32004R0377

Verordening (EG) nr. 377/2004 van de Raad van 19 februari 2004 betreffende de oprichting van een netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen

Publicatieblad Nr. L 064 van 02/03/2004 blz. 0001 - 0004


Verordening (EG) nr. 377/2004 van de Raad

van 19 februari 2004

betreffende de oprichting van een netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 63, punt 3, onder b), en artikel 66,

Gezien het initiatief van de Helleense Republiek(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het plan voor het beheer van de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, waarover de Raad in zijn zitting van 13 juni 2002 een akkoord heeft bereikt, voorziet in de oprichting van netwerken van in derde landen gedetacheerde immigratieverbindingsfunctionarissen.

(2) De Europese Raad van Sevilla heeft in de conclusies van zijn bijeenkomst op 21 en 22 juni 2002 de wens uitgesproken om vóór eind 2002 te komen tot de oprichting van een netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen van de lidstaten.

(3) De Raad heeft in zijn zitting van 28 en 29 november 2002 conclusies aangenomen over de verbetering van het netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen en nota genomen van het verslag van het voorzitterschap, waaruit bleek dat er in de meeste landen die in het verslag worden behandeld momenteel een netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen bestaat, en van het feit dat dit netwerk verder moet worden uitgebouwd.

(4) De Europese Raad van Thessaloniki van 19 en 20 juni 2003 heeft benadrukt dat er vaart moet worden gezet achter de werkzaamheden om zo spoedig mogelijk en in elk geval vóór eind 2003 te komen tot de aanneming van het passende rechtsinstrument waarmee het netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen in derde landen formeel wordt opgericht. Ook heeft de Europese Raad gewezen op het belang van de informatie die door het netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen moet worden verstrekt in het kader van de ontwikkeling van een evaluatiemechanisme om toezicht uit te oefenen op de betrekkingen met derde landen die niet met de Europese Unie samenwerken bij de bestrijding van illegale immigratie.

(5) In het licht van de Europese Raad van Thessaloniki is het noodzakelijk het bestaan en de werking van dit netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen te formaliseren - op grond van de ervaringen die zijn opgedaan met lopende projecten, waaronder het door België geleide netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen op de westelijke Balkan - door middel van een juridisch bindend besluit waarin de verplichting wordt opgenomen om te komen tot vormen van samenwerking tussen de immigratieverbindingsfunctionarissen van de lidstaten, de doelstellingen van de samenwerking uiteen worden gezet, de taken en de vereiste opleidingstitels van de verbindingsofficieren worden genoemd en hun verantwoordelijkheden jegens het ontvangende land en de zendende lidstaat worden geregeld.

(6) Voorts is het wenselijk dat er een formalisering plaatsvindt van de wijze waarop de relevante instellingen van de Gemeenschap geïnformeerd worden over de activiteiten van het netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen, zodat zij de maatregelen kunnen voorstellen of treffen die eventueel nodig zijn ter verbetering van het algehele beheer van de personencontroles aan de buitengrenzen van de lidstaten.

(7) In deze verordening is rekening gehouden met Besluit 2003/170/JBZ van de Raad van 27 februari 2003 betreffende het gezamenlijk gebruik van verbindingsofficieren die gedetacheerd zijn door de rechtshandhavende autoriteiten van de lidstaten(2).

(8) Wat IJsland en Noorwegen betreft, is deze verordening te beschouwen als een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de door de Raad van de Europese Unie met de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst(3) inzake de wijze waarop deze staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis,vallend onder het gebied bedoeld in artikel 1, punten A en E, van Besluit 1999/437/EG(4) inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst.

(9) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat. Aangezien bij deze verordening het Schengenacquis uit hoofde van de bepalingen van titel IV van het derde deel van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap wordt uitgewerkt, besluit Denemarken overeenkomstig artikel 5 van bovengenoemd protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad de verordening heeft vastgesteld, of het deze verordening al dan niet in nationale wetgeving zal omzetten.

(10) Het Verenigd Koninkrijk neemt aan deze verordening deel in overeenstemming met artikel 5 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie, en artikel 8, lid 2, van Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis(5).

(11) Ierland neemt aan deze verordening deel in overeenstemming met artikel 5 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol tot opneming van het Schengenacquis in het kader van de Europese Unie, en artikel 6, lid 2, van Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis(6).

(12) De deelname van het Verenigd Koninkrijk en Ierland aan deze verordening overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Besluit 2000/365/EG en artikel 6, lid 2, van Besluit 2002/192/EG heeft betrekking op de verantwoordelijkheid van de Gemeenschap voor het nemen van maatregelen ter ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis tegen de organisatie van illegale immigratie waaraan het Verenigd Koninkrijk en Ierland deelnemen.

