30.6.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 230/12


VERORDENING (EG) Nr. 1201/2004 VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 2004

betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor kalveren met een gewicht van niet meer dan 80 kg van oorsprong uit Bulgarije of Roemenië (1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), en met name op artikel 32, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Besluit 2003/18/EG van de Raad van 19 december 2002 inzake de sluiting van een protocol tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Roemenië, anderzijds, in verband met de resultaten van de onderhandelingen over nieuwe wederzijdse landbouwconcessies (2) en Besluit 2003/286/EG van de Raad van 8 april 2003 inzake de sluiting van een protocol tot aanpassing van de handelsaspecten van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Bulgarije, anderzijds, in verband met de resultaten van de onderhandelingen over nieuwe wederzijdse landbouwconcessies (3) voorzien in de opening van tariefcontingenten op jaarbasis, met name voor 178 000 levende runderen met een gewicht van niet meer dan 80 kg (volgnummer 09.4598) van oorsprong uit bepaalde derde landen met inbegrip van Bulgarije en Roemenië, onder bepaalde, in bijlage A, onder b), bij de respectieve protocollen bij deze besluiten vastgestelde voorwaarden. Bij Verordening (EG) nr. 1128/1999 van de Commissie van 28 mei 1999 tot vaststelling van de bepalingen voor de toepassing van een tariefcontingent voor niet meer dan 80 kg wegende kalveren van oorsprong uit bepaalde derde landen (4) zijn uitvoeringsbepalingen voor deze tariefcontingenten vastgesteld.

(2)

Teneinde rekening te houden met de toetreding van Tsjechië, Estland, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen en Slowakije, die samen met Bulgarije en Roemenië begunstigden van deze tariefcontingenten zijn, en de toetreding van Cyprus, Malta en Slovenië en in afwachting van de resultaten van de onderhandelingen over nieuwe tariefconcessies voor Bulgarije en Roemenië, is het dienstig in de uitvoeringsbepalingen voor het beheer van deze tariefcontingenten vast te stellen dat de beschikbare hoeveelheid voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005 op passende wijze in de zin van artikel 32, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 moet worden gespreid over het jaar.

(3)

Rekening houdend met de traditionele handelsstromen tussen de Gemeenschap en Bulgarije en Roemenië, zouden de hoeveelheden voor drie perioden moeten worden vastgesteld op basis van het aantal in de referentieperiode van 1 juli 2000 tot en met 30 juni 2003 geleverde levende dieren van oorsprong uit Bulgarije en Roemenië. Na afronding van de lopende onderhandelingen over aanvullende protocollen bij de respectieve Europaovereenkomsten met deze beide landen en na ratificatie van de resultaten ervan zullen vanaf de datum van inwerkingtreding van de nieuwe concessies nieuwe beheersvoorschriften van toepassing zijn.

(4)

Om te zorgen voor een gelijkere toegang tot het contingent, waarbij het aantal dieren per aanvraag echter nog lonend moet zijn, moeten voor elke aanvraag van invoercertificaten een maximum- en een minimumaantal dieren in acht worden genomen.

(5)

Om speculatie te voorkomen is het dienstig de beschikbare hoeveelheden ter beschikking te stellen van marktdeelnemers die kunnen aantonen dat zij daadwerkelijk hoeveelheden van enige omvang invoeren uit derde landen. Met het oog hierop en ter wille van een efficiënt beheer moeten de betrokken handelaren in de loop van het jaar 2003 minimaal 100 dieren hebben ingevoerd, aangezien een partij van 100 dieren als lonend kan worden beschouwd. Marktdeelnemers in Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije moeten in de mogelijkheid worden gesteld aanvragen in te dienen op basis van invoer uit landen die voor hen in 2003 derde landen waren.

(6)

Met het oog op de controle op de naleving van deze voorwaarden, moet worden geëist dat de aanvragen worden ingediend in de lidstaat waar de importeur in het BTW-register is ingeschreven.

(7)

Teneinde speculatie te voorkomen, moet worden bepaald dat importeurs die per 1 januari 2004 geen levende runderen meer verhandelen, niet in aanmerking komen voor het contingent en dat de certificaten niet overdraagbaar zijn.

