22.1.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 20/19


RICHTLIJN 2005/3/EG VAN DE COMMISSIE

van 19 januari 2005

tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde imazosulfuron, laminarin, methoxyfenozide en S-metolachloor op te nemen als werkzame stoffen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Duitsland heeft op 27 juni 1996 overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van Spiess-Urania Chemicals GmbH een aanvraag ontvangen tot opneming van de werkzame stof imazosulfuron in bijlage I bij die richtlijn. Bij Beschikking 97/865/EG van de Commissie (2) is bevestigd dat het dossier „volledig” is, dat wil zeggen dat het in beginsel voldoet aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG.

(2)

België heeft op 29 maart 2001 overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van Goëmar SA een aanvraag ontvangen tot opneming van de werkzame stof laminarin in bijlage I bij die richtlijn. Bij Beschikking 2001/861/EG van de Commissie (3) is bevestigd dat het dossier „volledig” is, dat wil zeggen dat het in beginsel voldoet aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG.

(3)

Het Verenigd Koninkrijk heeft op 21 februari 2000 overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van Rohm and Haas France SA (nu Dow AgroSciences) een aanvraag ontvangen tot opneming van de werkzame stof methoxyfenozide in bijlage I bij die richtlijn. Bij Beschikking 2001/385/EG van de Commissie (4) is bevestigd dat het dossier „volledig” is, dat wil zeggen dat het in beginsel voldoet aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG.

(4)

België heeft op 1 augustus 1997 overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG van Novartis NV (nu Syngenta) een aanvraag ontvangen tot opneming van de werkzame stof S-metolachloor in bijlage I bij die richtlijn. Bij Beschikking 98/512/EG van de Commissie (5) is bevestigd dat het dossier „volledig” is, dat wil zeggen dat het in beginsel voldoet aan de voorschriften inzake gegevens en informatie van de bijlagen II en III bij Richtlijn 91/414/EEG.

(5)

De uitwerking van deze werkzame stoffen op de gezondheid van de mens en het milieueffect ervan zijn overeenkomstig artikel 6, leden 2 en 4, van Richtlijn 91/414/EEG beoordeeld voor de door de aanvragers voorgestelde toepassingen. De als rapporteur aangewezen lidstaten hebben op 17 juni 1998 bij de Commissie een ontwerpevaluatieverslag ingediend voor imazosulfuron, op 2 juni 2003 voor laminarin, op 2 augustus 2002 voor methoxyfenozide en op 3 mei 1999 voor S-metolachloor.

(6)

De ontwerpevaluatieverslagen zijn door de lidstaten en de Commissie bestudeerd in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid. Dit onderzoek is op 8 oktober 2004 afgesloten met evaluatieverslagen van de Commissie over imazosulfuron, laminarin, methoxyfenozide en S-metolachloor.

(7)

Het dossier en het resultaat van het onderzoek betreffende imazosulfuron zijn ook aan het Wetenschappelijk Comité voor planten voorgelegd. Het verslag van dit comité is op 25 april 2001 formeel goedgekeurd (6).

(8)

Het comité was verzocht zich uit te spreken over de relevantie van de metaboliet IPSN gezien de aanwezigheid daarvan in bodem en water. Het comité kwam in zijn advies tot de conclusie dat IPSN in het grondwater geen gezondheidsrisico van betekenis oplevert en dat de risico's voor bodemmicro-organismen, ongewervelde waterdieren en vissen en het acute risico voor regenwormen voldoende in beschouwing zijn genomen. Het comité concludeerde ook dat op grond van de meest pessimistische blootstellingsschattingen nadere informatie nodig is om een aantal andere risico's van IPSN te kunnen beoordelen. Ten slotte concludeerde het comité dat het risico voor het milieu en het toxicologische risico voor de volksgezondheid als gevolg van de moederstof en/of andere metabolieten daarvan dan IPSN, die in sommige studies in vergelijkbare concentraties voorkwamen als IPSN, onvoldoende beoordeeld zijn en dus bij de verdere evaluatie in aanmerking moesten worden genomen.

