22.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 337/51


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 14 december 2005

inzake het gecoördineerde controleprogramma op het gebied van diervoeding voor het jaar 2006 krachtens Richtlijn 95/53/EG van de Raad

(2005/925/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 95/53/EG van de Raad van 25 oktober 1995 tot vaststelling van de beginselen inzake de organisatie van de officiële controles op het gebied van diervoeding (1), en met name op artikel 22, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In 2005 hebben de lidstaten een aantal onderwerpen vastgesteld waarvoor in 2006 een gecoördineerd controleprogramma zou moeten worden uitgevoerd.

(2)

Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding (2) stelt weliswaar maximumgehalten aan aflatoxine B1 in diervoeders vast, maar er zijn geen communautaire voorschriften voor andere mycotoxinen, zoals ochratoxine A, zearalenon, deoxynivalenol, fumonisinen en T-2- en HT-2-toxinen. Met het oog op de verdere ontwikkeling van de wetgeving zou het verzamelen van informatie over de aanwezigheid van die mycotoxinen door steekproefsgewijze bemonstering nuttige gegevens voor een beoordeling van de situatie kunnen opleveren. Vooral bepaalde voedermiddelen zoals granen en oliehoudende zaden staan bloot aan contaminatie met mycotoxinen door de omstandigheden bij de oogst, de opslag en het vervoer. Aangezien de mycotoxineconcentratie van jaar tot jaar varieert, moeten voor alle genoemde mycotoxinen gegevens voor opeenvolgende jaren worden verzameld.

(3)

Eerdere resultaten van controles op de aanwezigheid van antibiotica en coccidiostatica in bepaalde diervoeders voor diersoorten of -categorieën waarvoor deze werkzame stoffen niet zijn toegestaan, duiden erop dat in dit verband nog steeds inbreuken voorkomen. Voorts is het overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (3) belangrijk er zorg voor te dragen dat de uitfasering van als toevoegingsmiddel gebruikte antibiotica daadwerkelijk wordt uitgevoerd.

(4)

Er moet op worden toegezien dat de verbodsbepalingen ten aanzien van het gebruik van voedermiddelen van dierlijke oorsprong in diervoeders, zoals vastgesteld in de desbetreffende Gemeenschapswetgeving, daadwerkelijk worden toegepast.

(5)

Het gehalte aan de sporenelementen koper en zink in mengvoeders voor varkens mag het maximumgehalte van Verordening (EG) nr. 1334/2003 van de Commissie van 25 juli 2003 tot wijziging van de toelatingsvoorwaarden voor een aantal toevoegingsmiddelen van de groep sporenelementen in diervoeders (4) niet overschrijden.

(6)

De in deze aanbeveling vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

BEVEELT DE LIDSTATEN AAN:

1)

In 2006 een gecoördineerd programma uit te voeren dat gericht is op de controle op:

a)

de concentratie van mycotoxinen (aflatoxine B 1 , ochratoxine A, zearalenon, deoxynivalenol, fumonisinen en T-2- en HT-2-toxinen) in diervoeders, waarbij zij de analysemethoden aangeven; de bemonstering moet zowel steekproefsgewijs als gericht geschieden; bij gerichte bemonstering gaat het bij de monsters om voedermiddelen waarvan vermoed wordt dat ze hogere mycotoxineconcentraties bevatten, zoals granen, oliehoudende zaden en vruchten, producten en bijproducten daarvan, alsmede voedermiddelen die lange tijd opgeslagen zijn geweest of over grote afstand over zee zijn aangevoerd. in het geval van aflatoxine B1 moet bijzondere aandacht worden besteed aan mengvoeders voor ander melkvee dan rundvee; voor de verslaglegging over de resultaten van de controles moet gebruik worden gemaakt van het model in bijlage I;

b)

coccidiostatica en/of histomonostatica, of deze nu wel of niet voor bepaalde diersoorten en -categorieën als toevoegingsmiddel in het voeder zijn toegestaan, die vaak voorkomen in niet-gemedicineerde voormengsels en mengvoeders waarin deze stoffen niet zijn toegestaan; bij de controles moet gericht naar deze stoffen in voormengsels en mengvoeders worden gezocht als de bevoegde autoriteit van mening is dat het vrij waarschijnlijk is dat er onregelmatigheden zullen worden aangetroffen; voor de verslaglegging over de resultaten van de controles moet gebruik worden gemaakt van het model in bijlage II;

c)

de tenuitvoerlegging van de uitfasering van antibiotica als toevoegingsmiddelen overeenkomstig bijlage II;

d)

de tenuitvoerlegging van verbodsbepalingen ten aanzien van de productie en het gebruik van voedermiddelen van dierlijke oorsprong, zoals uiteengezet in bijlage III;

e)

het gehalte aan koper en zink in mengvoeders voor varkens, zoals aangegeven in bijlage IV.