(8)

Er dient te worden bepaald dat hoeveelheden waarvoor invoercertificaten kunnen worden aangevraagd, pas na afloop van een bedenktijd worden toegekend en dat daarop eventueel een uniform verlagingspercentage wordt toegepast.

(9)

De regeling moet worden beheerd door middel van invoercertificaten. Te dien einde moet worden vastgesteld hoe de aanvragen moeten worden ingediend en welke gegevens de aanvragen en de certificaten moeten bevatten, zo nodig door aanvulling van sommige bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1445/95 van de Commissie van 26 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/80 (5) en Verordening (EG) nr.1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (6).

(10)

De ervaring toont aan dat het voor een deugdelijk beheer van het contingent ook noodzakelijk is dat de titularis van het certificaat een echte importeur is. Een dergelijke importeur moet derhalve actief deelnemen aan de aankoop, het vervoer en de invoer van de betrokken dieren. Overlegging van het bewijs van deze activiteiten geldt derhalve als primaire eis in verband met de certificaatzekerheid.

(11)

Met het oog op een strikte statistische controle van de in het kader van het contingent ingevoerde dieren is de in artikel 8, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 bedoelde tolerantie niet van toepassing.

(12)

Verordening (EG) nr. 1128/99 moet bijgevolg worden ingetrokken en door deze verordening worden vervangen.

(13)

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   In de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2005 mogen overeenkomstig het bepaalde in deze verordening 178 000 levende runderen met een gewicht van niet meer dan 80 kg van GN-code 0102 90 05, van oorsprong uit Bulgarije of Roemenië, worden ingevoerd onder voorbehoud van eventuele overeenkomst tussen de Gemeenschap en deze landen.

Het volgnummer van dit tariefcontingent is 09.4598.

2.   Het douanerecht wordt verlaagd met 90 %.

3.   De in lid 1 vermelde hoeveelheden worden als volgt gespreid over de in datzelfde lid genoemde periode:

a)

5 000 levende runderen voor de periode van 1 juli tot en met 31 december 2004;

b)

86 500 levende runderen voor de periode van 1 januari tot en met 31 maart 2005;

c)

86 500 levende runderen voor de periode van 1 april tot en met 30 juni 2005.

4.   Indien voor één van de in lid 3, onder a) en b), vermelde perioden certificaataanvragen worden ingediend voor een hoeveelheid die minder bedraagt dan de voor de betrokken periode beschikbare hoeveelheid, wordt de resterende hoeveelheid van die periode opgeteld bij de voor de volgende periode beschikbare hoeveelheid.

Artikel 2

1.   Om in aanmerking te komen voor het in artikel 1 bedoelde contingent moet de certificaataanvrager een natuurlijke of rechtspersoon zijn die bij de indiening van de aanvraag ten genoegen van de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat kan aantonen dat hij in de loop van het jaar 2003 ten minste 100 dieren van GN-onderverdeling 0102 90 heeft ingevoerd.

De aanvrager moet ingeschreven zijn in een nationaal BTW-register.

2.   Marktdeelnemers in Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije mogen aanvragen indienen op basis van de in lid 1 bedoelde invoer uit landen die voor hen in 2003 derde landen waren.

3.   Als bewijs van invoer geldt uitsluitend het douanedocument waarmee de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht, dat naar behoren is geviseerd door de douaneautoriteiten en waarin naar de betrokken aanvrager wordt verwezen als geadresseerde.

De lidstaten mogen kopieën van de in de eerste alinea bedoelde documenten aanvaarden die door de bevoegde instantie naar behoren zijn gecertificeerd. Wanneer dergelijke kopieën worden aanvaard, moet hiervan voor elke betrokken aanvrager melding worden gemaakt in de in artikel 3, lid 5, bedoelde mededeling van de lidstaten.

4.   Marktdeelnemers die hun handelsactiviteiten met derde landen in de sector rundvlees per 1 januari 2004 hadden stopgezet, mogen geen aanvraag indienen.

5.   Ondernemingen die zijn gevormd door fusie van ondernemingen die elk een referentie-invoer hebben die in overeenstemming is met de in lid 1 vermelde minimumhoeveelheid, mogen deze referentie-invoer als basis voor hun aanvraag gebruiken.

