32003R2237

Verordening (EG) nr. 2237/2003 van de Commissie van 23 december 2003 houdende uitvoeringsbepalingen voor bepaalde steunregelingen die zijn ingesteld bij titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers

Publicatieblad Nr. L 339 van 24/12/2003 blz. 0052 - 0069


Verordening (EG) nr. 2237/2003 van de Commissie

van 23 december 2003

houdende uitvoeringsbepalingen voor bepaalde steunregelingen die zijn ingesteld bij titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001(1), en met name op artikel 145, onder c), e), f) en q), en artikel 155,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 zijn bepaalde steunregelingen voor landbouwers ingesteld. Eenvoudigheidshalve dienen de uitvoeringsbepalingen voor die regelingen, die in 2004 van toepassing worden, te worden vastgesteld in één enkele verordening.

(2) Vanaf 2005 is het in titel II, hoofdstuk 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 vastgestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem (hierna "het GBCS" genoemd) van toepassing voor die steunregelingen. Sommige van die steunregelingen en sommige van de producten waarvoor in het kader van sommige van die steunregelingen rechtstreekse betalingen worden toegekend, vallen reeds onder het GBCS. Om de overgang te vergemakkelijken van de regelingen waarin is voorzien bij Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad van 27 november 1992 tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen(2), naar de regelingen waarin het GBCS voorziet, dient te worden bepaald dat de bestaande voorschriften in Verordening (EEG) nr. 3508/92 en in de bij Verordening (EG) nr. 2419/2001 van de Commissie(3) voor die verordening vastgestelde uitvoeringsbepalingen van toepassing zijn voor die steunregelingen.

(3) Met het oog op de doelmatigheid en een goed beheer van de regelingen is het nodig de areaalbetalingen tot bepaalde oppervlakten te beperken en er nader aan te geven voorwaarden aan te verbinden.

(4) Voorkomen moet worden dat land wordt ingezaaid uitsluitend om in aanmerking te komen voor areaalbetalingen. Er moeten bepaalde voorwaarden betreffende de inzaai en de teelt van gewassen worden gesteld, vooral voor durumtarwe, eiwithoudende gewassen en rijst. Wegens de verscheidenheid van de landbouwmethoden in de Gemeenschap moet worden voldaan aan plaatselijke normen.

(5) Voor een perceel dat in een bepaald jaar wordt beteeld, dient slechts één aanvraag voor een areaalbetaling te worden toegestaan behalve in de gevallen waarin de areaalbetaling wordt verleend als een toeslag voor hetzelfde gewas of de steun betrekking heeft op de productie van zaaizaad. Areaalbetalingen kunnen worden toegekend voor gewassen die worden gesubsidieerd op grond van een regeling in het kader van het structuur- of milieubeleid van de Gemeenschap.

(6) In de op areaalsteun gebaseerde steunregelingen is bepaald dat, indien de oppervlakte waarvoor de steun wordt aangevraagd, groter is dan het gegarandeerde maximumareaal, de basisarealen, de sub-basisarealen of de subarealen, de oppervlakte per landbouwer waarvoor de steun is aangevraagd, in het betrokken jaar proportioneel wordt verlaagd. Daarom moet worden bepaald op welke wijze en tegen welke datum de lidstaten de Commissie de gegevens moeten verstrekken die worden gebruikt voor de vaststelling van de verlagingscoëfficiënt, en de Commissie moeten informeren over de oppervlakten waarvoor de steun is betaald. Dezelfde bepalingen dienen te gelden voor de verlaging van het totaal van de individuele referentiehoeveelheden in geval van toepassing van artikel 95, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

(7) Volgens artikel 73 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is de verlening van de specifieke kwaliteitspremie voor durumtarwe afhankelijk van het gebruik van bepaalde hoeveelheden gecertificeerd zaad van rassen die in het productiegebied worden erkend als van hoge kwaliteit voor de productie van griesmeel of pasta. Om ervoor te zorgen dat aan die eisen wordt voldaan, moeten de criteria voor de methode om in elke lidstaat de rassen te onderzoeken, de procedure voor de vaststelling van de lijst van de in aanmerking komende rassen en de te gebruiken minimumhoeveelheid gecertificeerd zaad worden vastgesteld.

(8) Door de korte tijd die verstrijkt tussen de vaststelling van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en het tijdstip waarop de specifieke kwaliteitspremie voor durumtarwe van toepassing wordt, is het onmogelijk om reeds voor de toekenning van de steun in de jaren 2004 en 2005 een lijst van de in aanmerking komende rassen vast te stellen volgens de beoogde onderzoeksmethode. Daarom moeten de lidstaten een overgangslijst vaststellen op basis van een selectie uit de huidige rassen.

(9) Gezien de verplichting een bepaalde hoeveelheid gecertificeerd zaad te gebruiken om voor de specifieke kwaliteitspremie voor durumtarwe in aanmerking te komen, moet worden voorzien in een passende controleprocedure om na te gaan of de vereiste hoeveelheden in aanmerking komend zaad daadwerkelijk zijn gebruikt.

(10) In sommige regio's worden eiwithoudende gewassen om landbouwkundige redenen van oudsher gemengd met granen ingezaaid. Het verkregen product bestaat hoofdzakelijk uit eiwithoudende gewassen. De aldus ingezaaide oppervlakten dienen daarom voor de toekenning van de premie voor eiwithoudende gewassen als oppervlakten met eiwithoudende gewassen te worden beschouwd.

(11) Met het oog op de doelmatigheid en een goed beheer van de steunregeling voor noten mag de toegekende areaalsteun niet worden gebruikt om marginale aanplantingen of geïsoleerde bomen te financieren. Daarom moet het om een gespecialiseerde boomgaard gaan, waarbij de minimale perceelsgrootte en de minimale boomdichtheid dienen te worden vastgesteld. Om de overgang van de bestaande verbeteringsprogramma's die bij de invoering van de nieuwe steunregeling nog niet zijn verstreken, naar die nieuwe regeling te vergemakkelijken, dienen overgangsmaatregelen te worden vastgesteld.

(12) De betalingsvoorwaarden voor en de berekening van de gewasspecifieke betaling voor rijst hangen niet alleen af van het basisareaal dat of de basisarealen die bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 voor elke producerende lidstaat is of zijn vastgesteld, maar ook van de eventuele onderverdeling van die basisarealen in subbasisarealen en van de objectieve criteria die elke lidstaat voor die onderverdeling heeft gekozen, van de teeltvoorwaarden die gelden voor de beteelde percelen, en van de minimumgrootte van deze laatste. Daarom zijn uitvoeringsbepalingen nodig met betrekking tot de wijze waarop de basisarealen en subbasisarealen worden vastgesteld, beheerd en beteeld.

(13) Overeenkomstig artikel 82 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 moet bij een overschrijding van het basisareaal de gewasspecifieke betaling voor rijst worden verlaagd. Met het oog op de berekening van die verlaging dienen de toe te passen criteria en coëfficiënten nader te worden omschreven.

(14) Voor het toezicht op de gewasspecifieke betalingen voor rijst heeft de Commissie bepaalde gegevens nodig over het gebruik van de basisarealen en subbasisarealen. Daartoe dient te worden bepaald welke gegevens de lidstaten de Commissie moeten verstrekken en wanneer zij dat moeten doen.

(15) De gewasspecifieke betaling voor rijst komt in de plaats van de compensatiebedragen waarvoor uitvoeringsbepalingen zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 613/97 van de Commissie van 8 april 1997 houdende toepassingsbepalingen van Verordening (EG) nr. 3072/95 van de Raad wat de voorwaarden voor de toekenning van de compensatiebedragen in het kader van de steunregeling voor de rijsttelers betreft(4). Die verordening dient geen doel meer en moet dus worden ingetrokken.

(16) De artikelen 93 en 94 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 voorzien in steun aan landbouwers die voor de zetmeelproductie bestemde aardappelen produceren, op voorwaarde dat een teeltcontract is gesloten, en binnen de contingenten zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 1868/94 van de Raad van 27 juli 1994 tot vaststelling van een contingenteringsregeling voor de productie van aardappelzetmeel(5). Daarom moeten de voorwaarden voor de toekenning van deze steun worden vastgesteld en moet waar nodig worden verwezen naar de bestaande bepalingen met betrekking tot de bij Verordening (EG) nr. 1868/94 ingestelde contingenteringsregeling. Aangezien de aardappelen geleidelijk aan het aardappelmeelbedrijf worden geleverd en de steun tot nu toe voor de geleverde hoeveelheden is betaald, is het dienstig de huidige betalingsregeling voor het jaar 2004 te handhaven. Met het oog op doelmatigheid en een goed beheer van deze steunregeling dienen bepalingen inzake controles te worden vastgesteld.

(17) In de artikelen 95 en 96 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is bepaald dat een melkpremie en een extra betaling worden uitgekeerd aan melkproducenten. Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten(6) bevat specifieke bepalingen inzake inactiviteit. Het is daarom dienstig te bepalen dat een natuurlijke of rechtspersoon met een individuele referentiehoeveelheid die gedurende het tijdvak van twaalf maanden vóór 31 maart van het betrokken jaar niet langer aan de in artikel 5, onder c), van Verordening (EG) nr. 1788/2003 vastgestelde voorwaarden voldoet, van de premie en de extra betaling wordt uitgesloten. Met het oog op doelmatigheid en een goed beheer van deze steunregeling dienen bepalingen inzake controles te worden vastgesteld.

