18.11.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 342/8


VERORDENING (EG) Nr. 1976/2004 VAN DE RAAD

van 15 november 2004

tot uitbreiding van het definitieve compenserende recht dat bij Verordening (EG) nr. 2597/1999 werd ingesteld op polyethyleentereftalaatfolie (PET-folie) uit onder andere India, tot polyethyleentereftalaatfolie (PET-folie) verzonden uit Brazilië en Israël, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Brazilië of Israël

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2026/97 van de Raad van 6 oktober 1997 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) (hierna „de basisverordening” genoemd), en met name op artikel 23,

Gezien het voorstel dat de Commissie na overleg in het kader van het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   THANS GELDENDE MAATREGELEN

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 2597/1999 (2) heeft de Raad in 2001 definitieve compenserende rechten ingesteld op polyethyleentereftalaatfolie (PET) van oorsprong uit India. De compenserende rechten varieerden van 3,8 % tot 19,1 %.

(2)

Op PET-folie uit India worden op grond van Verordening (EG) nr. 1676/2001 (3) ook antidumpingrechten geheven, variërend van 0 % tot 62,6 %.

2.   LOPENDE ONDERZOEKEN

(3)

Op 28 juni 2002 heeft de Commissie door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen  (4) de inleiding aangekondigd van een tussentijdse herzieningsprocedure op grond van artikel 19 van de basisverordening. De procedure is beperkt tot een onderzoek naar de vorm van de maatregel; met name dient te worden onderzocht of de door de indiener van het verzoek aangeboden verbintenis kan worden aanvaard. Dit onderzoek is nog gaande.

(4)

Op 22 november 2003 heeft de Commissie door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (5) de inleiding aangekondigd van een tussentijdse herzieningsprocedure op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 384/96 (6), dat beperkt is tot een onderzoek naar de vorm van de antidumpingmaatregelen. Dit onderzoek is nog gaande.

(5)

Op 19 februari 2004 heeft de Commissie door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (7) de inleiding aangekondigd van een tussentijdse herzieningsprocedure op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 284/96, dat beperkt is tot een onderzoek naar dumping door de Indiase producent/exporteur Jindal Polyester Limited. Dit onderzoek is nog gaande.

3.   VERZOEK

(6)

Op 6 januari 2004 heeft de Commissie van de producenten DuPont Teijin Films, Mitsubishi Polyester Film GmbH en Nuroll SpA het verzoek ontvangen om op grond van artikel 23, lid 2, van de basisverordening een onderzoek in te stellen naar de mogelijke ontduiking van de compenserende maatregelen ten aanzien van PET-folie uit India. De indieners van het verzoek vertegenwoordigen een groot deel van de productie van PET-folie in de Gemeenschap.

(7)

De indieners van het verzoek voerden aan, en legden in dit verband voldoende bewijsmateriaal voor, dat zich na de instelling van maatregelen ten aanzien van PET-folie uit India aanzienlijke wijzigingen hadden voorgedaan in het patroon van de uitvoer van PET-folie uit Brazilië en Israël naar de Gemeenschap. Deze wijziging van het handelsverkeer lijkt te zijn veroorzaakt door het feit dat PET-folie uit India in Brazilië en Israël wordt overgeladen en via deze landen in de Gemeenschap wordt ingevoerd. De indieners van het verzoek voerden aan dat er, naast het compenserende recht op PET-folie uit India, geen voldoende reden of economische rechtvaardiging voor deze wijziging was.

(8)

De indieners van het verzoek hebben ten slotte bewijsmateriaal voorgelegd waaruit bleek dat afbreuk werd gedaan aan de corrigerende werking van het recht, zowel wat hoeveelheden als wat prijzen betreft. De invoer van aanzienlijke hoeveelheden PET-folie uit Brazilië en Israël lijkt de invoer uit India te hebben vervangen. Bovendien legden de indieners van het verzoek bewijsmateriaal voor dat de PET-folie uit India nog steeds gesubsidieerd wordt, hetgeen volgens het oorspronkelijke onderzoek aanleiding geeft tot compenserende maatregelen.

