32004D0285

2004/285/EG: Beschikking van de Commissie van 19 juni 2002 overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad waarbij aan een onderneming geldboeten worden opgelegd wegens het verstrekken van onjuiste en misleidende inlichtingen in een procedure inzake fusiecontrole (Zaak COMP/M.2624 — BP/Erdölchemie) (Voor de EER relevante tekst) (kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 2208)

Publicatieblad Nr. L 091 van 30/03/2004 blz. 0040 - 0048


Beschikking van de Commissie

van 19 juni 2002

overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad waarbij aan een onderneming geldboeten worden opgelegd wegens het verstrekken van onjuiste en misleidende inlichtingen in een procedure inzake fusiecontrole

(Zaak COMP/M.2624 - BP/Erdölchemie)

(kennisgeving geschied onder nummer C(2002) 2208)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2004/285/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1310/97(2), en met name op artikel 14, lid 1, onder b),

Na de belanghebbende ondernemingen in de gelegenheid te hebben gesteld hun standpunt ten aanzien van de punten van bezwaar van de Commissie kenbaar te maken,

Gelet op het advies van het Raadgevend Comité inzake concentraties(3),

Gelet op het eindverslag van de raadadviseur-auditeur in deze zaak(4),

Overwegende hetgeen volgt:

I. DE PARTIJEN EN DE TRANSACTIE

(1) Op 23 februari 2001 ontving de Commissie een aanmelding overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 4064/89 (hierna "de concentratieverordening" genoemd) van Deutsche BP AG (hierna "Deutsche BP" genoemd) betreffende een voorgenomen concentratie in de chemische industrie (zaak COMP/M.2345-BP/Erdölchemie), waarbij Deutsche BP in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van de concentratieverordening de exclusieve zeggenschap verkrijgt over de onderneming Erdölchemie GmbH (hierna "EC" genoemd)(5).

(2) Deutsche BP is een Duitse dochteronderneming van BP plc (hierna "BP" genoemd), de houdstermaatschappij van een multinationale olie-exploratie-, aardolie- en petrochemische groep. EC is producent en verkoper van petrochemicaliën met productiefaciliteiten te Keulen in Duitsland, die in eerste instantie werd opgericht als een gezamenlijke onderneming waarover Bayer AG en BP, via Deutsche BP, gezamenlijk de zeggenschap uitoefenden. De transactie bestond derhalve uit een omzetting van gezamenlijke in exclusieve zeggenschap.

II. PROCEDURE

(3) Acrylnitril (hierna "ACN" genoemd) was een van de chemische producten waar volgens de aanmelding horizontale overlapping tussen de partijen gevolgen zou hebben voor de betrokken markt. De aanmelding werd op 21 maart 2001 onvolledig verklaard vanwege ontbrekende informatie over licentieverlening ter zake van ACN-technologie, de ACN-katalysator, de vraag- en aanbodsituatie voor ACN en de wereldwijde handelsstromen. De aanmelding werd op 22 maart 2001 volledig verklaard, nadat de partijen aanvullende informatie hadden verstrekt met betrekking tot de punten 4, 7 en 8 van het formulier CO betreffende de ACN-technologie en -katalysator, alsmede de vereiste informatie over de ACN-markt. Overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder b), van de concentratieverordening verklaarde de Commissie op 26 april 2001 de concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt en met de werking van de EER-overeenkomst(6).

(4) Het werd duidelijk dat de aanmelding van Deutsche BP misleidende en onjuiste inlichtingen bevatte betreffende drie kwesties die verband hielden met het ACN-product: i) de overeenkomsten van BP met ACN-concurrenten [...](7), ii) de activiteiten van BP met betrekking tot licentieverlening ter zake van ACN-technologie en iii) de activiteiten van BP met betrekking tot de ACN-katalysator. In haar mededeling van punten van bezwaar van 23 november 2001 maakte de Commissie haar voorlopig standpunt kenbaar dat Deutsche BP uit onachtzaamheid onjuiste en misleidende inlichtingen had verstrekt in een aanmelding als bedoeld in artikel 4 van de concentratieverordening en dat in overeenstemming met artikel 14, lid 1, onder b), en artikel 14, lid 3, van de concentratieverordening aan Deutsche BP een geldboete moest worden opgelegd. Op 7 maart 2002 maakte Deutsche BP haar opmerkingen kenbaar over de mededeling van de punten van bezwaar.

III. RELEVANTE FEITEN

1. Informatie over de samenwerkingsovereenkomsten van BP met [...]* concurrenten

a) In de aanmelding verstrekte informatie

(5) Onder het kopje "Samenwerkingsovereenkomsten" wordt in het formulier CO, dat vermeldt welke informatie in het geval van een concentratieaanmelding moet worden verstrekt op grond van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 447/98 van de Commissie van 1 maart 1998 betreffende de aanmeldingen, de termijnen en het horen van betrokkenen overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad betreffende de controle op concentraties van ondernemingen(8), wordt in punt 8.11 de volgende vraag gesteld: "In welke mate bestaan er op de betrokken markten (horizontale of verticale) samenwerkingsovereenkomsten?". Het antwoord dat de partijen in de aanmelding hebben gegeven met betrekking tot ACN (blz. 51) luidt als volgt:

"Partijen zijn niet op de hoogte van belangrijke samenwerkingsovereenkomsten in de EER met betrekking tot acrylnitril. Op horizontaal niveau zijn er echter diverse producenten die soms binnen een geografisch gebied materiaal uitwisselen om de distributiekosten te beperken (binnen de EER ruilt Erdölchemie bijvoorbeeld op dit moment c.[...] * kt [kiloton] acrylnitril per jaar met BP). De enige belangrijke verticale overeenkomsten zijn de afhankelijkheidsposities met betrekking tot propeen en integratie op termijn die worden beschreven in paragraaf 7.8 hierboven.".

(6) In punt 8.12 van het formulier CO wordt om de volgende informatie gevraagd: "Verstrek gegevens betreffende de belangrijkste samenwerkingsovereenkomsten waaraan de partijen bij de concentratie op de betrokken markten deelnemen, zoals overeenkomsten inzake onderzoek en ontwikkeling, licentieovereenkomsten, overeenkomsten inzake gezamenlijke productie, specialisatieovereenkomsten, distributieovereenkomsten, langlopende leveringsovereenkomsten en overeenkomsten inzake uitwisseling van informatie.". Ten aanzien van ACN gaven de partijen het volgende antwoord in hun aanmelding (blz. 52):

"Niet van toepassing.".