(18) Bij de artikelen 88 tot en met 92 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 is een nieuwe regeling ingesteld voor de toekenning van steun voor energiegewassen aan landbouwers. Aangezien het gaat om een nieuwe regeling waarvoor vrij ingewikkelde beheers- en controlemaatregelen nodig zijn, is het dienstig de uitvoeringsbepalingen tot het jaar 2004 te beperken en deze dan voor de volgende jaren in het licht van de opgedane ervaring te herzien.

(19) Ter wille van de coherentie met Verordening (EG) nr. 2461/1999 van de Commissie van 19 november 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad wat het gebruik betreft van uit productie genomen grond voor de productie van grondstoffen voor de vervaardiging, in de Gemeenschap, van niet specifiek voor voeding of voor vervoedering bestemde producten(7), die suikerbieten van de steun uitsluit, dient de suikerbietenteelt uit de steunregeling voor energiegewassen te worden uitgesloten.

(20) De voorwaarden om voor deze steun in aanmerking te komen, dienen te worden vastgesteld. Daarbij dient de voorwaarde dat voor de betrokken landbouwgrondstoffen een contract moet worden gesloten tussen de producent en de eerste verwerker, nader te worden gepreciseerd. Ook moeten de voorwaarden worden bepaald die gelden in het geval dat de landbouwer de verwerking uitvoert op het bedrijf.

(21) Om ervoor te zorgen dat de grondstof tot het beoogde energieproduct wordt verwerkt, moet door de eerste verwerker een zekerheid worden gesteld, ook al wordt de steun niet aan hem maar aan de landbouwer toegekend. Het bedrag van de zekerheid moet hoog genoeg zijn om elk risico af te wenden dat de grondstoffen uiteindelijk aan hun bestemming worden onttrokken. Voorts dient, om het systeem voor de controle op de regeling doeltreffend te maken, het aantal verkopen van de grondstoffen en de halffabrikaten tot de eindverwerking te worden beperkt tot twee.

(22) Er moet uitdrukkelijk onderscheid worden gemaakt tussen de verplichtingen van de aanvrager, die eindigen bij de levering van de totale hoeveelheid geoogste grondstof, en de verplichtingen van de eerste verwerker, die aanvangen bij de levering en eindigen bij de eindverwerking van de grondstoffen tot energieproducten.

(23) Sommige transporten van grondstoffen en daaruit verkregen producten op het grondgebied van de Gemeenschap dienen onder controleregelingen te vallen waarbij gebruik wordt gemaakt van controle-exemplaren T5 die worden afgegeven overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek(8). Voorzien dient te worden in alternatieve bewijzen voor het geval dat het controle-exemplaar T5 door omstandigheden buiten de wil en het toedoen van de eerste verwerker verloren gaat. Met het oog op doelmatigheid en een goed beheer van deze steunregeling dienen bepalingen inzake controles te worden vastgesteld.

(24) Het Comité van beheer voor rechtstreekse betalingen heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1 TOEPASSINGSGEBIED EN ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Bij de onderhavige verordening worden uitvoeringsbepalingen vastgesteld voor de volgende bij titel IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003 ingestelde steunregelingen:

a) de specifieke kwaliteitspremie voor durumtarwe zoals bedoeld in titel IV, hoofdstuk 1, van die verordening;

b) de premie voor eiwithoudende gewassen zoals bedoeld in titel IV, hoofdstuk 2, van die verordening;

c) de gewasspecifieke betaling voor rijst zoals bedoeld in titel IV, hoofdstuk 3, van die verordening;

d) de areaalbetaling voor noten zoals bedoeld in titel IV, hoofdstuk 4, van die verordening;

e) voor 2004, de steun voor energiegewassen zoals bedoeld in titel IV, hoofdstuk 5, van die verordening;

f) de steun voor zetmeelaardappelen zoals bedoeld in titel IV, hoofdstuk 6, van die verordening;

g) de melkpremie en de extra betalingen zoals bedoeld in titel IV, hoofdstuk 7, van die verordening.

Artikel 2

Toepassing van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem

Verordening (EEG) nr. 3508/92 en Verordening (EG) nr. 2419/2001 zijn van toepassing voor de voor het kalenderjaar 2004 ingediende aanvragen voor de in artikel 1, onder a) tot en met e), van de onderhavige verordening bedoelde rechtstreekse betalingen, tenzij anders bepaald.

Voor het kalenderjaar 2004 zijn de artikelen 11 tot en met 15, 17, 20, 44 en 46 tot en met 51 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 van toepassing voor de aanvragen voor de in artikel 1, onder f) en g), van de onderhavige verordening bedoelde rechtstreekse betalingen.

Voor het kalenderjaar 2004 zijn artikel 2, onder r), en de artikelen 4, 22 en 23 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 van toepassing voor de in artikel 1, onder f), van de onderhavige verordening bedoelde rechtstreekse betalingen.

Artikel 3

Uiterste datum voor de indiening van aanvragen

De landbouwers dienen de aanvragen voor de in artikel 1 genoemde steunregelingen in uiterlijk op een door de lidstaten vast te stellen datum, die echter niet later is dan 15 mei. In Finland en in Zweden kan een datum worden vastgesteld die later is dan 15 mei, maar niet later dan 15 juni.

Volgens de in artikel 144, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde procedure kan de Commissie evenwel de in de eerste alinea vastgestelde data opschuiven voor bepaalde gebieden waar de normale data wegens uitzonderlijke weersomstandigheden niet toepasbaar zijn.

Artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 geldt alleen voor aanvragen voor areaalsteun. Voor zetmeelaardappelen kunnen in Finland en Zweden tot en met 30 juni wijzigingen in de steunaanvraag worden aangebracht.

Artikel 4

Betalingsvoorwaarden

1. De in artikel 1, onder a), b), c) en e), bedoelde rechtstreekse betalingen worden slechts toegekend voor de oppervlakten per gewastype waarvoor een aanvraag voor ten minste 0,3 ha is ingediend, waarbij elk beteeld perceel niet kleiner is dan de minimumomvang die de lidstaat binnen de in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 aangegeven grenzen heeft vastgesteld.

2. De in artikel 1, onder a), b) en c), bedoelde rechtstreekse betalingen worden slechts toegekend voor volledig ingezaaide oppervlakten waarop alle normale teeltwerkzaamheden in overeenstemming met de plaatselijke normen zijn uitgevoerd.

In het geval van de specifieke kwaliteitspremie voor durumtarwe zoals bedoeld in titel IV, hoofdstuk 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 blijven gewassen die volgens de plaatselijke normen op volledig ingezaaide oppervlakten worden geteeld, maar het bloeistadium niet bereiken als gevolg van door de betrokken lidstaat erkende uitzonderlijke weersomstandigheden, echter voor de steun in aanmerking komen op voorwaarde dat de betrokken oppervlakten tot dit groeistadium niet voor enig ander doel worden gebruikt.

3. Onverminderd de in artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bepaalde termijn, worden de onder de onderhavige verordening vallende rechtstreekse betalingen uitgekeerd nadat de controles overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2419/2001 en de onderhavige verordening zijn uitgevoerd.

4. In een bepaald jaar mag voor enig beteeld perceel niet meer dan één aanvraag voor een areaalbetaling in het kader van een overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad(9) gefinancierde regeling worden ingediend.

Evenwel mag voor hetzelfde jaar een beteeld perceel waarvoor een aanvraag wordt ingediend voor:

a) de specifieke kwaliteitspremie voor durumtarwe zoals bedoeld in titel IV, hoofdstuk 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 of de premie voor eiwithoudende gewassen zoals bedoeld in titel IV, hoofdstuk 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, ook het voorwerp zijn van een aanvraag voor de betalingen voor akkerbouwgewassen zoals bedoeld in de artikelen 2, 4 en 5 van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad(10) of in titel IV, hoofdstuk 10, van Verordening (EG) nr. 1782/2003;

b) de gewasspecifieke betaling voor rijst zoals bedoeld in titel IV, hoofdstuk 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 of de premie voor eiwithoudende gewassen zoals bedoeld in titel IV, hoofdstuk 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, ook het voorwerp zijn van een aanvraag voor de steun voor zaaizaad zoals bedoeld in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 2358/71 van de Raad(11) of in titel IV, hoofdstuk 9, van Verordening (EG) nr. 1782/2003;

c) de steun voor energiegewassen zoals bedoeld in titel IV, hoofdstuk 5, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, ook het voorwerp zijn van een aanvraag voor de betalingen voor akkerbouwgewassen zoals bedoeld in de artikelen 2, 4 en 5 van Verordening (EG) nr. 1251/1999 of in titel IV, hoofdstuk 10, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, onverminderd artikel 90, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, of voor de gewasspecifieke betaling voor rijst zoals bedoeld in titel IV, hoofdstuk 3, van Verordening (EG) nr. 1782/2003;

d) de betalingen voor akkerbouwgewassen zoals bedoeld in de artikelen 2, 4 en 5 van Verordening (EG) nr. 1251/1999 of in titel IV, hoofdstuk 10, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, ook het voorwerp zijn van een aanvraag voor de steun voor zaaizaad zoals bedoeld in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 2358/71 of in titel IV, hoofdstuk 9, van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

Grond die wordt gebruikt voor de productie van grondstoffen in het kader van de bij titel IV, hoofdstuk 5, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 ingestelde steunregeling voor energiegewassen, komt niet in aanmerking voor de communautaire steun zoals bedoeld in hoofdstuk VIII van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad(12), met uitzondering van de in artikel 31, lid 3, tweede alinea, van die verordening bedoelde steun ter dekking van de aanplantkosten voor snelgroeiende soorten.