4.   OPENING VAN HET ONDERZOEK

(9)

Bij Verordening (EG) nr. 283/2004 (8) (hierna „de inleidingsverordening” genoemd) heeft de Commissie een onderzoek geopend naar de mogelijke ontduiking van de compenserende maatregelen ten aanzien van PET-folie uit India door invoer van deze folie die uit Brazilië en Israël was verzonden, al dan niet aangegeven als van oorsprong zijnde uit Brazilië of Israël. Tevens heeft de Commissie de douaneautoriteiten overeenkomstig artikel 23, lid 2, en artikel 24, lid 5, van de basisverordening opgedragen de invoer van uit Brazilië en Israël verzonden PET-folie, al dan niet aangegeven als van oorsprong zijnde uit Brazilië of Israël, met ingang van 20 februari 2004 te registreren. De Commissie heeft de autoriteiten van Brazilië en Israël in kennis gesteld van de opening van het onderzoek. Tegelijkertijd heeft de Commissie bij Verordening (EG) nr. 284/2004 (9) ook een onderzoek geopend naar de mogelijke ontduiking van de antidumpingmaatregelen ten aanzien van PET-folie uit India door verzending van deze folie via Brazilië en Israël naar de Gemeenschap waar deze al dan niet wordt aangegeven als van oorsprong zijnde uit Brazilië of Israël. De bevindingen van dat onderzoek zijn weergegeven in Verordening (EG) nr. 1975/2004 (10).

(10)

De Indiase autoriteiten waren van oordeel dat een onderzoek naar ontduiking niet toegestaan was uit hoofde van de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994, noch uit hoofde van de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen. Dit argument werd afgewezen daar de bepalingen inzake ontduiking in de basisverordening niet strijdig zijn met de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 noch met de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen. De Slotakte waarin de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde zijn vastgelegd, bevat een besluit over ontduiking (11) waarin de kwestie, bij het ontbreken van overeenstemming over een bepaalde tekst, wordt verwezen naar het Antidumpingcomité. Daar dit besluit werd genomen terwijl het bekend was dat diverse leden van de Wereldhandelsorganisatie reeds hun eigen wetgeving inzake ontduiking hadden, interpreteert de Europese Gemeenschap dit besluit zo, dat individuele leden bestaande bepalingen op dit gebied mogen behouden of nieuwe bepalingen mogen vaststellen, in afwachting van de goedkeuring van multilateraal overeengekomen regelgeving. Dezelfde principes dienen logischerwijs van toepassing te zijn op antidumpingonderzoeken.

5.   ONDERZOEK

(11)

Er zijn vragenlijsten verzonden naar de producenten/exporteurs in India, Brazilië en Israël, die medewerking hebben verleend aan het oorspronkelijke onderzoek, die in het verzoek werden genoemd of die later bij de Commissie bekend zijn geworden. Er zijn ook vragenlijsten gezonden aan de importeurs in de Gemeenschap die in het verzoek waren vermeld of die medewerking hadden verleend aan het oorspronkelijke onderzoek dat tot de thans geldende maatregelen heeft geleid. Alle partijen werden erover ingelicht dat het niet verlenen van medewerking zou leiden tot de toepassing van artikel 28 van de basisverordening en dus tot bevindingen die, doordat zij op beschikbare gegevens waren gebaseerd, voor hen minder gunstig zouden kunnen zijn dan wanneer zij wel medewerking hadden verleend.

(12)

Er zijn antwoorden op de vragenlijsten ontvangen van zes producenten/exporteurs uit India, één uit Brazilië en één onderneming uit Israël die PET-folie snijdt, verwerkt en naar de Gemeenschap uitvoert. Een andere Israëlische onderneming heeft zich aangemeld en verklaard dat zij PET-folie verwerkt, maar dat de aldus verkregen producten niet worden geëxporteerd onder de GN-codes waaronder PET-folie wordt ingedeeld. Daarom heeft deze onderneming de vragenlijst niet beantwoord.

(13)

Vijf importeurs in de Gemeenschap hebben op de toezending van de vragenlijsten gereageerd. Drie van deze importeurs verklaarden dat zij nooit PET-folie uit Brazilië of Israël geïmporteerd hadden. De overige twee importeurs verklaarden dat zij in het onderzoektijdvak geen Indiase PET-folie uit Brazilië of Israël geïmporteerd hadden. Daarom heeft geen van deze ondernemingen de vragenlijsten beantwoord.

