27.7.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 195/15


RICHTLIJN 2005/47/EG VAN DE RAAD

van 18 juli 2005

betreffende de overeenkomst tussen de Gemeenschap van Europese Spoorwegen (CER) en de Europese Federatie van Vervoerswerknemers (ETF) inzake bepaalde aspecten van de arbeidsvoorwaarden voor mobiele werknemers die interoperabele grensoverschrijdende diensten in de spoorwegsector verrichten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 139, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Deze richtlijn eerbiedigt de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verankerde grondrechten en beginselen; zij beoogt de volledige naleving te waarborgen van artikel 31 van dat Handvest, waarin is bepaald dat iedere werknemer recht heeft op gezonde, veilige en waardige arbeidsomstandigheden, op een beperking van de maximumarbeidsuur en op dagelijkse en wekelijkse rusttijden, alsmede op een jaarlijkse vakantie met behoud van loon.

(2)

Overeenkomstig artikel 139, lid 2, van het Verdrag kunnen de sociale partners gezamenlijk verzoeken dat op communautair niveau gesloten overeenkomsten ten uitvoer worden gelegd door een besluit van de Raad op voorstel van de Commissie.

(3)

De Raad heeft Richtlijn 93/104/EG van 23 november 1993 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (1) aangenomen, waarbij onder meer de sector spoorwegvervoer buiten het toepassingsgebied is gehouden. Het Europees Parlement en de Raad hebben Richtlijn 2000/34/EG (2) tot wijziging van Richtlijn 93/104/EG aangenomen om de voordien van laatstgenoemde richtlijn uitgesloten sectoren en activiteiten alsnog te bestrijken.

(4)

Het Europees Parlement en de Raad hebben Richtlijn 2003/88/EG van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (3) aangenomen, die Richtlijn 93/104/EG codificeert en intrekt.

(5)

In Richtlijn 2003/88/EG is bepaald dat van de artikelen 3, 4, 5, 8 en 16 kan worden afgeweken voor spoorwegpersoneel dat zijn arbeidstijd aan boord van treinen doorbrengt.

(6)

De Gemeenschap van Europese Spoorwegen (CER) en de Europese Federatie van Vervoerswerknemers (ETF) hebben de Commissie in kennis gesteld van hun wens om overeenkomstig artikel 139, lid 1, van het Verdrag onderhandelingen te beginnen.

(7)

Deze organisaties hebben op 27 januari 2004 een overeenkomst gesloten inzake bepaalde aspecten van de arbeidsvoorwaarden voor mobiele werknemers die interoperabele grensoverschrijdende diensten verrichten, hierna „de overeenkomst” te noemen.

(8)

De overeenkomst bevat een gezamenlijk verzoek aan de Commissie om tenuitvoerlegging van de overeenkomst door een besluit van de Raad op voorstel van de Commissie, overeenkomstig artikel 139, lid 2, van het Verdrag.

(9)

Op mobiele werknemers die interoperabele grensoverschrijdende diensten verrichten is Richtlijn 2003/88/EG van toepassing, voorzover in deze onderhavige richtlijn en in de aan deze richtlijn gehechte overeenkomst geen specifiekere bepalingen zijn opgenomen.

(10)

Het meest geschikte instrument voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomst is een richtlijn in de zin van artikel 249 van het Verdrag.

(11)

Gezien de verwezenlijking van de interne markt in de sector spoorwegvervoer en de concurrentie in die sector kunnen de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk de bescherming van de gezondheid en veiligheid, niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt, zodat de Gemeenschap overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag maatregelen kan nemen. Overeenkomstig het in dat artikel vervatte proportionaliteitsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(12)

De rol van de huidige en nieuwe actoren in de Europese spoorwegsector moet nauwlettend worden gevolgd, opdat deze sector zich in de gehele Gemeenschap op harmonieuze wijze kan ontwikkelen. In de desbetreffende Europese sociale dialoog moet plaats zijn voor deze ontwikkeling en moet daarmee zoveel mogelijk rekening worden gehouden.