Artikel 5

Mededelingen

De lidstaten delen de Commissie door elektronische verzending de volgende gegevens mee volgens het hierna aangegeven tijdschema:

a) Uiterlijk op 15 september van het betrokken jaar: de oppervlakten, of de hoeveelheden in het in de artikelen 95 en 96 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde geval, waarvoor de steun voor dat kalenderjaar is aangevraagd, in voorkomend geval onderverdeeld naar subbasisareaal of subareaal;

b) uiterlijk op 31 oktober van het betrokken jaar: de definitieve gegevens over de oppervlakten of hoeveelheden, bepaald met inachtneming van de reeds verrichte controles;

c) uiterlijk op 31 juli van het volgende jaar: de uiteindelijke gegevens over de oppervlakten of hoeveelheden waarvoor de steun daadwerkelijk is betaald voor het betrokken kalenderjaar, in voorkomend geval na aftrek van de verlagingen van de oppervlakte overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EG) nr. 2419/2001.

De oppervlakten worden uitgedrukt in hectaren tot twee cijfers achter de komma. De hoeveelheden worden uitgedrukt in ton tot drie cijfers achter de komma.

Artikel 6

Verlagingscoëfficiënt

1. De coëfficiënt voor de verlaging van de oppervlakte in de in artikel 75, artikel 78, lid 2, artikel 82, artikel 85 en artikel 89, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde gevallen of de coëfficiënt voor de verlaging van de hoeveelheden en de objectieve criteria in het in artikel 95, lid 4, van die verordening bedoelde geval wordt of worden uiterlijk op 15 november van het betrokken jaar vastgesteld op basis van de overeenkomstig artikel 5, onder b), van de onderhavige verordening meegedeelde gegevens.

2. In de in artikel 75, artikel 82, artikel 85 en artikel 95, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde gevallen delen de lidstaten de Commissie uiterlijk op 1 december van het betrokken jaar de toegepaste verlagingscoëfficiënt mee en, in het in artikel 95, lid 4, van die verordening bedoelde geval, ook de toegepaste objectieve criteria.

HOOFDSTUK 2 SPECIFIEKE KWALITEITSPREMIE VOOR DURUMTARWE

Artikel 7

Onderzoek van de rassen

1. De in artikel 74, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 genoemde lidstaten stellen volgens de in de leden 2 tot en met 5 van het onderhavige artikel vastgestelde methode voor het onderzoek van de rassen de lijst vast van de durumtarwerassen die in aanmerking komen voor de specifieke kwaliteitspremie zoals bedoeld in artikel 72 van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

2. Ten minste om de twee jaar wijzen de lidstaten twee representatieve rassen aan. De representatieve rassen zijn de durumtarwerassen die het vaakst zijn gecertificeerd.

3. De lidstaten analyseren de durumtarwerassen ten aanzien van de volgende kwaliteitsparameters en kennen elke parameter het desbetreffende gewicht toe:

a) eiwitgehalte (40 %),

b) glutenkwaliteit (30 %),

c) geelheidsindex (20 %),

d) soortelijk gewicht of duizendkorrelgewicht (10 %).

De som van de gemiddelden voor de onder a) tot en met d) genoemde kwaliteitsparameters, vermenigvuldigd met het vermelde percentage, vormt de kwaliteitsindex van de rassen.

Elke lidstaat vergelijkt op regionaal niveau over een periode van ten minste twee jaar de kwaliteitsindexen van de durumtarwerassen met die van de representatieve rassen. De te onderzoeken rassen zijn die welke in de nationale rassenlijst van elke lidstaat zijn ingeschreven, met uitzondering van die rassen waarvoor over de afgelopen drie jaar geen analysegegevens beschikbaar zijn omdat zij niet langer worden gebruikt of gecertificeerd.

Uitgaande van de aan 100 gelijkgestelde gemiddelde kwaliteitsindex voor de representatieve rassen, berekent elke lidstaat daartoe voor elk van de onder a) tot en met d) genoemde kwaliteitsparameters het percentage dat in vergelijking met de index 100 moet worden toegekend aan de andere durumtarwerassen. Alleen durumtarwerassen waarvoor de index ten minste 98 bedraagt, komen voor de kwaliteitspremie voor durumtarwe in aanmerking.

4. De lidstaat kan uit de lijst van de in aanmerking komende rassen die rassen schrappen waarvoor het gemiddelde gehalte aan korrels die het glazige uiterlijk van durumtarwe hebben verloren, meer dan 27 % bedraagt.

5. Ook voor rassen die in de nationale rassenlijst van een andere lidstaat zijn ingeschreven, kan worden onderzocht of zij in aanmerking komen.

Artikel 8

Analysemethoden

1. De analysemethoden voor de bepaling van het eiwitgehalte, het soortelijk gewicht en het gehalte aan korrels die het glazige uiterlijk van durumtarwe hebben verloren, zijn die welke zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 824/2000 van de Commissie(13).

2. De geelheidsindex wordt gemeten volgens de ICC 152-methode of een gelijkwaardige erkende methode.

3. De glutenkwaliteit wordt gemeten volgens de ICC 158-methode of de ICC 151-methode.

Artikel 9

Hoeveelheid gecertificeerd zaad

Vóór 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de premie wordt toegekend, stellen de lidstaten de minimumhoeveelheid overeenkomstig Richtlijn 66/402/EEG van de Raad(14) gecertificeerd zaad vast die in overeenstemming met de op dat moment in het betrokken productiegebied gangbare landbouwmethoden moet worden gebruikt.

Artikel 10

Bekendmakingen en mededelingen

1. De lijst van de geselecteerde rassen die op nationaal of regionaal niveau voor de specifieke kwaliteitspremie voor durumtarwe in aanmerking komen, wordt door de lidstaten voor winterrassen bekendgemaakt uiterlijk op 1 oktober, en voor zomerrassen uiterlijk op 31 december, van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de premie wordt toegekend.

2. Uiterlijk één maand na de in lid 1 vastgestelde data delen de lidstaten de in lid 1 bedoelde lijst en, in geval van een wijziging, de te gebruiken minimumhoeveelheid gecertificeerd zaad aan de Commissie mee.

Artikel 11

Geldigheidsduur

1. De in de in artikel 10, lid 1, bedoelde lijst opgenomen rassen komen voor de specifieke kwaliteitspremie voor durumtarwe in aanmerking gedurende een periode van vijf jaar vanaf de datum waarop zij voor het eerst in die lijst zijn opgenomen.

2. De periode waarin een ras in aanmerking komt, kan met een periode van vijf jaar worden verlengd op basis van de resultaten van de kwaliteitsanalyses die zijn uitgevoerd in het tweede en het derde jaar van de vijfjarige periode waarin het ras in aanmerking komt.

Artikel 12

Overgangsmaatregelen

1. Vóór 15 mei 2004 maken de lidstaten een alleen voor 2004 en 2005 geldende lijst bekend van de rassen die voor de premie in aanmerking komen, en vóór 30 juni 2004 delen zij deze lijst aan de Commissie mee.

2. De lidstaten stellen de in lid 1 bedoelde lijst vast door het uit de lijst van de in de nationale rassenlijst ingeschreven rassen schrappen van de rassen die in 2002 en 2003 niet zijn gecertificeerd, en van de rassen die niet aan ten minste twee van de volgende parameters voldoen:

a) een minimaal eiwitgehalte van 11,5 %;

b) een minimaal soortelijk gewicht van 78 kg/hl;

c) een minimaal duizendkorrelgewicht van 42 g;

d) een maximaal gehalte aan korrels die het glazige uiterlijk van durumtarwe hebben verloren, van 27 %;

e) een minimaal glutengehalte van 10 %.

3. In de lijsten van de rassen die in 2004, 2005 en 2006 voor de premie in aanmerking komen, mogen rassen voorkomen die op de lijst van de geselecteerde rassen van een andere lidstaat staan op basis van de resultaten van de door die andere lidstaat uitgevoerde kwaliteitsanalyses.

Artikel 13

Controlemaatregelen

1. De steunaanvraag voor de specifieke kwaliteitspremie voor durumtarwe gaat vergezeld van het overeenkomstig door de lidstaat vastgestelde regels geleverde bewijs dat de minimumhoeveelheid gecertificeerd zaad is gebruikt.

2. Indien een verschil wordt vastgesteld tussen de door de lidstaat bepaalde minimumhoeveelheid gecertificeerd zaad en de daadwerkelijk gebruikte hoeveelheid, wordt de geconstateerde oppervlakte in de zin van artikel 2, onder r), van Verordening (EG) nr. 2419/2001 berekend door de totale hoeveelheid gecertificeerd zaad waarvoor de landbouwer het bewijs heeft geleverd dat deze is gebruikt, te delen door de minimumhoeveelheid gecertificeerd zaad per hectare die de lidstaat voor het betrokken productiegebied heeft bepaald.