(14)

De Commissie heeft bij de volgende ondernemingen een controle ter plaatse ingesteld.

 

Braziliaanse producent/exporteur:

Terphane Ltda, BR 101, km 101, City of Cabo de Santo Agostinho, State of Pernambuco, Brazilië (hierna „Terphane” genoemd).

 

Israëlische verwerkende onderneming:

Jolybar Filmtechnic Converting Ltd (1987), Hacharutsim str. 7, Ind. Park Siim 2000, Natania South, 42504, POB 8380, Israël (hierna „Jolybar” genoemd).

 

Producenten/exporteurs in India:

Ester Industries Limited, 75-76, Amrit Nagar, Behind South Extension Part – I, New Delhi – 110 003, India;

Flex Industries Limited, A-1, Sector 60, Noida 201 301 (U.P.), India;

Jindal Polyester Limited, 56 Hanuman Road, New Delhi 110 001, India;

Polyplex Corporation Limited, B-37, Sector-1, Noida 201 301, Dist. Gautam Budh Nagar, Uttar Pradesh, India.

6.   ONDERZOEKTIJDVAK

(15)

Het onderzoek had betrekking op de periode van 1 januari tot en met 31 december 2003. Om de wijziging van het handelspatroon te onderzoeken zijn gegevens verzameld over de periode 1998 tot het einde van het onderzoektijdvak.

B.   RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

1.   MATE VAN MEDEWERKING

(16)

Zoals reeds vermeld in overweging 12, hebben zes producenten/exporteurs uit India medewerking verleend aan het onderzoek door de vragenlijst te beantwoorden. Ook is informatie verkregen van één Braziliaanse producent/exporteur van PET-folie en van één Israëlische onderneming die PET-folie snijdt en verwerkt. Deze Braziliaanse en Israëlische ondernemingen vertegenwoordigden volgens Eurostat slechts een klein deel (minder dan 1 % respectievelijk circa 5 %), zowel wat betreft volume als waarde, van de totale invoer van PET-folie uit deze landen in het onderzoektijdvak.

(17)

De Indiase autoriteiten hebben naar aanleiding van de opening van het onderzoek opmerkingen toegezonden en statistische informatie verstrekt betreffende de uitvoer van PET-folie uit India naar onder andere de Gemeenschap. Statistische gegevens over de uitvoer van PET-folie uit Brazilië naar de Gemeenschap werden ook verkregen van de Braziliaanse nationale databank. De Indiase overheid heeft ook informatie verstrekt over het gebruik van de regelingen door ondernemingen die onderworpen zijn aan de thans geldende maatregelen.

2.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

(18)

Het betrokken product is, zoals gedefinieerd in het oorspronkelijke onderzoek, polyethyleentereftalaatfolie (PET-folie), dat doorgaans wordt ingedeeld onder de GN-codes ex 3920 62 19 en ex 3920 62 90.

(19)

PET-folie die vanuit India in de Gemeenschap wordt uitgevoerd en PET-folie die vanuit Brazilië en Israël in de Gemeenschap wordt ingevoerd, hebben dezelfde basiskenmerken en toepassingen. Derhalve zijn deze producten soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 5, van de basisverordening.

3.   WIJZIGING IN DE STRUCTUUR VAN HET HANDELSVERKEER

(20)

De invoer van PET-folie maakte in de periode 1999-2003 gemiddeld 96,5 % uit van de totale invoer uit India onder de betrokken GN-codes. De marktanalyse werd daarom uitgevoerd aan de hand van Eurostat-gegevens op het niveau van de gecombineerde nomenclatuur. In 1999 werden compenserende maatregelen ingesteld op PET-folie uit India, waarna deze invoer is afgenomen van 11 700 t in 1998 tot 10 600 t in 1999. In 2000 steeg de invoer weer tot 11 600 t, waarna de instelling van antidumpingmaatregelen tot een afname van de invoer met 6 100 t heeft geleid. Sindsdien is de invoer geleidelijk gestegen: in het onderzoektijdvak bedroeg zij 11 500 t.

