32003R1435

Verordening van de Raad (EG) nr. 1435/2003 van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE)

Publicatieblad Nr. L 207 van 18/08/2003 blz. 0001 - 0024


Verordening van de Raad (EG) nr. 1435/2003

van 22 juli 2003

betreffende het statuut voor een Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 308,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het Europees Parlement heeft op 13 april 1983 een resolutie over de coöperatieve beweging in de Europese Gemeenschap(4) aangenomen, op 9 juli 1987 een resolutie over de bijdrage van de coöperaties aan de regionale ontwikkeling(5), op 26 mei 1989 een resolutie over de rol van vrouwen in coöperaties en plaatselijke werkgelegenheidsprojecten(6), op 11 februari 1994 een resolutie over de bijdrage van de coöperaties aan de regionale ontwikkeling(7), en op 18 september 1998 een resolutie over de rol van de coöperaties bij het bevorderen van werkgelegenheid voor vrouwen(8).

(2) De voltooiing van de interne markt en de daaruit voortvloeiende verbetering van de economische en sociale situatie in de gehele Gemeenschap vereisen niet alleen dat handelsbelemmeringen worden weggenomen, maar ook dat de productiestructuren aan de communautaire dimensie worden aangepast. Het is daartoe onontbeerlijk dat allerlei ondernemingen waarvan de activiteiten niet louter op de bevrediging van zuiver lokale behoeften zijn gericht, de reorganisatie van hun werkzaamheden op Gemeenschapsniveau kunnen uittekenen en uitvoeren.

(3) Het juridisch kader voor werkzaamheden in de Gemeenschap is nog grotendeels gebaseerd op de nationale wetgevingen en sluit derhalve niet goed aan bij het economische kader waarbinnen deze werkzaamheden zich moeten ontwikkelen als de doelstellingen van artikel 18 van het Verdrag moeten worden verwezenlijkt. Deze situatie is een aanmerkelijke belemmering voor het oprichten van samenwerkingsverbanden van ondernemingen uit verschillende lidstaten.

(4) De Raad heeft Verordening (EG) nr. 2157/2001(9) aangenomen waarbij de rechtsvorm van de Europese vennootschap (SE) bepaald is overeenkomstig de algemene beginselen van de naamloze vennootschap. Dit is echter geen instrument dat is aangepast aan de specifieke aard van coöperaties.

(5) Ondernemingen kunnen weliswaar in Europese economische samenwerkingsverbanden (EESV), in de zin van Verordening (EEG) nr. 2137/85(10), met behoud van hun autonomie, gezamenlijk bepaalde activiteiten bevorderen, doch het EESV beantwoordt als instrument niet aan de specifieke kenmerken van het coöperatieve streven.

(6) Vanuit haar zorg voor de inachtneming van gelijke concurrentievoorwaarden en met het oog op haar economische ontwikkeling, heeft de Gemeenschap de plicht aan coöperaties - een samenwerkingsvorm die in alle lidstaten is erkend - passende juridische instrumenten ter beschikking te stellen die het hun gemakkelijker kunnen maken hun werkzaamheden over de grenzen heen te ontwikkelen. De Verenigde Naties heeft alle regeringen opgeroepen om te zorgen voor een ondersteunend klimaat waarbinnen coöperaties op gelijke voet met andere ondernemingsvormen worden behandeld(11).

(7) Coöperaties zijn in de eerste plaats samenwerkingsverbanden van personen of juridische lichamen, met bedrijfsprincipes die verschillen van die van andere economische subjecten. Deze zijn onder meer het beginsel van democratische structuur en controle en van verdeling van het nettoresultaat van het boekjaar op billijke grondslag.

(8) Deze bijzondere beginselen behelzen met name de voorrang van de individuele persoon op het kapitaal, hetgeen tot uiting komt in specifieke bepalingen betreffende de voorwaarden inzake toetreding, uittreding en uitsluiting van leden, in de regel van het enkelvoudig persoonsgebonden stemrecht en in het feit dat de leden geen enkele aanspraak kunnen doen gelden op de activa van de coöperatie.

