20.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 16/46


VERORDENING (EG) Nr. 79/2005 VAN DE COMMISSIE

van 19 januari 2005

tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gebruik van melk, melkproducten en melkderivaten die in die verordening zijn omschreven als categorie 3-materiaal

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (1), en met name op artikel 6, lid 2, onder i),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1774/2002 bevat veterinairrechtelijke en volksgezondheidsvoorschriften voor het verzamelen, vervoeren, opslaan, hanteren, verwerken en gebruiken of verwijderen van dierlijke bijproducten, teneinde te voorkomen dat deze producten een risico voor de gezondheid van mens of dier opleveren.

(2)

Verordening (EG) nr. 1774/2002 bevat voorschriften voor het gebruik van bepaalde dierlijke bijproducten, verkregen bij de productie van voor menselijke consumptie bestemde producten, en voormalige voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong die onder de definitie van categorie 3-materiaal in die verordening vallen, met inbegrip van melk en producten op basis van melk die niet langer voor menselijke consumptie bestemd zijn. Verordening (EG) nr. 1774/2002 voorziet ook in de mogelijkheid om categorie 3-materiaal op een andere manier te gebruiken, in overeenstemming met de in die verordening vastgestelde procedure en na raadpleging van het betrokken wetenschappelijk comité.

(3)

Volgens de adviezen van de Wetenschappelijke Stuurgroep van 1996, 1999 en 2000 zijn er geen bewijzen dat boviene spongiforme encefalopathie (BSE) door melk wordt overgedragen, en wordt elk risico van melk als te verwaarlozen beschouwd. In haar situatieverslag van 15 maart 2001 bevestigde de ad-hocgroep TSE/BSE dit advies.

(4)

Op grond van die adviezen zijn melk, melkproducten en biest vrijgesteld van het verbod op de vervoedering van dierlijke eiwitten aan landbouwhuisdieren die voor de productie van voedingsmiddelen gehouden, vetgemest of gefokt worden, zulks overeenkomstig Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (2).

(5)

Verordening (EG) nr. 1774/2002 is niet van toepassing op vloeibare melk en biest die op de boerderij van oorsprong worden verwijderd of gebruikt. Die verordening staat ook het uitrijden op het land toe van melk en biest als meststof of bodemverbeteraar indien de bevoegde autoriteit van mening is dat dit geen risico van verspreiding van ernstige besmettelijke ziekten oplevert, in aanmerking genomen dat landbouwhuisdieren toegang tot dat land kunnen hebben en daarom aan een dergelijk risico blootgesteld zouden kunnen worden.

(6)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1774/2002 moet categorie 3-materiaal onder strenge voorwaarden worden gebruikt en mag het alleen aan landbouwhuisdieren worden vervoederd na behandeling in een erkend bedrijf voor de verwerking van categorie 3-materiaal.

(7)

Dierlijke bijproducten, verkregen bij de productie van voor menselijke consumptie bestemde zuivelproducten, en voormalige zuivelvoedingsmiddelen worden doorgaans geproduceerd in bedrijven die erkend zijn overeenkomstig Richtlijn 92/46/EEG van de Raad van 16 juni 1992 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van rauwe melk, warmtebehandelde melk en producten op basis van melk (3). Kant-en-klare zuivelproducten worden doorgaans verpakt, zodat de kans op besmetting van het product achteraf miniem is.

(8)

De Commissie moet het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid inwinnen over de mogelijkheid om, onder de vereiste voorwaarden ter minimalisering van de risico’s, kant-en-klare melk, melkproducten en melkderivaten die onder de definitie van categorie 3-materiaal van Verordening (EG) nr. 1774/2002 vallen („de producten”), zonder verdere behandeling aan landbouwhuisdieren te vervoederen.

(9)

In afwachting van dat advies en in het licht van de huidige wetenschappelijke adviezen en van het verslag van het Wetenschappelijk Comité voor de gezondheid en het welzijn van dieren inzake de strategie met betrekking tot noodvaccinatie tegen mond- en klauwzeer van 1999, dienen tijdelijk specifieke maatregelen te worden vastgesteld voor het verzamelen, vervoeren, verwerken en gebruiken van de producten.