(13)

Wat de in de overeenkomst gebruikte, maar niet nader gedefinieerde, termen betreft, laat de richtlijn de lidstaten vrij om, evenals bij andere richtlijnen inzake sociaal beleid waarin soortgelijke termen worden gebruikt, die termen te definiëren overeenkomstig hun nationale wetgeving en praktijk, mits deze definities verenigbaar zijn met de overeenkomst.

(14)

De Commissie heeft haar voorstel voor een richtlijn opgesteld overeenkomstig haar mededeling van 20 mei 1998 over de aanpassing en bevordering van de sociale dialoog op communautair niveau, en daarbij rekening gehouden met de representativiteit van de overeenkomstsluitende partijen en de rechtsgeldigheid van de bepalingen van de overeenkomst; de ondertekenende partijen zijn samen voldoende representatief voor de mobiele werknemers die op interoperabele grensoverschrijdende diensten van de spoorwegondernemingen worden ingezet.

(15)

De Commissie heeft haar voorstel voor een richtlijn opgesteld overeenkomstig artikel 137, lid 2, van het Verdrag, dat bepaalt dat in richtlijnen op sociaal gebied wordt vermeden zodanige administratieve, financiële en juridische verplichtingen op te leggen dat de oprichting en ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen daardoor zou kunnen worden belemmerd.

(16)

Deze richtlijn en de overeenkomst stellen minimumnormen vast; de lidstaten en/of de sociale partners moeten de mogelijkheid hebben gunstigere bepalingen te handhaven of in te voeren.

(17)

De Commissie heeft het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s in kennis gesteld door toezending van het voorstel tot uitvoering van de overeenkomst.

(18)

Het Europees Parlement heeft op 26 mei 2005 een resolutie over de overeenkomst van de sociale partners aangenomen.

(19)

De tenuitvoerlegging van de overeenkomst draagt bij tot de verwezenlijking van de in artikel 136 van het Verdrag bedoelde doelstellingen.

(20)

Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel akkoord „Beter wetgeven” (4) worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die voorzover mogelijk het verband weergeven tussen de richtlijnen en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Het doel van deze richtlijn is de uitvoering van de op 27 januari 2004 gesloten overeenkomst tussen de Gemeenschap van Europese Spoorwegen (CER) en de Europese Federatie van Vervoerswerknemers (ETF) inzake bepaalde aspecten van de arbeidsvoorwaarden voor mobiele werknemers die interoperabele grensoverschrijdende diensten verrichten.

De tekst van de overeenkomst is aan deze richtlijn gehecht.

Artikel 2

1.   De lidstaten kunnen gunstigere bepalingen handhaven of invoeren dan die welke in deze richtlijn zijn opgenomen.

2.   De uitvoering van deze richtlijn mag in geen geval een rechtvaardiging vormen voor een verlaging van het algemene beschermingsniveau van de werknemers op de onder deze richtlijn vallende gebieden. Dit doet geen afbreuk aan de rechten van de lidstaten en/of de sociale partners om in het licht van de ontwikkelingen andersluidende wettelijke, bestuursrechtelijke en contractuele bepalingen aan te nemen dan die welke op het tijdstip van de goedkeuring van deze richtlijn van kracht zijn, mits de hand wordt gehouden aan de minimumeisen van deze richtlijn.

Artikel 3

Onverminderd hetgeen in bijgaande overeenkomst is bepaald over de follow-up en evaluatie door de ondertekenende partijen, brengt de Commissie na overleg met werkgevers en werknemers op Europees niveau uiterlijk op 27 juli 2011 aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de uitvoering van deze richtlijn in de context van de ontwikkeling van de spoorwegsector.

Artikel 4

De lidstaten bepalen welke sancties van toepassing zijn op overtredingen van de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en treffen alle maatregelen die nodig zijn om de tenuitvoerlegging van die sancties te verzekeren. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 27 juli 2008 van deze bepalingen in kennis en delen haar alle latere wijzigingen zo spoedig mogelijk mee.