(7) Ook in andere punten van het formulier CO verstrekten partijen met betrekking tot ACN geen informatie over samenwerkingsovereenkomsten met concurrenten. Ten aanzien van de in aanmerking te nemen geografische markt verklaarden zij in afdeling 6 (blz. 19): "De in aanmerking te nemen geografische markt voor acrylnitril is volgens de partijen wereldwijd ...".

b) Resultaat van het onderzoek

(8) In antwoord op de algemene vraag in een schrijven ingevolge artikel 11 van de concentratieverordening (hierna "de artikel 11-brief" genoemd) waarin wordt gevraagd naar "de gevolgen voor de werking van de markt", deelde een concurrent de Commissie mede dat BP en Sterling Chemicals Inc. (hierna "Sterling" genoemd), een andere grote producent in de Verenigde Staten (de ACN-installaties van BP bevinden zich in de Verenigde Staten), een gemeenschappelijke onderneming hebben voor de export van ACN, Anexco genaamd. Vervolgens verzond de Commissie op 8 maart (17.49 uur) een e-mail naar de advocaten die BP en Deutsche BP vertegenwoordigen (hierna "de advocaten van BP" genoemd) met daarin de mededeling: "Wij hebben vernomen dat BP samen met Sterling, een andere grote producent in de Verenigde Staten, een gezamenlijke onderneming heeft voor de export van acrylnitril (Anexco). Naar ik begrepen heb, wordt dit niet vermeld in het formulier CO. U wordt verzocht alle relevante informatie te verstrekken met betrekking tot deze onderneming, het belang van Sterling op de markt en alle andere gegevens die van invloed kunnen zijn op het onderzoek van de Commissie naar de gevolgen van de concentratie.".

(9) In een faxbericht van 12 maart 2001 bevestigden de advocaten van BP het bestaan van die gemeenschappelijke onderneming met Sterling. Aangegeven werd dat deze gemeenschappelijke onderneming ACN van BP en Sterling verkoopt in regio's buiten Noord-Amerika en Europa en derhalve niet actief is in Europa. Er werd echter ook vermeld dat BP een niet-exclusieve distributieovereenkomst heeft met Sterling, op grond waarvan BP per jaar maximaal [...]* kt ACN verkoopt aan Europa en Turkije. De advocaten van BP wezen er in het faxbericht op dat dit gegeven al eerder onder de aandacht van de Commissie was gebracht. De overeenkomsten met Sterling waren in april 1998 in het kader van de kartelvoorschriften aangemeld bij de Commissie middels het A/B-formulier (zaak IV/E-2/37.035-BP-Sterling). Op 1 juni 1999 gaf de Commissie door middel van een administratieve brief een negatieve verklaring af.

(10) In een telefonisch onderhoud van 15 maart verzocht de Commissie de advocaten van BP om informatie te verstrekken over connecties met andere [...]* leveranciers. In hun schriftelijk antwoord van 16 maart op die vraag (blz. 6) gaven de advocaten van BP aan dat BP:

"geen gemeenschappelijke onderneming en/of distributieovereenkomsten heeft met [andere producenten]*, met uitzondering van de connecties met Sterling die zijn beschreven in het faxbericht van BP van 12 maart. [...] BP heeft echter [een overeenkomst met een andere producent die van invloed is op de export naar Europa]*."

(11) Op 19 maart heeft de Commissie telefonisch en per e-mail (16.56 uur) verzocht om nadere informatie over de betrokken hoeveelheden en de looptijd van de overeenkomst met [...]*. In het antwoord op die vragen (19 maart) hebben de advocaten van BP te kennen gegeven dat [nadere bijzonderheden over de overeenkomst die het vermogen van de producent beperken om zelfstandig ACN te exporteren naar Europa]*.

(12) Volgens de [overeenkomst, ...]*.

(13) Een belangrijk onderdeel in het onderzoek naar de concurrentiepositie van BP op de ACN-markt was het vermogen van [...]* producenten om ACN te leveren aan Europa. Vanwege een aanzienlijke overcapaciteit ten opzichte van de lokale vraag zijn de Verenigde Staten de grootste ACN-exporterende regio. De ACN die BP in Europa verkoopt is geheel gebaseerd op import van haar installaties in de Verenigde Staten. [Na marktleider BP (BP: 35 %) is Sterling, met een marktaandeel van ongeveer 20 %, een van de grootste groothandelaren in de Verenigde Staten. Ten aanzien van de verkoop van ACN in Europa is Sterling derhalve potentieel een belangrijke concurrent van BP. De overeenkomst beperkt in aanzienlijke mate de mogelijkheden van Sterling om in Europa actief met BP te concurreren. De gehele verkoop van Sterling naar West-Europa liep via de overeenkomst, d.w.z. werd verhandeld door BP, met uitzondering van enkele ondergeschikte verkopen beneden 5 kt die Sterling rechtstreeks verhandelde]*. De [overeenkomst met...]* geeft BP een grote mate van zeggenschap over [...]* export naar Europa. [...]*.

(14) Samenvattend waren er met betrekking tot ACN twee belangrijke samenwerkings[overeenkomsten]* tussen BP en [ACN-producenten]*. In het formulier CO werd op geen enkele wijze verwezen naar deze [overeenkomsten]*.

2. Informatie over de activiteiten van BP met betrekking licentieverlening ter zake van ACN-technologie

a) In de aanmelding verstrekte informatie

(15) In punt 6.1 van het formulier CO worden de partijen verzocht elke betrokken markt aan te duiden. In de afdelingen 7 en 8 moet gedetailleerde informatie worden verstrekt over deze markten. Punt 6 III, onder b), omschrijft verticaal betrokken markten als relevante productmarkten, waar "een of meer van de partijen bij de concentratie bedrijfsactiviteiten uitoefenen op een productmarkt die zich hoger of lager in de bedrijfskolom bevindt dan een productmarkt waarop een of meer andere partijen bij de concentratie werkzaam zijn, en enig marktaandeel van hen 25 % of meer bedraagt [...]".

