25.11.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 310/1


RICHTLIJN 2005/56/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 26 oktober 2005

betreffende grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 44,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij de Europese kapitaalvennootschappen bestaat een behoefte aan samenwerking en reorganisatie. Bij grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen uit verschillende lidstaten stuiten zij echter binnen de Gemeenschap op talrijke wettelijke en administratieve belemmeringen. Daarom is een communautaire regeling noodzakelijk die de verwezenlijking van grensoverschrijdende fusies van onder de wetgeving van verschillende lidstaten vallende kapitaalvennootschappen van uiteenlopende vorm vergemakkelijkt en aldus bijdraagt tot de voltooiing en de goede werking van de interne markt.

(2)

Deze richtlijn strekt ertoe grensoverschrijdende fusies van in deze richtlijn bedoelde kapitaalvennootschappen te vergemakkelijken. De wetgevingen van de lidstaten moeten de grensoverschrijdende fusie van een nationale kapitaalvennootschap met een kapitaalvennootschap uit een andere lidstaat mogelijk maken indien fusies tussen dergelijke vennootschappen op grond van de nationale wetgeving van de betrokken lidstaten zijn toegestaan.

(3)

Teneinde grensoverschrijdende fusies te vergemakkelijken, dient te worden bepaald dat, tenzij in deze richtlijn anders is bepaald, voor elke vennootschap die aan een grensoverschrijdende fusie deelneemt en voor elke belanghebbende derde de bepalingen en formaliteiten van het nationale recht gelden die bij een nationale fusie van toepassing zouden zijn. Bij de in deze richtlijn bedoelde bepalingen en formaliteiten van het nationale recht mogen geen beperkingen op de vrijheid van vestiging of het vrij verkeer van kapitaal worden ingesteld, behalve als deze kunnen worden gerechtvaardigd in overeenstemming met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en inzonderheid in het geval van vereisten van algemeen belang en als deze beperkingen noodzakelijk zijn om te voldoen aan, en in verhouding staan tot die dwingende vereisten.

(4)

Het gemeenschappelijk voorstel voor een grensoverschrijdende fusie moet in dezelfde bewoordingen worden opgesteld voor elke betrokken vennootschap uit de verschillende lidstaten. De minimuminhoud van dit gemeenschappelijk voorstel dient derhalve te worden gepreciseerd, waarbij de betrokken vennootschappen de vrijheid wordt gelaten in onderling overleg andere gegevens in het voorstel op te nemen.

(5)

Om de belangen van zowel deelgerechtigden als derden te beschermen, dient zowel het gemeenschappelijk voorstel voor grensoverschrijdende fusie als de verwezenlijking van de grensoverschrijdende fusie voor elke fuserende vennootschap openbaar te worden gemaakt in het passende openbare register.

(6)

In de wetgeving van alle lidstaten dient te worden bepaald dat voor elke fuserende vennootschap door één of meer deskundigen op nationaal niveau een verslag over het gemeenschappelijk voorstel voor een grensoverschrijdende fusie moet worden opgesteld. Om de kosten van deskundigen in het kader van een grensoverschrijdende fusie te beperken, dient de mogelijkheid te worden geboden één enkel verslag op te stellen dat bestemd is voor alle deelgerechtigden van de vennootschappen die aan een grensoverschrijdende fusie deelnemen. Het gemeenschappelijk voorstel voor een grensoverschrijdende fusie moet door de algemene vergadering van elke betrokken vennootschap worden goedgekeurd.

(7)

Teneinde grensoverschrijdende fusies te vergemakkelijken, dient er zorg voor te worden gedragen dat het toezicht op de voltooiing en de rechtmatigheid van het besluitvormingsproces van elke fuserende vennootschap wordt uitgeoefend door de nationale instantie van elke betrokken vennootschap en dat het toezicht op de voltooiing en de rechtmatigheid van de verwezenlijking van de grensoverschrijdende fusie wordt uitgeoefend door de nationale instantie van de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap. Deze nationale instantie kan een rechter, een notaris of een andere bevoegde instantie zijn die door de betrokken lidstaat wordt aangewezen. Voorts dient te worden vastgesteld op grond van welke nationale wetgeving wordt bepaald op welke datum de grensoverschrijdende fusie van kracht wordt; dit is tevens de wetgeving waaronder de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap valt.