HOOFDSTUK 3 PREMIE VOOR EIWITHOUDENDE GEWASSEN

Artikel 14

Mengsels van granen en eiwithoudende gewassen

In regio's waar eiwithoudende gewassen van oudsher vermengd met granen worden ingezaaid, wordt op verzoek van de aanvrager de premie voor eiwithoudende gewassen betaald mits de aanvrager ten genoegen van de bevoegde autoriteiten bewijst dat de eiwithoudende gewassen in het mengsel overheersen. De betrokken oppervlakten komen niet in aanmerking voor de in artikel 98 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde specifieke regionale steun voor akkerbouwgewassen.

HOOFDSTUK 4 GEWASSPECIFIEKE BETALING VOOR RIJST

Artikel 15

Aanvraag

Voor elk beteeld perceel waarvoor een landbouwer de in artikel 79 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde gewasspecifieke betaling voor rijst aanvraagt, specificeert hij in de steunaanvraag het ingezaaide rijstras.

Artikel 16

Uiterste data voor de inzaai

Om voor de gewasspecifieke betaling voor rijst in aanmerking te komen, moet de aangegeven oppervlakte zijn ingezaaid uiterlijk op:

a) 30 juni voorafgaande aan de betrokken oogst wat Spanje en Portugal betreft,

b) 31 mei voorafgaande aan de betrokken oogst wat de overige in artikel 80, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 genoemde producerende lidstaten betreft.

Wat echter Frans Guyana betreft, moeten de oppervlakten voor elk van de twee teeltcycli worden ingezaaid uiterlijk op 31 december respectievelijk 30 juni voorafgaande aan de betrokken oogst en wordt de gewasspecifieke betaling voor rijst toegekend op basis van het gemiddelde van de oppervlakten die voor elk van de twee teeltcycli zijn ingezaaid.

Artikel 17

Verlagingscoëfficiënt

De in artikel 82 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde verlagingscoëfficiënt voor de gewasspecifieke betaling voor rijst wordt berekend overeenkomstig bijlage I.

Artikel 18

Mededelingen

1. Vóór 15 mei 2004 delen de lidstaten de Commissie door elektronische verzending de voor de toepassing van dit hoofdstuk genomen maatregelen mee, en in voorkomend geval ook:

a) de onderverdeling van hun basisareaal of basisarealen in subbasisarealen,

b) de objectieve criteria waarop die onderverdelingen zijn gebaseerd.

2. In overeenstemming met artikel 5 delen de lidstaten de volgende gegevens aan de Commissie mee:

a) uiterlijk op 15 september:

i) de lijst van de in de nationale rassenlijst ingeschreven rassen, ingedeeld volgens de in bijlage I, punt 2, bij Verordening (EG) nr. 1785/2003 van de Raad(15) bepaalde criteria,

ii) de ingezaaide oppervlakten waarvoor aanvragen voor de gewasspecifieke betaling voor rijst zijn ingediend, per rijstras en per basisareaal en subbasisareaal, overeenkomstig de tabel in bijlage II, punt A, bij de onderhavige verordening, inclusief de overschrijdingen van de basisarealen en van de door elke lidstaat bepaalde subbasisarealen zoals meegedeeld overeenkomstig lid 1 van het onderhavige artikel;

b) uiterlijk op 31 oktober, overeenkomstig de tabel in bijlage II, punt B, bij de onderhavige verordening, de wijzigingen ten opzichte van de overeenkomstig lid 1 meegedeelde ingezaaide oppervlakten waarvoor aanvragen voor de gewasspecifieke betaling voor rijst zijn ingediend;

c) uiterlijk op 31 juli, overeenkomstig de tabel in bijlage II, deel C, bij de onderhavige verordening, de gegevens over de ingezaaide oppervlakten waarvoor de gewasspecifieke betaling voor rijst daadwerkelijk is uitgekeerd voor het vorige verkoopseizoen, bepaald aan de hand van de in bijlage I bij de onderhavige verordening vastgestelde berekeningsmethode.

3. Voor Frans Guyana worden de gegevens over de ingezaaide oppervlakten meegedeeld op basis van het gemiddelde van de in de twee teeltcycli ingezaaide oppervlakten.

4. De lidstaten kunnen de in lid 1 bedoelde subbasisarealen en objectieve criteria jaarlijks herzien. Zij delen deze gegevens uiterlijk op 15 mei voorafgaande aan de betrokken oogst aan de Commissie mee.

HOOFDSTUK 5 AREAALBETALING VOOR NOTEN

Artikel 19

Voorwaarden om voor de communautaire steun in aanmerking te komen

1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder "boomgaard" verstaan een homogene, door samenhang gekenmerkte met notenbomen beplante oppervlakte die niet door andere gewassen of beplantingen wordt onderbroken en een geografisch aaneengesloten gebied vormt. Geïsoleerde bomen of één enkele rij notenbomen die langs een weg of een ander gewas is aangeplant, worden of wordt niet als een boomgaard beschouwd.

In afwijking van de eerste alinea kunnen de lidstaten de aanwezigheid van andere bomen dan notenbomen toestaan binnen een grens die overeenkomt met 10 % van het in lid 3 vastgestelde aantal bomen. Bovendien kunnen de lidstaten de aanwezigheid van kastanjebomen toestaan indien de in aanmerking komende notenbomen voldoen aan het in lid 3 bepaalde inzake het aantal bomen.

2. Alleen boomgaarden die noten produceren en op de overeenkomstig artikel 3 van de onderhavige verordening vastgestelde data aan de in de leden 3 en 4 van het onderhavige artikel vastgestelde voorwaarden voldoen, komen in aanmerking voor de in artikel 83 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde areaalbetaling.

Indien de steun naar gelang van de producten wordt gedifferentieerd, zijn/is voor een boomgaard waarin verschillende soorten noten worden geproduceerd, de voorwaarden om voor de steun in aanmerking te komen en/of het steunniveau van toepassing die gelden of dat geldt voor de overheersende notensoort.

3. De minimale perceelsgrootte van de boomgaarden mag niet kleiner zijn dan 0,10 ha.

Het aantal notenbomen per hectare boomgaard mag niet kleiner zijn dan:

- 125 voor hazelnoten,

- 50 voor amandelen,

- 50 voor walnoten,

- 50 voor pistaches,

- 30 voor sint-jansbrood.

4. Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de betrokken gebieden en producties kunnen de lidstaten de minimale perceelsgrootte en de minimale boomdichtheid op basis van objectieve criteria op hogere niveaus vaststellen dan die welke in lid 3 zijn vastgesteld.

Artikel 20

Voorwaarden om in aanmerking te komen voor de nationale steun

Artikel 19 van de onderhavige verordening is van toepassing voor de in artikel 87 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde nationale steun.

Onverminderd artikel 87 van Verordening (EG) nr. 1782/2003, kan de lidstaat nadere criteria om voor de steun in aanmerking te komen vaststellen, mits die criteria stroken met de doelstellingen van de steunregeling op milieu-, plattelands-, maatschappelijk en economisch gebied en niet tot discriminatie tussen producenten leiden. De lidstaten stellen de nodige regelingen vast om controle uit te oefenen op die criteria.

Artikel 21

Aanvraag

De landbouwers specificeren in de steunaanvraag het aantal notenbomen per soort en per perceel landbouwgrond.

Artikel 22

Mededelingen

1. Vóór de in artikel 3 bedoelde datum en uiterlijk op 15 mei 2004 en, in de daaropvolgende jaren, uiterlijk op 31 maart voor de onder b) en c) bedoelde gegevens en uiterlijk op 15 mei voor de onder a) bedoelde gegevens delen de lidstaten de Commissie de volgende gegevens mee:

a) in het geval dat de lidstaat verzoekt om toekenning van de communautaire steun overeenkomstig artikel 83, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003, het niveau van de areaalbetaling per product en/of het gewijzigde nationale gegarandeerde areaal (hierna "NGA" genoemd);

b) hogere niveaus en de betrokken criteria zoals bedoeld in artikel 19, lid 4;

c) nadere criteria zoals bedoeld in artikel 20.

2. Elke wijziging van de in lid 1 bedoelde mededelingen geldt voor het volgende jaar en wordt door de lidstaten onmiddellijk aan de Commissie meegedeeld met vermelding van de objectieve criteria die de wijziging rechtvaardigen.

Artikel 23

Overgangsmaatregelen

1. De lidstaten kunnen bepalen of en op welke voorwaarden met de in artikel 86, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde verbeteringsprogramma's mag worden gestopt voordat de normale looptijd ervan is verstreken en de desbetreffende oppervlakten subsidiabel worden in het kader van de in dit hoofdstuk bedoelde regeling.

2. Bij de vaststelling van de in lid 1 bedoelde voorwaarden zorgt de lidstaat ervoor dat:

a) niet met het programma wordt gestopt vóór de volledige afhandeling van een jaarperiode,

b) de oorspronkelijke doelstellingen van het programma ten genoegen van de lidstaat zijn bereikt.

HOOFDSTUK 6 STEUN VOOR ZETMEELAARDAPPELEN

Artikel 24

Voor de steun in aanmerking komende aardappelen

De in artikel 93 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde steun voor zetmeelaardappelen wordt toegekend voor aardappelen van gezonde handelskwaliteit die onder een teeltcontract zoals bedoeld in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2236/2003(16) vallen, op basis van het nettogewicht van de aardappelen zoals bepaald met behulp van één van de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2235/2003(17) beschreven methoden en van het zetmeelgehalte van de geleverde aardappelen, in overeenstemming met de in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2235/2003 vastgestelde waarden.