(13) Deze verordening vormt een op het Schengenacquis voortbouwende of anderszins daaraan gerelateerde handeling in de zin van artikel 3, lid 1, van de Akte van Toetreding van 2003,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Onder "immigratieverbindingsfunctionaris" wordt in deze verordening verstaan een vertegenwoordiger van een lidstaat die door de immigratiedienst of een andere bevoegde autoriteit van deze lidstaat in een ander land is gedetacheerd, teneinde contacten met de autoriteiten van het ontvangende land te leggen en te onderhouden met het oog op de preventie en de bestrijding van illegale immigratie, de terugkeer van illegale immigranten en het beheer van legale immigratie.

2. In deze verordening worden onder immigratieverbindingsfunctionarissen ook verstaan verbindingsfunctionarissen wier taak er deels in bestaat immigratieaangelegenheden te behandelen.

3. Immigratieverbindingsfunctionarissen kunnen voor een bepaalde, door de zendende lidstaat vast te stellen, redelijke periode gedetacheerd worden bij de nationale consulaire autoriteiten van lidstaten in derde landen of bij de relevante autoriteiten van andere lidstaten, alsook bij de bevoegde autoriteiten van derde landen en bij internationale organisaties.

4. Deze verordening laat de taken van immigratieverbindingsfunctionarissen in het kader van hun bevoegdheden krachtens het nationaal recht, het nationaal beleid of de nationale procedures of krachtens bijzondere overeenkomsten die met het ontvangende land of internationale organisaties zijn gesloten, onverlet.

Artikel 2

1. Iedere lidstaat draagt er zorg voor dat zijn immigratieverbindingsfunctionarissen rechtstreeks contact leggen en onderhouden met de bevoegde autoriteiten in het ontvangende land en met iedere organisatie in het ontvangende land waarmee het passend is contact te leggen en te onderhouden, teneinde het verzamelen en uitwisselen van gegevens te vergemakkelijken en te bespoedigen.

2. De immigratieverbindingsfunctionarissen verzamelen informatie voor gebruik op operationeel of strategisch niveau, dan wel op beide niveaus. Deze informatie heeft in het bijzonder betrekking op:

- illegale-immigrantenstromen afkomstig uit of op doorreis in het ontvangende land;

- de door illegale-immigrantenstromen gevolgde routes om het grondgebied van de lidstaten te bereiken;

- hun modus operandi, met inbegrip van de gebruikte vervoermiddelen, tussenpersonen, enz.;

- het bestaan en de activiteiten van criminele organisaties die betrokken zijn bij de smokkel van immigranten;

- incidenten en gebeurtenissen die, momenteel of in de toekomst, nieuwe ontwikkelingen inzake illegale-immigrantenstromen kunnen veroorzaken;

- de methoden die gebruikt worden voor het namaken of vervalsen van identiteitspapieren en reisdocumenten;

- manieren en middelen om de autoriteiten in de ontvangende landen bij te staan bij de preventie van illegale-immigratiestromen die afkomstig zijn uit of reizen door hun land;

- manieren en middelen om de terugkeer en repatriëring van illegale immigranten naar hun land van herkomst te vergemakkelijken;

- wetgeving en wetgevingspraktijken met betrekking tot bovengenoemde kwesties;

- gegevens die via het systeem voor vroegtijdige waarschuwing worden verzonden.

3. De immigratieverbindingsfunctionarissen zijn tevens gerechtigd bijstand te verlenen bij de identificatie van onderdanen van derde landen en bij het bevorderen van hun terugkeer naar het land van herkomst.

4. De lidstaten dragen er zorg voor dat de immigratieverbindingsfunctionarissen hun taken uitvoeren binnen het kader van hun verantwoordelijkheden en overeenkomstig de bepalingen - ook betreffende de bescherming van persoonsgegevens - van het nationaal recht en van de overeenkomsten of regelingen met de ontvangende landen of met internationale organisaties.

Artikel 3

1. De lidstaten stellen elkaar, alsook de Raad en de Commissie, systematisch en onverwijld in kennis van de detachering van immigratieverbindingsfunctionarissen en van de taakomschrijving van deze functionarissen. De Commissie verstrekt de Raad en de lidstaten een overzicht van die gegevens.

2. Ieder lidstaat stelt de overige lidstaten in kennis van zijn voornemen om immigratieverbindingsfunctionarissen te detacheren in derde landen, zodat deze lidstaten in staat zijn hun belangstelling kenbaar te maken voor het sluiten van een samenwerkingsovereenkomst inzake detachering met de betrokken lidstaat, zoals bedoeld in artikel 5.