(8)

Om de belangen van deelgerechtigden en derden te beschermen, dienen de rechtsgevolgen van de grensoverschrijdende fusie te worden aangegeven, waarbij onderscheid moet worden gemaakt al naar gelang de uit de fusie ontstane vennootschap een overnemende dan wel een nieuwe vennootschap is. Om de rechtszekerheid te waarborgen, moet worden verboden dat een grensoverschrijdende fusie nietig kan worden verklaard nadat zij van kracht is geworden.

(9)

Deze richtlijn laat de toepassing op zowel communautair, ingevolge Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (3), als nationaal niveau van de wetgeving betreffende de controle op concentraties van ondernemingen onverlet.

(10)

Deze richtlijn laat onverlet de communautaire wetgeving inzake kredietbemiddelaars en andere financiële ondernemingen of de nationale voorschriften die krachtens die communautaire wetgeving zijn vastgesteld.

(11)

Deze richtlijn laat onverlet de wetgeving van lidstaten op grond waarvan moet worden aangegeven welke de vestigingsplaats van het hoofdbestuur of de plaats van de hoofdvestiging is van de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap.

(12)

De andere rechten van de werknemers dan de medezeggenschapsrechten dienen te blijven geregeld overeenkomstig de in de lidstaten bestaande regelingen bedoeld in Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 inzake collectief ontslag (4), Richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen (5), Richtlijn 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap (6) en Richtlijn 94/45/EG van de Raad van 22 september 1994 inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers (7).

(13)

Indien werknemers onder de in deze richtlijn bedoelde omstandigheden medezeggenschapsrechten hebben in een van de fuserende vennootschappen, en indien de nationale wetgeving van de lidstaat waar de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap haar statutaire zetel heeft, niet voorziet in hetzelfde niveau van medezeggenschap als in de betrokken fuserende vennootschappen bestaat, met inbegrip van de commissies van het toezichthoudend orgaan die beslissingsbevoegdheid hebben, of niet voorziet in hetzelfde recht tot uitoefening van medezeggenschapsrechten voor werknemers van uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vestigingen, dan dient de medezeggenschap van werknemers in de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap te worden geregeld. Daartoe worden de beginselen en procedures van Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE) (8) en van Richtlijn 2001/86/EG van de Raad van 8 oktober 2001 tot aanvulling van het statuut van de Europese vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers (9) toegepast, onder voorbehoud evenwel van de wijzigingen die noodzakelijk worden geacht omdat de uit de fusie ontstane vennootschap zal ressorteren onder de nationale wetgeving van de lidstaat waar zij haar statutaire zetel heeft. Op grond van artikel 3, lid 2, onder b), van Richtlijn 2001/86/EG kunnen de lidstaten ervoor zorgen dat overeenkomstig artikel 16 van deze richtlijn spoedig onderhandelingen kunnen worden geopend, teneinde fusies niet nodeloos te vertragen.

(14)

Ter bepaling van het niveau van werknemersmedezeggenschap dat van toepassing is in de betrokken fuserende vennootschappen, moet ook rekening worden gehouden met het werknemersaandeel in het leidinggevende orgaan dat verantwoordelijk is voor de winstbepalende entiteiten van de vennootschappen.

(15)

Aangezien de doelstelling van de voorgenomen maatregel, namelijk de vaststelling van een reglementering bestaande uit gemeenschappelijke elementen die op grensoverschrijdend niveau toepasbaar zijn, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en de uitwerking van de maatregel beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(16)

Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord „Beter wetgeven” (10) dienen de lidstaten te worden aangespoord, voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap, hun eigen tabellen op te stellen, die, voorzover mogelijk, het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Reikwijdte

Deze richtlijn is van toepassing op fusies van kapitaalvennootschappen die in overeenstemming met de wetgeving van een lidstaat zijn opgericht, en hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging binnen de Gemeenschap hebben, indien ten minste twee daarvan onder de wetgeving van verschillende lidstaten ressorteren (hierna „grensoverschrijdende fusies” te noemen).

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.

„kapitaalvennootschap hierna vennootschap genoemd”:

a)

een vennootschap als bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 68/151/EEG van de Raad (11) of

b)

een vennootschap die rechtspersoonlijkheid bezit, een afgescheiden vermogen heeft dat uitsluitend voor de schulden van de vennootschap kan worden aangesproken en die overeenkomstig de op haar van toepassing zijnde nationale wetgeving zich moet houden aan de waarborgen zoals bedoeld in Richtlijn 68/151/EEG om de belangen te beschermen van zowel de deelgerechtigden als derden.

2.