(16) In punt 8.9 van het formulier CO worden de partijen verzocht de verschillende factoren te beschrijven die op de toetreding tot de betrokken markten van invloed zijn. In punt d) van dit punt wordt met name verzocht informatie te verstrekken over de vraag "in welke mate is elk van de partijen bij de concentratie licentienemer of licentiegever met betrekking tot octrooien, knowhow en andere rechten op de relevante markten?".

(17) Over de positie van BP op het gebied van licentieverlening ter zake van ACN- productietechnologie, die wordt geacht zich hoger in de bedrijfskolom te bevinden dan activiteiten op het gebied van ACN-productie, wordt geen uitleg gegeven in de aanmelding, noch als betrokken markt, noch in punt 8.9 of elders. In de door Deutsche BP onder punt 8.9 verstrekte gegevens wordt technologie genoemd als een van de relevante toetredingsfactoren en wordt aangegeven dat:

"de vereiste technologie gemakkelijk kan worden aangekocht via een licentie van diverse producenten van ACN (bijv. Asahi, BP, Solutia, DuPont, diverse Chinese licentiegevers en anderen). Deze licentiegevers voeren actieve licentieverleningprogramma's uit. De beschikbaarheid van technologie en intellectuele eigendomsrechten is geen factor die belemmeringen oplevert om ACN te gaan produceren.".

b) Resultaat van het onderzoek

(18) In antwoord op een artikel 11-brief deelde een concurrent de Commissie mede dat BP de belangrijkste verkoper was van technologie ten behoeve van de productie van ACN. Nadat deze kwestie op 13 maart 2001 ter sprake was gebracht in een telefonisch onderhoud met de advocaten van BP, overhandigden zij dienaangaande op 14 maart 2001 een memo waarin werd verklaard dat:

"85-90 % van de onderliggende technologie van de totale huidige ACN-capaciteit in eerste instantie is geïnstalleerd via een licentie van BP".

(19) De advocaten van BP verstrekten nadere informatie, waaronder aanvullingen op de punten 4, 7 en 8 van het formulier CO, met betrekking tot de licentieverlening ter zake van ACN-technologie. Het onderzoek van de Commissie wees uit dat BP tot 1994 een monopolie had op het gebied van licentieverlening ter zake van ACN-technologie. Daarna zijn er door Solutia, Tae Kwang en Formosa Plastic drie productie-installaties gebouwd voor de productie van ACN op wereldniveau. Formosa verkreeg haar technologielicentie van BP. Solutia ontwikkelde een eigen productietechnologie en bouwde een installatie gebaseerd op haar eigen technologie, zonder licenties nodig te hebben van derden. De installatie van Tae Kwang is gebaseerd op de technologie van Solutia en de licentie werd in 1995 verkregen van Solutia. [BP bood haar technologie niet aan Tae Kwang aan]*. Een eerdere, op 10 juni 1987 verstrekte licentie van BP aan Formosa [...]*. Op grond van de licentie van BP aan de Zuid-Afrikaanse producent Sasol had BP de eerste keuze om de export van Sasol aan te kopen en tot het moment dat de productie in de installatie van Sasol werd beëindigd, verhandelde BP in feite de export van Sasol van [...]*.

(20) Gelet op de licentieverleningsactiviteiten van de andere bedrijven die door Deutsche BP worden genoemd als bron van de technologielicenties voor ACN, heeft het onderzoek het volgende aan het licht gebracht: op het moment van het onderzoek was DuPont niet actief op het gebied van licentieverlening aan derden. DuPont beschouwde de informatie die in antwoord op een artikel 11-brief over dat onderwerp aan de Commissie werd verstrekt als bedrijfsgeheim. Tot op dat moment had Asahi haar technologie slechts in licentie gegeven aan haar gemeenschappelijke ondernemingen of dochterondernemingen en aan Sinopec (China) ten behoeve van drie kleinschalige installaties, waarvan er op dit moment slechts één in bedrijf is. Bovendien maakten de licenties van Asahi in China deel uit van een samenwerkingsovereenkomst tussen BP en Asahi ten behoeve van een gezamenlijke licentieverlening terzake van acrylnitril-technologie in China. Met de in het formulier CO genoemde "Chinese licentiegevers" wordt Sinopec bedoeld, die haar ACN-technologie aanbiedt op haar website, maar nog geen enkele installatie een licentie had verstrekt. Sinopec is eveneens partner in een gemeenschappelijke onderneming met BP ten behoeve van een mogelijke licentie voor een nieuwe installatie in China en heeft licenties verkregen van Asahi voor drie kleinschalige installaties.

(21) In de aanmelding werd dus belangrijke informatie weggelaten en werd geen nauwkeurige beschrijving gegeven van de positie van BP met betrekking tot licentieverlening ter zake van ACN-technologie.

3. Informatie over de activiteiten van BP met betrekking tot de ACN-katalysator

(22) Een katalysator is een erg belangrijke stof voor het productieproces van ACN, aangezien deze ervoor zorgt dat de grondstoffen, propeen en ammoniak, ACN maken. Katalysatoren zijn op de markt te koop en vormen een afzonderlijke productmarkt.

a) In de aanmelding verstrekte informatie

(23) De ACN-katalysator werd niet genoemd als een (verticaal) betrokken markt in de zin van punt 6 III, onder b), van het formulier CO. In het formulier CO worden de activiteiten van BP ten aanzien van de ACN-katalysator helemaal niet vermeld. De enige verwijzing in de aanmelding naar ACN-katalysatoren is te vinden in punt 8.10 (met betrekking tot het belang van onderzoek en ontwikkeling), waar wordt gesteld:

"onderzoek en ontwikkeling is niet doorslaggevend voor markttoetreding of om op de acrylnitrilmarkten actief te blijven. Met name zijn er veel leveranciers van katalysatortechnologie (bv. Nitto, Asahi, DuPont, Solutia, enz.) ...".

b) Resultaat van het onderzoek

(24) Wederom in antwoord op een algemene vraag in een artikel 11-brief, deelde een concurrent de Commissie mede dat BP een leidende katalysatorverkoper is. Nadat dit onderwerp in een telefonisch onderhoud op 13 maart 2001 was voorgelegd aan de advocaten van BP, verstrekten de advocaten van BP een op 14 maart 2001 gedateerd document waarin werd vermeld:

"... doorgaans worden katalysatoren voor nieuwe ACN-installaties in eerste instantie gekocht bij de licentiegever van de technologie .... Volgens ramingen van BP worden momenteel nog door slechts [55-65]* % van alle ACN-eenheden wereldwijd ... katalysatoren van BP gebruikt.".