Artikel 5

De lidstaten doen, na raadpleging van de sociale partners, de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 27 juli 2008 aan deze richtlijn te voldoen, of vergewissen zich ervan dat de sociale partners uiterlijk op die datum via overeenkomsten de nodige maatregelen nemen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

De lidstaten nemen alle noodzakelijke maatregelen om te allen tijde de door deze richtlijn geëiste resultaten te kunnen waarborgen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 6

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 7

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 18 juli 2005.

Voor de Raad

De voorzitster

M. BECKETT


(1)  PB L 307 van 13.12.1993, blz. 18. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/34/EG.

(2)  PB L 195 van 1.8.2000, blz. 41.

(3)  PB L 229 van 18.11.2003, blz. 9.

(4)  PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.


OVEREENKOMST

tussen de Europese Federatie van Vervoerswerknemers (ETF) en de Gemeenschap van Europese Spoorwegen (CER) inzake bepaalde aspecten van de arbeidsvoorwaarden voor mobiele werknemers die interoperabele grensoverschrijdende diensten verrichten

GELET OP:

de ontwikkeling van het spoorvervoer, die noopt tot modernisering van het systeem en tot ontwikkeling van Trans-Europees verkeer en dus van interoperabele diensten;

de noodzaak om veilig grensoverschrijdend verkeer te ontwikkelen en de gezondheid en de veiligheid van mobiele werknemers die interoperabele grensoverschrijdende diensten verrichten, te beschermen;

de noodzaak te voorkomen dat mededinging uitsluitend op verschillen in arbeidsvoorwaarden wordt gebaseerd;

het belang van verbetering van het spoorvervoer binnen de Europese Unie;

de gedachte dat deze doelstellingen kunnen worden bereikt met gemeenschappelijke regels inzake minimumnormen waaraan de arbeidsvoorwaarden voor mobiele werknemers die interoperabele grensoverschrijdende diensten verrichten moeten voldoen;

de overtuiging dat het aantal van dergelijke mobiele werknemers de komende jaren zal toenemen;

het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 138 en artikel 139, lid 2;

Richtlijn 93/104/EG (gewijzigd bij Richtlijn 2000/34/EG), en met name op de artikelen 14 en 17;

het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome, 19 juni 1980);

het feit dat artikel 139, lid 2, van het Verdrag bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de op communautair niveau gesloten overeenkomsten geschiedt op gezamenlijk verzoek van de ondertekenende partijen, door een besluit van de Raad op voorstel van de Commissie;

het feit dat de ondertekenende partijen bij dezen een dergelijk verzoek doen,

ZIJN DE ONDERTEKENENDE PARTIJEN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Clausule 1

Toepassingsgebied

Deze overeenkomst is van toepassing op mobiel spoorwegpersoneel dat wordt ingezet voor interoperabele grensoverschrijdende diensten van spoorwegondernemingen.

Deze overeenkomst is van facultatieve toepassing op lokaal en regionaal grensoverschrijdend personenverkeer, op grensoverschrijdend vrachtverkeer met bestemmingen die niet verder dan 15 km aan gene zijde van de grens gelegen zijn, en op het verkeer van en naar de officiële grensstations die op de in de bijlage opgenomen lijst staan vermeld.

Deze overeenkomst is eveneens facultatief voor treinen op grensoverschrijdende trajecten, waarbij zowel vertrek- als aankomstpunt zich op de infrastructuur van één bepaalde lidstaat bevinden, maar waarbij onderweg gebruik wordt gemaakt van de infrastructuur van een andere lidstaat, zonder dat daar wordt gestopt (hetgeen dus als nationaal vervoer kan worden beschouwd).

Wat betreft mobiele werknemers die interoperabele grensoverschrijdende diensten verrichten, is Richtlijn 93/104/EG niet van toepassing op die aspecten waarvoor in deze overeenkomst meer specifieke bepalingen zijn opgenomen.