„fusie”: de rechtshandeling waarbij:

a)

de activa en passiva van het vermogen van een of meer vennootschappen als gevolg en op het tijdstip van ontbinding zonder liquidatie in hun geheel op een andere, reeds bestaande vennootschap — de overnemende vennootschap — overgaan tegen uitgifte van bewijzen van deelgerechtigdheid in het kapitaal van de andere vennootschap aan haar deelgerechtigden, eventueel met een bijbetaling in geld welke niet meer mag bedragen dan 10 % van de nominale waarde of, bij gebreke van een nominale waarde, van de fractiewaarde van deze bewijzen, of

b)

de activa en passiva van het vermogen van twee of meer vennootschappen als gevolg en op het tijdstip van ontbinding zonder liquidatie in hun geheel op een door hen op te richten vennootschap — de nieuwe vennootschap — overgaan tegen uitgifte van bewijzen van deelgerechtigdheid in het kapitaal van de nieuwe vennootschap aan haar deelgerechtigden, eventueel met een bijbetaling in geld welke niet meer mag bedragen dan 10 % van de nominale waarde of, bij gebreke van een nominale waarde, van de fractiewaarde van deze bewijzen, of

c)

de activa en passiva van het vermogen van een vennootschap als gevolg en op het tijdstip van haar ontbinding zonder liquidatie in hun geheel overgaan op de vennootschap die alle bewijzen van deelgerechtigdheid in het kapitaal bezit.

Artikel 3

Uitzondering op de reikwijdte

1.   Niettegenstaande artikel 2, punt 2, geldt deze richtlijn ook voor grensoverschrijdende fusies wanneer de wetgeving van tenminste één van de betrokken lidstaten toelaat dat de in artikel 2, punt 2, onder a) en b), bedoelde bijbetaling in geld meer dan 10 % bedraagt van de nominale waarde of, bij gebreke van een nominale waarde, van de fractiewaarde van de bewijzen die het kapitaal van de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap vertegenwoordigen.

2.   De lidstaten kunnen besluiten deze richtlijn niet toe te passen op grensoverschrijdende fusies waarbij een coöperatieve vennootschap betrokken is, zelfs als deze laatste valt onder de definitie van een kapitaalvennootschap in artikel 2, punt 1.

3.   Deze richtlijn geldt niet voor grensoverschrijdende fusies waarbij een vennootschap is betrokken waarvan het doel is de collectieve belegging van uit het publiek aangetrokken kapitaal, met toepassing van het beginsel van risicospreiding, en waarvan de rechten van deelneming op verzoek van de houders ten laste van de activa van deze vennootschap direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald. Met dergelijke inkopen of terugbetalingen wordt gelijkgesteld ieder handelen van een dergelijke vennootschap om te voorkomen dat de waarde van haar deelnemingsrechten ter beurze aanzienlijk afwijkt van de intrinsieke waarde.

Artikel 4

Voorwaarden betreffende grensoverschrijdende fusie

1.   Tenzij dit in deze richtlijn anders is bepaald

a)

zijn grensoverschrijdende fusies alleen mogelijk tussen typen van vennootschappen die krachtens de nationale wetgeving van de desbetreffende lidstaten mogen fuseren, en

b)

moet een vennootschap die aan een grensoverschrijdende fusie deelneemt, voldoen aan de bepalingen en formaliteiten van de op haar toepasselijke nationale wetgeving. De wetgeving van een lidstaat die de nationale autoriteiten het recht geeft zich om redenen van algemeen belang te verzetten tegen een bepaalde binnenlandse fusie, geldt ook voor een grensoverschrijdende fusie waarin ten minste één van de fuserende vennootschappen onder de wetgeving van die lidstaat valt. Deze bepaling is niet van toepassing indien artikel 21 van Verordening (EG) nr. 139/2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen van toepassing is.

2.   De in punt 1, onder b), bedoelde bepalingen en formaliteiten betreffen in het bijzonder de bepalingen en formaliteiten die betrekking hebben op het besluitvormingsproces in verband met de fusie en, rekening houdend met het grensoverschrijdend karakter van de fusie, op de bescherming van schuldeisers van de fuserende vennootschappen, obligatiehouders en houders van effecten of aandelen, alsmede van de werknemers wat de andere rechten betreft dan die welke bij artikel 16 worden geregeld. Een lidstaat kan, ten aanzien van vennootschappen die aan een grensoverschrijdende fusie deelnemen en onder zijn wetgeving ressorteren, bepalingen vaststellen met het oog op een passende bescherming van deelgerechtigden die zich als minderheid tegen de grensoverschrijdende fusie hebben verzet.