2)

De resultaten van het onder punt 1 bedoelde gecoördineerde controleprogramma op te nemen in een afzonderlijk hoofdstuk van het jaarverslag over de controleactiviteiten, dat uiterlijk op 1 april 2007 moet worden ingediend, en in de laatste versie van het geharmoniseerde modelverslag.

Gedaan te Brussel, 14 december 2005.

Voor de Commissie

Markos KYPRIANOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 265 van 8.11.1995, blz. 17. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 234 van 1.9.2001, blz. 55).

(2)  PB L 140 van 30.5.2002, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2005/8/EG van de Commissie (PB L 27 van 29.1.2005, blz. 44).

(3)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 378/2005 (PB L 59 van 5.3.2005, blz. 8).

(4)  PB L 187 van 26.7.2003, blz. 11. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2112/2003 (PB L 317 van 2.12.2003, blz. 22).


BIJLAGE I

Concentratie van bepaalde mycotoxinen (aflatoxine B1, ochratoxine A, zearalenon, deoxynivalenol, fumonisinen en T-2- en HT-2-toxinen) in diervoeders

Individuele resultaten van alle geteste monsters; model voor de in punt 1, onder a), bedoelde verslagen

Diervoeders

Monsterneming

(steekproef of gericht)

Type en concentratie van de mycotoxinen (μg/kg voor een diervoeder met een vochtgehalte van 12 %)

Klasse (1)

Type (2)

Land van oorsprong

Aflatoxine B1

Ochratoxine A

Zearalenon

Deoxynivalenol

Fumonisinen (3)

T-2- en HT-2-toxinen (4)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De bevoegde autoriteit dient ook het volgende aan te geven:

de maatregelen die bij het overschrijden van de maximumgehalten aan aflatoxine B1 worden genomen;

de gebruikte analysemethoden;

de aantoonbaarheidsgrenzen.


(1)  Kies een van de volgende klassen: voedermiddel, toevoegingsmiddel in diervoeders, voormengsel, aanvullend diervoeder, compleet voeder, mengvoeder.

(2)  Kies een van de volgende types: (a) voor voedermiddelen de benaming van het voedermiddel overeenkomstig deel B van de bijlage bij Richtlijn 96/25/EG van de Raad (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 35.); (b) voor andere diervoeders de doelsoorten.

(3)  De concentratie van de fumonisinen B1 en B2 kan als de som van beide worden gemeld.

(4)  De concentratie van de T-2- en HT-2-toxinen kan als de som van beide worden gemeld.


BIJLAGE II

Aanwezigheid van bepaalde geneeskrachtige stoffen die niet als toevoegingsmiddel in diervoeders zijn toegestaan

Sommige geneeskrachtige stoffen kunnen legitiem als toevoegingsmiddel in voormengsels en mengvoeders voor bepaalde diersoorten en -categorieën aanwezig zijn indien wordt voldaan aan de eisen van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1831/2003.

De aanwezigheid van niet-toegestane geneeskrachtige stoffen in diervoeders vormt een inbreuk.

Op de volgende geneeskrachtige stoffen moet controle worden uitgeoefend:

1)

Geneeskrachtige stoffen die alleen voor bepaalde diersoorten of -categorieën als toevoegingsmiddel in diervoeder zijn toegestaan:

 

decoquinaat (Deccox)

 

diclazuril (Clinacox 0,2 %)

 

halofuginone-hydrobromide (Stenorol)

 

lasalocide A natrium (Avatec 15 %)

 

maduramicine-ammonium alfa (Cygro 1 %)

 

monensin-natrium (Elancoban G100, 100, G200, 200)

 

narasin (Monteban)

 

narasin – nicarbazine (Maxiban G160)

 

robenidinehydrochloride (Cycostat 66G)

 

salinomycine-natrium (Sacox 120G, 120)

 

semduramicin-natrium (Aviax 5 %)

2)

Geneeskrachtige stoffen die niet meer als toevoegingsmiddel in diervoeders zijn toegestaan:

 

amprolium

 

amprolium/ethopabaat

 

arprinocide

 

avilamycine

 

avoparcine

 

carbadox

 

dimetridazol

 

dinitolmide

 

flavofosfolipol

 

ipronidazol

 

meticlorpindol

 

meticlorpindol/methylbenzoquaat,

 

nicarbazine

 

nifursol

 

olaquindox

 

ronidazol

 

spiramycine

 

tetracyclinen

 

tylosinefosfaat

 

virginiamycine

 

zinkbacitracine

 

andere antimicrobiële stoffen

3)

Geneeskrachtige stoffen die nooit als toevoegingsmiddel in diervoeders waren toegestaan:

overige stoffen.