(9) Coöperaties hebben een maatschappelijk kapitaal en hun leden kunnen zowel personen als ondernemingen zijn. Deze leden kunnen geheel of ten dele bestaan uit afnemers, werknemers of leveranciers. Een coöperatie waarvan de leden zelf coöperatieve ondernemingen zijn, wordt topcoöperatie of ook wel "secundaire" coöperatie genoemd. In sommige gevallen kan een coöperatie een bepaald percentage stille leden tellen, die louter als kapitaalverschaffer optreden, of derden die van de werkzaamheid van de coöperatie profiteren of die voor rekening van de coöperatie een werk uitvoeren.

(10) Een Europese coöperatieve vennootschap (hierna "SCE" genoemd) dient als voornaamste doel te hebben de voldoening van de behoeften van haar leden en/of de ontwikkeling van hun economische en sociale activiteiten, met inachtneming van de volgende beginselen:

- haar activiteiten dienen tot wederzijds voordeel van haar leden te strekken opdat elk van hen van de activiteiten van de SCE profijt kan trekken naar rata van zijn deelneming;

- de leden dienen tevens afnemerr, werknemer of leverancier te zijn of op enige wijze bij de activiteiten van de SCE betrokken te zijn;

- de zeggenschap over de SCE dient op billijke wijze over de leden verdeeld te zijn, maar gewogen stemmen kunnen worden toegestaan, om rekening te houden met de bijdrage van elk afzonderlijk lid aan de SCE;

- de beloning van het geleende kapitaal en van de deelnemingen dient beperkt te zijn;

- de winst dient naar rata van de met de SCE verrichte activiteiten te worden verdeeld of aangewend ter voldoening van de behoeften van de leden;

- de toetreding mag niet kunstmatig worden beperkt;

- het batig saldo en de reserves dienen na ontbinding verdeeld te worden volgens het beginsel van de belangeloze verdeling, d.w.z. aan een ander coöperatief lichaam dat soortgelijke doelstellingen of doeleinden van algemeen belang nastreeft.

(11) Er doen zich thans bij de grensoverschrijdende samenwerking tussen coöperaties in de Gemeenschap moeilijkheden van juridische en administratieve aard voor, die in een markt zonder grenzen uit de weg dienen te worden geruimd.

(12) De invoering van een Europees statuut voor coöperaties dat gebaseerd is op gemeenschappelijke beginselen, maar waarin rekening is gehouden met hun eigenheid, dient deze in de gelegenheid te stellen hun activiteiten over de landsgrenzen heen uit te breiden tot het gehele grondgebied van de Gemeenschap of een deel daarvan.

(13) Met deze verordening wordt in hoofdzaak nagestreefd dat een SCE kan worden opgericht door personen die in verschillende lidstaten woonachtig zijn of door juridische lichamen die onder het recht van verschillende lidstaten ressorteren. Deze verordening maakt het tevens mogelijk dat een SCE wordt opgericht door een fusie van twee bestaande coöperaties, of door omzetting - zonder ontbinding - van een nationale coöperatie, mits deze haar statutaire zetel en haar hoofdbestuur binnen een lidstaat heeft en in een andere lidstaat een vestiging of dochteronderneming bezit.

(14) Gezien het specifiek communautaire karakter van een SCE doet de "werkelijke zetel"-regeling waarvoor in deze verordening ten aanzien van SCE's is gekozen, geen afbreuk aan de wetgeving van de lidstaten en wordt daarmee niet vooruitgelopen op in andere communautaire teksten inzake vennootschapsrecht te maken keuzes.

(15) Wanneer in deze verordening sprake is van kapitaal wordt daarmee uitsluitend het geplaatste kapitaal bedoeld. Dit heeft geen gevolgen voor onverdeelde gemeenschappelijke activa/onverdeeld aandelenkapitaal in de SCE.

(16) Andere terreinen van het recht zoals fiscaal recht, mededingingsrecht, intellectuele-eigendomsrecht en insolventierecht worden niet door deze verordening bestreken. Voor bovenstaande terreinen en andere niet door deze verordening bestreken terreinen zijn het recht van de lidstaten en het Gemeenschapsrecht van toepassing.

(17) De regelingen met betrekking tot de rol van de werknemers in de Europese Coöperatieve Vennootschap zijn vastgesteld in Richtlijn 2003/72/EG(12), en vormen derhalve een onlosmakelijk geheel met deze verordening en moeten gelijktijdig worden toegepast.