Er wordt geen steun voor zetmeelaardappelen toegekend voor aardappelen die niet van gezonde handelskwaliteit zijn, en, behalve bij toepassing van artikel 5, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 2236/2003, evenmin voor aardappelen met een zetmeelgehalte van minder dan 13 %.

Artikel 25

Aanvraag

Voor 2004 dient de landbouwer een steunaanvraag in die alle nodige gegevens bevat om uit te maken of hij voor de steun in aanmerking komt, en met name:

a) de identiteit van de landbouwer;

b) een afschrift van het in artikel 24 bedoelde teeltcontract;

c) een verklaring van de landbouwer dat hij op de hoogte is van de voor de betrokken steun geldende voorwaarden.

Artikel 26

Minimumprijs

Aan de steun voor zetmeelaardappelen wordt de voorwaarde verbonden dat wordt bewezen dat, in overeenstemming met de in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2235/2003 vastgestelde waarden, een prijs franco fabriek is betaald die niet lager is dan de in artikel 4 bis van Verordening (EG) nr. 1868/94 vastgestelde prijs.

De in artikel 10, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2236/2003 bedoelde bewijsvoering is van toepassing.

Artikel 27

Uitbetaling

1. In afwijking van artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en onverminderd de in dat artikel vastgestelde termijn, wordt voor 2004 de steun voor zetmeelaardappelen door de lidstaat op het grondgebied waarvan het aardappelzetmeel is vervaardigd, voor de aan het aardappelmeelbedrijf geleverde hoeveelheden aan de landbouwers uitbetaald binnen vier maanden na de datum waarop het in artikel 26 van de onderhavige verordening bedoelde bewijs is geleverd en is voldaan aan de in artikel 24 van de onderhavige verordening gestelde voorwaarden.

2. De omrekeningskoers die moet worden gebruikt om de steun voor zetmeelaardappelen in de nationale valuta uit te drukken, is de koers die geldt overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 2236/2003.

Artikel 28

Controles en verlagingen

1. De lidstaten verlenen elkaar wederzijdse bijstand ten behoeve van de controles waarin dit artikel voorziet, en in het geval van intracommunautair handelsverkeer van voor de zetmeelproductie bestemde aardappelen.

2. De controles ter plaatse hebben voor 2004 betrekking op ten minste 3 % van de telers die teeltcontracten met aardappelmeelbedrijven hebben gesloten.

3. De te verrichten controles ter plaatse worden geselecteerd op basis van een risicoanalyse waarbij rekening wordt gehouden met:

a) de voor de zetmeelproductie bestemde hoeveelheden aardappelen in het licht van de oppervlakten die in het in artikel 24 bedoelde teeltcontract zijn aangegeven,

b) andere vast te stellen parameters.

4. Indien blijkt dat de daadwerkelijk beteelde oppervlakte meer dan 10 % kleiner is dan de aangegeven oppervlakte, wordt de steun die aan de betrokken teler voor de betrokken oogst moet worden betaald, verlaagd met tweemaal het vastgestelde verschil.

HOOFDSTUK 7 MELKPREMIE EN EXTRA BETALINGEN

Artikel 29

Steunaanvraag

Voor 2004 dient de producent een steunaanvraag in die alle nodige gegevens bevat om uit te maken of hij voor de steun in aanmerking komt, en met name de identiteit van de producent en een verklaring van de producent dat hij op de hoogte is van de voor de betrokken steun geldende voorwaarden.

Artikel 30

Gevallen van inactiviteit

1. Indien een natuurlijke of rechtspersoon met een individuele referentiehoeveelheid gedurende het tijdvak van twaalf maanden dat eindigt op 31 maart van het betrokken jaar, niet aan de in artikel 5, onder c), van Verordening (EG) nr. 1788/2003 gestelde voorwaarden voldoet, worden voor het betrokken jaar geen melkpremies en extra betalingen uitgekeerd tenzij hij vóór de uiterste datum voor de indiening van de aanvraag ten genoegen van de bevoegde autoriteit bewijst dat de productie is hervat.

2. Lid 1 geldt niet in gevallen van overmacht en in naar behoren gerechtvaardigde gevallen waarin de productiecapaciteit van de betrokken producenten tijdelijk nadelig is beïnvloed en die door de bevoegde autoriteit zijn erkend.

Artikel 31

Controles en sancties

1. Elk jaar wordt ten minste 2 % van alle aanvragers aan controles ter plaatse onderworpen. De controles ter plaatse hebben betrekking op de voorwaarden om voor de melkpremie en de extra betaling in aanmerking te komen, zulks met name op basis van de boekhouding van de landbouwers of andere registers.

2. Artikel 31, artikel 32, lid 1, en artikel 33 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 zijn van toepassing met dien verstande dat "individuele referentiehoeveelheid" moet worden gelezen in plaats van "oppervlakte".

3. Indien in het in artikel 30, lid 1, van de onderhavige verordening bedoelde geval de betrokken persoon de productie niet uiterlijk op de uiterste datum voor de indiening van de aanvraag hervat, wordt de geconstateerde individuele referentiehoeveelheid in de zin van de voorgaande alinea geacht nul te bedragen. In dit geval wordt de steunaanvraag van de betrokken persoon voor het betrokken jaar afgewezen. Een bedrag gelijk aan het bedrag waarop de afgewezen aanvraag betrekking heeft, wordt verrekend met de steunbetalingen in het kader van welke ook van de in artikel 1, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3508/92 genoemde steunregelingen waarop de betrokken persoon aanspraak kan maken op grond van aanvragen die hij indient in het kalenderjaar volgende op het kalenderjaar van de betrokken bevinding.

4. De verwijzing naar artikel 1, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3508/92 in artikel 32, lid 2, en artikel 33, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 2419/2001 en in lid 2 van het onderhavige artikel moet worden opgevat als een verwijzing naar de steunregelingen die zijn ingesteld bij de titels III en IV van Verordening (EG) nr. 1782/2003.

HOOFDSTUK 8 STEUN VOOR ENERGIEGEWASSEN

AFDELING 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 32

Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a) "aanvrager": de landbouwer die de in artikel 88 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde oppervlakten beteelt om de in dat artikel bedoelde steun te verkrijgen;

b) "eerste verwerker": de gebruiker van de landbouwgrondstoffen die de eerste verwerking ervan uitvoert om één of meer van de in artikel 88 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde producten te verkrijgen.

AFDELING 2 CONTRACT

Artikel 33

Gebruik van de grondstof

1. Elke landbouwgrondstof met uitzondering van suikerbieten mag worden geteeld op de oppervlakten die het voorwerp zijn van de in artikel 88 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde steun, op voorwaarde dat de voornaamste eindbestemming ervan bestaat in de productie van een van de in dat artikel bedoelde energieproducten.

De economische waarde van de in de eerste alinea bedoelde energieproducten die bij de verwerking van de grondstoffen zijn verkregen, moet hoger zijn dan die van alle bij dezelfde verwerking verkregen andere producten die voor andere gebruiksdoeleinden zijn bestemd, hetgeen wordt vastgesteld aan de hand van de in artikel 49, lid 3, bepaalde waarderingsmethode.

2. Voor de in lid 1 bedoelde grondstoffen moet overeenkomstig artikel 90 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 onder de hierna vastgestelde voorwaarden een contract worden gesloten.

3. De aanvrager levert de volledige geoogste hoeveelheid grondstof af en de eerste verwerker neemt die hoeveelheid af en garandeert dat een equivalente hoeveelheid van deze grondstof in de Gemeenschap voor de vervaardiging van één of meer van de in artikel 88 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde energieproducten wordt gebruikt.

Wanneer de eerste verwerker de daadwerkelijk geoogste grondstof voor de vervaardiging van een tussen- of bijproduct gebruikt, mag hij voor de vervaardiging van één of meer van de in de eerste alinea bedoelde eindproducten een equivalente hoeveelheid van dat tussen- of bijproduct gebruiken.

In het in de tweede alinea bedoelde geval stelt de eerste verwerker de bevoegde autoriteit waarbij de zekerheid is gesteld, daarvan in kennis. Wanneer die equivalente hoeveelheid wordt gebruikt in een andere lidstaat dan die waarin de grondstof is geoogst, wisselen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten gegevens over die transactie uit.

4. In het kader van de nationale bepalingen inzake de contractuele betrekkingen kan de eerste verwerker de inzameling van de grondstof bij de landbouwer die de steun aanvraagt, delegeren aan een derde. De gedelegeerde moet handelen namens en voor rekening van de verwerker, die als enige verantwoordelijk blijft voor wat de in dit hoofdstuk bedoelde verplichtingen betreft.

Artikel 34

Afwijking

1. In afwijking van artikel 33, leden 2 en 3, kunnen de lidstaten de aanvrager machtigen om:

a) alle geoogste granen of oliehoudende zaden van de GN-codes 1201 00 90, ex 1205 00 90 en 1206 00 91 te gebruiken:

i) als brandstof voor de verwarming van zijn landbouwbedrijf;

ii) voor de productie, op zijn landbouwbedrijf, van energie of van biobrandstoffen;

b) alle geoogste grondstof op zijn landbouwbedrijf te verwerken tot biogas van GN-code 2711 29 00.

