853/2004 bedoelde merken verward kan worden, op deze markt in de handel blijven brengen totdat de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 853/2004 de inrichtingen die deze producten verwerken heeft erkend.

Van dergelijke nationale merken voorziene levensmiddelen van dierlijke oorsprong mogen slechts op het grondgebied van de lidstaat waar zij vervaardigd zijn, in de handel worden gebracht.

Artikel 5

Materiaal voor onmiddellijke verpakking, voor verpakking en voor etikettering met voorgedrukte gezondheids- of identificatiemerken

Exploitanten van levensmiddelenbedrijven mogen tot en met 31 december 2007 door hen vóór 1 januari 2006 gekochte voorraden materiaal voor onmiddellijke verpakking, voor verpakking en voor etikettering met voorgedrukte gezondheids- of identificatiemerken blijven gebruiken.

Artikel 6

Markeerapparatuur

Exploitanten van levensmiddelenbedrijven en bevoegde autoriteiten mogen de markeerapparatuur waarover zij op 31 december 2005 beschikken, tot de vervanging ervan of tot uiterlijk het einde van de overgangsperiode blijven gebruiken, mits het erkenningsnummer van het betrokken bedrijf ongewijzigd blijft.

Bij de vervanging van deze apparatuur ziet de bevoegde autoriteit erop toe dat deze uit gebruik wordt genomen, zodat deze niet verder kan worden gebruikt.

Artikel 7

Gezondheidsvoorschriften voor de invoer

1.   Artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 853/2004 is niet van toepassing op de invoer van levensmiddelen van dierlijke oorsprong waarvoor geen geharmoniseerde gezondheidsvoorschriften voor de invoer zijn vastgesteld, met inbegrip van lijsten van derde landen, van delen van derde landen en van inrichtingen, waaruit invoer is toegestaan.

In afwachting van de toekomstige harmonisatie van de Gemeenschapwetgeving betreffende de invoer van dergelijke producten geschiedt deze in overeenstemming met de gezondheidsvoorschriften van de betrokken lidstaat.

2.   In afwijking van artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 853/2004 zijn exploitanten van levensmiddelenbedrijven die levensmiddelen invoeren die zowel producten van plantaardige oorsprong als verwerkte producten van dierlijke oorsprong bevatten, vrijgesteld van de verplichting van dat artikel.

In afwachting van de ontwikkeling van een op risico gebaseerde benadering voor de tenuitvoerlegging van geharmoniseerde gezondheidsvoorschriften voor de invoer en voor de controles van dergelijke levensmiddelen, voldoet de invoer — voorzover van toepassing — aan de vóór 1 januari 2006 geldende geharmoniseerde communautaire regels en in andere gevallen aan de door de lidstaten vóór die datum toegepaste regels.

Artikel 8

Informatie over de voedselketen

1.   In afwijking van de voorschriften van sectie III van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 853/2004 voeren de lidstaten deze voorschriften in diverse sectoren geleidelijk in, afgezien van de pluimveesector waar zij onmiddellijk van toepassing zijn, zodat in iedere lidstaat de voorschriften betreffende informatie over de voedselketen in de varkenssector aan het einde van het tweede jaar van de overgangsperiode en in de paarden- en vleeskalverensector aan het einde van het derde jaar ervan gelden.

De lidstaten die van deze overgangsregeling gebruikmaken, brengen aan het einde van ieder jaar de Commissie verslag uit van de tenuitvoerlegging ervan.

2.   In afwijking van de voorschriften van sectie III, punt 2, van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 853/2004 betreffende het ten minste 24 uur van tevoren verstrekken van informatie over de voedselketen aan slachthuisexploitanten, kan de bevoegde autoriteit toestaan de slachthuisexploitant dergelijke informatie tegelijk met de dieren van alle soorten waarop deze informatie betrekking heeft, te doen toekomen, voorzover dit geen afbreuk doet aan de doelstellingen van Verordening (EG) nr. 853/2004.

De slachthuisexploitant wordt echter tijdig vóór de aankomst van de dieren bij het slachthuis van ieder gegeven betreffende de voedselketen dat tot een ernstige ontwrichting van de werkzaamheden van het slachthuis zou kunnen leiden, in kennis gesteld.