(25) In hun aanvulling op de punten 4, 7 en 8 van het formulier CO, die is verstrekt nadat de Commissie de aanmelding onvolledig had verklaard, geven de partijen met betrekking tot de ACN-katalysator aan dat BP in 1997 [65-75]* % van de wereldwijde handelsmarkt voor de ACN-katalysator voor haar rekening nam en schatten zij het aandeel van BP in 2001 op [70-80]* %. Deze cijfers werden grotendeels bevestigd door het marktonderzoek van de Commissie. Wat de concurrenten van BP betreft, liet het onderzoek het volgende zien: DuPont biedt geen eigen type katalysator aan, maar houdt zich uitsluitend bezig met het regenereren van gebruikte katalysatoren. De klanten zijn van mening dat het met een geregenereerde katalysator niet mogelijk is om hetzelfde productieresultaat te behalen als met een nieuwe katalysator. De katalysator van Solutia is radioactief en werkt volgens marktdeelnemers alleen met de eigen technologie van Solutia. Asahi is pas begin 2001 toegetreden tot de handel. Tot 31 december 2000 had BP het exclusieve recht van wereldwijde verkoop van de Asahi-katalysator (met uitzondering van technologielicenties en de verkoop van Asahi in Japan, Taiwan, Korea en China, waarvoor de toestemming van Asahi nodig was). Tijdens de looptijd van de overeenkomst had BP de rechten op alle informatie die Asahi over katalysatoren bekendmaakte, inclusief ontwikkelingen inzake de nieuwe katalysator van Asahi die zij thans alleen verhandelt. Bovendien hebben BP en Asahi nog steeds een samenwerkingsovereenkomst voor de verkoop van katalysatoren in China. Tot op heden heeft Sinopec haar katalysator enkel in China verkocht. De belangrijkste concurrent van BP is Mitsubishi (voorheen Nitto genoemd). [...]*. Alleen de katalysatoren van Mitsubishi en Asahi zijn volledig aangepast aan de technologie van BP, d.w.z. dat ze kunnen worden gebruikt als een [substituut-/vervangings-]* katalysator, zelfs als de fabriek in eerste instantie werd geïnstalleerd en opereerde op basis van een katalysator van BP.

(26) Derhalve werd er in de aanmelding geen melding gemaakt van de positie van BP op de katalysatormarkt en werd de marktsituatie niet correct beschreven.

IV. BEOORDELING OP GROND VAN ARTIKEL 14 VAN DE CONCENTRATIEVERORDENING

(27) Wanneer een onderneming bij een aanmelding als bedoeld in artikel 4 opzettelijk of uit onachtzaamheid onjuiste of verdraaide (= misleidende) gegevens verstrekt, kan de Commissie ingevolge artikel 14, lid 1, onder b), van de concentratieverordening bij beschikking geldboete opleggen van ten minste 1000 en ten hoogste 50000 EUR.

1. Onjuiste informatie over samenwerkingsovereenkomsten.

(28) De mogelijkheid voor concurrenten om materiaal te exporteren vormt voor de Commissie een belangrijk element bij de beoordeling van de geografische omvang van de desbetreffende markten, alsook van de gevolgen die de transactie heeft voor de concurrentie op de gemeenschappelijke markt. Deutsche BP deelde in het formulier CO mede dat er geen samenwerkingsovereenkomsten waren met betrekking tot ACN. Dit bleek niet juist te zijn, want zoals beschreven in overwegingen 8 tot en met 13 had BP overeenkomsten gesloten met [...]*, hetgeen gevolgen had voor hun vermogen om ACN naar Europa en andere bestemmingen te exporteren, maar ook voor hun vermogen om daar te concurreren met BP. Vooral omdat Deutsche BP stelde dat de relevante geografische markt voor ACN wereldwijd was, hadden in de aanmelding alle wereldwijd [...]* gesloten overeenkomsten moeten worden vermeld. Daarom wordt geconcludeerd dat de in het formulier CO verstrekte informatie over ACN-samenwerkingsovereenkomsten onjuist was.

2. Het onjuiste of ten minste misleidende karakter van de over de licentieverlening voor ACN verstrekte informatie

(29) Een belangrijk aspect bij het onderzoek naar de positie van een partij op de desbetreffende markt is de eventuele beheersing van zich hoger in de bedrijfskolom bevindende markten, zoals de markt voor ACN-procestechnologie. De sterke positie van BP bij de licentieverlening voor ACN werd helemaal niet vermeld in het formulier CO. De partijen hebben nagelaten om de licentieverlening ter zake van ACN-technologie te vermelden als een verticaal betrokken markt, en om de vereiste informatie te verstrekken in het formulier CO. Door de (beknopte) informatie over de licentieverlening ter zake van ACN-technologie werd een onjuiste voorstelling van zaken gegeven, aangezien de indruk werd gewekt dat BP, samen met diverse andere uiterst actieve concurrenten met een gedegen positie (in punt 8.9 verwijst BP naar "actieve licentieverleningsprogramma's"), actief was met een marktaandeel van minder dan 25 % op de licentieverleningsmarkt. Dit bleek onjuist of ten minste misleidend te zijn. BP was en is nog steeds de wereldleider op het gebied van licentieverlening ter zake van ACN. DuPont was niet actief op het gebied van licentieverlening ter zake van ACN-technologie. Deutsche BP stelt op grond van goede redenen te geloven dat DuPont een actieve licentiegever was. Immers volgens een artikel in een industriële publicatie (Chemicals Week) van juni 1998, kondigde een manager van DuPont aan dat 25 gespecialiseerde chemische bedrijven van DuPont licenties zouden gaan verlenen, onder andere voor het produceren van ACN. Uit dit artikel kunnen echter geen conclusies worden getrokken ten aanzien van de feitelijke situatie van DuPont's licentieverlening voor ACN op het moment van de aanmelding. Een artikel dat tweeëneenhalf jaar vóór de aanmelding werd gepubliceerd en waarin enkel gewag werd gemaakt van de ambities en de bedrijfsplannen van een onderneming, kan niet worden aangevoerd als een staving van de stelling in de aanmelding dat de technologie reeds beschikbaar was bij DuPont. Bovendien was er geen sprake van "verschillende Chinese licentiegevers", zoals werd vermeld in de aanmelding, maar was er theoretisch gezien slechts één (Sinopec), die op dat moment nog geen enkele licentie had verstrekt. Het feit dat niet werd vermeld dat de activiteiten van Asahi zich beperkten tot die in haar fabrieken en in China en dat Asahi voor China een samenwerkingsovereenkomst heeft met BP, dient ten minste als misleidend te worden beschouwd, aangezien daarmee de indruk wordt gewekt dat Asahi actief is zonder geografische beperkingen en volledig onafhankelijk is van BP. Derhalve moet worden geconcludeerd dat de in het formulier CO verstrekte informatie over ACN-technologie onjuist of ten minste misleidend was.