Artikel 5

Gemeenschappelijk voorstel voor een grensoverschrijdende fusie

De leidinggevende of bestuursorganen van elke fuserende vennootschap stellen een gemeenschappelijk voorstel voor een grensoverschrijdende fusie op. In dit voorstel worden ten minste vermeld:

a)

de rechtsvorm, de naam en de statutaire zetel van de fuserende vennootschappen, alsmede de voorgenomen rechtsvorm, naam en statutaire zetel van de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap;

b)

de ruilverhouding van de bewijzen van deelgerechtigdheid in het kapitaal en, in voorkomend geval, het bedrag van de contante betaling;

c)

de wijze van uitreiking van de bewijzen van deelgerechtigdheid in het kapitaal van de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap;

d)

de waarschijnlijke gevolgen van de grensoverschrijdende fusie voor de werkgelegenheid;

e)

de datum vanaf welke deze bewijzen van deelgerechtigdheid in het kapitaal recht geven in de winst te delen, alsmede elke bijzondere regeling betreffende dit recht;

f)

de datum vanaf welke de handelingen van de fuserende vennootschappen boekhoudkundig worden geacht voor rekening van de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap te zijn verricht;

g)

de rechten die de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap aan de houders van aandelen met bijzondere rechten en aan de houders van effecten anders dan aandelen in het kapitaal van de vennootschap toekent, of de jegens hen voorgestelde maatregelen;

h)

ieder bijzonder voordeel dat wordt toegekend aan de deskundigen die het voorstel voor een grensoverschrijdende fusie onderzoeken alsmede aan de leden van organen die belast zijn met het bestuur of de leiding van, of het toezicht of de controle op de fuserende vennootschappen;

i)

de statuten van de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap;

j)

in voorkomend geval, informatie over de procedures volgens welke overeenkomstig artikel 16 regelingen worden vastgesteld met betrekking tot de wijze waarop de werknemers bij de vaststelling van hun medezeggenschapsrechten in de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap worden betrokken;

k)

informatie over de evaluatie van de activa en de passiva die overgaan naar de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap;

l)

data van de rekeningen van de fuserende vennootschappen die worden gebruikt om de voorwaarden voor de grensoverschrijdende fusie vast te stellen.

Artikel 6

Openbaarmaking

1.   Het gemeenschappelijk voorstel voor een grensoverschrijdende fusie wordt openbaar gemaakt op de wijze die door de wetgeving van de lidstaten wordt voorgeschreven overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 68/151/EEG voor elk van de fuserende vennootschappen, en uiterlijk één maand vóór de datum van de algemene vergadering die daarover een besluit moet nemen.

2.   Voor elk van de fuserende vennootschappen en mits wordt voldaan aan de nadere voorschriften die worden opgelegd door de lidstaat onder wiens recht de betrokken vennootschap valt, worden onderstaande gegevens bekendgemaakt in het staatsblad van die lidstaat:

a)

de rechtsvorm, de naam en de statutaire zetel van de fuserende vennootschappen;

b)

het register waarbij voor elke fuserende vennootschap de in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 68/151/EEG bedoelde akten zijn neergelegd, alsmede het nummer van inschrijving in dat register;

c)

vermelding voor elke fuserende vennootschap van de regelingen volgens welke de rechten van de schuldeisers en, in voorkomend geval, van de minderheidsaandeelhouders van de fuserende vennootschappen worden uitgeoefend, alsmede van het adres waar kosteloos volledige inlichtingen betreffende die regelingen kunnen worden verkregen.

Artikel 7

Verslag van het leidinggevend of bestuursorgaan

Het leidinggevend of bestuursorgaan van elke fuserende vennootschap stelt een voor de deelgerechtigden bestemd verslag op waarin de juridische en economische aspecten van de grensoverschrijdende fusie worden toegelicht en onderbouwd, en waarin de gevolgen van de grensoverschrijdende fusie voor de deelgerechtigden, de schuldeisers en de werknemers worden toegelicht.

Dit verslag moet de deelgerechtigden en de vertegenwoordigers van de werknemers, of, indien er geen vertegenwoordigers zijn, de werknemers zelf uiterlijk één maand voor de datum van de in artikel 9 bedoelde algemene vergadering ter beschikking worden gesteld.