Artikel 9

Vlees van gekweekte niet als huisdier gehouden hoefdieren

In afwijking van de voorschriften overeenkomstig sectie III, punt 3, onder j), van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 wordt het in artikel 16 bedoelde certificaat, waarmee het gunstige resultaat van de antemortemkeuring wordt gestaafd, afgegeven en ondertekend door de veterinaire dienst.

Artikel 10

De criteria voor de samenstelling van gehakt vlees en de etiketteringsvoorschriften daarvoor

1.   In afwijking van de voorschriften overeenkomstig sectie V, hoofdstuk II, punt 1, van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 controleert de exploitant van het levensmiddelenbedrijf de grondstoffen die in zijn bedrijf worden aangevoerd om te waarborgen dat het eindproduct met de criteria voor de producten in onderstaande tabel overeenkomt.

Tabel: Criteria voor de controle op de samenstelling van gehakt vlees op basis van een dagelijks gemiddelde

 

Vetgehalte

Verhouding bindweefsel/vleeseiwit

Mager gehakt vlees

≤ 7 %

≤ 12

Gehakt zuiver rundvlees

≤ 20 %

≤ 15

Gehakt vlees met varkensvlees

≤ 30 %

≤ 18

Gehakt vlees van andere diersoorten

≤ 25 %

≤ 15

2.   In afwijking van de voorschriften overeenkomstig sectie V, hoofdstuk IV, van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 wordt op het etiket het volgende opschrift aangebracht:

„vetgehalte minder dan …”,

„verhouding bindweefsel/vleeseiwit minder dan …”.

3.   De lidstaten kunnen toestaan dat op hun binnenlandse markt gehakt vlees dat niet aan deze criteria beantwoordt met een nationaal merk dat niet met de in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 853/2004 bedoelde merken kan worden verward, in de handel wordt gebracht.

Artikel 11

Gebruik van schoon water

1.   In afwijking van artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 853/2004 en sectie VIII, hoofdstuk III, letter A, punt 1, van bijlage III bij die verordening mag voor de koeling van visserijproducten gebruikt ijs in inrichtingen aan land van schoon water worden vervaardigd.

2.   In afwijking van artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 853/2004 en sectie VIII, hoofdstuk III, letter A, punten 2 en 3, van bijlage III bij die verordening mogen exploitanten van levensmiddelenbedrijven in inrichtingen, met inbegrip van vaartuigen, waar visserijproducten worden verwerkt, schoon water gebruiken.

3.   In afwijking van artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 853/2004 en sectie VIII, hoofdstuk IV, punt 1, van bijlage III bij die verordening mogen exploitanten van levensmiddelenbedrijven in inrichtingen aan land na het koken van schaal- en weekdieren schoon water voor de afkoeling gebruiken.

Artikel 12

Rauwe melk en zuivelproducten

In afwijking van de verplichting van sectie IX, hoofdstuk II, punt III.1.a), van bijlage III van Verordening (EG) nr. 853/2004 is het maximale kiemgetal voor rauwe koemelk slechts van toepassing indien deze melk warmtebehandeld moet worden en niet zodanig behandeld is binnen de termijn voor aanvaarding die bepaald is in de door de exploitanten van levensmiddelenbedrijven ingevoerde, op HACCP gebaseerde procedures.

Artikel 13

Eieren en eiproducten

1.   De lidstaten die vóór 1 januari 2006 nationale temperatuurvoorschriften hanteren voor voorzieningen voor de opslag van eieren en voor voertuigen die eieren van de ene naar de andere voorziening vervoeren, mogen deze blijven toepassen.

2.   Exploitanten van levensmiddelenbedrijven mogen gebarsten eieren voor de productie van vloeibaar ei in een daartoe erkend bedrijf gebruiken, mits de productie-inrichting of het pakstation de eieren rechtstreeks heeft geleverd en zij zo snel mogelijk worden gebroken.