3. Het onjuiste of ten minste misleidende karakter van de over de ACN-katalysator verstrekte informatie

(30) De katalysatormarkt moet worden gezien als een markt die zich hoger in de bedrijfskolom bevindt dan de activiteiten van BP ten aanzien van ACN-productie. Dit is belangrijk voor het onderzoek naar de positie van BP op die markt. In de aanmelding werd helemaal niet vermeld dat BP actief is op het gebied van ACN-katalysatoren. Wederom lieten de partijen na melding te maken van een verticaal betrokken markt. De beperkte informatie die over de ACN-katalysator werd verstrekt, wekte de indruk dat BP niet actief was en dat er verschillende andere onafhankelijke, actieve concurrenten waren met een gedegen positie op de katalysatormarkt. Dit bleek onjuist of ten minste misleidend te zijn. Met een marktaandeel van meer dan 70 % was en is BP nog steeds wereldleider op het gebied van de verkoop van ACN-katalysatoren. DuPont was niet actief op de markt voor nieuwe katalysatoren. Door de vroegere en bestaande banden van BP met Asahi niet te vermelden heeft Deutsche BP belangrijke informatie achtergehouden voor het onderzoek naar de positie van Asahi als een concurrent van BP. Hetzelfde geldt voor de betrekkingen van BP met Mitsubishi. Samenvattend moet de in de aanmelding verstrekte informatie over de ACN-katalysator onjuist of ten minste misleidend worden geacht.

4. Nalatigheid

(31) In haar antwoord op de mededeling van de punten van bezwaar van de Commissie stelt Deutsche BP zich op het standpunt dat het niet verstrekken van de relevante informatie niet is gebeurd uit nalatigheid, of althans dat er slechts sprake is van een heel geringe mate van nalatigheid. Deutsche BP verklaart de niet-vermelding van bepaalde gegevens in de aanmelding als volgt: deze nalatigheid is voornamelijk het gevolg van interne communicatie- en coördinatieproblemen en hangt samen met het feit dat diverse personen van verschillende afdelingen binnen BP en daarbuiten betrokken waren bij het voorbereiden en opstellen van de aanmelding. De centrale afdeling, die het initiatief nam tot het opstellen van de aanmelding, heeft de informatie die nodig was ten behoeve van het formulier CO opgevraagd bij de desbetreffende bedrijfseenheid, die zich in de VS bevond. Dit is kennelijk gebeurd zonder voldoende inzicht te geven in de verschillende, in het formulier CO gehanteerde begrippen en technische termen en in het belang dat bepaalde zakelijke relaties hebben voor een concurrentieonderzoek op grond van de concentratieverordening.

(32) Voorts werden, volgens Deutsche BP, de overeenkomst met de Amerikaanse producent Sterling en [...]* niet vermeld omdat de partijen in eerste instantie van plan waren om de markt voor ACN als een Europese markt te omschrijven. Derhalve werden de betrekkingen met de [...]* producenten [in andere geografische regio's]* niet van belang geacht. Toen werd besloten om over te stappen op een wereldwijde marktomschrijving, werd het punt in het formulier CO betreffende overeenkomsten niet dienovereenkomstig aangepast.

(33) Wat de ACN-technologie en -katalysator betreft, deelt Deutsche BP mede dat de productdeskundigen die betrokken waren bij de opstelling van het formulier CO, deze activiteiten niet beschouwden als "producten die zich hoger of lager bevinden in de bedrijfskolom" ten opzichte van ACN, zoals bedoeld in het formulier CO. Mensen uit het bedrijfsleven zijn eerder geneigd om deze term te interpreteren als de input van grondstoffen (zoals propeen en ammoniak in het geval van ACN) dan als technologie. Volgens Deutsche BP bleven deze in eerste instantie ontstane misverstanden bij het opstellen van de aanmelding onopgemerkt.

(34) Tot slot voert Deutsche BP aan dat de door BP opgezette organisatie (d.w.z. het verzamelen van informatie door de exacte formulering van de relevante punten van het formulier CO tijdig te versturen naar de respectieve bedrijfseenheden, het aanwijzen van externe gespecialiseerde adviseurs en alles in het werk stellen om de Commissie/ECLF- richtsnoeren voor beste praktijken(9) op te volgen) redelijk was en over het algemeen voldoende moest zijn om tekortkomingen bij de opstelling van de aanmelding te vermijden. Deutsche BP is derhalve van mening dat de onvolledigheid niet te wijten is aan een organisatorische nalatigheid, maar aan een uitzonderlijke reeks ongelukkige, op zichzelf staande omstandigheden.