(18) De werkzaamheden betreffende de harmonisatie van het vennootschapsrecht van de lidstaten zijn aanzienlijk gevorderd, zodat voor de SCE op de gebieden waarop voor haar werking geen uniforme communautaire voorschriften vereist zijn, met het oog op een overeenkomstige toepassing kan worden verwezen naar sommige bepalingen die door de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft, zijn vastgesteld ter uitvoering van de richtlijnen inzake vennootschappen, voorzover die bepalingen passen in het kader van de regelgeving inzake de SCE, met name:

- Eerste Richtlijn 68/151/EEG van de Raad van 9 maart 1968 strekkende tot het coördineren van de waarborgen welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 48 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken(13);

- Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen(14);

- Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 betreffende de geconsolideerde jaarrekening(15);

- Achtste Richtlijn 84/253/EEG van de Raad van 10 april 1984 inzake de toelating van personen, belast met de wettelijke controle van boekhoudbescheiden(16);

- Elfde Richtlijn 89/666/EEG van de Raad van 21 december 1989 betreffende de openbaarmakingsplicht voor in een lidstaat opgerichte bijkantoren van vennootschappen die onder het recht van een andere staat vallen(17).

(19) Met betrekking tot werkzaamheden in de sector financiële diensten, met name ten aanzien van kredietinstellingen en verzekeringsondernemingen, gelden wetgevende bepalingen, die vervat zijn in de volgende richtlijnen:

- Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen(18);

- Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche (derde richtlijn schadeverzekering)(19).

(20) Het gebruik van dit statuut dient facultatief te zijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Vorm van de SCE

1. Onder de voorwaarden en op de wijze, bepaald in deze verordening, kunnen op het grondgebied van de Gemeenschap coöperatieve vennootschappen worden opgericht in de vorm van een Europese coöperatieve vennootschap (SCE).

2. De SCE is een vennootschap met een in aandelen verdeeld geplaatst kapitaal.

Ledenaantal en kapitaal van de SCE zijn veranderlijk.

Tenzij de statuten van de SCE bij haar oprichting anders bepalen, verbinden de leden zich slechts tot het bedrag van hun inbreng. Wanneer de leden van de SCE beperkt aansprakelijk zijn, eindigt de naam van de SCE met de vermelding "met beperkte aansprakelijkheid".

3. De SCE heeft tot voornaamste doel aan de behoeften van haar leden te voldoen en/of hun economische en sociale activiteiten te ontwikkelen, met name door met haar leden overeenkomsten te sluiten betreffende de levering van goederen, het verrichten van diensten of het uitvoeren van werken in het kader van de activiteit die de SCE uitoefent of laat uitoefenen. De SCE kan tevens tot doel hebben aan de behoeften van haar leden te voldoen door het bevorderen van hun deelneming aan economische activiteiten, op de hierboven genoemde wijze, in een of meer SCE's en/of nationale coöperaties. Een SCE kan haar activiteiten uitoefenen via een dochteronderneming.

4. Behoudens afwijkende bepalingen in de statuten mag de SCE derden die geen lid zijn, geen profijt van haar werkzaamheden laten trekken, noch laten deelnemen aan haar werkzaamheden.

5. De SCE bezit rechtspersoonlijkheid.

6. De rol van de werknemers in een SCE is onderworpen aan het bepaalde in Richtlijn 2003/72/EG.

Artikel 2

Oprichting

1. De SCE kan als volgt worden opgericht:

- door ten minste vijf natuurlijke personen die in ten minste twee lidstaten woonachtig zijn;

- door ten minste vijf natuurlijke personen en vennootschappen in de zin van artikel 48, tweede alinea, van het Verdrag, en andere overeenkomstig het recht van een lidstaat opgerichte publiekrechtelijke of privaatrechtelijke lichamen, die woonachtig zijn in c.q. ressorteren onder het recht van ten minste twee verschillende lidstaten;

- door vennootschappen in de zin van artikel 48, tweede alinea, van het Verdrag en andere overeenkomstig het recht van een lidstaat opgerichte publiekrechtelijke of privaatrechtelijke lichamen die onder het recht van ten minste twee verschillende lidstaten ressorteren;

- door fusie van overeenkomstig het recht van een lidstaat opgerichte coöperaties met statutaire zetel en hoofdbestuur in de Gemeenschap, indien ten minste twee van die coöperaties onder het recht van verschillende lidstaten ressorteren;

- door omzetting van een coöperatie die overeenkomstig het recht van een lidstaat is opgericht en haar statutaire zetel en hoofdbestuur in de Gemeenschap heeft en sinds ten minste twee jaar een vestiging of een dochteronderneming heeft die onder het recht van een andere lidstaat ressorteert.