(10)

In de lidstaten moeten passende systemen worden ingevoerd om de naleving van deze verordening te controleren en passende maatregelen te nemen bij niet-naleving ervan. De lidstaten moeten bij de vaststelling van het aantal geregistreerde bedrijven die de betrokken producten mogen gebruiken, ook rekening houden met hun risicobeoordeling voor de best- en worse-casescenario’s die wordt uitgevoerd bij de opstelling van hun rampenplannen voor epizoötieën.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Algemene vergunning door de lidstaten

De lidstaten staan het verzamelen, vervoeren, verwerken, gebruiken en opslaan toe van melk, melkproducten en melkderivaten die vallen onder de definitie van categorie 3-materiaal zoals bedoeld in artikel 6, lid 1, onder e), f) en g), van Verordening (EG) nr. 1774/2002, en die niet zijn verwerkt overeenkomstig hoofdstuk V van bijlage VII bij die verordening („de producten”), op voorwaarde dat deze activiteiten en producten voldoen aan de voorwaarden van deze verordening.

Artikel 2

Gebruik van verwerkte producten en wei, en onverwerkte producten als veevoeder

1.   Verwerkte producten en wei zoals bedoeld in bijlage I mogen overeenkomstig de voorschriften van die bijlage als veevoeder worden gebruikt.

2.   Onverwerkte producten en andere producten zoals bedoeld in bijlage II mogen overeenkomstig de voorschriften van die bijlage als veevoeder worden gebruikt.

Artikel 3

Verzameling, vervoer en opslag

1.   De producten worden verzameld, vervoerd en geïdentificeerd overeenkomstig de voorschriften in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1774/2002.

De eerste alinea is echter niet van toepassing op exploitanten van melkverwerkende bedrijven die erkend zijn overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 92/46/EEG, wanneer zij producten inzamelen en terug naar hun bedrijf brengen die zij eerder bij hun klanten hebben afgeleverd.

2.   Om ervoor te zorgen dat er geen gevaar voor de gezondheid van mens of dier ontstaat, worden de producten bij een geschikte temperatuur opgeslagen in:

a)

een overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1774/2002 voor dat doel erkend opslagbedrijf, of

b)

een speciaal daarvoor bestemde, afzonderlijke opslagruimte in een overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 92/46/EEG erkend bedrijf.

3.   Tijdens de opslag of bij de uitslag van de eindproducten genomen monsters moeten ten minste voldoen aan de microbiologische normen van hoofdstuk I, D, 10, van bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002.

Artikel 4

Vergunning, registratie en controlemaatregelen

1.   De overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 92/46/EEG erkende melkverwerkende bedrijven en de veehouderijen die een vergunning hebben gekregen zoals bedoeld in de bijlagen bij deze verordening, worden door de daartoe bevoegde autoriteit geregistreerd.

2.   De bevoegde autoriteit neemt de nodige maatregelen om de naleving van de voorschriften van deze verordening door de exploitanten van geregistreerde bedrijven en veehouderijen te controleren.

Artikel 5

Schorsing van de vergunning en registratie bij niet-naleving

Een door de bevoegde autoriteit overeenkomstig deze verordening afgegeven vergunning of registratie wordt onmiddellijk geschorst als niet langer aan de voorschriften van deze verordening wordt voldaan.

De vergunning en registratie kunnen slechts dan weer in werking worden gesteld nadat passende corrigerende maatregelen genomen zijn volgens de aanwijzingen van de bevoegde autoriteit.

Artikel 6

Evaluatie

De Commissie zal de bepalingen van deze verordening opnieuw bezien en ze zo nodig aanpassen in het licht van het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid.

Artikel 7

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 januari 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 668/2004 van de Commissie (PB L 112 van 19.4.2004, blz. 1).

(2)  PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1993/2004 (PB L 344 van 20.11.2004, blz. 12).

(3)  PB L 268 van 14.9.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).


