28.10.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 325/58


BESCHIKKING VAN DE RAAD

van 21 oktober 2004

waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd tot toepassing van een bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 11 van Zesde Richtlijn 77/388/EEG betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting

(2004/736/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (1), en met name op artikel 27,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 13 februari 2004, heeft het Verenigd Koninkrijk verzocht om machtiging tot toepassing van een bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 11, A, lid 1, onder a), van Richtlijn 77/388/EEG.

(2)

Deze derogatie moet voorkomen dat door het onderwaarderen van leveringen van goederen en diensten BTW wordt ontweken. Zij is met name gericht tegen de omzeiling van artikel 6, lid 2, van Richtlijn 77/388/EEG door middel van een praktijk die in de autohandelbranche wordt toegepast waarbij het personeel voor een vaste vergoeding een auto mag gebruiken. Aangezien deze vergoeding als tegenprestatie voor de dienst blijkt te gelden, wordt de BTW volgens artikel 11, A, lid 1, onder a), van Richtlijn 77/388/EEG geheven over het werkelijk door de werknemer betaalde bedrag. Wegens het dienstverband tussen de twee betrokken partijen is het werkelijk betaalde bedrag evenwel kunstmatig laag, wat tot fors lagere BTW-inkomsten leidt.

(3)

Het Verenigd Koninkrijk werd eerder al gemachtigd om van artikel 11 af te wijken om het probleem van ondergewaardeerde leveringen tussen verbonden personen waarbij de ontvanger volledig of ten dele is vrijgesteld, aan te pakken. Aangezien het begrip „verbonden” ten tijde van de goedkeuring van deze derogatie niet van toepassing was op werknemers en een werknemer geen belastingplichtige is die volledig of ten dele is vrijgesteld, is een nieuwe, specifiekere derogatie vereist.

(4)

De bijzondere maatregel dient uitsluitend te gelden voor de gevallen waarin de overheid kan vaststellen dat de maatstaf van heffing zoals bepaald overeenkomstig artikel 11, A, lid 1, onder a), werd beïnvloed door het dienstverband tussen de twee betrokken partijen. Deze bevinding mag niet berusten op vermoedens, maar moet telkens worden gestaafd door harde feiten.

(5)

Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel.

(6)

De derogatie heeft geen negatieve gevolgen voor de eigen middelen van de Gemeenschap uit de BTW,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 11, A, lid 1, onder a), van Richtlijn 77/388/EEG wordt het Verenigd Koninkrijk tot 31 december 2009 gemachtigd om ter zake van de terbeschikkingstelling van een auto de normale waarde van die dienst als maatstaf van heffing te hanteren, voorzover de verlener en de ontvanger van de dienst verbonden personen in de autohandelbranche zijn.

Artikel 2

Artikel 1 is slechts van toepassing als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de dienstverlener heeft recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de BTW op de auto;

b)

de ontvanger is niet volledig belastingplichtig en is via een dienstverband met de dienstverlener verbonden overeenkomstig nationale wetgeving;

c)

uit de feitelijke omstandigheden kan redelijkerwijs worden geconcludeerd dat het onder b) genoemde dienstverband de maatstaf van heffing zoals bepaald overeenkomstig artikel 11, A, lid 1, onder a), van Richtlijn 77/388/EEG heeft beïnvloed.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Luxemburg, 21 oktober 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

G. ZALM


(1)  PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/66/EG (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 35).