2. Een lidstaat kan bepalen dat een juridisch lichaam dat zijn hoofdbestuur niet in de Gemeenschap heeft, kan deelnemen aan de oprichting van een SCE, op voorwaarde dat het overeenkomstig het recht van een lidstaat is opgericht, zijn statutaire zetel in die lidstaat heeft en een daadwerkelijk en duurzaam verband met de economie van een lidstaat heeft.

Artikel 3

Minimumkapitaal

1. Het kapitaal van de SCE luidt in de nationale valuta. Een SCE met statutaire zetel buiten de eurozone mag haar kapitaal ook in euro doen luiden.

2. Het geplaatste kapitaal bedraagt ten minste 30000 EUR.

3. Wanneer de wettelijke voorschriften van een lidstaat een hoger bedrag aan geplaatst kapitaal voorschrijven voor juridische lichamen die bepaalde soorten activiteiten uitoefenen, zijn deze wettelijke voorschriften van toepassing op SCE's met statutaire zetel in die lidstaat.

4. In de statuten wordt bepaald beneden welk bedrag het geplaatste kapitaal niet mag worden verminderd door terugbetaling van aandelen van leden die niet langer deel uitmaken van de SCE. Dit bedrag mag niet lager zijn dan het in lid 2 vastgestelde bedrag. De overeenkomstig artikel 16 bepaalde termijn waarbinnen leden die niet langer deel uitmaken van de SCE, recht hebben op terugbetaling wordt opgeschort zolang de terugbetaling ertoe zou leiden dat het geplaatste kapitaal onder het voorgeschreven minimum daalt.

5. Het kapitaal kan verhoogd worden door middel van opeenvolgende stortingen van de leden of toelating van nieuwe leden, en het kan, onverminderd het bepaalde in lid 4, verminderen ingevolge volledige of gedeeltelijke terugbetaling van inbreng.

Voor veranderingen in de omvang van het kapitaal is noch wijziging van de statuten, noch openbaarmaking vereist.

Artikel 4

Kapitaal van de SCE

1. Het geplaatste kapitaal van de SCE bestaat uit de in de nationale valuta luidende aandelen van de leden. Een SCE met statutaire zetel buiten de eurozone mag haar aandelen ook in euro doen luiden. Er kunnen verschillende categorieën van aandelen worden uitgegeven.

Statutair kan worden bepaald dat aan verschillende categorieën van aandelen verschillende rechten verbonden zijn ten aanzien van de verdeling van batige saldi. Aandelen die dezelfde rechten verlenen, vormen een categorie.

2. Het kapitaal mag uitsluitend bestaan uit actiefbestanddelen die economisch gewaardeerd kunnen worden. De aandelen van de leden mogen niet worden uitgegeven tegen inbreng van verbintenissen betreffende de uitvoering van werken of het verrichten van diensten.

3. De aandelen worden verplicht op naam gesteld. Alle aandelen van eenzelfde categorie hebben dezelfde nominale waarde. Deze wordt bij de statuten vastgesteld. De aandelen mogen niet voor een lager bedrag dan hun nominale waarde worden uitgegeven.

4. Op aandelen die worden uitgegeven tegen inbreng in geld, moet bij inschrijving ten minste 25 % van de nominale waarde zijn gestort. Het saldo moet worden volgestort binnen een termijn van ten hoogste vijf jaar, tenzij de statuten een kortere termijn voorschrijven.

5. Aandelen die worden uitgegeven tegen inbreng in natura, moeten bij de inschrijving worden volgestort.

6. De voor naamloze vennootschappen in de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft geldende wettelijke voorschriften inzake de benoeming van deskundigen en de waardering van inbreng anders dan in geld zijn van overeenkomstige toepassing op de SCE.

