32004D0005

2004/5/EG: Besluit van de Commissie van 5 november 2003 tot instelling van het Comité van Europese bankentoezichthouders (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 003 van 07/01/2004 blz. 0028 - 0029


Besluit van de Commissie

van 5 november 2003

tot instelling van het Comité van Europese bankentoezichthouders

(Voor de EER relevante tekst)

(2004/5/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In juni 2001 heeft de Commissie de Besluiten 2001/527/EG(1) en 2001/528/EG(2) tot instelling van respectievelijk het Comité van Europese effectenregelgevers en het Europees Comité voor het effectenbedrijf aangenomen.

(2) In zijn resoluties van 5 februari en 21 november 2002 heeft het Europees Parlement ingestemd met de benadering met vier niveaus die in het eindverslag van het Comité van wijzen voor de regulering van de Europese effectenmarkten werd bepleit, en erop aangedrongen bepaalde aspecten van die benadering uit te breiden tot het bank- en verzekeringswezen, mits de Raad een ondubbelzinnige toezegging tot hervorming doet om een goed institutioneel evenwicht te waarborgen.

(3) Op 3 december 2002 heeft de Raad de Commissie verzocht soortgelijke regelingen te treffen voor banken en verzekeringen en bedrijfspensioenen, en zo spoedig mogelijk nieuwe comités in een adviserende rol op te richten op deze gebieden.

(4) Er moet een onafhankelijk bezinnings-, overleg- en adviesorgaan voor de Commissie op het gebied van de regelgeving voor en het toezicht op de banksector worden opgericht.

(5) Dat orgaan, dat het Comité van Europese bankentoezichthouders (hierna "het comité") zal worden genoemd, moet ook bijdragen tot de consequente en tijdige tenuitvoerlegging van de communautaire wetgeving in de lidstaten en tot de convergentie van de toezichtpraktijken in de gehele Gemeenschap.

(6) Het comité dient de samenwerking op bankgebied, zoals onder meer de uitwisseling van informatie, te bevorderen.

(7) De instelling van het comité dient de organisatie van het bankentoezicht op nationaal en communautair niveau onverlet te laten.

(8) De samenstelling van het comité dient de organisatie van het bankentoezicht te weerspiegelen en tevens rekening te houden met de rol van centrale banken als hoedsters van de algemene stabiliteit van het bankwezen op nationaal en communautair niveau. De respectieve rechten van de verschillende categorieën deelnemers dienen duidelijk te worden omschreven. In het bijzonder het voorzitterschap en het stemrecht moeten worden voorbehouden aan de bevoegde toezichthoudende autoriteiten van elke lidstaat; tevens dient, wanneer zulks aangewezen is, de deelneming aan vertrouwelijke discussies over individuele onder toezicht staande instellingen te worden beperkt tot de bevoegde toezichthoudende autoriteiten en de centrale banken die specifieke operationele verantwoordelijkheden dragen met betrekking tot het toezicht op de betrokken individuele kredietinstellingen.

(9) Het comité dient zijn eigen werkregelingen vast te stellen en nauwe werkrelaties te onderhouden met de Commissie en met het Europees Comité voor het bankwezen dat is opgericht bij Besluit 2004/10/EG van de Commissie van 5 november 2003(3).

(10) Het comité dient samen te werken met de overige comités in de financiële sector, en met name met het bij Besluit 2004/10/EG van de Commissie van 5 januari 2004 ingestelde comité, het Comité voor bankentoezicht van het Europees Stelsel van centrale banken en de Groupe de Contact van Europese bankentoezichthouders. Het comité dient meer in het bijzonder over de mogelijkheid te beschikken waarnemers van andere comités uit de bancaire en financiële sector uit te nodigen.

(11) Het comité dient op een open en transparante wijze uitvoerig en vroegtijdig overleg te plegen met marktdeelnemers, consumenten en eindgebruikers.