Clausule 2

Definities

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:

1)

„interoperabele grensoverschrijdende diensten”: grensoverschrijdende diensten waarvoor de spoorwegondernemingen in het bezit dienen te zijn van ten minste twee veiligheidscertificaten als bedoeld in Richtlijn 2001/14/EG;

2)

„mobiele werknemer die interoperabele grensoverschrijdende diensten verricht”: iedere werknemer die als lid van een treinbemanning per werkdag gedurende meer dan één uur voor interoperabele grensoverschrijdende diensten wordt ingezet;

3)

„arbeidstijd”: de tijd waarin de werknemer werkzaam is, ter beschikking van de werkgever staat en zijn werkzaamheden of functie uitoefent, overeenkomstig de nationale wetten en/of gebruiken;

4)

„rusttijd”: de tijd die geen arbeidstijd is;

5)

„nachtdienst”: een tijdvak van ten minste zeven uur, zoals vastgesteld bij de nationale wetgeving, dat in ieder geval de periode tussen middernacht en 5.00 uur omvat;

6)

„nachtdienst”: elke dienst waarbij gedurende ten minste drie uur binnen de nachttijd wordt gewerkt;

7)

„rusttijd buitenshuis”: dagelijkse rusttijd die niet kan worden doorgebracht op de normale verblijfplaats van de mobiele werknemer;

8)

„machinist”: iedere werknemer die belast is met het besturen van een locomotief;

9)

„rijtijd”: de duur van de ingeroosterde activiteit waarbij de machinist verantwoordelijk is voor het besturen van een locomotief, met uitsluiting van de tijd die is voorzien voor het in- en uitschakelen van de machines. Ingeroosterde onderbrekingen waarin de machinist verantwoordelijk blijft voor de locomotief, vallen wel onder de rijtijd.

Clausule 3

Dagelijkse rusttijd thuis

De dagelijkse rusttijd thuis omvat ten minste twaalf aaneengesloten uren per tijdvak van 24 uur.

Deze rusttijd kan eenmaal per tijdvak van zeven dagen worden verkort tot ten minste negen uur. In dat geval wordt het verschil tussen de rusttijd van twaalf uur en de verkorte rusttijd toegevoegd aan de eerstvolgende rusttijd thuis.

Tussen twee dagelijkse rusttijden buitenshuis mag geen aanzienlijk verkorte dagelijkse rusttijd worden gepland.

Clausule 4

Dagelijkse rusttijd buitenshuis

De dagelijkse rusttijd buitenshuis omvat ten minste acht aaneengesloten uren per tijdvak van 24 uur.

Een buitenshuis doorgebrachte dagelijkse rusttijd wordt gevolgd door een dagelijkse rusttijd thuis (1).

Aanbevolen wordt er zorg voor te dragen dat werknemers de rusttijd buitenshuis op een comfortabele wijze kunnen doorbrengen.

Clausule 5

Pauzes

a)   Machinisten

Indien de arbeidstijd van een machinist meer dan acht uur bedraagt, geniet hij gedurende de werkdag een pauze van ten minste 45 minuten;

of

indien de arbeidstijd tussen 6 en 8 uur bedraagt, bedraagt deze pauze ten minste 30 minuten en wordt deze gedurende de werkdag genoten.

Het moment waarop de pauze kan worden genoten en de duur ervan dienen te volstaan om de werknemer daadwerkelijk te laten uitrusten.

In geval van treinvertragingen kunnen de pauzes tijdens de betreffende werkdag worden aangepast.

Een deel van de pauze wordt zo mogelijk toegekend tussen het derde en zesde werkuur.

Clausule 5 a) is niet van toepassing indien er een tweede machinist is. In dat geval worden de voorwaarden voor het toekennen van pauzes op nationaal niveau geregeld.

b)   Overig treinpersoneel

Overig treinpersoneel heeft recht op een pauze van ten minste 30 minuten, indien de arbeidstijd meer dan zes uur bedraagt.

Clausule 6

Wekelijkse rusttijd

Iedere mobiele werknemer die interoperabele grensoverschrijdende diensten verricht, heeft in elk tijdvak van zeven dagen recht op een rusttijd van ten minste 24 ononderbroken uren, vermeerderd met de in artikel 3 genoemde twaalf uur dagelijkse rusttijd.