7. In de statuten wordt bepaald op hoeveel aandelen ten minste moet worden ingeschreven voor het verkrijgen van het lidmaatschap. Indien is bepaald dat de meerderheid in de algemene vergaderingen is voorbehouden aan de natuurlijke personen die lid zijn, en de inschrijving op aandelen een verplichte voorwaarde is voor de deelneming van de leden in het bedrijf van de SCE, mag in de statuten voor het verkrijgen van het lidmaatschap niet de verplichting worden opgelegd om op meer dan één aandeel in te schrijven.

8. In het besluit dat de jaarlijkse algemene vergadering neemt over de jaarrekening van het voorbije boekjaar, wordt akte genomen van de omvang van het kapitaal bij het einde van het boekjaar en van het verschil met het vorige boekjaar.

Op voorstel van het leidinggevend of het bestuursorgaan kan het geplaatste kapitaal worden verhoogd door de vrije reserves geheel of gedeeltelijk aan het kapitaal toe te voegen; het besluit hiertoe wordt genomen door de algemene vergadering, met inachtneming van de voor een statutenwijziging geldende regels inzake quorum en meerderheid. De leden verkrijgen de nieuwe aandelen naar rata van de aandelen die zij voordien in het kapitaal bezaten.

9. De nominale waarde van de aandelen kan worden verhoogd door samenvoeging van de uitgegeven aandelen. Indien voor deze verhoging overeenkomstig het bepaalde in de statuten een aanvullende kapitaalinbreng van de leden vereist is, wordt daartoe besloten door de algemene vergadering, met inachtneming van de voor een statutenwijziging geldende regels inzake quorum en meerderheid.

10. De nominale waarde van de aandelen kan worden verminderd door splitsing van de uitgegeven aandelen.

11. Onder de in de statuten bepaalde voorwaarden kunnen de aandelen met de instemming van de algemene vergadering, dan wel van het leidinggevend of het bestuursorgaan, worden overgedragen of verkocht aan een lid of aan eenieder die het lidmaatschap verkrijgt.

12. De SCE mag geen eigen aandelen nemen, overkopen of in pand nemen, noch rechtstreeks, noch door een persoon die in eigen naam, maar voor rekening van de SCE handelt.

Het in pand nemen van eigen aandelen is evenwel geoorloofd bij de lopende verrichtingen van SCE-kredietinstellingen.

Artikel 5

Statuten

1. In deze verordening wordt met de woorden "de statuten van de SCE" zowel de oprichtingsakte bedoeld als de eigenlijke statuten van de SCE, indien deze laatste in een afzonderlijke akte zijn opgenomen.

2. De oprichters stellen de statuten vast overeenkomstig de wettelijke voorschriften inzake de oprichting van coöperaties van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft. De statuten worden schriftelijk opgesteld en door de oprichters ondertekend.

3. De voor naamloze vennootschappen in de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft geldende wettelijke voorschriften inzake de preventieve controle in de oprichtingsfase zijn van overeenkomstige toepassing op de controle bij de oprichting van de SCE.

4. De statuten van de SCE bevatten ten minste de volgende gegevens:

- de naam van de SCE, voorafgegaan of gevolgd door de letters "SCE", en in voorkomend geval de vermelding "met beperkte aansprakelijkheid";

- de omschrijving van haar doel;

- de namen van de natuurlijke personen en van de juridische lichamen die stichtend lid van de SCE zijn; in geval van juridische lichamen tevens het doel en de statutaire zetel;

- het adres van de statutaire zetel van de SCE;

- de voorwaarden en regels inzake toelating, uitsluiting en uittreding van leden;

- de rechten en verplichtingen van de leden en, in voorkomend geval, de verschillende categorieën van leden, alsmede de rechten en verplichtingen van elke categorie;

- de nominale waarde van de aandelen waarop is ingeschreven en het bedrag van het geplaatste kapitaal, alsmede vermelding van het feit dat het kapitaal veranderlijk is;

- de specifieke regels betreffende het in voorkomend geval voor de vorming van de wettelijke reserve aan het batig saldo te onttrekken bedrag;

- de bevoegdheden en de verantwoordelijkheden van de leden van elk van de organen;

- de voorwaarden voor benoeming en ontslag van de leden van deze organen;

- de regels inzake meerderheid en quorum;

- de bestaansduur van de vennootschap, wanneer het een vennootschap van beperkte duur betreft.