(12) Wanneer het comité advies verleent over bepalingen die op zowel kredietinstellingen als beleggingsondernemingen van toepassing zijn, dan dient het de voor het toezicht op beleggingsondernemingen bevoegde autoriteiten te raadplegen die nog niet in het comité vertegenwoordigd zijn,

BESLUIT:

Artikel 1

Hierbij wordt een onafhankelijke adviesgroep voor het bankentoezicht in de Gemeenschap, het "Comité van Europese bankentoezichthouders" (hierna "het comité" te noemen), ingesteld.

Artikel 2

De rol van het comité bestaat erin de Commissie, hetzij op haar verzoek en binnen een termijn die zij kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de aangelegenheid, hetzij op eigen initiatief, van advies te dienen, met name bij de voorbereiding van ontwerp-uitvoeringsmaatregelen op het gebied van bankactiviteiten.

Het comité draagt bij tot de consequente toepassing van de communautaire richtlijnen en tot de convergentie van de toezichtpraktijken van de lidstaten in de gehele Gemeenschap.

Het bevordert de samenwerking tussen toezichthouders, met inbegrip van de uitwisseling van informatie over individuele onder toezicht staande instellingen.

Artikel 3

Het comité is samengesteld uit hooggeplaatste vertegenwoordigers van de volgende organisaties:

a) de nationale overheidsinstanties die bevoegd zijn voor de uitoefening van het toezicht op kredietinstellingen, hierna "de bevoegde toezichthoudende autoriteiten" te noemen;

b) de nationale centrale banken die samen met een bevoegde toezichthoudende autoriteit specifieke operationele verantwoordelijkheden dragen met betrekking tot het toezicht op individuele kredietinstellingen;

c) de centrale banken die niet rechtstreeks bij het toezicht op individuele kredietinstellingen betrokken zijn, met inbegrip van de Europese Centrale Bank.

Iedere lidstaat wijst hooggeplaatste vertegenwoordigers aan om deel te nemen aan de vergaderingen van het comité. De Europese Centrale Bank wijst een hooggeplaatste vertegenwoordiger aan om deel te nemen aan het comité.

De Commissie is op de vergaderingen van het comité vertegenwoordigd; zij wijst een hooggeplaatste vertegenwoordiger aan die aan de discussies van het comité deelneemt.

Wanneer vertrouwelijke informatie over een individuele onder toezicht staande instelling wordt uitgewisseld, kan de deelneming aan deze discussie worden beperkt tot de bevoegde toezichthoudende autoriteiten en de nationale centrale banken die specifieke operationele verantwoordelijkheden dragen met betrekking tot het toezicht op de betrokken individuele kredietinstellingen.

Het comité kiest een voorzitter onder de vertegenwoordigers van de bevoegde toezichthoudende autoriteiten.

Het comité kan deskundigen en waarnemers uitnodigen om aan zijn vergaderingen deel te nemen.

Artikel 4

Het comité onderhoudt nauwe werkrelaties met de Commissie en met het bij Besluit 2004/10/EG van de Commissie van 5 januari 2004 ingestelde comité.

Het kan werkgroepen oprichten. De Commissie wordt uitgenodigd om aan de werkgroepen deel te nemen.

Artikel 5

Alvorens zijn advies uit te brengen aan de Commissie, pleegt het comité op een open en transparante wijze uitvoerig en vroegtijdig overleg met marktdeelnemers, consumenten en eindgebruikers.

Wanneer het comité advies verleent over bepalingen die op zowel kredietinstellingen als beleggingsondernemingen van toepassing zijn, raadpleegt het alle voor het toezicht op beleggingsondernemingen bevoegde autoriteiten die nog niet in het comité vertegenwoordigd zijn.

Artikel 6

Het comité dient een jaarverslag in bij de Commissie.

Artikel 7

Het comité stelt zijn reglement van orde en zijn werkregelingen vast, met inbegrip van het stemrecht. Alleen vertegenwoordigers van bevoegde toezichthoudende autoriteiten hebben stemrecht.

Artikel 8

Het comité neemt zijn taak op 1 januari 2004 op.

Gedaan te Brussel, 5 november 2003.

Voor de Commissie

Frederik Bolkestein

Lid van de Commissie

(1) PB L 191 van 13.7.2001, blz. 43.

(2) PB L 191 van 13.7.2001, blz. 45.

(3) Zie bladzijde 36 van dit Publicatieblad.