(35) Er zijn geen aanwijzingen dat Deutsche BP met opzet handelde. De Commissie is echter van oordeel dat het verstrekken van de onjuiste en misleidende informatie is gebeurd door nalatigheid. Ten aanzien van de samenwerkingsovereenkomsten zijn de vragen in het formulier CO duidelijk en nauwkeurig. Deutsche BP moet zich ervan bewust zijn geweest dat deze overeenkomsten een belangrijk onderdeel uitmaken van het onderzoek naar de positie van de partijen en de onafhankelijkheid van hun concurrenten. Het voorhanden zijn van import en het vermogen van buitenlandse concurrenten om onafhankelijk producten op de Europese markt te brengen, is een belangrijk onderdeel van het onderzoek. Dit moet duidelijk zijn geweest voor Deutsche BP. Het belang van de ontbrekende informatie staat los van de geografische marktomschrijving die uiteindelijk werd toegepast. De relevante vragen in punt 8 van het formulier CO bevatten geen enkele geografische beperking en de antwoorden op dit punt moeten betrekking hebben op de hele wereld, met name als partijen een wereldwijde marktomschrijving bepleiten. Banden tussen concurrenten zijn een relevant bestanddeel van de concurrentieanalyse van zowel een Europese als een wereldwijde markt. Daarom kan het argument van Deutsche BP, dat het verzuim het gevolg was van het feit dat bij de voorbereiding van de aanmelding de marktomschrijving voor ACN was gewijzigd van Europees naar wereldwijd en dat per ongeluk was nagelaten om punt 8 van het formulier CO dienovereenkomstig aan te passen, het nalatige karakter van dit verzuim niet wegnemen.

(36) Het feit dat de overeenkomst met Sterling in eerste instantie overeenkomstig artikel 81 van het Verdrag met het formulier A/B bij de Commissie werd aangemeld, ondersteunt de conclusie van de Commissie dat Deutsche BP niet de intentie had om de Commissie informatie te onthouden. Dit betekent echter niet dat er geen sprake was van nalatigheid. De partijen moeten middels het formulier CO volledige en alomvattende informatie verstrekken, met name betreffende alle aspecten die relevant zijn voor de beoordeling van de concentratie. Het feit dat een deel van de informatie mogelijk in een andere procedure of in een ander kader onder de aandacht van de Commissie is gebracht, doet niets af aan de verplichting van de partijen om alle afdelingen van het formulier CO volledig in te vullen. Bovendien hebben partijen in de aanmelding niet eens verwezen naar de eerdere procedure.

(37) Met betrekking tot de ACN-technologie en -katalysator wordt de definitie van een verticaal betrokken markt duidelijk beschreven in punt 6 III, onder b), van het formulier CO. De stelling van de partijen dat de betrokken bedrijfseenheden technologielicentieverlening en katalysator niet beschouwden als een "productmarkt" in de zin van punt 6 van het formulier CO, en in dit verband alleen oog hadden voor chemicaliën die zich hoger of lager in de ACN-bedrijfskolom bevonden, is slechts van geringe betekenis en betekent niet dat er geen sprake was van nalatigheid. Uit de jurisprudentie van de Commissie blijkt duidelijk dat technologielicentieverlening een afzonderlijke productmarkt kan zijn. Met name in de zaak van Dow Chemical/Union Carbide(10) heeft de Commissie uitgebreid onderzoek gedaan naar de markt voor licentieverlening ter zake van polyethyleen-technologie. In die zaak was BP actief betrokken bij het onderzoek van de Commissie. Hoewel die zaak betrekking had op een ander product (polyethyleen), was er geen enkele aanwijzing dat de benadering ten aanzien van technologielicentieverlening moest worden beperkt tot dit specifieke product en niet van toepassing was op andere chemicaliën.

(38) Met betrekking tot de ACN-katalysator is het argument des te minder acceptabel omdat dit onmiskenbaar een chemisch product is dat noodzakelijk is als additief voor het productieproces van ACN. Het feit dat Deutsche BP op de hoogte was van het belang van technologielicentieverlening en katalysator voor het concurrentieonderzoek, blijkt ook uit het feit dat dit onder de kopjes "toetredingsbelemmeringen" en "belang van onderzoek en ontwikkeling" - zij het op een onjuiste of ten minste misleidende manier - werd vermeld in het formulier CO. Bovendien kon Deutsche BP onmogelijk niet op de hoogte zijn van de zeer sterke positie van BP op deze twee markten. Tenslotte moet worden vermeld dat Deutsche BP onderdeel is van een multinationale onderneming die reeds tal van aanmeldingen bij de Commissie heeft ingediend, ook de sector chemicaliën, en derhalve een uitgebreide ervaring heeft met onderzoeksprocedures naar concentraties en met de interpretatie van het formulier CO.

(39) Tot slot kan de Commissie het argument van Deutsche BP niet accepteren dat er geen sprake was van nalatigheid vanwege de goede procedure en organisatie van BP ten aanzien van de voorbereiding van concentratieaanmeldingen en de ongelukkige en uitzonderlijke omstandigheden in de onderhavige zaak. De Commissie erkent dat de leden van de BP-groep tot dusver naar tevredenheid hebben voldaan aan de eisen inzake concentratieaanmeldingen. De onderhavige zaak heeft echter duidelijk aangetoond dat de procedures die door BP en Deutsche BP in de onderhavige zaak werden toegepast en die volgens BP en Deutsche BP afweken van hun gebruikelijke procedures bij concentratieaanmeldingen, er niet voor konden zorgen dat de aanmelding volledig en toereikend was. De aanmeldende partijen weten heel goed dat een volledig formulier CO met alomvattende informatie - onder andere vanwege de strakke wettelijke termijnen waaraan de Commissie in deze procedures moet voldoen - van cruciaal belang is voor de procedures van de Commissie inzake concentratiecontrole. Bij de interne maatregelen die de aanmeldende partij neemt voor het opstellen van het formulier CO, moet rekening worden gehouden met het grote belang van een volledige aanmelding. Bijgevolg moet die partij haar interne procedures zo zorgvuldig mogelijk organiseren om ervoor te zorgen dat de wettelijke verplichtingen en voorschriften die voortvloeien uit de concentratieverordening worden doorgegeven aan alle betrokken bedrijfsafdelingen en dat alle relevante informatie wordt vastgesteld en vermeld in het formulier CO. Uit het feit dat er in de onderhavige zaak op drie verschillende terreinen informatie ontbrak, blijkt duidelijk dat er tekortkomingen waren in de door BP en Deutsche BP in dit geval gevolgde procedures, wat ertoe leidde dat er een onvolledig formulier CO werd ingediend.