Artikel 6

Statutaire zetel

De statutaire zetel van de SCE is binnen de Gemeenschap gelegen, in dezelfde lidstaat als het hoofdbestuur. De lidstaten mogen bovendien voorschrijven dat op hun grondgebied ingeschreven SCE's hun statutaire zetel en hun hoofdbestuur op dezelfde plaats moeten hebben.

Artikel 7

Verplaatsing van de statutaire zetel

1. De statutaire zetel van de SCE kan overeenkomstig de leden 2 tot en met 16 naar een andere lidstaat worden verplaatst. De zetelverplaatsing leidt noch tot ontbinding van de SCE, noch tot vorming van een nieuwe rechtspersoon.

2. Een voorstel tot zetelverplaatsing wordt opgesteld door het leidinggevend orgaan of het bestuursorgaan en wordt overeenkomstig artikel 12 bekendgemaakt, onverminderd de bijkomende vormen van bekendmaking die door de lidstaat van de statutaire zetel worden voorgeschreven. Dit voorstel vermeldt de huidige naam, de statutaire zetel en het nummer van de SCE en behelst:

a) de voor de SCE voorgestelde statutaire zetel;

b) de voor de SCE voorgestelde statuten en, in voorkomend geval, haar nieuwe benaming;

c) het voor de verplaatsing voorgestelde tijdschema;

d) de eventuele gevolgen van de verplaatsing voor de rol van de werknemers;

e) de rechten ter bescherming van de leden, de schuldeisers en de houders van andere rechten.

3. Het leidinggevend of het bestuursorgaan stelt een verslag op waarin de juridische en economische aspecten van de zetelverplaatsing alsmede de gevolgen daarvan voor de werkgelegenheid worden toegelicht en onderbouwd en waarin de gevolgen van de verplaatsing voor de leden, de schuldeisers, de werknemers en de houders van andere rechten worden toegelicht.

4. De leden en de schuldeisers van de SCE, de houders van andere rechten en elk ander lichaam dat volgens de nationale wetgeving dit recht kan uitoefenen, hebben het recht om, ten minste een maand vóór de algemene vergadering die zich over de zetelverplaatsing dient uit te spreken, in de statutaire zetel van de SCE kennis te nemen van het verplaatsingsvoorstel en van het verslag dat op grond van lid 3 is opgesteld, en om op verzoek gratis een afschrift van deze documenten te krijgen.

5. Elk lid dat zich tijdens de algemene vergadering of tijdens een sector- of afdelingsvergadering tegen de verplaatsing heeft uitgesproken, kan binnen een termijn van twee maanden na het besluit van de algemene vergadering zijn uittreding bekendmaken. Zijn lidmaatschap eindigt aan het eind van het boekjaar waarin het lidmaatschap is opgezegd; de verplaatsing heeft geen rechtsgevolgen ten aanzien van dit lid. De uittreding geeft recht op terugbetaling van aandelen onder de voorwaarden van artikel 4, lid 4, en artikel 16.

6. Het besluit tot zetelverplaatsing kan pas twee maanden na de openbaarmaking van genoemd voorstel worden genomen. Dit besluit wordt genomen onder de in artikel 62, lid 4, vermelde voorwaarden.

7. Voordat de bevoegde autoriteit het in lid 8 bedoelde attest afgeeft, moet de SCE aantonen dat, met betrekking tot vorderingen die vóór de bekendmaking van het verplaatsingsvoorstel ontstaan, de belangen van de schuldeisers en van de houders van andere rechten jegens de SCE (de rechten van publiekrechtelijke lichamen daaronder begrepen) afdoende beschermd zijn overeenkomstig de voorschriften van de lidstaat waar de SCE vóór de verplaatsing haar statutaire zetel heeft.

Een lidstaat kan de toepassing van de eerste alinea uitbreiden tot vorderingen die vóór de verplaatsing ontstaan (of kunnen ontstaan).