(21)

Wat betreft het bovenstaande patroon dient te worden opgemerkt dat voor één onderneming aanzienlijk lagere cumulatieve rechten (12) golden dan voor de andere producenten. Het handelspatroon van deze onderneming verschilde duidelijk van dat van de andere producenten: zij heeft haar aandeel in de Indiase uitvoer van het betrokken product naar de Gemeenschap namelijk enorm vergroot in de periode vanaf de instelling van de compenserende maatregelen tot aan het onderzoektijdvak. Met name in 2001, toen de antidumpingmaatregelen werden ingesteld, heeft deze onderneming haar aandeel in de totale Indiase export naar de Gemeenschap zeer sterk vergroot ten opzichte van 2000. Indien deze buitengewone trend buiten beschouwing wordt gelaten, is de totale omvang van de invoer in de Gemeenschap van PET-folie uit India duidelijk lager dan vóór de instelling van compenserende maatregelen.

(22)

De Indiase autoriteiten hebben statistische gegevens verstrekt over de uitvoer naar onder andere de Gemeenschap. Zij waren van mening dat uit de officiële Indiase statistieken niet bleek dat de compenserende maatregelen door de Indiase producenten van PET-folie zijn ontdoken. De gegevens waarnaar verwezen werd, komen echter niet overeen met de exportgegevens die de medewerkende Indiase exporteurs hebben verstrekt, tenminste niet wat betreft de uitvoer naar Israël. Deze gegevens laten een duidelijke toename zien van de uitvoer vanuit India naar Israël in de periode 2000-2003. De Indiase gegevens over de rechtstreekse export naar Brazilië laten een toename zien van 460 t in 1998 tot meer dan 1 500 t in 2000, waarna de export relatief stabiel blijft op dit niveau. De aanvankelijke stijging is zeer aanzienlijk en indien het niveau van de export vervolgens ongeveer gelijk blijft, is dit geen bewijs dat er geen ontduiking heeft plaatsgevonden, daar deze cijfers geen betrekking hebben op de onrechtstreekse verkoop via andere landen. De enige bekende Braziliaanse producent van PET-folie heeft medewerking verleend aan het onderzoek en zijn uitvoer naar de Gemeenschap maakte slechts een verwaarloosbaar deel (0,5 %) uit van de totale invoer van dit product uit Brazilië in het onderzoektijdvak.

(23)

De invoer van PET-folie uit Brazilië (Eurostat-cijfers op het niveau van de gecombineerde nomenclatuur), minus de invoer van dit product afkomstig van de medewerkende onderneming, is toegenomen van 115 t in 1998 (0,2 % van de totale invoer van PET-folie) tot 650 t in 2000 (0,6 %), het jaar volgend op de instelling van de compenserende maatregelen. In 2001 bedroeg de invoer meer dan 1 200 t (1,4 %), in 2002 ruim 2 500 t (3,2 %) en in het onderzoektijdvak ruim 2 000 t (2,4 % van de totale invoer van PET-folie).

(24)

De enige medewerkende onderneming in Brazilië, Terphane, is, zoals in overweging 22 vermeld, de enige bekende producent van PET-folie in Brazilië. Deze onderneming heeft in het onderzoektijdvak slecht één enkele zending van 10,6 t PET-folie naar de Gemeenschap uitgevoerd. Afgezien van een monster in 2002, was dit de eerste export van PET-folie door deze onderneming naar de Gemeenschap. De onderneming lijkt daarom niet verantwoordelijk voor de grote hoeveelheden PET-folie die vanuit Brazilië in de Gemeenschap zijn ingevoerd in de periode 1998-2003 (overweging 23). De folie die aan de Gemeenschap is geleverd, is door de onderneming vervaardigd in een fabriek die is gebouwd vóór de instelling van de maatregelen tegen Indiase PET-folie. Daarom is er voor deze onderneming geen verandering van het handelspatroon vastgesteld.