(9)

Met de aanbevelingen van het Wetenschappelijk Comité is rekening gehouden tijdens de verdere evaluatie, bij de opstelling van deze richtlijn en in het evaluatieverslag.

(10)

Voor IPSN heeft de kennisgever aanvullende gegevens ingediend over het risico bij de meest pessimistische blootstellingsschattingen zoals het Wetenschappelijk Comité had aangegeven; deze gegevens zijn beoordeeld. Op grond van de door de kennisgever verstrekte aanvullende gegevens heeft het Permanent Comité geconcludeerd dat er onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen schadelijke effecten op de mens optreden als gevolg van IPSN.

(11)

Wat imazosulfuron zelf en andere metabolieten dan IPSN betreft, komen naast IPSN geen andere metabolieten voor in concentraties die relevant geacht worden in de zin van Richtlijn 91/414/EEG. Het Permanent Comité is daarom tot de conclusie gekomen dat het risico met de beschikbare gegevens kan worden beoordeeld.

(12)

In aansluiting hierop kwam het Permanent Comité tot de conclusie dat onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden, met name bij de maximale dosering van 0,05 kg werkzame stof/ha, imazosulfuron en de metabolieten daarvan geen schadelijke gevolgen voor de mens en geen onaanvaardbaar risico voor het milieu zullen opleveren, mits de juiste risicoverlagende maatregelen worden toegepast.

(13)

Bij het onderzoek van laminarin, methoxyfenozide en S-metolachloor zijn geen vragen of problemen aan het licht gekomen waarover het Wetenschappelijk Comité voor planten of de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid moest worden geraadpleegd.

(14)

Uit de verschillende analyses is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stoffen bevatten, in het algemeen zullen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), en lid 3, van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen waarvoor ze zijn onderzocht en die zijn opgenomen in de evaluatieverslagen van de Commissie. Imazosulfuron, laminarin, methoxyfenozide en S-metolachloor moeten dus in bijlage I worden opgenomen zodat gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stoffen bevatten, in alle lidstaten overeenkomstig die richtlijn kunnen worden toegelaten.

(15)

De lidstaten moeten na de opneming van imazosulfuron, laminarin, methoxyfenozide en S-metolachloor in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG over een redelijke termijn beschikken om de bepalingen van die richtlijn ten uitvoer te leggen ten aanzien van gewasbeschermingsmiddelen die deze stoffen bevatten en met name om binnen deze termijn bestaande voorlopige toelatingen overeenkomstig die richtlijn om te zetten in volwaardige toelatingen, te wijzigen of in te trekken.

(16)

Richtlijn 91/414/EEG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(17)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt gewijzigd zoals aangegeven in de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1.   De lidstaten dragen zorg voor vaststelling en bekendmaking uiterlijk op 30 september 2005 van de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie die bepalingen onverwijld mede, alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 oktober 2005.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

1.   De lidstaten onderzoeken de toelating van ieder gewasbeschermingsmiddel dat imazosulfuron, laminarin, methoxyfenozide of S-metolachloor bevat, om na te gaan of de in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG vastgestelde voorwaarden voor deze werkzame stoffen in acht zijn genomen. Indien nodig en uiterlijk op 30 september 2005 wijzigen zij de toelatingen of trekken zij deze in overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG.

2.   Op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG voeren de lidstaten overeenkomstig de uniforme beginselen in bijlage VI bij die richtlijn een nieuwe evaluatie uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat imazosulfuron, laminarin, methoxyfenozide of S-metolachloor bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 31 maart 2005 in bijlage I bij die richtlijn zijn opgenomen. Op grond van die evaluatie bepalen zij of het middel voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b), c), d) en e), van Richtlijn 91/414/EEG.

Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:

a)

als imazosulfuron, laminarin, methoxyfenozide of S-metolachloor de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating indien nodig uiterlijk op 30 september 2006 wordt gewijzigd of ingetrokken, of

b)

als het gewasbeschermingsmiddel naast imazosulfuron, laminarin, methoxyfenozide of S-metolachloor nog een of meer andere werkzame stoffen bevat, de toelating indien nodig uiterlijk op 30 september 2006 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de richtlijnen waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd, wordt gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op 1 april 2005.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 19 januari 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/99/EG van de Commissie (PB L 309 van 6.10.2004, blz. 6).