Individuele resultaten van alle niet-conforme monsters; model voor de in punt 1, onder b), bedoelde verslagen

Soort diervoeder

(diersoort en -categorie)

Ontdekte stof

Gevonden gehalte

Reden voor de inbreuk (1)

Genomen maatregel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De bevoegde autoriteit moet ook het volgende aangeven:

het totale aantal geteste monsters;

de namen van de onderzochte stoffen;

de gebruikte analysemethoden;

de aantoonbaarheidsgrenzen.


(1)  Reden waarom de niet-toegestane stof zich in het diervoeder bevindt: resultaat van een onderzoek door de bevoegde autoriteit.


BIJLAGE III

Verbodsbepalingen ten aanzien van de productie en het gebruik van voedermiddelen van dierlijke oorsprong

Onverminderd artikel 3 van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1) voeren de lidstaten in 2006 een gecoördineerd controleprogramma uit om na te gaan of de verbodsbepalingen ten aanzien van de productie en het gebruik van voedermiddelen van dierlijke oorsprong in acht zijn genomen.

Met name om ervoor te zorgen dat het verbod op het vervoederen van verwerkte dierlijke eiwitten aan bepaalde dieren, zoals neergelegd in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad (2) daadwerkelijk wordt toegepast, voeren de lidstaten een specifiek controleprogramma op basis van gerichte controles uit. Overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 882/2004 gaan die controleprogramma's uit van een risicogebaseerde strategie die alle stadia van de productie omvat, alsmede alle soorten inrichtingen waar diervoeders worden vervaardigd, gehanteerd en toegediend. De lidstaten besteden bijzondere aandacht aan de vaststelling van criteria die aan een risico gerelateerd kunnen worden. Het gewicht dat aan elk criterium wordt toegekend, moet in verhouding staan tot het risico. De frequentie van de controles en het aantal in de inrichting onderzochte monsters moeten correleren met de som van de aan die inrichting toegekende gewichten.

Ter indicatie dienen de onderstaande inrichtingen en criteria bij de opstelling van een controleprogramma in aanmerking te worden genomen.

Inrichtingen

Criteria

Gewicht

Diervoederfabriek

Diervoederfabrieken van zowel mengvoeders voor herkauwers als mengvoeders voor niet-herkauwers die toegestane verwerkte dierlijke eiwitten bevatten

Diervoederfabrieken waar eerder overtredingen zijn geconstateerd of waar die worden vermoed

Diervoederfabrieken met een grote hoeveelheid ingevoerde diervoeders met een hoog eiwitgehalte, zoals vismeel, sojameel, maïsglutenmeel en eiwitconcentraten

Diervoederfabrieken met een hoge mengvoederproductie

Risico op kruiscontaminatie als gevolg van interne operationele procedures (speciale silo's, controle op de daadwerkelijke scheiding van de productielijnen, controle op de ingrediënten, intern laboratorium, bemonsteringsprocedures)

 

Grensinspectieposten andere punten van binnenkomst in de Gemeenschap

Grote/kleine hoeveelheid ingevoerde diervoeders

Diervoeders met een hoog eiwitgehalte

 

Landbouwbedrijven

Zelfmengers die toegestane verwerkte dierlijke eiwitten gebruiken

Landbouwbedrijven waar herkauwers en andere diersoorten worden gehouden (risico op vermenging/verwisseling van voeder)

Landbouwbedrijven die diervoeders in bulk aanschaffen

 

Handelaren

Opslagloodsen en tussenopslag van diervoeders met een hoog eiwitgehalte

Grote hoeveelheid diervoeders in bulk verhandeld

Handelaren in mengvoeders die in het buitenland geproduceerd zijn

 

Mobiele mengvoederbereiders

Mengvoederbereiders die zowel voor herkauwers als voor niet-herkauwers produceren

Mengvoederbereiders waar eerder overtredingen zijn geconstateerd of waar die worden vermoed

Mengvoederbereiders die diervoeders met een hoog eiwitgehalte verwerken

Mengvoederbereiders met een hoge diervoederproductie

Een groot aantal landbouwbedrijven als afnemers, waaronder bedrijven met herkauwers

 

Transportmiddelen

Voertuigen die voor het vervoer van zowel verwerkte dierlijke eiwitten als diervoeders worden gebruikt

Voertuigen waarbij eerder overtredingen zijn geconstateerd of waarbij die worden vermoed

 

Als alternatief voor deze indicatieve inrichtingen en criteria mogen de lidstaten hun eigen risicobeoordeling vóór 31 maart 2006 aan de Commissie sturen.