(25)

De invoer van PET-folie uit Israël (Eurostat-cijfers op het niveau van de gecombineerde nomenclatuur), minus de invoer van dit product afkomstig van de medewerkende onderneming, is afgenomen van 1 100 t in 1998 tot iets minder dan 1 000 t in 1999 (1,3 % van de totale invoer van PET-folie), maar daarna toegenomen tot 3 000 t in 2000 en tot 3 400 t in 2001 (respectievelijk 3,7 % en 4,1 % van de totale invoer van PET-folie). De invoer uit Israël bleef stijgen tot ruim 4 200 t in 2002 en tot meer dan 4 400 t in 2003 (respectievelijk 5,1 % en 5,3 % van de totale invoer van PET-folie). In Israël zijn enkele ondernemingen gevestigd die PET-folie verwerken, maar volgens de informatie die binnen de termijn is ontvangen, is het niet aannemelijk dat zij, zelfs tezamen, voldoende capaciteit hebben om verantwoordelijk te zijn voor de hoeveelheden PET-folie die in de periode 2000-2003 de Gemeenschap binnenkwamen vanuit Israël.

(26)

De officiële Indiase exportgegevens laten aanvankelijk een daling van de export naar Israël zien, van 53 t in 1998 tot 44 t in 1999. In 2000 werd 81 t uitgevoerd, in 2001 395 t, in 2002 1 032 t en in het onderzoektijdvak 2 453 t.

(27)

De enige medewerkende onderneming in Israël, Jolybar, snijdt en verwerkt aangekochte PET-folie en verkoopt haar producten onder dezelfde GN-code als het betrokken product. De onderneming levert al sinds de jaren negentig PET-folie aan de Gemeenschap. De hoeveelheid PET-folie die Jolybar naar de Gemeenschap heeft uitgevoerd, is van 1999 tot 2003 (het onderzoektijdvak) verdubbeld. De folie die aan de Gemeenschap is geleverd, is door de onderneming vervaardigd in een fabriek die is gebouwd vóór de instelling van de maatregelen tegen Indiase PET-folie. Ongeacht de vraag of deze ontwikkeling van de uitvoer een verandering van het handelspatroon van de onderneming inhoudt, is deze kwestie verder buiten beschouwing gelaten, daar hiervoor een duidelijke economische rechtvaardiging was, zoals vermeld in overweging 31.

(28)

Gelet op het bovenstaande en met name gezien het samenvallen van de stijging van de invoer uit Brazilië en Israël met de inwerkingtreding van de compenserende maatregelen tegen PET-folie uit India in 1999, wordt er een wijziging van het handelspatroon vastgesteld bij de uitvoer van PET-folie uit India, Israël en Brazilië.

4.   ONVOLDOENDE REDEN OF ECONOMISCHE RECHTVAARDIGING

(29)

Gezien het gebrek aan medewerking van andere Braziliaanse bedrijven en het feit dat de bovengenoemde verandering van het Braziliaanse handelspatroon plaatsvond na de invoering van de compenserende rechten, moet op grond van de beschikbare informatie en het ontbreken van een andere verklaring worden vastgesteld dat de wijziging van het handelspatroon het gevolg was van de instelling van de rechten en niet van een andere voldoende reden of economische rechtvaardiging in de zin van artikel 23, lid 1, van de basisverordening.

(30)

Gezien het gebrek aan medewerking en het feit dat de bovengenoemde verandering van het handelspatroon plaatsvond na de invoering van de compenserende rechten moet op grond van de beschikbare informatie en het ontbreken van een andere verklaring worden vastgesteld dat de wijziging van het handelspatroon het gevolg was van de instelling van de rechten en niet van een andere voldoende reden of economische rechtvaardiging in de zin van artikel 23, lid 1, van de basisverordening.

(31)

Uit het onderzoek bleek dat Jolybar al vele jaren PET-folie naar de Gemeenschap uitvoert en dat de uitgevoerde folie door de onderneming wordt vervaardigd in een fabriek die is gebouwd vóór de instelling van de maatregelen tegen Indiase PET-folie. De onderneming verklaarde dat zij over het algemeen geen Indiase folie aan afnemers in de Gemeenschap levert omdat deze de voorkeur geven aan hoogkwalitatieve Europese folie als grondstof voor de bewerking door Jolybar. In het onderzoektijdvak is bij wijze van uitzondering een hoeveelheid van ongeveer 1 t Indiase folie naar één afnemer in de Gemeenschap verzonden, als onderdeel van een grotere zending die de afnemer met spoed nodig had. Daarom wordt geconcludeerd dat er voldoende economische rechtvaardiging bestaat voor de ontwikkeling van de uitvoer van Jolybar, die overeenkomt met haar activiteiten op de EG-markt.