(40) Dit verzuim gaat verder dan kleine vergissingen die gezien de complexiteit van grote multinationale ondernemingen misschien niet altijd te vermijden zijn. De door Deutsche BP gegeven uitleg toont aan dat er evenmin sprake was van buitengewone omstandigheden op grond waarvan het, ondanks alle redelijke inspanningen, niet mogelijk was om de ontbrekende informatie te verstrekken. In het formulier CO is niet op de juiste wijze informatie verstrekt over drie verschillende aspecten, waarvan de betekenis en het belang ten behoeve van het concurrentieonderzoek voldoende duidelijk waren. Dit blijkt ook duidelijk uit het feit dat de ontbrekende punten in een erg vroeg stadium van het onderzoek onmiddellijk door derde partijen onder de aandacht van de Commissie zijn gebracht.

(41) Wat de mate van nalatigheid betreft, moet er echter rekening mee worden gehouden dat ACN niet het enige aandachtspunt in deze zaak was. De Commissie erkent dat de onderhavige transactie van toepassing was op een groot aantal verschillende chemicaliën die in de aanmelding moesten worden vermeld en dat ACN er daar slechts één van was.

(42) Tegen deze achtergrond moet worden geconcludeerd dat Deutsche BP door het verstrekken van onjuiste en misleidende informatie nalatig was en dat deze nalatigheid niet onaanzienlijk was.

5. Aard en zwaarte van de inbreuk

(43) Ingevolge artikel 14, lid 3, van de concentratieverordening dient de Commissie bij de vaststelling van het bedrag van de geldboete rekening te houden met de aard en de zwaarte van de inbreuk.

a) Aard

(44) De inbreuk van Deutsche BP gebeurde in de vorm van nalatig verzuim ten aanzien van de vermelding van belangrijke samenwerkingsverbanden [overeenkomsten met Sterling en ...]* en ten aanzien van de aanduiding van ACN-technologie en -katalysatoren als betrokken markten, alsook door het verstrekken van misleidende informatie over de concurrentiesituatie op de technologie- en katalysatormarkt en de positie van BP op deze markten.

b) Zwaarte

1. Argumenten van Deutsche BP

(45) Deutsche BP stelt dat de volgende elementen als verzachtende omstandigheden moeten worden beschouwd: in de eerste plaats benadrukt Deutsche BP dat zij niet de intentie had om te misleiden en dat Deutsche BP de Commissie in geen enkel opzicht opzettelijk informatie heeft onthouden. Voorts stelt Deutsche BP dat het niet-verstrekken van de informatie eerder het gevolg was van een erg ongelukkige samenloop van omstandigheden dan van nalatig gedrag.

(46) In de tweede plaats wijst Deutsche BP op de beperkte gevolgen die de niet-verstrekte informatie heeft voor de concurrentiesituatie. Deutsche BP stelt dat, wanneer de Commissie de niet-verstrekte informatie eenmaal volledig had onderzocht, het in geen enkel geval nodig bleek om corrigerende maatregelen te nemen. Wat dat betreft verwijst Deutsche BP naar eerdere zaken waar de Commissie een geldboete had opgelegd vanwege het ontbreken van informatie in een aanmelding. Deutsche BP is van mening dat in al die zaken ofwel de informatie opzettelijk werd achtergehouden, ofwel dat de niet-verstrekte informatie een aanzienlijke invloed had op de beschikking over de grond van de zaak, in die zin dat er corrigerende maatregelen nodig waren of dat de bezwaren van de Commissie voortvloeiden uit die informatie.

(47) In de derde plaats beschouwt Deutsche BP het als een verzachtende omstandigheid dat zij de onvolledigheid van het ingediende formulier CO niet bestrijdt. Verder stelt Deutsche BP dat zij, zodra de Commissie kenbaar maakte dat er informatie ontbrak, haar volledige en onmiddellijke medewerking verleende. Ten aanzien van de informatie over [de andere overeenkomst ]* en de wijze waarop volledige details werden aangedragen, verwijst Deutsche BP wederom naar de beperkte gevolgen van [de andere overeenkomst]* op het concurrentieonderzoek.

2. Beoordeling

(48) De Commissie is van mening dat de inbreuk behoorlijk zwaar is. In een concentratiezaak is de aanmelding de basis en het uitgangspunt van het onderzoek van de Commissie. De aanmelding bepaalt in hoge mate de aanpak van de zaak door de Commissie en de terreinen en aandachtspunten van het Commissieonderzoek. Door onjuiste en misleidende informatie ontstaat het risico dat belangrijke aspecten, die relevant zijn voor het concurrentieonderzoek van de transactie, niet door de Commissie worden onderzocht of geanalyseerd en dat de uiteindelijke beschikking van de Commissie als gevolg daarvan is gebaseerd op onjuiste informatie. Bij het onderzoek naar concentraties moet de Commissie zich houden aan uiterst strakke termijnen. In dit kader is het voor de werkzaamheden van de Commissie van groot belang dat zij zich bij haar onderzoek vanaf het allereerste begin van de procedure kan richten op de belangrijkste punten op grond van in de aanmelding verstrekte alomvattende en juiste informatie.

(49) In de onderhavige zaak was de aanmelding op drie verschillende punten onjuist en misleidend. Twee van de aspecten werden in de aanmelding in het geheel niet onder de aandacht van de Commissie gebracht: er werd niet verwezen naar de samenwerkingsovereenkomsten en er werd op geen enkele wijze vermeld dat BP actief is op het gebied van de ACN-katalysator. De inbreuken hebben betrekking op drie belangrijke elementen in het onderzoek van de zaak, die op het eerste gezicht tot ernstige concurrentieproblemen hadden kunnen leiden. De ten aanzien van de ACN-markt in het formulier CO verstrekte onjuiste en misleidende informatie resulteerde in een verkeerd gericht en onvolledig eerste onderzoek van de Commissie, waarin deze belangrijke onderwerpen niet waren opgenomen. De relevante informatie werd pas onder de aandacht van de Commissie gebracht als onderdeel van de informatie die in de loop van het door de Commissie uitgevoerde onderzoek ongevraagd door derde partijen werd verstrekt en waaraan de Commissie anders helemaal geen aandacht zou hebben geschonken. Nadat de aanmelding onvolledig was verklaard, moest de Commissie een nieuw uitgebreid onderzoek opstarten om de nieuwe gegevens, die vervolgens werden bekendgemaakt door BP, Deutsche BP en andere marktpartijen, te verifiëren en te onderzoeken.