Mobiele werknemers hebben per jaar recht op 104 rusttijden van 24 uur, waarin de 52 wekelijkse rusttijden van 24 uur begrepen zijn.

Hieronder vallen ook:

12 dubbele rusttijden (van 48 uur plus de dagelijkse rusttijd van 12 uur), die de zaterdag en de zondag omvatten.

en

12 dubbele rusttijden (van 48 uur plus de dagelijkse rusttijd van 12 uur), zonder de garantie dat deze op een zaterdag of een zondag vallen.

Clausule 7

Rijtijd

De rijtijd, zoals gedefinieerd in artikel 2, bedraagt maximaal negen uur indien de dienst overdag wordt uitgevoerd, en acht uur indien de dienst gedurende de nacht, tussen twee dagelijkse rusttijden, wordt uitgevoerd.

De maximumrijtijd per tijdvak van twee weken bedraagt 80 uren.

Clausule 8

Controle

Met het oog op toezicht op de naleving van de bepalingen van deze overeenkomst wordt er een diensttabel bijgehouden met daarop vermeld de dagelijkse arbeidsuren en rusttijden van het mobiele personeel. Gegevens over het aantal daadwerkelijke arbeidsuren dienen beschikbaar te zijn. Deze diensttabel dient ten minste één jaar bij de onderneming te worden bewaard.

Clausule 9

Niet-verlagingsclausule

De tenuitvoerlegging van deze overeenkomst kan in geen geval een reden vormen voor het verlagen van het algemene beschermingsniveau van mobiele werknemers die interoperabele grensoverschrijdende diensten verrichten.

Clausule 10

Follow-up van de overeenkomst

De ondertekenaars van deze overeenkomst zien in het kader van het Comité voor de sectorale dialoog voor de spoorwegsector (ingesteld overeenkomstig Besluit 98/500/EG van de Commissie) toe op de tenuitvoerlegging en toepassing ervan.

Clausule 11

Evaluatie

Twee jaar na ondertekening van deze overeenkomst evalueren de partijen bovenstaande bepalingen in het licht van de eerste ervaringen met de ontwikkeling van interoperabele grensoverschrijdende diensten.

Clausule 12

Toetsing

Twee jaar na het verstrijken van de uitvoeringstermijn, zoals vastgesteld bij het besluit van de Raad betreffende de inwerkingstelling van deze overeenkomst, worden bovenstaande bepalingen door de partijen getoetst.

Gedaan te Brussel, 27 januari 2004.

Namens de CER

Giancarlo CIMOLI

De voorzitter

Johannes LUDEWIG

Uitvoerend directeur

Francesco FORLENZA

voorzitter van het comité van directeuren Personeelszaken

Jean-Paul PREUMONT

Adviseur Sociale zaken

Namens de ETF

Norbert HANSEN

De voorzitter van de sectie Spoorwegen

Jean-Louis BRASSEUR

De vice-voorzitter van de sectie Spoorwegen

Doro ZINKE

Secretaris-generaal

Sabine TRIER

Secretaris Beleid


(1)  Partijen zijn het erover eens dat de onderhandelingen over een tweede, aansluitende rustperiode buitenshuis en compensatie voor rustperioden buitenshuis kunnen worden gevoerd door de sociale partners, op het niveau van de spoorwegonderneming of op nationaal niveau naargelang de situatie. Twee jaar na ondertekening van deze overeenkomst zullen opnieuw onderhandelingen op Europees niveau plaatsvinden over het aantal aansluitende rustperioden buitenshuis en de compensatie voor rustperioden buitenshuis.

BIJLAGE

Lijst van officiële grensstations die buiten de 15-kilometergrens zijn gelegen en waarop deze overeenkomst van facultatieve toepassing is

 

RZEPIN (PL)

 

TUPLICE (PL)

 

ZEBRZYDOWICE (PL)

 

DOMODOSSOLA (I)