5.   AANTASTING VAN DE CORRIGERENDE WERKING VAN HET RECHT WAT PRIJZEN EN/OF HOEVEELHEDEN BETREFT

(32)

Uit de cijfers in de overwegingen 20 tot en met 28 blijkt dat het patroon van de invoer van het betrokken product na de instelling van de maatregelen in 1999 duidelijk is gewijzigd. De invoer uit India naar de Gemeenschap daalde ten tijde van de instelling van de maatregelen van 11 700 t in 1998 tot 10 600 t in 1999 (-9 %). De export uit Brazilië en Israël nam van 1999 op 2000 zeer sterk toe, cumulatief van minder dan 1 000 t tot meer dan 3 500 t. Volgens Eurostat steeg de invoer vanuit Brazilië met 1 900 t en vanuit Israël met 3 500 t van 1998 tot het einde van het onderzoektijdvak. De export uit India, die daalde na instelling van de compenserende maatregelen en verder daalde na instelling van de antidumpingmaatregelen, is sindsdien weer gestegen tot het niveau van voor de compenserende maatregelen. Daarom wordt aangenomen dat een deel van de exportstroom vanuit India aanvankelijk is gecompenseerd en vervolgens aangevuld door exportstromen via Brazilië en Israël, waardoor afbreuk werd gedaan aan de corrigerende werking van de maatregelen wat betreft het invoervolume.

(33)

Door het gebrek aan medewerking moest voor de prijzen van PET-folie, verzonden vanuit Brazilië en Israël, een beroep worden gedaan op de gegevens van Eurostat die in dit geval de best beschikbare gegevens waren.

(34)

De gemiddelde prijs van PET-folie uit Brazilië, gecorrigeerd voor kosten na de invoer, bedroeg in het onderzoektijdvak ongeveer 67 % van de schademarge die was vastgesteld bij het onderzoek dat tot de compenserende maatregelen heeft geleid. Hieruit blijkt dat de invoer van PET-folie uit Brazilië ook afbreuk heeft gedaan aan de corrigerende werking van de rechten wat betreft de prijzen.

(35)

De gemiddelde prijs van PET-folie uit Israël, gecorrigeerd voor kosten na de invoer, bedroeg in het onderzoektijdvak ongeveer 75 % van de schademarge die was vastgesteld tijdens het oorspronkelijke antisubsidieonderzoek. Hieruit blijkt dat de invoer van PET-folie uit Israël ook afbreuk heeft gedaan aan de corrigerende werking van de rechten wat betreft de prijzen.

(36)

Daarom wordt geconcludeerd dat de invoer van PET-folie uit Brazilië en Israël afbreuk heeft gedaan aan de corrigerende werking van de compenserende maatregelen zowel in termen van prijzen als van invoervolume.

6.   VOORTZETTING VAN DE SUBSIDIES

(37)