De bemonstering moet worden gericht op partijen of gebeurtenissen waarbij kruiscontaminatie met verboden verwerkte eiwitten het waarschijnlijkst is (eerste partij na het vervoer van diervoeders die voor deze partij verboden dierlijke eiwitten bevatten, technische problemen of veranderingen in de productielijnen, veranderingen in de opslagbunkers of silo's voor bulkmateriaal).

De controles zouden ook tot de stofanalyse in voertuigen, van de productieapparatuur en in opslagruimten kunnen worden uitgebreid.

Het minimumaantal controles per jaar in een lidstaat dient 10 per 100 000 ton geproduceerd mengvoeder te zijn. Het minimumaantal officiële monsters per jaar in een lidstaat dient 20 per 100 000 ton geproduceerd mengvoeder te zijn. In afwachting van de goedkeuring van alternatieve methoden wordt voor de analyse van monsters gebruik gemaakt van een microscopische identificatie en een schatting overeenkomstig Richtlijn 2003/126/EG van de Commissie (3). Het aantonen van dierlijke eiwitten wordt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 999/2001 geïnterpreteerd.

De resultaten van de controleprogramma's worden aan de hand van onderstaande tabellen aan de Commissie meegedeeld.

Overzicht van de controles betreffende het voederverbod voor diervoeder van dierlijke oorsprong (vervoederen van verboden verwerkte dierlijke eiwitten)

A.   Gedocumenteerde controles

Stadium

Aantal controles op de aanwezigheid van verwerkte dierlijke eiwitten

Aantal overtredingen die niet op grond van laboratoriumtests, maar van bv. documentaire controles zijn vastgesteld

Invoer van voedermiddelen

 

 

Opslag van voedermiddelen

 

 

Diervoederfabriek

 

 

Zelfmengers/mobiele mengvoederbereiders

 

 

Intermediairs

 

 

Vervoermiddel

 

 

Bedrijven met niet-herkauwers

 

 

Bedrijven met herkauwers

 

 

Overige: …

 

 

B.   Bemonstering en testen van voedermiddelen en mengvoeders op verwerkte dierlijke eiwitten

Inrichtingen

Aantal officiële monsters, getest op verwerkte dierlijke eiwitten

Aantal niet-conforme monsters

Aanwezigheid van verwerkte dierlijke eiwitten van landdieren

Aanwezigheid van verwerkte dierlijke eiwitten van vis

Voedermiddelen

Mengvoeders

Voedermiddelen

Mengvoeders

Voedermiddelen

Mengvoeders

voor herkauwers

voor niet-herkauwers

voor herkauwers

voor niet-herkauwers

voor herkauwers

voor niet-herkauwers

Bij de invoer

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Diervoederfabriek

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Intermediairs/opslag

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Vervoermiddel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zelfmengers/mobiele mengvoederbereiders

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Op het landbouwbedrijf

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Overige: …

 

 

 

 

 

 

 

 

 

C.   Overzicht van verboden verwerkte dierlijke eiwitten die zijn aangetroffen in voor herkauwers bedoelde diervoeders

 

Maand van bemonstering

Aard, mate en oorsprong van contaminatie

Sancties (of andere maatregelen)

1

 

 

 

2

 

 

 

3

 

 

 

4

 

 

 

5

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


(1)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.

(3)  PB L 339 van 24.12.2003, blz. 78.


BIJLAGE IV

Individuele resultaten van alle (zowel conforme als niet-conforme) monsters betreffende het gehalte aan koper en zink in mengvoeders voor varkens

Soort mengvoeder

(diercategorie)

Sporenelement

(koper of zink)

Aangetroffen gehalte

(mg/kg volledig diervoeder)

Reden voor de overschrijding van het maximumgehalte (1)

Genomen maatregel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


(1)  Zoals geconcludeerd na een onderzoek door de bevoegde autoriteit.