2. In de in lid 1 bedoelde gevallen gaat de aanvrager in een verklaring ter vervanging van het in artikel 35 bedoelde contract de verbintenis aan de grondstof waarop de verklaring betrekking heeft, rechtstreeks te gebruiken of te verwerken. De artikelen 35 tot en met 50 zijn van overeenkomstige toepassing.

Daarnaast moet de aanvrager alle geoogste grondstof door een door de lidstaat aangewezen instantie of bedrijf laten wegen en een specifieke boekhouding voeren van de gebruikte grondstof en de door de verwerking verkregen producten en bijproducten.

Voor granen, oliehoudende zaden en stro en ook bij gebruik van de gehele plant kan de weging echter worden vervangen door een grondstofvolumebepaling.

3. De lidstaat die gebruikmaakt van de in lid 1 geboden mogelijkheid, voert adequate controlemaatregelen in die garanderen dat de grondstof rechtstreeks wordt gebruikt op het bedrijf of wordt verwerkt tot biogas van GN-code 2711 29 00.

4. De overeenkomstig lid 1, onder a), gebruikte granen of oliehoudende zaden moeten worden gedenatureerd volgens een door de lidstaat vast te stellen methode. De lidstaten kunnen evenwel toestaan dat in plaats van de zaden de olie wordt gedenatureerd die door de in lid 1, onder a), ii), bedoelde verwerking van de oliehoudende zaden wordt verkregen, mits de denaturering onmiddellijk na de verwerking tot olie plaatsvindt en controlemaatregelen betreffende het gebruik van de zaden worden ingevoerd.

Artikel 35

Contract

1. Ter staving van zijn steunaanvraag legt de aanvrager aan de bevoegde autoriteit waaronder hij ressorteert, een tussen hem en een eerste verwerker gesloten contract over.

2. De aanvrager vergewist zich ervan dat het contract de volgende gegevens bevat:

a) de naam en het adres van de contractsluitende partijen;

b) de duur van het contract;

c) de soort van elke betrokken grondstof en de met elke soort beteelde oppervlakte;

d) alle voor de aflevering van de geraamde hoeveelheid grondstof geldende voorwaarden;

e) de verbintenis om de in artikel 33, lid 3, bedoelde verplichtingen te zullen naleven;

f) de voornaamste eindbestemmingen die voor de grondstof worden beoogd in overeenstemming met de in artikel 33, lid 1, en artikel 49, lid 3, vastgestelde voorwaarden.

3. De aanvrager zorgt ervoor dat het contract op een zodanig tijdstip wordt gesloten dat de eerste verwerker binnen de in artikel 44, lid 1, bedoelde termijn een afschrift van het contract kan indienen bij de bevoegde autoriteit waaronder de aanvrager ressorteert.

4. De lidstaten kunnen om controleredenen bepalen dat elke aanvrager per grondstof slechts één leveringscontract mag sluiten.

AFDELING 3 WIJZIGING OF OPZEGGING VAN HET CONTRACT

Artikel 36

Wijziging of opzegging van het contract

Indien de contractsluitende partijen het contract wijzigen of opzeggen nadat de aanvrager een steunaanvraag heeft ingediend, kan de aanvrager slechts worden toegestaan zijn steunaanvraag te handhaven indien hij, om alle nodige controles mogelijk te maken, de bevoegde autoriteit waaronder hij ressorteert, van de wijziging of de opzegging in kennis stelt uiterlijk op de laatste dag van de termijn die in de betrokken lidstaat voor een wijziging van de steunaanvraag is vastgesteld.

Artikel 37

Uitzonderlijke omstandigheden

Onverminderd artikel 36 kan de bevoegde autoriteit, indien de aanvrager haar ervan in kennis stelt dat hij wegens uitzonderlijke omstandigheden de in het contract vermelde grondstof niet of niet volledig zal kunnen leveren, na voldoende bewijzen van die uitzonderlijke omstandigheden te hebben verkregen, toestaan dat het contract wordt gewijzigd voorzover dit gerechtvaardigd is, of wordt opgezegd.

Indien de wijziging van het contract leidt tot een vermindering van de oppervlakte waarvoor het geldt, of indien het contract wordt opgezegd, verliest de aanvrager voor de aan het contract onttrokken oppervlakten zijn recht op de in dit hoofdstuk bedoelde steun.

Artikel 38

Wijzigingen van de eindbestemmingen

Onverminderd artikel 36 mag de eerste verwerker de beoogde voornaamste eindbestemmingen van de grondstoffen zoals bedoeld in artikel 35, lid 2, onder f), wijzigen nadat de onder het contract vallende grondstoffen aan hem zijn afgeleverd en is voldaan aan de in artikel 40, lid 1, en artikel 44, lid 3, eerste alinea, gestelde voorwaarden.

Bij de wijziging van de eindbestemmingen wordt voldaan aan de in artikel 33, lid 1, tweede alinea, en artikel 49, lid 3, gestelde voorwaarden.

De eerste verwerker stelt de bevoegde autoriteit waaronder hij ressorteert, hiervan vooraf in kennis zodat de nodige controles kunnen worden verricht.

AFDELING 4 REPRESENTATIEVE OPBRENGSTEN EN TE LEVEREN HOEVEELHEDEN

Artikel 39

Representatieve opbrengsten

De lidstaten stellen elk jaar volgens een passende procedure de representatieve opbrengsten vast die daadwerkelijk moeten worden verkregen, en stellen de betrokken aanvragers daarvan in kennis.

Artikel 40

Te leveren hoeveelheden

1. De aanvrager doet bij de bevoegde autoriteit waaronder hij ressorteert, aangifte van de totale hoeveelheid geoogste grondstof van elke soort en bevestigt de geleverde hoeveelheid en de partij waaraan hij deze grondstof heeft geleverd.

2. De hoeveelheid die door de aanvrager daadwerkelijk aan de eerste verwerker moet worden geleverd, moet ten minste overeenkomen met de representatieve opbrengst.

In naar behoren gerechtvaardigde gevallen kunnen de lidstaten er evenwel bij uitzondering mee instemmen dat deze hoeveelheid kleiner is dan de representatieve opbrengst, zulks tot 10 % van die opbrengst.

Voorts kan de bevoegde autoriteit in de gevallen waarin zij overeenkomstig artikel 37 een wijziging of de opzegging van het contract heeft toegestaan, de hoeveelheid die de aanvrager op grond van de eerste alinea moet leveren, verlagen in de mate die gerechtvaardigd lijkt.

Artikel 41

Verlaging van de steun

Indien de aanvrager er voor een bepaalde grondstof niet in slaagt de overeenkomstig dit hoofdstuk vereiste hoeveelheid te leveren, wordt hij geacht in de zin van artikel 32 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 niet aan zijn verplichtingen ten aanzien van de voor energiedoeleinden gebruikte percelen te hebben voldaan voor een oppervlakte die wordt berekend door de beteelde oppervlakte die hij volgens de criteria van dit hoofdstuk voor de productie van de grondstof heeft gebruikt, te vermenigvuldigen met het verhoudingsgetal dat aangeeft welk deel van die grondstof ontbreekt.

AFDELING 5 VOORWAARDEN VOOR DE BETALING VAN DE STEUN

Artikel 42

Betaling

1. De steun kan aan de aanvrager worden betaald voordat de grondstof is verwerkt. De betaling vindt echter slechts plaats indien de in het kader van dit hoofdstuk te leveren hoeveelheid grondstof aan de eerste verwerker is geleverd en indien:

a) de in artikel 40 bedoelde aangifte is gedaan;

b) bij de bevoegde autoriteit waaronder de eerste verwerker ressorteert, een afschrift van het contract is ingediend en aan de in artikel 33, lid 1, gestelde eisen is voldaan;

c) de bevoegde autoriteit het bewijs heeft ontvangen dat de in artikel 45, lid 2, bedoelde zekerheid volledig is gesteld;

d) de met de betaling belaste bevoegde autoriteit voor elke aanvraag is nagegaan of aan de in artikel 35 gestelde voorwaarden is voldaan.

2. In het geval van een tweejarig gewas waarvoor de oogst, en bijgevolg ook de levering van de grondstof, pas in het tweede teeltjaar plaatsvindt, wordt de steun in de twee jaren na de sluiting van het in artikel 35 bedoelde contract betaald op voorwaarde dat de bevoegde autoriteiten constateren dat:

a) de in lid 1, onder b), c) en d), van het onderhavige artikel bedoelde verplichtingen worden nagekomen vanaf het eerste teeltjaar;

b) de in lid 1, onder a), van het onderhavige artikel bedoelde verplichting en de verplichting om de in artikel 44, lid 3, eerste alinea, bedoelde gegevens te verstrekken, worden nagekomen in het tweede jaar.

Voor het eerste teeltjaar wordt de steun slechts betaald indien de bevoegde autoriteit het bewijs heeft ontvangen dat de in artikel 45, lid 2, bedoelde zekerheid is gesteld. Voor het tweede teeltjaar is het stellen van de zekerheid niet vereist voor de betaling van de steun.

3. In het geval van een blijvende of meerjarige teelt wordt de steun ieder jaar vanaf de sluiting van het contract betaald. De in lid 2 vastgestelde voorwaarden zijn van overeenkomstige toepassing.

AFDELING 6 CONTRACT EN VERPLICHTINGEN VAN DE AANVRAGER EN VAN DE EERSTE VERWERKER

Artikel 43

Aantal verwerkers

De energieproducten moeten door op zijn hoogst een tweede verwerker worden verkregen.