Uit het oorspronkelijke onderzoek bleek dat Indiase ondernemingen de volgende subsidies ontvingen: Duty Entitlement Passbook-regeling (vóór export), Duty Entitlement Passbook-regeling (na export) (hierna „DEPB” genoemd), Kapitaalgoederen exportbevorderingsregeling (hierna „KGEB-regeling” genoemd) en de regeling exportpromotiezones/exportgeoriënteerde bedrijven (hierna „EPZ/EGB” genoemd), evenals bepaalde regionale regelingen. Uit de door de Indiase overheid verstrekte informatie bleek dat de DEPB- (na export) en KGEB-regelingen nog steeds toegepast werden, maar dat de betrokken ondernemingen niet gevestigd waren in gebieden waar zij gebruik konden maken van de regeling SEZ/EPZ, de opvolger van EPZ/EGB. Er werd geen informatie verstrekt over de regionale regelingen. Vijf van de zes medewerkende ondernemingen bevestigden dat zij middelen ontvangen hadden op grond van de DEPB- en/of de KGEB-regeling. De zesde onderneming weigerde deze informatie te verstrekken tenzij de Commissie het subsidieniveau opnieuw zou berekenen. Eén van de ondernemingen beweerde dat de subsidies geen aanleiding gaven tot compenserende maatregelen. Volgens artikel 23, lid 1, van de basisverordening hoeft niet te worden aangetoond dat de ontvangen subsidies aanleiding blijven geven tot compenserende maatregelen, noch dient het subsidieniveau opnieuw te worden berekend. Geconstateerd werd dat ten minste een deel van de subsidieregelingen waartegen volgens het oorspronkelijke onderzoek compenserende maatregelen kon worden genomen, nog steeds bestond en dat de meeste medewerkende Indiase exporteurs gebruikmaken van deze regelingen. Bij gebrek aan medewerking moet worden aangenomen dat andere producenten/exporteurs ook gebruikmaken van dergelijke subsidies. Daarom wordt geconcludeerd dat de uitgevoerde PET-folie nog steeds gesubsidieerd wordt, waardoor op grond van artikel 23, lid 1, van de basisverordening de compenserende rechten kunnen worden uitgebreid tot de invoer van hetzelfde product uit derde landen.

C.   VERZOEKEN OM VRIJSTELLING VAN REGISTRATIE OF UITBREIDING VAN HET RECHT

(38)

De Commissie heeft van Terphane en Jolybar een verzoek ontvangen om vrijstelling van registratie en maatregelen. Zoals vermeld in de overwegingen 24 en 27 hebben deze ondernemingen medewerking verleend aan het onderzoek door de vragenlijst te beantwoorden en een onderzoek ter plaatse toe te staan.

(39)

Bij Verordening (EG) nr. 1830/2004 (13) heeft de Commissie de inleidingsverordening gewijzigd om de registratie van de invoer van PET-folie, afkomstig van Terphane en Jolybar, te beëindigen, daar deze ondernemingen de compenserende maatregelen niet hebben ontdoken.

(40)

Overeenkomstig de bevinding dat Terphane en Jolybar de compenserende maatregelen niet hebben ontdoken, dienen deze ondernemingen ook vrijgesteld te worden van de voorziene uitbreiding van de maatregelen.

D.   MAATREGELEN

(41)

Gelet op bovengenoemde bevindingen wordt geconcludeerd dat de rechten zijn ontdoken in de zin van artikel 23, lid 1, van de basisverordening. Overeenkomstig artikel 23, lid 1, van de basisverordening moeten de thans geldende compenserende maatregelen ten aanzien van PET-folie uit India worden uitgebreid tot PET-folie die vanuit Brazilië of Israël wordt verzonden en die al dan niet wordt aangegeven als van oorsprong zijnde uit Brazilië of Israël. Deze uitbreiding geldt niet voor PET-folie die is vervaardigd door Terphane en Jolybar.

(42)

Overeenkomstig artikel 24, lid 5, van de basisverordening waarin is bepaald dat maatregelen kunnen worden genomen ten aanzien van producten waarvan de invoer is geregistreerd met ingang van de datum van registratie, dient het compenserende recht te worden geheven van PET-folie uit Brazilië en Israël waarvan de invoer op grond van de inleidingsverordening werd geregistreerd, met uitzondering van PET-folie uit Brazilië die door Terphane is vervaardigd en PET-folie uit Israël die door Jolybar is vervaardigd.

(43)

De vrijstelling van de uitgebreide maatregelen voor door Jolybar en Terphane vervaardigde PET-folie blijft, overeenkomstig artikel 23, lid 3, van de basisverordening, van toepassing zolang niet wordt vastgesteld dat de vrijstelling is verleend op grond van onjuiste of misleidende informatie van de betrokken ondernemingen. Bij aanwijzingen van het tegendeel kan de Commissie een onderzoek openen om vast te stellen of de vrijstelling moet worden ingetrokken.