Artikel 3

1.   Aanvragen voor invoercertificaten mogen slechts worden ingediend in de lidstaat waar de aanvrager in een nationaal BTW-register is ingeschreven.

2.   Aanvragen voor invoercertificaten voor elke in artikel 1, lid 3, genoemde periode:

a)

moeten betrekking hebben op ten minste 100 dieren;

b)

mogen niet worden ingediend voor een aantal dieren dat meer dan 5 % van het totale beschikbare aantal bedraagt.

Wanneer aanvragen worden ingediend voor een groter aantal dieren dan de in de eerste alinea, onder b), vermelde hoeveelheid, wordt slechts het bedoelde maximumaantal in aanmerking genomen.

3.   Aanvragen voor invoercertificaten moeten in de eerste tien werkdagen van elke in artikel 1, lid 3, genoemde periode worden ingediend. Aanvragen voor de eerste periode mogen evenwel niet later dan de tweede donderdag na de bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie worden ingediend.

4.   Aanvragers mogen niet meer dan één aanvraag per in artikel 1, lid 3, genoemde periode indienen. Wanneer een aanvrager meer dan één aanvraag indient, worden al zijn aanvragen afgewezen.

5.   De lidstaten zenden de Commissie, na verificatie van de ingediende documenten, uiterlijk op de vijfde werkdag na afloop van de periode voor de indiening van aanvragen de lijst van de aanvragers en hun adressen, met vermelding van de aangevraagde hoeveelheden.

Alle mededelingen, met inbegrip van die waarmee wordt gemeld dat geen aanvragen zijn ingediend, worden per fax of e-mail toegezonden, waarbij, wanneer daadwerkelijk aanvragen zijn ingediend, gebruik wordt gemaakt van het modelformulier in bijlage I.

Artikel 4

1.   Na de in artikel 3, lid 5, bedoelde mededeling besluit de Commissie zo spoedig mogelijk in welke mate aan de aanvragen gevolg kan worden gegeven.

2.   Voor de in artikel 3 bedoelde aanvragen wordt, indien de aantallen waarvoor aanvragen zijn ingediend de beschikbare hoeveelheden overschrijden, door de Commissie een uniform percentage vastgesteld waarmee de aangevraagde hoeveelheden worden verminderd.

Indien toepassing van de in de eerste alinea bedoelde vermindering leidt tot een saldo van minder dan 100 dieren per aanvraag, worden door de betrokken lidstaten bij loting telkens 100 dieren toegewezen. Wanneer minder dan 100 dieren overblijven, wordt dit aantal als één partij aangemerkt.

3.   Nadat de Commissie een besluit heeft genomen over de aanvaarding van de aanvragen, worden de certificaten zo spoedig mogelijk afgegeven.

Artikel 5

1.   Invoercertificaten worden afgegeven op naam van de marktdeelnemer die de aanvraag heeft ingediend.

2.   Op de certificaataanvraag en op het certificaat worden de volgende vermeldingen aangebracht:

a)

in vak 8: het land van oorsprong,

b)

in vak 16: de volgende GN-code: 0102 90 05,

c)

in vak 20, het volgnummer van het contingent (09.4598) en ten minste één van de in bijlage II aangegeven vermeldingen.

Het certificaat brengt de verplichting met zich om uit het onder a) aangegeven land in te voeren.

Artikel 6

1.   In afwijking van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 zijn de op grond van deze verordening afgegeven invoercertificaten niet overdraagbaar en geven ze slechts toegang tot het tariefcontingent wanneer ze op dezelfde naam en hetzelfde adres zijn gesteld als die van de geadresseerden in de aangiften voor het vrije verkeer waarvan ze vergezeld gaan.

2.   In afwijking van het bepaalde in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1445/95 zijn uit hoofde van artikel 1, lid 3, onder a), afgegeven invoercertificaten geldig gedurende 150 dagen. Geen enkel invoercertificaat is nog geldig na 30 juni 2005.

3.   De zekerheid voor het invoercertificaat bedraagt 20 EUR per dier en moet door de aanvrager samen met de certificaataanvraag worden ingediend.