De eerste en de tweede alinea laten de toepassing op SCE's van de nationale wetgeving van de lidstaten met betrekking tot het verrichten en waarborgen van betalingen aan publiekrechtelijke lichamen onverlet.

8. In de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft, geeft de rechter, de notaris of een andere bevoegde instantie een attest af waaruit afdoende blijkt dat de aan de zetelverplaatsing voorafgaande handelingen en formaliteiten vervuld zijn.

9. De nieuwe inschrijving kan pas plaatsvinden na overlegging van het in lid 8 bedoelde attest, alsmede van het bewijs dat de voor de inschrijving in het land van de nieuwe statutaire zetel vereiste formaliteiten vervuld zijn.

10. De verplaatsing van de statutaire zetel van de SCE, alsmede de daarmee gepaard gaande wijziging van de statuten, worden van kracht op de datum waarop de SCE overeenkomstig artikel 11, lid 1, wordt ingeschreven in het register van de nieuwe statutaire zetel.

11. Wanneer de nieuwe inschrijving van de SCE heeft plaatsgevonden, stelt het register van de nieuwe inschrijving het register van de vorige inschrijving daarvan in kennis. De doorhaling van de vorige inschrijving vindt plaats bij de ontvangst van die kennisgeving, doch niet eerder.

12. De nieuwe inschrijving en de doorhaling van de oude inschrijving worden in de betrokken lidstaten overeenkomstig artikel 12 bekendgemaakt.

13. De bekendmaking van de nieuwe inschrijving van de SCE heeft tot gevolg dat de nieuwe statutaire zetel aan derden kan worden tegengeworpen. Zolang de doorhaling van de inschrijving in het register van de vroegere statutaire zetel nog niet bekend is gemaakt, kunnen derden zich echter blijven beroepen op die vroegere zetel, tenzij de SCE aantoont dat die derden kennis droegen van de nieuwe statutaire zetel.

14. In de wetgeving van een lidstaat kan worden bepaald dat ten aanzien van de in die lidstaat ingeschreven SCE's een zetelverplaatsing die tot wisseling van het toepasselijke recht zou leiden, geen rechtsgevolgen heeft indien een bevoegde autoriteit van die lidstaat daartegen binnen de in lid 6 bedoelde termijn van twee maanden bezwaar maakt. Dit bezwaar kan slechts worden gemaakt om redenen van algemeen belang.

Wanneer een SCE overeenkomstig communautaire richtlijnen onderworpen is aan het toezicht van een nationale financiële toezichthoudende autoriteit kan ook die autoriteit bezwaar maken tegen de zetelverplaatsing.

Tegen het bezwaar moet beroep op de rechter openstaan.

15. Indien tegen een SCE een procedure inzake ontbinding, met inbegrip van vrijwillige ontbinding, liquidatie, insolventie, opschorting van betalingen of een andere soortgelijke procedure is ingeleid, mag zij haar statutaire zetel niet verplaatsen.

16. Een SCE die haar statutaire zetel naar een andere lidstaat heeft verplaatst, wordt met betrekking tot vóór de datum van de zetelverplaatsing als bedoeld in lid 10 opgetreden geschillen geacht haar statutaire zetel te hebben in de lidstaat waar de SCE vóór de zetelverplaatsing was ingeschreven, zelfs indien een rechtsvordering tegen de SCE na de zetelverplaatsing wordt ingeleid.

Artikel 8

Toepasselijk recht

1. Op de SCE zijn van toepassing:

a) de bepalingen van deze verordening;

b) wanneer deze verordening dit uitdrukkelijk toestaat, de bepalingen van de statuten van de SCE;

c) voor de aangelegenheden die niet bij deze verordening worden geregeld, of, wanneer een aangelegenheid hierbij slechts gedeeltelijk is geregeld, voor de aspecten die niet onder deze verordening vallen:

i) de door de lidstaten ter uitvoering van communautaire maatregelen vastgestelde wettelijke voorschriften die specifiek op SCE's gericht zijn;

ii) de wetten van de lidstaten welke zouden gelden voor een coöperatie die is opgericht overeenkomstig het recht van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft;

iii) de bepalingen van de statuten van de SCE, onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor een coöperatie die is opgericht overeenkomstig het recht van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft.