(50) Met betrekking tot de argumenten van Deutsche BP oordeelt de Commissie als volgt: de afwezigheid van opzet en de mate van nalatigheid, waarmee rekening moet worden gehouden bij het vaststellen van het bedrag van de geldboete, zijn reeds meegewogen in het desbetreffende punt hierboven. De Commissie is het ermee eens dat er geen sprake was van opzet van de kant van Deutsche BP, maar dat Deutsche BP in aanzienlijke mate nalatig heeft gehandeld.

(51) Het feit dat de niet-verstrekte informatie niet leidde tot het formuleren van bezwaren uit concurrentieoogpunt, op grond waarvan corrigerende maatregelen moesten worden genomen, kan niet als een verzachtende omstandigheid worden beschouwd. In de in het formulier CO vermelde eisen betreffende het verstrekken van informatie, waarvan artikel 14, lid 1, onder b), van de concentratieverordening de inachtneming beoogt te garanderen en af te dwingen, wordt geen onderscheid gemaakt naargelang van het waarschijnlijke resultaat van het concurrentieonderzoek. In de onderhavige context is het enkel van belang dat de niet-verstrekte informatie van belang was voor een adequaat onderzoek en een juiste beoordeling van de concurrentiepositie van BP op de ACN-markt. Er zij aan herinnerd dat onder meer twee duidelijk betrokken markten niet werden vermeld. Het feit dat het uiteindelijke oordeel van de Commissie over de transactie, waarbij rekening werd gehouden met de in eerste instantie ontbrekende informatie, niet heeft geleid tot het formuleren van punten van bezwaar, betekent niet dat het verzuim minder zwaar is. De zwaarte van het verzuim wordt bepaald door het belang van de informatie voor het onderzoek en de beoordeling, maar niet door het uiteindelijke resultaat van die beoordeling.

(52) Derhalve kan met het ontbreken van bezwaren uit concurrentieoogpunt in de uiteindelijke beschikking van de Commissie geen rekening worden gehouden bij de beoordeling van de manier waarop de informatie over [de andere overeenkomst]* werd verstrekt.

(53) Zoals vermeld in overwegingen 8 tot en met 11, heeft Deutsche BP niet onmiddellijk [de andere overeenkomst]* bekendgemaakt, ook niet toen de Commissie voor de eerste keer de overeenkomst tussen Sterling en Deutsche BP ter sprake bracht. Zelfs nadat de Commissie vroeg om nadere informatie [...]*, heeft Deutsche BP niet onmiddellijk volledige informatie over [de andere overeenkomst]* verstrekt. Er was nog een verzoek om nadere informatie nodig om [de volledige draagwijdte van de beperkende inhoud van deze overeenkomst]* aan het licht te brengen. Gelet op het feit dat volledige informatie pas werd verkregen na diverse verzoeken en na een vertraging van in totaal 11 dagen (van 8 tot en met 19 maart), is er geen reden om de door Deutsche BP verleende medewerking te beschouwen als een verzachtende omstandigheid.

(54) Het gegeven dat Deutsche BP de door de Commissie ontdekte feiten niet heeft bestreden en toegaf dat de relevante informatie in het formulier CO had moeten worden opgenomen, dient als een verzachtende omstandigheid te worden beschouwd.

6. Bedrag van de geldboete

(55) Overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder b), van de concentratieverordening acht de Commissie het derhalve passend om, rekening houdend met alle omstandigheden van de onderhavige zaak, Deutsche BP een geldboete op te leggen van 35000 EUR. Bij te late betaling is op de eerste dag van de maand waarop deze beschikking is gegeven, rente verschuldigd tegen de door Europese Centrale Bank toegepaste rentevoet voor de basisherfinancieringstransacties, hetgeen voor juni overeenkomt met 3,25 % als gepubliceerd in Publicatieblad C 132 van 4 juni 2002, vermeerderd met 3,5 procentpunten,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder b), van Verordening (EEG) nr. 4064/89 wordt Deutsche BP AG een geldboete van 35000 EUR opgelegd voor het verstrekken van onjuiste en misleidende informatie in de aanmelding die op 23 februari 2001 overeenkomstig de voornoemde verordening bij de Commissie werd ingediend.

Artikel 2

De in artikel 1 opgelegde geldboete moet binnen drie maanden na de datum van de kennisgeving van deze beschikking worden betaald op de hierna genoemde bankrekening van de Europese Commissie:Rekeningnr. 642-0029000-95

Europese Commissie Banco Bilbao Vizcaya Argentaria (BBVA)

Code Swift: BBVABEBB - Code IBAN: BE 76 6420 0290 0095

Kunstlaan 43 B - 1040 Brussel.

Na het verstrijken van deze termijn is van rechtswege rente verschuldigd tegen de door de Europese Centrale Bank toegepaste rentevoet voor de basisherfinancieringstransacties op de eerste dag van de maand waarin deze beschikking is gegeven, vermeerderd met 3,5 procent, dit wil zeggen tegen 6,75 %.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot: Deutsche BP AG Max-Born-Strasse 2 D - 22761 Hamburg.

Gedaan te Brussel, 19 juni 2002.

Voor de Commissie

Mario Monti

Lid van de Commissie

(1) PB L 395 van 30.12.1989, blz. 1. Verordening gerectificeerd in PB L 257 van 21.9.1990, blz. 13.

(2) PB L 180 van 9.7.1997, blz. 1.

(3) PB C 79 van 30.3.2004.

(4) PB C 79 van 30.3.2004.

(5) PB C 71 van 3.3.2001, blz. 22.

(6) PB C 174 van 19.6.2001, blz. 5.

(7) Deze tekst is gedeeltelijk bewerkt om te voorkomen dat vertrouwelijke informatie wordt prijsgegeven. Deze gedeelten staan tussen vierkante haken en zijn aangegeven met een asterisk.

(8) PB L 61 van 2.3.1998, blz. 1.

(9) http://EURpa.eu.int/comm/ competition/mergers/others/ best_practice_gl.html

(10) Beschikking van de Commissie 2001/684/EG in zaak Comp/M.1671, PB L 245 van 14.9.2001, blz. 1, overwegingen 74-95.