Artikel 4

1. De lidstaten dragen er zorg voor dat de immigratieverbindingsfunctionarissen die in hetzelfde derde land of dezelfde regio zijn gedetacheerd, onderling plaatselijke of regionale samenwerkingsnetwerken vormen. In het kader van deze netwerken hebben de immigratieverbindingsfunctionarissen in het bijzonder de volgende taken:

- regelmatig en wanneer nodig bijeenkomen;

- gegevens en praktijkervaring uitwisselen;

- coördineren van standpunten die worden ingenomen in contacten met commerciële vervoerders, wanneer passend;

- deelnemen aan gezamenlijke gespecialiseerde opleidingen, voorzover van toepassing;

- organiseren van informatiebijeenkomsten en opleidingen voor de leden van het diplomatieke en consulaire personeel van de missies van de lidstaten in het ontvangende land, voorzover van toepassing;

- bewerkstelligen van een gemeenschappelijke aanpak voor het verzamelen van strategisch relevante informatie, met inbegrip van risicoanalyses, en de rapportage aan de bevoegde autoriteiten van de zendende lidstaten;

- bijdragen aan de overeenkomstig artikel 6, lid 1, opgestelde halfjaarlijkse verslagen over hun gemeenschappelijke activiteiten;

- onderhouden van regelmatige contacten met soortgelijke netwerken in het ontvangende land en in naburige derde landen, voorzover daar aanleiding toe is.

2. Vertegenwoordigers van de Commissie zijn gerechtigd deel te nemen aan bijeenkomsten die in het kader van het netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen worden gehouden, ook al kunnen er, indien operationele omstandigheden dit vereisen, vergaderingen worden gehouden zonder dat een vertegenwoordiger van de Commissie daarbij aanwezig is. Ook andere organen en autoriteiten kunnen hiertoe worden uitgenodigd, voorzover daar aanleiding toe is.

3. De lidstaat die het voorzitterschap van de Raad bekleedt, neemt het initiatief tot het houden van voornoemde bijeenkomsten. Indien deze lidstaat niet vertegenwoordigd is in het betrokken land of in de betrokken regio, neemt de lidstaat die het plaatsvervangend voorzitterschap bekleedt, het initiatief tot het houden van de bijeenkomsten.

Artikel 5

1. De lidstaten kunnen bilateraal of multilateraal overeenkomen dat immigratieverbindingsfunctionarissen die door een bepaalde lidstaat in een derde land of bij een internationale organisatie zijn gedetacheerd, ook de belangen van één of meer andere lidstaten behartigen.

2. De lidstaten kunnen tevens overeenkomen dat hun immigratieverbindingsfunctionarissen bepaalde taken onderling verdelen.

Artikel 6

1. De lidstaat die het voorzitterschap van de Raad bekleedt of, indien deze lidstaat niet vertegenwoordigd is in het betrokken land of in de betrokken regio, de lidstaat die het plaatsvervangend voorzitterschap bekleedt, stelt aan het eind van ieder halfjaar een verslag op ten behoeve van de Raad en de Commissie over de activiteiten van de netwerken van immigratieverbindingsfunctionarissen waarin deze lidstaat vertegenwoordigd is, en over de situatie in het ontvangende land ter zake van illegale immigratie.

2. Deze verslagen worden opgesteld overeenkomstig een door de Commissie vast te stellen model en formaat.

3. Deze verslagen vormen aan het eind van elk voorzitterschap een belangrijke informatiebron voor het evaluatieverslag dat de Commissie ten behoeve van de Raad opstelt over de situatie in alle derde landen waar immigratieverbindingsfunctionarissen van de lidstaten zijn gedetacheerd.

4. De Commissie verwerkt in haar jaarverslag betreffende de ontwikkeling van een gemeenschappelijk beleid inzake illegale immigratie, mensensmokkel en mensenhandel, buitengrenzen en de terugkeer van illegaal verblijvende personen, een samenvattend feitelijk verslag dat gebaseerd is op de hierboven bedoelde verslagen. In de evaluatie die de Commissie aan de Raad voorlegt, kan zij de voorstellen en aanbevelingen doen die zij nodig acht.

Artikel 7

Deze verordening laat de in de Gemeenschappelijke Instructies aan de diplomatieke en consulaire beroepsposten(7) vervatte bepalingen inzake consulaire samenwerking op plaatselijk niveau onverlet.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op 5 januari 2004.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Brussel, 19 februari 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

M. McDowell

(1) PB C 140 van 14.6.2003, blz. 12.

(2) PB L 67 van 12.3.2003, blz. 27.

(3) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(4) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31.

(5) PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.

(6) PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.

(7) PB C 313 van 16.12.2002, blz. 1.