Indien het leidinggevend of bestuursorgaan van een van de fuserende vennootschappen tijdig een advies van de vertegenwoordigers van zijn werknemers ontvangt, zoals voorzien in de nationale wetgeving, wordt dit advies aan het verslag gehecht.

Artikel 8

Verslag van onafhankelijke deskundigen

1.   Voor elke fuserende vennootschap wordt een voor de deelgerechtigden bestemd verslag van onafhankelijke deskundigen opgesteld dat uiterlijk één maand vóór de datum van de in artikel 9 bedoelde algemene vergadering beschikbaar is. Naar gelang van de wetgeving van elke lidstaat kunnen deze deskundigen natuurlijke of rechtspersonen zijn.

2.   Bij wijze van alternatief voor het inschakelen van deskundigen die voor elk van de fuserende vennootschappen optreden, kan het onderzoek van het voorstel voor een grensoverschrijdende fusie worden verricht door één of meer onafhankelijke deskundigen die daartoe op gezamenlijk verzoek van deze vennootschappen zijn aangewezen dan wel goedgekeurd door een rechterlijke of administratieve instantie in de lidstaat waaronder een van de fuserende vennootschappen of de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap ressorteert, en die één voor alle deelgerechtigden bestemd verslag opstellen.

3.   Het deskundigenverslag omvat ten minste de bijzonderheden als bedoeld in artikel 10, lid 2, van Richtlijn 78/855/EEG van de Raad van 9 oktober 1978 betreffende fusies van naamloze vennootschappen (12). De deskundigen mogen van elke fuserende vennootschap alle informatie verlangen die zij voor de vervulling van hun taak nodig achten.

4.   Indien alle deelgerechtigden in elke bij de grensoverschrijdende fusie betrokken vennootschap hiermee hebben ingestemd, is noch het onderzoek van het gemeenschappelijke voorstel voor een grensoverschrijdende fusie door onafhankelijke deskundigen, noch een deskundigenverslag vereist.

Artikel 9

Goedkeuring door de algemene vergadering

1.   Na van de in artikel 7 en artikel 8 bedoelde verslagen kennis te hebben genomen, keurt de algemene vergadering van elke fuserende vennootschap het gemeenschappelijk voorstel voor een grensoverschrijdende fusie goed.

2.   De algemene vergadering van elke fuserende vennootschap kan zich het recht voorbehouden de totstandkoming van de grensoverschrijdende fusie afhankelijk te stellen van haar uitdrukkelijke bekrachtiging van de regelingen die met betrekking tot de medezeggenschap van de werknemers in de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap zijn vastgesteld.

3.   Indien wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 8 van Richtlijn 78/855/EEG, behoeft de wetgeving van een lidstaat geen goedkeuring van de fusie door de algemene vergadering van de overnemende vennootschap voor te schrijven.

Artikel 10

Pre-fusie attest

1.   Elke lidstaat wijst de rechter, notaris of andere bevoegde instantie aan om toezicht uit te oefenen op de rechtmatigheid van de grensoverschrijdende fusie wat het gedeelte van de procedure betreft dat betrekking heeft op elke fuserende vennootschap die onder zijn nationale wetgeving ressorteert.

2.   In elke betrokken lidstaat geeft de in lid 1 bedoelde instantie aan elke fuserende vennootschap die onder de nationale wetgeving van de betrokken lidstaat ressorteert, onverwijld een attest af waaruit afdoende blijkt dat de aan de fusie voorafgaande handelingen en formaliteiten correct zijn verricht.

3.   Indien de wetgeving van een lidstaat waaronder een van de fuserende vennootschappen ressorteert, voorziet in een procedure om de ruilverhouding van de bewijzen van deelgerechtigdheid te controleren en te wijzigen of in een procedure ter compensatie van deelgerechtigden die de minderheid vormen, zonder dat de inschrijving van de grensoverschrijdende fusie in het register wordt verhinderd, gelden dergelijke procedures alleen indien de andere fuserende vennootschappen uit lidstaten waar niet in dergelijke procedures is voorzien bij de goedkeuring van het voorstel voor een grensoverschrijdende fusie overeenkomstig artikel 9, lid 1, uitdrukkelijk de mogelijkheid aanvaarden dat op een dergelijke procedure een beroep wordt gedaan voor de rechter die rechtsbevoegdheid heeft ten aanzien van die fuserende vennootschap. In dat geval kan de in lid 1 bedoelde instantie het in lid 2 bedoelde attest afgeven, ook indien de procedure reeds is ingeleid. In het attest moet evenwel vermeld worden dat de procedure aanhangig is gemaakt. De in de procedure gegeven beslissing bindt de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap en al haar deelgerechtigden.