HOOFDSTUK III

OVERGANGSREGELING TER UITVOERING VAN VERORDENING (EG) Nr. 854/2004

Artikel 14

Scholing van slachthuispersoneel dat assistentie verleent bij officiële controles in slachthuizen

In afwijking van artikel 5, lid 6, onder a), i), van Verordening (EG) nr. 854/2004 en sectie III, hoofdstuk III, letter A, onder a), van bijlage I bij die verordening wordt slachthuispersoneel dat door de bevoegde autoriteit gemachtigd is specifieke taken van officiële assistenten uit te voeren, slechts geschoold voor de taken die zij mogen uitvoeren en hoeven zij niet hetzelfde examen als officiële assistenten afgelegd te hebben.

De bevoegde autoriteit ziet erop toe dat deze scholing adequaat is alvorens zij slachthuispersoneel toestemming geeft om de taken van officiële assistenten over te nemen.

Zij gaat na of zo spoedig mogelijk en uiterlijk aan het einde van de overgangsperiode de aanvullende scholing en noodzakelijke regelingen beschikbaar zijn, zodat slachthuispersoneel via de examenprocedure voor officiële assistenten kwalificaties kan verwerven.

Artikel 15

Certificering van inrichtingen die gebruik maken van personeel dat assistentie verleent bij officiële controles

In afwijking van sectie III, hoofdstuk III, letter A, onder a), tweede alinea, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004 worden inrichtingen die gebruik willen maken van personeel dat assistentie verleent bij officiële controles, vrijgesteld van de verplichting om over een internationaal erkende certificering beschikken, mits zij aantonen dat zij een certificeringsprocedure in overeenstemming met internationale normen zoals de EN ISO-normen inzake kwaliteitsmanagement of voedselveiligheid hebben ingevoerd en verder toepassen.

Artikel 16

Model van certificaat voor vlees van gekweekte niet als huisdier gehouden hoefdieren

In afwijking van sectie IV, hoofdstuk VII, letter A, punt 4, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004 mag het model van het certificaat overeenkomstig bijlage III bij Richtlijn 91/495/EEG voor het vervoer van gekweekte niet als huisdier gehouden hoefdieren van het bedrijf naar het slachthuis worden gebruikt.

Artikel 17

Gezondheidsvoorschriften voor de invoer

Hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 854/2004 is niet van toepassing op de invoer van levensmiddelen van dierlijke oorsprong waarvoor geen geharmoniseerde gezondheidsvoorschriften voor invoer, met inbegrip van lijsten van derde landen, van delen van derde landen en van inrichtingen waaruit invoer is toegestaan, zijn vastgesteld.

In afwachting van de harmonisatie van de Gemeenschapwetgeving betreffende de invoer van dergelijke producten geschiedt deze in overeenstemming met de gezondheidsvoorschriften van de betrokken lidstaat.

HOOFDSTUK IV

OVERGANGSREGELING TER UITVOERING VAN VERORDENING (EG) Nr. 882/2004

Artikel 18

Accreditering van laboratoria

a)

aantoont dat het de noodzakelijke accrediteringsprocedures is begonnen en voortzet overeenkomstig Verordening (EG) nr. 882/2004;

b)

de bevoegde autoriteit afdoende garanties biedt dat op 1 januari 2006 de regelingen voor kwaliteitsborging voor de analyses die het in het kader van de officiële controles verricht, zijn ingevoerd.

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 19

Herziening

De in deze verordening vastgestelde overgangsregelingen, met inbegrip van de voorwaarden ervan, kunnen te allen tijde in het licht van de met de tenuitvoerlegging van deze regelingen en van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 opgedane ervaringen herzien worden.

Artikel 20

Wijziging van Verordening (EG) nr. 853/2004

In sectie I, letter B, punt 6, van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 853/2004 wordt de derde alinea geschrapt.

Artikel 21

Wijziging van Verordening (EG) nr. 854/2004

In sectie I, hoofdstuk III, punt 6, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004 wordt de tweede zin geschrapt.

Artikel 22

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 december 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55, gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 22.

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206, gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83.

(3)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1, gerectificeerd in PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1.

(4)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1, gerectificeerd in PB L 226 van 25.6.2004, blz. 3.

(5)  PB L 55 van 8.3.1971, blz. 23.

(6)  PB L 268 van 24.9.1991, blz. 41.

(7)  PB L 368 van 31.12.1994, blz. 10.

(8)  PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29.

(9)  PB L 157 van 30.4.2004, blz. 33, gerectificeerd in PB L 195 van 2.6.2004, blz. 12.