BIJLAGE I

ANDER GEBRUIK VAN VERWERKTE PRODUCTEN EN WEI, ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 6, LID 2, ONDER i), VAN VERORDENING (EG) Nr. 1774/2002

HOOFDSTUK I

A.   Betrokken producten:

De producten, met inbegrip van het reinigingswater dat in aanraking is geweest met rauwe melk en/of overeenkomstig hoofdstuk I, A, 4, a), van bijlage C bij Richtlijn 92/46/EEG gepasteuriseerde melk, die ten minste een van de volgende behandelingen hebben ondergaan:

a)

„ultrahoge temperatuur” (UHT) overeenkomstig hoofdstuk I, A, 4, b), van bijlage C bij Richtlijn 92/46/EEG;

b)

een sterilisatie waarbij een Fc-waarde van ten minste 3 wordt bereikt of die is uitgevoerd overeenkomstig hoofdstuk I, A, 4, c), van bijlage C bij Richtlijn 92/46/EEG bij een temperatuur van ten minste 115 °C gedurende 20 minuten of gelijkwaardig;

c)

pasteurisatie overeenkomstig hoofdstuk I, A, 4, a), of sterilisatie anders dan bedoeld in punt b) van dit deel, overeenkomstig hoofdstuk I, A, 4, c), van bijlage C bij Richtlijn 92/46/EEG, gevolgd door:

i)

voor melkpoeder of een melkpoederproduct, een droogprocédé, of

ii)

voor een aangezuurd melkproduct, een procédé waarbij de pH gedurende ten minste 1 uur tot minder dan 6 wordt verlaagd.

B.   Gebruik

De in deel A bedoelde producten mogen in de betrokken lidstaat als voedermiddelen worden gebruikt en mogen worden gebruikt in grensoverschrijdende gebieden wanneer de betrokken lidstaten zulks onderling overeen zijn gekomen. De betrokken bedrijven moeten instaan voor de traceerbaarheid van de producten.

HOOFDSTUK II

A.   Betrokken producten:

1.

De producten, met inbegrip van het reinigingswater dat in aanraking is geweest met melk die alleen overeenkomstig hoofdstuk I, A, 4, a), van bijlage C bij Richtlijn 92/46/EEG gepasteuriseerd is, en

2.

Wei, afkomstig van niet-warmtebehandelde melkproducten, die pas 16 uur na het stremmen van de melk mag worden opgehaald en die alleen rechtstreeks naar de toegelaten veehouderijen mag worden vervoerd als de zuurtegraad minder bedraagt dan 6,0.

B.   Gebruik

De producten en de wei zoals bedoeld in deel A, mogen onder de volgende voorwaarden in de betrokken lidstaat als voedermiddelen worden gebruikt:

a)

zij worden verzonden van een overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 92/46/EEG erkend bedrijf, dat instaat voor de traceerbaarheid van die producten, en

b)

zij worden verzonden naar een beperkt aantal toegelaten veehouderijen, dat is vastgesteld op grond van de risicobeoordeling voor best- en worse-casescenario’s die door de betrokken lidstaat wordt uitgevoerd bij de opstelling van de rampenplannen voor epizoötieën, met name mond- en klauwzeer.


BIJLAGE II

ANDER GEBRUIK VAN ONVERWERKTE PRODUCTEN EN ANDERE PRODUCTEN

A.   Betrokken producten:

Rauwe producten, met inbegrip van het reinigingswater dat in aanraking is geweest met rauwe melk, en andere producten waarvoor de in de hoofdstukken I en II van bijlage I bedoelde behandelingen niet gegarandeerd kunnen worden.

B.   Gebruik

De in deel A bedoelde producten mogen onder de volgende voorwaarden in de betrokken lidstaat als voedermiddelen worden gebruikt:

a)

zij worden verzonden van een overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 92/46/EEG erkend bedrijf dat instaat voor de traceerbaarheid van die producten, en

b)

zij worden verzonden naar een beperkt aantal toegelaten veehouderijen, dat is vastgesteld op grond van de risicobeoordeling voor best- en worse-casescenario’s die door de betrokken lidstaat wordt uitgevoerd bij de opstelling van de rampenplannen voor epizoötieën, met name mond- en klauwzeer, mits de op de toegelaten veehouderijen aanwezige dieren alleen kunnen worden verplaatst:

i)

hetzij rechtstreeks naar een slachthuis in dezelfde lidstaat, of

ii)

naar een ander bedrijf in dezelfde lidstaat waarvoor de bevoegde autoriteit garandeert dat voor mond- en klauwzeer vatbare dieren het bedrijf alleen kunnen verlaten:

a)

overeenkomstig punt i), of

b)

indien de dieren verzonden zijn naar een veehouderij die de in deze bijlage bedoelde producten niet vervoedert, na een wachttijd van 21 dagen na aankomst van de dieren.