Artikel 11

Toezicht op de rechtmatigheid van de grensoverschrijdende fusie

1.   Elke lidstaat wijst de rechter, notaris of andere instantie aan die bevoegd is om toezicht uit te oefenen op de rechtmatigheid van de grensoverschrijdende fusie wat het gedeelte van de procedure betreft dat betrekking heeft op de verwezenlijking van de grensoverschrijdende fusie en, in voorkomend geval, de oprichting van een nieuwe uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap wanneer de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap onder zijn nationale wetgeving ressorteert. Deze instantie vergewist zich er met name van dat de fuserende vennootschappen gemeenschappelijke voorstellen voor een grensoverschrijdende fusie van gelijke strekking hebben goedgekeurd en dat, in voorkomend geval, de regelingen met betrekking tot het medezeggenschap van de werknemers zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 16.

2.   Daartoe legt elke fuserende vennootschap het in artikel 10, lid 2, bedoelde attest voor aan de in lid 1 bedoelde instantie binnen een termijn van zes maanden na de afgifte ervan, samen met een afschrift van het gemeenschappelijk voorstel voor een grensoverschrijdende fusie dat door de in artikel 9 bedoelde algemene vergadering is goedgekeurd.

Artikel 12

Van kracht worden van de grensoverschrijdende fusie

De wetgeving van de lidstaat waaronder de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap valt, bepaalt op welke datum de grensoverschrijdende fusie van kracht wordt. Deze datum moet vallen na de uitvoering van alle in artikel 11 bedoelde controles.

Artikel 13

Register

De wetgeving van elk van de lidstaten waaronder de fuserende vennootschappen ressorteerden, bepaalt, overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 68/151/EEG, op welke wijze de totstandkoming van de grensoverschrijdende fusie op het grondgebied van de betrokken lidstaat wordt bekendgemaakt in het openbare register waar elke vennootschap haar akten dient neer te leggen.

Het register waar de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap wordt ingeschreven, stelt het register waar elke vennootschap akten diende neer te leggen ten bewijze dat de grensoverschrijdende fusie van kracht is geworden, onverwijld van de totstandkoming in kennis. In voorkomend geval mag de oude inschrijving niet eerder dan bij ontvangst van deze kennisgeving worden verwijderd.

Artikel 14

Rechtsgevolgen van de grensoverschrijdende fusie

1.   De grensoverschrijdende fusie overeenkomstig artikel 2, punt 2, onder a) en c), heeft met ingang van de in artikel 12 bedoelde datum de volgende rechtsgevolgen:

a)

het vermogen van de overgenomen vennootschap, zowel activa als passiva, gaat in zijn geheel over op de overnemende vennootschap;

b)

de deelgerechtigden van de overgenomen vennootschap worden deelgerechtigden van de overnemende vennootschap;

c)

de overgenomen vennootschap houdt op te bestaan.

2.   De grensoverschrijdende fusie overeenkomstig artikel 2, punt 2, onder b), heeft met ingang van de in artikel 12 bedoelde datum de volgende rechtsgevolgen:

a)

het vermogen van de fuserende vennootschappen, zowel activa als passiva, gaat in zijn geheel over op de nieuwe vennootschap;

b)

de deelgerechtigden van de fuserende vennootschappen worden deelgerechtigden van de nieuwe vennootschap;

c)

de fuserende vennootschappen houden op te bestaan.

3.   Wanneer de wetgeving van een lidstaat bij grensoverschrijdende fusie van vennootschappen die onder deze richtlijn vallen, bijzondere formaliteiten voorschrijft om de overgang van bepaalde door de fuserende vennootschappen ingebrachte zaken, rechten en verplichtingen aan derden te kunnen tegenwerpen, worden deze formaliteiten verricht door de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap.

4.   De rechten en de verplichtingen van de fuserende vennootschappen die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten of dienstverbanden, en die bestaan op de datum waarop de grensoverschrijdende fusie van kracht wordt, worden door het van kracht worden van die grensoverschrijdende fusie op de datum daarvan op de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap overgedragen.