4.   De afgegeven certificaten zijn in de gehele Gemeenschap geldig.

5.   Op grond van artikel 50, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 wordt op boven de in het invoercertificaat aangegeven hoeveelheid ingevoerde hoeveelheden het volle recht van het gemeenschappelijke douanetarief geheven dat geldt op de dag waarop die aangifte voor het vrije verkeer wordt aanvaard.

6.   Onverminderd het bepaalde in titel III, afdeling 4, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 mag de zekerheid niet worden vrijgegeven voordat het bewijs is geleverd dat de titularis van het certificaat commercieel en logistiek verantwoordelijk is geweest voor de aankoop, het vervoer en het in het vrije verkeer brengen van de betrokken dieren. Als bewijs geldt:

a)

het origineel van de betrokken handelsfactuur die aan de titularis is gericht door de verkoper of diens vertegenwoordiger, beiden gevestigd in het derde land van uitvoer, en het bewijs van betaling daarvan door de titularis, of de opening door de titularis van een onherroepelijk documentair krediet ten gunste van de verkoper;

b)

het cognossement, of, in voorkomend geval, het weg- of luchtvervoersdocument voor de betrokken dieren dat op naam van de titularis is gesteld;

c)

kopie nr. 8 van formulier IM 4, met in vak 8 uitsluitend de naam en het adres van de titularis.

Artikel 7

Voor de ingevoerde dieren kan van de in artikel 1 bedoelde rechten gebruik worden gemaakt na overlegging van hetzij een door het land van uitvoer overeenkomstig Protocol nr. 4 bij de Europaovereenkomsten met Bulgarije en Roemenië afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, hetzij een door de exporteur overeenkomstig het bepaalde in het genoemde protocol opgestelde verklaring.

Artikel 8

De Verordeningen (EG) nr. 1291/2000 en (EG) nr. 1445/95 zijn van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in de onderhavige verordening.

Artikel 9

Verordening (EG) nr. 1128/1999 wordt ingetrokken. Eventuele uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1128/1999 ingediende aanvragen voor invoerrechten worden automatisch afgewezen.

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juni 2004.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie


(1)  PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1).

(2)  PB L 8 van 14.1.2003, blz. 18.

(3)  PB L 102 van 24.4.2003, blz. 60.

(4)  PB L 135 van 29.5.1999, blz. 50. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1144/2003 (PB L 160 van 28.6.2003, blz. 44).

(5)  PB L 143 van 27.6.1995, blz. 35. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 360/2004 (PB L 63 van 28.2.2004, blz. 13).

(6)  PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 636/2004 (PB L 47 van 6.4.2004, blz. 25).


BIJLAGE I

Fax EG (32-2) 299 85 70

E-mailadres: AGRI-Bovins-Import@cec.eu.int

Toepassing van Verordening (EG) nr. 1201/2004

Volgnummer: 09.4598

Image


BIJLAGE II

In artikel 5, lid 2, onder c), bedoelde vermeldingen

—   in het Spaans: Reglamento (CE) no 1201/2004

—   in het Tsjechisch: Nařízení (ES) č. 1201/2004

—   in het Deens: Forordning (EF) nr 1201/2004

—   in het Duits: Verordnung (EG) Nr. 1201/2004

—   in het Ests: Määrus (EÜ) nr 1201/2004

—   in het Grieks: Κανονισμός (ΕΚ) αριθ. 1201/2004

—   in het Engels: Regulation (EC) No 1201/2004

—   in het Frans: Règlement (CE) no 1201/2004

—   in het Italiaans: Regolamento (CE) n. 1201/2004

—   in het Lets: Regula (EK) Nr. 1201/2004

—   in het Litouws: Reglamentas (EB) Nr. 1201/2004

—   in het Hongaars: Az 1201/2004/EK rendelet

—   in het Nederlands: Verordening (EG) nr. 1201/2004

—   in het Pools: Rozporządzenie (WE) nr 1201/2004

—   in het Portugees: Regulamento (CE) n.o 1201/2004

—   in het Slowaaks: Nariadenie (ES) č. 1201/2004

—   in het Sloveens: Uredba (ES) št. 1201/2004

—   in het Fins: Asetus (EY) N:o 1201/2004

—   in het Zweeds: Förordning (EG) nr 1201/2004