Artikel 44

Contract en verplichtingen van de aanvrager en van de eerste verwerker

1. De eerste verwerker dient bij de bevoegde autoriteit waaronder hij ressorteert, een afschrift van het contract in uiterlijk op de uiterste datum waarop in de betrokken lidstaat de steunaanvraag in het betrokken jaar moet worden ingediend.

Indien de aanvrager en de eerste verwerker vóór de in artikel 36 bedoelde datum in een bepaald jaar het contract wijzigen of opzeggen, dient de verwerker uiterlijk op die datum een afschrift van het gewijzigde of opgezegde contract in bij de bevoegde autoriteit waaronder hij ressorteert.

2. De eerste verwerker verstrekt de bevoegde autoriteit waaronder hij ressorteert, de nodige gegevens over de betrokken verwerkingsketen, en met name over de prijzen en over de technische verwerkingscoëfficiënten die worden gebruikt ter bepaling van de hoeveelheden eindproducten die kunnen worden verkregen. Deze coëfficiënten zijn dezelfde als die welke in artikel 50, lid 1, worden bedoeld.

3. De eerste verwerker die de door de aanvrager geleverde grondstof heeft ontvangen, stelt de bevoegde autoriteit waaronder hij ressorteert, van de ontvangen hoeveelheid grondstof in kennis met vermelding van de soort, van de naam en het adres van de contractsluitende partij die hem de grondstof heeft geleverd, van de plaats van aflevering en van de referentie van het betrokken contract, zulks binnen een door de lidstaten vast te stellen zodanige termijn dat de steun binnen de in artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 genoemde periode kan worden betaald.

Indien de lidstaat van de eerste verwerker een andere is dan die waar de grondstof is verbouwd, stelt de betrokken bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteit waaronder de aanvrager ressorteert, binnen 40 werkdagen te rekenen vanaf de ontvangst van de in de eerste alinea bedoelde mededelingen in kennis van de totale hoeveelheid geleverde grondstof.

AFDELING 7 ZEKERHEDEN

Artikel 45

Zekerheid van de eerste verwerker

1. De eerste verwerker stelt het gehele bedrag van de in lid 2 bedoelde zekerheid bij de bevoegde autoriteit waaronder hij ressorteert, uiterlijk op de uiterste datum voor de indiening van de betalingsaanvraag in het betrokken jaar in de betrokken lidstaat.

2. De zekerheid wordt voor elke grondstof berekend op basis van een bedrag van 60 EUR per hectare, vermenigvuldigd met de som van alle in het kader van deze regeling beteelde oppervlakten waarvoor door de betrokken eerste verwerker een contract is ondertekend en die worden gebruikt voor de productie van de betrokken grondstof.

3. Indien het contract overeenkomstig artikel 36 of artikel 37 is gewijzigd of opgezegd, wordt de gestelde zekerheid dienovereenkomstig aangepast.

4. De zekerheid wordt voor elke grondstof verhoudingsgewijs vrijgegeven naarmate de bevoegde autoriteit waaronder de eerste verwerker ressorteert, het bewijs heeft ontvangen dat de betrokken hoeveelheden grondstoffen met inachtneming van de in artikel 35, lid 2, onder f), bedoelde eisen zijn verwerkt, waarbij zo nodig rekening wordt gehouden met elke overeenkomstig artikel 38 aangebrachte wijziging.

Artikel 46

Primaire en ondergeschikte eisen

1. De volgende verplichtingen vormen primaire eisen in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie(18):

a) de verplichting om hoeveelheden grondstof hoofdzakelijk te verwerken tot de in het contract vermelde eindproducten. De verwerking moet gebeuren vóór 31 juli van het tweede jaar na het jaar waarin de grondstof is geoogst;

b) de verplichting om het product overeenkomstig de artikelen 47 en 48 vergezeld te laten gaan van een controle-exemplaar T5.

2. De volgende verplichtingen van de eerste verwerker vormen ondergeschikte eisen in de zin van artikel 20 van Verordening (EEG) nr. 2220/85:

a) de verplichting om overeenkomstig artikel 33, lid 3, alle door de aanvrager geleverde grondstoffen af te nemen;

b) de verplichting om overeenkomstig artikel 44, lid 1, een afschrift van het contract in te dienen;

c) de verplichting om de in artikel 44, lid 3, eerste alinea, bedoelde mededelingen te doen;

d) de verplichting om overeenkomstig artikel 45, lid 1, de zekerheid te stellen.

AFDELING 8 DOCUMENTEN VOOR DE VERKOOP, HET WEGGEVEN OF DE LEVERING IN EEN ANDERE LIDSTAAT OF VOOR UITVOER

Artikel 47

Controle-exemplaar T5

Indien de eerste verwerker tussenproducten die het voorwerp van een contract zoals bedoeld in artikel 35 vormen, verkoopt of weggeeft aan een in een andere lidstaat gevestigde tweede verwerker, gaat het product vergezeld van een overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2454/93 afgegeven controle-exemplaar T5.

In vak 104 van het controle-exemplaar T5 wordt in de rubriek " Andere" een van de volgende vermeldingen ingevuld:

- Producto destinado a su transformación o entrega de acuerdo con lo establecido en el artículo 34 del Reglamento (CE) n° 2237/2003 de la Comisión

- Skal anvendes til forarbejdning eller levering i overensstemmelse med artikel 34 i Kommissionens forordning (EF) nr. 2237/2003

- Zur Verarbeitung oder Lieferung gemäß Artikel 34 der Verordnung (EG) Nr. 2237/2003 der Kommission zu verwenden

- Προς χρήση για μεταποίηση ή παράδοση σύμφωνα με το άρθρο 34 του κανονισμού (ΕΚ) αριθ. 2237/2003 της Επιτροπής

- To be used for processing or delivery in accordance with Article 34 of Commission Regulation (EC) No 2237/2003

- À utiliser pour transformation ou livraison conformément aux dispositions de l'article 34 du règlement (CE) n° 2237/2003 de la Commission

- Da consegnare o trasformare conformemente all'articolo 34 del regolamento (CE) n. 2237/2003 della Commissione

- Te gebruiken voor verwerking of aflevering overeenkomstig artikel 34 van Verordening (EG) nr. 2237/2003 van de Commissie

- A utilizar para transformação ou entrega em conformidade com o artigo 34.o do Regulamento (CE) n.o 2237/2003 da Comissão

- Käytetään jalostamiseen tai toimittamiseen komission asetuksen (EY) N:o 2237/2003 mukaisesti

- Används till bearbetning eller leverans i enlighet med kommissionens förordning (EG) nr 2237/2003.

Artikel 48

Andere bewijzen dan het controle-exemplaar T5

In afwijking van artikel 46, lid 1, onder b), kunnen, indien het controle-exemplaar T5 buiten de wil en het toedoen van de eerste verwerker niet bij het kantoor van vertrek van de met de controle belaste instantie van de lidstaat waar de eerste verwerker is gevestigd, terugkeert drie maanden vóór het verstrijken van de in artikel 46, lid 1, onder a), bedoelde termijn, de volgende documenten als andere bewijzen dan het controle-exemplaar T5 worden aanvaard:

a) aankoopfacturen voor de tussenproducten,

b) verklaringen van de tweede verwerker waarin de eindverwerking tot energieproducten zoals bedoeld in artikel 88 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 wordt bevestigd, en

c) door de tweede verwerker voor conform gewaarmerkte fotokopieën van de boekhoudbescheiden die bewijzen dat de verwerking is gebeurd.

AFDELING 9 CONTROLES

Artikel 49

Bijhouden van registers

1. De bevoegde autoriteit van de lidstaat bepaalt de door de verwerker bij te houden registers en de daarbij in acht te nemen frequentie, die ten minste maandelijks moet zijn. Deze registers bevatten ten minste de volgende gegevens:

a) de hoeveelheden van de verschillende voor verwerking gekochte grondstoffen;

b) de hoeveelheden verwerkte grondstoffen en de daaruit verkregen hoeveelheden en typen eind-, neven- en bijproducten;

c) de verliezen bij de verwerking;

d) de vernietigde hoeveelheden en de redenen voor die vernietiging;

e) de hoeveelheden en typen producten die door de verwerker zijn verkocht of weggegeven, en de daarvoor verkregen prijzen;

f) in voorkomend geval, de naam en het adres van de volgende verwerker.

2. De bevoegde autoriteit waaronder de eerste verwerker ressorteert, controleert of het ingediende contract aan de in artikel 33, lid 1, gestelde voorwaarden voldoet. Indien deze voorwaarden niet zijn vervuld, wordt de bevoegde autoriteit waaronder de aanvrager ressorteert, hiervan in kennis gesteld.

3. Voor de berekening van de in artikel 33, lid 1, bedoelde economische waarde van de producten maakt de betrokken bevoegde autoriteit aan de hand van de in artikel 44, lid 2, bedoelde gegevens een vergelijking tussen de som van de waarden van alle energieproducten en de som van de waarden van alle bij dezelfde verwerking verkregen andere producten die voor andere gebruiksdoeleinden zijn bestemd. Elke waarde is het resultaat van de betrokken hoeveelheid, vermenigvuldigd met het gemiddelde van de in het voorgaande verkoopseizoen genoteerde prijzen af fabriek. Indien deze prijzen niet beschikbaar zijn, bepaalt de bevoegde autoriteit de passende prijzen, met name op basis van de in artikel 44, lid 2, bedoelde gegevens.