5.   Aandelen van de overnemende vennootschap mogen niet worden geruild voor aandelen van de overgenomen vennootschap door hetzij:

a)

de overnemende vennootschap of een persoon die in eigen naam, maar voor rekening van deze vennootschap handelt; hetzij

b)

de overgenomen vennootschap of een persoon die in eigen naam, maar voor rekening van deze vennootschap handelt.

Artikel 15

Vereenvoudigde formaliteiten

1.   Wanneer een grensoverschrijdende fusie via overneming wordt verwezenlijkt door een vennootschap die houdster is van alle aandelen en alle andere effecten waaraan stemrechten in de algemene vergadering van de overgenomen vennootschap of vennootschappen verbonden zijn

zijn de bepalingen van artikel 5, onder b), c) en e), artikel 8 en artikel 14, lid 1, onder b), niet van toepassing;

is artikel 9, lid 1, niet van toepassing op de overgenomen vennootschap of vennootschappen.

2.   Wanneer een grensoverschrijdende fusie via overneming wordt verwezenlijkt door een vennootschap die houdster is van ten minste 90 %, maar niet van alle aandelen en andere waardepapieren waaraan stemrechten in de algemene vergadering van de overgenomen vennootschap of vennootschappen verbonden zijn, worden de verslagen van één of meer onafhankelijke deskundigen en de voor het toezicht vereiste bescheiden alleen verlangd, voorzover deze verlangd worden bij het nationale recht waaronder de overnemende vennootschap of de overgenomen vennootschap ressorteert.

Artikel 16

Werknemersmedezeggenschap

1.   Onverminderd lid 2 is de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap onderworpen aan de voorschriften betreffende werknemersmedezeggenschap die in voorkomend geval van toepassing zijn in de lidstaat waar zij haar statutaire zetel heeft.

2.   De voorschriften betreffende werknemersmedezeggenschap die in voorkomend geval van toepassing zijn in de lidstaat waar de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap haar statutaire zetel heeft, zijn evenwel niet van toepassing, indien ten minste één van de fuserende vennootschappen in de zes maanden voorafgaand aan de bekendmaking van het voorstel voor een grensoverschrijdende fusie als bedoeld in artikel 6 gemiddeld meer dan 500 werknemers heeft en werkt met een stelsel van werknemersmedezeggenschap in de zin van artikel 2, onder k), van Richtlijn 2001/86/EG, of indien de nationale wetgeving van toepassing op de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap, niet

a)

voorziet in ten minste hetzelfde niveau van werknemersmedezeggenschap dat van toepassing is in de betrokken fuserende vennootschappen, gemeten naar het werknemersaantal in het toezichthoudend of het bestuursorgaan, in de commissies van die organen of in het leidinggevende orgaan dat verantwoordelijk is voor de winstbepalende entiteiten van de vennootschap, of

b)

voorschrijft dat werknemers van in andere lidstaten gelegen vestigingen van de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap hetzelfde recht tot uitoefening van medezeggenschapsrechten hebben als de werknemers in de lidstaat waar de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap haar statutaire zetel heeft.

3.   In de in lid 2 bedoelde gevallen wordt de medezeggenschap van werknemers in de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap en de wijze waarop de werknemers bij de vaststelling van die rechten worden betrokken, door de lidstaten op overeenkomstige wijze en onverminderd de leden 4 tot en met 7 geregeld volgens de beginselen en regelingen vervat in artikel 12, leden 2, 3 en 4, van Verordening (EG) nr. 2157/2001 en de volgende bepalingen van Richtlijn 2001/86/EG:

a)

artikel 3, leden 1, 2 en 3, lid 4, eerste alinea, eerste streepje, en tweede alinea, en de leden 5 en 7;

b)

artikel 4, lid 1, lid 2, onder a), g) en h), en lid 3;

c)

artikel 5;

d)

artikel 6;

e)

artikel 7, lid 1, lid 2, eerste alinea, onder b), en tweede alinea, en lid 3. Voor de toepassing van deze richtlijn worden de in artikel 7, lid 2, eerste alinea, onder b), van Richtlijn 2001/86/EG vastgestelde percentages inzake de toepassing van de in deel 3 van de bijlage bij Richtlijn 2001/86/EG vastgestelde referentievoorschriften opgetrokken van 25 % naar 33 1/3 %;

f)

de artikelen 8, 10 en 12;

g)

artikel 13, lid 4;

h)

deel 3 van de bijlage, onder b).