(2)  PB L 351 van 23.12.1997, blz. 67.

(3)  PB L 321 van 6.12.2001, blz. 34.

(4)  PB L 137 van 19.5.2001, blz. 30.

(5)  PB L 228 van 15.8.1998, blz. 35.

(6)  Opinion of the Scientific Committee on Plants regarding the inclusion of imazosulfuron in Annex I to Council Directive 91/414/EEC concerning the placing of plant protection products on the market — SCP/IMAZO/002-Final, gepubliceerd op 21 mei 2001.


BIJLAGE

In bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG worden aan het einde van de tabel de volgende rijen toegevoegd:

Nr.

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Inwerkingtreding

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

„95

Imazosulfuron

 

CAS-nr. 122548-33-8

 

CIPAC-nr. 590

1-(2-Chloorimidazo[1,2-α]pyridine-3-ylsulfonyl)-3-(4,6-dimethoxypyrimidine-2-yl)ureum

≥ 980 g/kg

1 april 2005

31 maart 2015

De stof mag alleen worden toegelaten voor gebruik als herbicide.

Voor de toepassing van de in bijlage VI opgenomen uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over imazosulfuron, met name de aanhangsels I en II, dat op 8 oktober 2004 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

Bij deze algehele evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de bescherming van water- en landplanten die niet tot de doelsoorten behoren. Zo nodig moeten risicoverlagende maatregelen worden toegepast.

96

Laminarin

 

CAS-nr. 9008-22-4

 

CIPAC-nr. 671

(1→3)-β-D-glucan

(volgens gezamenlijke IUPAC-IUB-commissie voor biochemische nomenclatuur)

≥ 860 g/kg droge stof

1 april 2005

31 maart 2015

De stof mag alleen worden toegelaten als elicitor van het zelfverdedigingsmechanisme van het gewas.

Voor de toepassing van de in bijlage VI opgenomen uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over laminarin, met name de aanhangsels I en II, dat op 8 oktober 2004 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

97

Methoxyfenozide

 

CAS-nr. 161050-58-4

 

CIPAC-nr. 656

N-tert-Butyl-N’-(3-methoxy-o-toluoyl)-3,5-xylohydrazide

≥ 970 g/kg

1 april 2005

31 maart 2015

De stof mag alleen worden toegelaten voor gebruik als insecticide.

Voor de toepassing van de in bijlage VI opgenomen uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over methoxyfenozide, met name de aanhangsels I en II, dat op 8 oktober 2004 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

Bij deze algehele evaluatie moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de bescherming van terrestrische en aquatische geleedpotigen die niet tot de doelsoorten behoren.

Zo nodig moeten risicoverlagende maatregelen worden toegepast.

98

S-metolachloor

 

CAS-nr. 87392-12-9 (S-isomeer)

 

178961-20-1 (R-isomeer) CIPAC-nr. 607

Mengsel van:

 

(aRS, 1 S)-2-chloor-N-(6-ethyl-o-tolyl)-N-(2-methoxy-1-methylethyl)aceetamide (80-100 %)

 

en

 

(aRS, 1 R)-2-chloor-N-(6-ethyl-o-tolyl)-N-(2-methoxy-1-methylethyl)aceetamide (20-0 %)

≥ 960 g/kg

1 april 2005

31 maart 2015

De stof mag alleen worden toegelaten voor gebruik als herbicide.

Voor de toepassing van de in bijlage VI opgenomen uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over S-metolachloor, met name de aanhangsels I en II, dat op 8 oktober 2004 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd.

Bij deze algehele evaluatie moeten de lidstaten:

bijzondere aandacht besteden aan de mogelijke verontreiniging van het grondwater, met name door de werkzame stof en de metabolieten CGA 51202 en CGA 354743, wanneer de werkzame stof wordt gebruikt in qua bodemgesteldheid en/of klimatologische omstandigheden kwetsbare gebieden,

bijzondere aandacht besteden aan de bescherming van waterplanten.

Zo nodig moeten risicoverlagende maatregelen worden toegepast.”.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.