Artikel 50

Controles bij de verwerkers

1. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar de verwerkingen plaatsvinden, verrichten bij ten minste 25 % van de op hun grondgebied gevestigde verwerkers, welke 25 % wordt geselecteerd door middel van een risicoanalyse, controles op de naleving van artikel 33, lid 1. Deze controles betreffen ten minste de volgende elementen:

a) een vergelijking van de som van de waarden van alle energieproducten met de som van de waarden van alle bij dezelfde verwerking verkregen andere producten die voor andere gebruiksdoeleinden zijn bestemd;

b) een analyse van het productiesysteem van de verwerker die fysieke controles en controles van de handelsdocumenten omvat, om zich, wat de verwerker betreft, te vergewissen van de samenhang tussen de leveringen van grondstoffen en de eind-, neven- en bijproducten.

Voor de in de eerste alinea, onder b), bedoelde controle baseert de bevoegde autoriteit zich vooral op de technische verwerkingscoëfficiënten voor de betrokken grondstoffen. Indien in de communautaire regelgeving dergelijke coëfficiënten met betrekking tot de uitvoer zijn opgenomen, worden die coëfficiënten gebruikt. Bij ontstentenis daarvan worden eventuele andere in de communautaire regelgeving voorkomende coëfficiënten gebruikt. In alle overige gevallen wordt de controle met name gebaseerd op de coëfficiënten die door de betrokken verwerkende industrie algemeen worden aanvaard.

2. In afwijking van lid 1 worden voor de in artikel 34 bedoelde verwerkingen de controles verricht bij 10 % van de aanvragers, welke 10 % wordt geselecteerd op basis van een risicoanalyse waarbij rekening wordt gehouden met:

a) de steunbedragen;

b) het aantal percelen landbouwgrond en de oppervlakte waarop een steunaanvraag betrekking heeft;

c) de ontwikkeling in vergelijking met het voorgaande jaar;

d) de resultaten van de in de voorgaande jaren verrichte controles;

e) andere parameters die door de lidstaten worden bepaald op basis van een element van representativiteit voor de ingediende contracten.

3. Indien bij de in lid 2 bedoelde controles in ten minste 3 % van de gevallen onregelmatigheden aan het licht komen, verricht de bevoegde autoriteit in het lopende jaar de nodige extra controles en verhoogt zij dienovereenkomstig het percentage van de landbouwers dat in het volgende jaar aan een controle ter plaatse moet worden onderworpen.

4. Indien wordt bepaald dat sommige elementen van de in de leden 1 en 2 bedoelde controles op basis van een steekproef kunnen worden uitgevoerd, moet die steekproef een mate van controle garanderen die betrouwbaar en representatief is.

5. Over elke controle wordt een door de controleur ondertekend controleverslag opgesteld, waarin de verschillende elementen van de controle nauwkeurig worden weergegeven. Dit verslag bevat met name de volgende gegevens:

a) de datum van de controle;

b) de aanwezige personen;

c) de gecontroleerde periode;

d) de gebruikte controletechnieken, inclusief in voorkomend geval een verwijzing naar de steekproefmethoden;

e) de resultaten van de controle.

Artikel 51

Productie van hennep

De in artikel 3, lid 1 bis, artikel 5, derde alinea, en artikel 21 bis van Verordening (EG) nr. 2461/1999 opgenomen bepalingen inzake hennep zijn van toepassing.

Artikel 52

Aanvullende maatregelen en wederzijdse bijstand

1. De lidstaten nemen elke aanvullende maatregel die voor de goede toepassing van dit hoofdstuk nodig is, en verlenen elkaar bijstand met het oog op de uitvoering van de in dit hoofdstuk bedoelde controles. In dit verband kunnen de lidstaten, indien dit hoofdstuk niet in de passende verlagingen of uitsluitingen voorziet, ook passende nationale sancties toepassen ten aanzien van de tot de handelsketen behorende marktdeelnemers die een rol spelen in de procedure voor de toekenning van de steun.

2. Voorzover dit nodig is of door de bepalingen van dit hoofdstuk wordt vereist, verlenen de lidstaten elkaar bijstand om ervoor te zorgen dat de controles doeltreffend zijn, en om controle mogelijk te maken op de echtheid van de ingediende documenten en op de juistheid van de uitgewisselde gegevens.

AFDELING 10 UITSLUITING UIT DE REGELING EN EVALUATIE

Artikel 53

Uitsluiting van grondstoffen uit de regeling

De lidstaten kunnen elke landbouwgrondstof uit de bij dit hoofdstuk vastgestelde regeling uitsluiten in het geval dat die grondstof tot problemen in verband met de controle, de volksgezondheid, het milieu of het strafrecht leidt of een beperkt percentage eindenergieproducten oplevert.

Artikel 54

Evaluatie

De lidstaten verstrekken de Commissie vóór 15 oktober volgende op het einde van het betrokken jaar alle informatie die voor de evaluatie van de bij dit hoofdstuk vastgestelde regeling nodig is.

Die mededelingen bevatten met name de volgende gegevens:

a) de oppervlakten voor elke soort grondstof;

b) de hoeveelheden van elk type grondstof en van elk verkregen type eind-, bij- en nevenproduct, met vermelding van het gebruikte type grondstof;

c) de overeenkomstig artikel 34 genomen maatregelen;

d) de overeenkomstig artikel 53 uit de regeling uitgesloten grondstoffen.

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 55

Intrekking

Verordening (EG) nr. 613/97 wordt ingetrokken.

Artikel 56

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 december 2003.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

(1) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1.

(2) PB L 355 van 5.12.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 495/2001 van de Commissie (PB L 72 van 14.3.2001, blz. 6).

(3) PB L 327 van 12.12.2001, blz. 11. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2550/2001 (PB L 341 van 22.12.2001, blz. 105).

(4) PB L 94 van 9.4.1997, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1127/98 (PB L 157 van 30.5.1998, blz. 86).

(5) PB L 197 van 30.7.1994, blz. 4. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1782/2003.

(6) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 123.

(7) PB L 299 van 20.11.2003, blz. 16. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 345/2002 (PB L 55 van 26.2.2002, blz.10).

(8) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1335/2003 (PB L 187 van 26.7.2003, blz. 16).

(9) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.

(10) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 1.

(11) PB L 246 van 5.11.1971, blz. 1.

(12) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80.

(13) PB L 100 van 20.4.2000, blz. 31.

(14) PB 125 van 11.7.1966, blz. 2309/66.

(15) PB L 270 van 21.10.2003, blz. 96.

(16) Zie bladzijde 45 van dit Publicatieblad.

(17) Zie bladzijde 36 van dit Publicatieblad.

(18) PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5.

BIJLAGE I

Gewasspecifieke betaling voor rijst

Berekening van de in artikel 17 bedoelde verlagingscoëfficiënt

1. Voor de constatering van een mogelijke overschrijding van het basisareaal zoals bedoeld in artikel 82 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 houdt de bevoegde autoriteit van de lidstaat rekening met, enerzijds, de in artikel 81 van die verordening vastgestelde basisarealen of de subbasisarealen en, anderzijds, het totaal van de oppervlakten waarvoor voor die basisarealen en subbasisarealen steunaanvragen zijn ingediend.

2. Bij de vaststelling van de totale oppervlakte waarvoor steunaanvragen zijn ingediend, wordt geen rekening gehouden met aanvragen of delen van aanvragen die blijkens een controle duidelijk ongerechtvaardigd zijn.

3. Indien voor bepaalde basisarealen of subbasisarealen een overschrijding wordt geconstateerd, stelt de lidstaat voor die basisarealen of subbasisarealen met inachtneming van de in artikel 18, lid 2, van de onderhavige verordening gestelde termijn het tot twee cijfers achter de komma berekende overschrijdingspercentage vast. Wanneer een overschrijding te verwachten is, stelt de lidstaat de producenten daarvan onmiddellijk in kennis.

4. De coëfficiënt voor de verlaging van de gewasspecifieke betaling voor rijst wordt overeenkomstig artikel 82 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 berekend met behulp van de volgende formule:

Verlagingscoëfficiënt = referentieoppervlakte van het subbasisareaal gedeeld door de totale oppervlakte waarvoor voor dit subbasisareaal steunaanvragen zijn ingediend.

De verlaagde gewasspecifieke betaling voor rijst wordt berekend met behulp van de volgende formule:

Verlaagde gewasspecifieke steun voor rijst = gewasspecifieke steun voor rijst vermenigvuldigd met de verlagingscoëfficiënt.

Deze verlagingscoëfficiënt en deze verlaagde gewasspecifieke betaling voor rijst worden voor elk subbasisareaal berekend na toepassing van de herverdeling zoals bedoeld in artikel 82, lid 2, van de genoemde verordening. Van de herverdeling profiteren de subbasisarealen waarvoor de maximumoppervlakte is overschreden. De herverdeling gebeurt naar evenredigheid van de overschrijdingen die zijn geconstateerd voor de subbasisarealen waarvoor de maximumoppervlakte is overschreden.

BIJLAGE II

Gewasspecifieke betaling voor rijst

>PIC FILE= "L_2003339NL.006702.TIF">

>PIC FILE= "L_2003339NL.006801.TIF">

>PIC FILE= "L_2003339NL.006901.TIF">