4.   Bij het in regelgeving omzetten van de in lid 3 bedoelde beginselen en regelingen:

a)

geven de lidstaten de betrokken organen van de fuserende vennootschappen het recht ervoor te kiezen om zich zonder voorafgaande onderhandelingen rechtstreeks te onderwerpen aan de in lid 3, onder h), bedoelde referentievoorschriften, vervat in de wetgeving van de lidstaat waar de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap haar statutaire zetel heeft, en zich vanaf de datum van inschrijving in het register aan deze referentievoorschriften te houden;

b)

geven de lidstaten de bijzondere onderhandelingsgroep het recht om, bij een meerderheid van twee derde van haar leden, die ten minste twee derde van de werknemers vertegenwoordigt en de stemmen omvat van leden die werknemers in ten minste twee verschillende lidstaten vertegenwoordigen, te besluiten van onderhandelingen af te zien of reeds geopende onderhandelingen te beëindigen en zich te verlaten op de medezeggenschapsvoorschriften die van kracht zijn in de lidstaat waar de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap haar statutaire zetel heeft;

c)

kunnen de lidstaten, wanneer na eerdere onderhandelingen de referentievoorschriften inzake medezeggenschap van toepassing zijn en niettegenstaande deze referentievoorschriften, bepalen dat het aantal werknemersvertegenwoordigers in het bestuursorgaan van de uit de fusie ontstane vennootschap wordt beperkt. Wanneer echter in één van de fuserende vennootschappen ten minste een derde van de leden van het toezichthoudend of het bestuursorgaan werknemersvertegenwoordigers waren, kan het aantal werknemersvertegenwoordigers nooit zodanig worden beperkt dat in het bestuursorgaan minder dan een derde van de leden werknemersvertegenwoordiger zijn.

5.   Een lidstaat die kiest voor uitbreiding van de medezeggenschapsrechten tot werknemers van de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap in andere lidstaten, bedoeld in lid 2, onder b), is er geenszins toe gehouden die werknemers mee te tellen bij de berekening van het aantal werknemers waarboven volgens het nationale recht medezeggenschapsrechten gelden.

6.   Indien evenwel ten minste één van de aan de fusie deelnemende vennootschappen werkt met een stelsel van werknemersmedezeggenschap en de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap volgens de in lid 2 bedoelde voorschriften onder een dergelijk stelsel moet vallen, is die vennootschap verplicht een rechtsvorm aan te nemen die de uitoefening van medezeggenschapsrechten mogelijk maakt.

7.   Indien de uit de grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap werkt met een stelsel van werknemersmedezeggenschap, is de vennootschap verplicht maatregelen te nemen om de medezeggenschapsrechten van de werknemers te beschermen in geval van eventuele binnenlandse fusies die tot stand zouden komen binnen drie jaar nadat de grensoverschrijdende fusie van kracht is geworden, door de in dit artikel vastgestelde voorschriften op overeenkomstige wijze toe te passen.

Artikel 17

Nietigheid

De nietigheid van een overeenkomstig artikel 12 van kracht geworden grensoverschrijdende fusie kan niet worden uitgesproken.

Artikel 18

Herziening

Vijf jaar na de in artikel 19, eerste alinea, genoemde datum onderzoekt de Commissie deze richtlijn in het licht van de ervaring die met de toepassing ervan is opgedaan en stelt zij, indien nodig, voor deze te herzien.

Artikel 19

Omzetting

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 15 december 2007 aan deze richtlijn te voldoen.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 20

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 21

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 26 oktober 2005.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BORREL FONTELLES

Voor de Raad

De voorzitter

D. ALEXANDER


(1)  PB C 117 van 30.4.2004, blz. 43.

(2)  Advies van het Europees Parlement van 10 mei 2005 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt) en besluit van de Raad van 19 september 2005.

(3)  Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de „EG-concentratieverordening”) (PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1).

(4)  PB L 225 van 12.8.1998, blz. 16.

(5)  PB L 82 van 22.3.2001, blz. 16.

(6)  PB L 80 van 23.3.2002, blz. 29.

(7)  PB L 254 van 30.9.1994, blz. 64. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 97/74/EG (PB L 10 van 16.1.1998, blz. 22).

(8)  PB L 294 van 10.11.2001, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 885/2004 (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 1).

(9)  PB L 294 van 10.11.2001, blz. 22.

(10)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.

(11)  Eerste Richtlijn 68/151/EEG van de Raad van 9 maart 1968 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van artikel 58, lid 2, van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB L 65 van 14.3.1968, blz. 8). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

(12)  PB L 295 van 20.10.1978, blz. 36. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.