(44)

Op grond van de bevindingen van het huidige onderzoek dient de uitbreiding van de rechten niet te gelden voor PET-folie afkomstig van Terphane en Jolybar. Deze vrijstelling is uitsluitend van toepassing op PET-folie uit respectievelijk Brazilië en Israël die door deze rechtspersonen is vervaardigd. PET-folie die is vervaardigd of verzonden door andere ondernemingen die niet specifiek met naam en adres in het dispositief van deze verordening zijn genoemd, met inbegrip van rechtspersonen die banden hebben met de specifiek genoemde ondernemingen, komen niet voor de vrijstelling in aanmerking en zijn onderworpen aan het bij Verordening (EG) nr. 2597/1999 ingestelde residuele recht.

E.   PROCEDURE

(45)

Belanghebbenden werden in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Raad voornemens was het definitieve compenserende recht uit te breiden en werden in de gelegenheid gesteld hierover opmerkingen te maken en te verzoeken te worden gehoord. De Israelische autoriteiten hebben nogmaals gewezen op de opmerkingen van de Indiase overheid (zie overweging 10). Zij hebben ook een lijst toegezonden van Israelische bedrijven die PET-folie verwerken en die in 2003 en 2004 naar de Gemeenschap hadden uitgevoerd. Daar deze bedrijven binnen de termijnen geen medewerking hadden verleend, kon echter niet worden vastgesteld of zij de compenserende maatregelen hadden ontdoken. Zij konden daarom niet worden vrijgesteld van het tot Israël uitgebreide compenserende recht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het definitieve compenserende recht van 19,1 % dat bij Verordening (EG) nr. 2597/1999 werd ingesteld op polyethyleentereftalaatfolie, ingedeeld onder de GN-codes ex 3920 62 19 en ex 3920 62 90, van oorsprong uit India, wordt uitgebreid tot polyethyleentereftalaatfolie verzonden uit Brazilië en Israël (al dan niet aangegeven als van oorsprong zijnde uit Brazilië of Israël) (Taric-codes 3920621901, 3920621904, 3920621907, 3920621911, 3920621914, 3920621917, 3920621921, 3920621924, 3920621927, 3920621931, 3920621934, 3920621937, 3920621941, 3920621944, 3920621947, 3920621951, 3920621954, 3920621957, 3920621961, 3920621967, 3920621974, 3920621992, 3920629031 en 3920629092). Van deze uitbreiding is uitgezonderd polyethyleentereftalaatfolie dat is vervaardigd door Terphane Ltda, BR 101, km 101, City of Cabo de Santo Agostinho, State of Pernambuco, Brazilië (aanvullende Taric-code A569), en door Jolybar Filmtechnic Converting Ltd (1987), Hacharutsim str. 7, Ind. Park Siim 2000, Natania South, 42504, POB 8380, Israël (aanvullende Taric-code A570).

2.   Het recht dat bij lid 1 van dit artikel wordt uitgebreid, wordt geheven van polyethyleentereftalaatfolie waarvan de invoer, overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EG) nr. 283/2004 en artikel 23, lid 2, en artikel 24, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2026/97, is geregistreerd, met uitzondering van polyethyleentereftalaatfolie die is vervaardigd door Terphane Ltda, BR 101, km 101, City of Cabo de Santo Agostinho, State of Pernambuco, Brazilië, en door Jolybar Filmtechnic Converting Ltd (1987), Hacharutsim str. 7, Ind. Park Siim 2000, Natania South, 42504, POB 8380, Israël.

3.   De bepalingen inzake douanerechten zijn van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 november 2004.

Voor de Raad

De voorzitster

M. VAN DER HOEVEN


(1)  PB L 288 van 21.10.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

(2)  PB L 316 van 10.12.1999, blz. 1.

(3)  PB L 227 van 23.8.2001, blz. 1.

(4)  PB C 154 van 28.6.2002, blz. 2.

(5)  PB C 281 van 22.11.2003, blz. 4.

(6)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004.

(7)  PB C 43 van 19.2.2004, blz. 14.

(8)  PB L 49 van 19.2.2004, blz. 25.

(9)  PB L 49 van 19.2.2004, blz. 28. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1830/2004 (PB L 321 van 22.10.2004, blz. 26).

(10)  Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

(11)  Besluit inzake ontduiking goedgekeurd door het Comité handelsbesprekingen op 15 december 1993.

(12)  Op de betrokken onderneming was een compenserend recht van 7 % van toepassing.

(13)  PB L 321 van 22.10.2004, blz. 26.