2. Indien de nationale wetgeving voorziet in specifieke voorschriften en/of beperkingen met betrekking tot het soort bedrijf dat een SCE uitoefent, of in enigerlei toezicht van een toezichthoudende autoriteit, is die wetgeving ten volle van toepassing op de SCE.

Artikel 9

Beginsel van non-discriminatie

Onverminderd de bepalingen van deze verordening wordt een SCE in iedere lidstaat behandeld als een coöperatie die is opgericht overeenkomstig het recht van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft.

Artikel 10

Verplichte vermeldingen in de bescheiden

1. De voor naamloze vennootschappen in de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft geldende wettelijke voorschriften inzake de brieven en bescheiden die voor derden bestemd zijn, zijn van overeenkomstige toepassing op de SCE. De naam van de SCE wordt voorafgegaan of gevolgd door de letters "SCE", en in voorkomend geval door de vermelding "met beperkte aansprakelijkheid".

2. Alleen SCE's mogen de letters "SCE" voor of achter hun naam plaatsen ter aanduiding van hun rechtsvorm.

3. Vennootschappen en andere juridische lichamen die vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening in een lidstaat zijn ingeschreven en waarvan de naam de letters SCE bevat, zijn evenwel niet verplicht hun naam te wijzigen.

Artikel 11

Inschrijving en openbaarmaking

1. Iedere SCE wordt, in de lidstaat waar zij haar statutaire zetel heeft, ingeschreven in een register dat bij de wetgeving van die lidstaat is aangewezen overeenkomstig de voor naamloze vennootschappen geldende wettelijke voorschriften.

2. Een SCE kan slechts worden ingeschreven indien een overeenkomst betreffende regelingen met betrekking tot de rol van de werknemers is gesloten op grond van artikel 4 van Richtlijn 2003/72/EG of een besluit is genomen op grond van artikel 3, lid 6, van genoemde richtlijn of de termijn is verstreken voor onderhandelingen op grond van artikel 5 van genoemde richtlijn zonder dat er een overeenkomst is gesloten.

3. Opdat een via fusie opgerichte SCE kan worden ingeschreven in een lidstaat die van de in artikel 7, lid 3, van Richtlijn 2003/72/EG geboden mogelijkheid gebruik heeft gemaakt, moet een overeenkomst in de zin van artikel 4 van genoemde richtlijn zijn gesloten over de regelingen met betrekking tot de rol van de werknemers, met inbegrip van medezeggenschap, of mag geen van de deelnemende coöperaties vóór de inschrijving van de SCE onderworpen zijn geweest aan medezeggenschapsvoorschriften.

4. De statuten van een SCE mogen nimmer in strijd zijn met de aldus vastgestelde regelingen met betrekking tot de rol van de werknemers. Wanneer krachtens Richtlijn 2003/72/EG vastgestelde nieuwe regelingen met betrekking tot de rol van de werknemers strijdig zijn met de bestaande statuten, worden de statuten voorzover nodig gewijzigd.

In dat geval kan een lidstaat bepalen dat het leidinggevend of het bestuursorgaan van de SCE gemachtigd is de statuten te wijzigen zonder dat de algemene vergadering een nieuw besluit hoeft te nemen.

5. De voor naamloze vennootschappen in de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft geldende wettelijke voorschriften inzake openbaarmaking van gegevens en bescheiden zijn van overeenkomstige toepassing op de SCE.

Artikel 12

Bekendmaking van de akten in de lidstaten

1. De bekendmaking van de akten en gegevens betreffende de SCE krachtens deze verordening geschiedt op de wijze die is vastgesteld in de voor naamloze vennootschappen geldende wettelijke voorschriften van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft.

2. De nationale bepalingen die ter uitvoering van Richtlijn 89/666/EEG zijn vastgesteld, zijn van toepassing op de bijkantoren van de SCE die worden opgericht in een andere lidstaat dan die waar zij haar statutaire zetel heeft. De lidstaten kunnen evenwel voorzien in afwijkingen van de nationale bepalingen ter uitvoering van die richtlijn om rekening te houden met het specifieke karakter van coöperaties.

Artikel 13

Bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie

1. De inschrijving en de doorhaling van de inschrijving van een SCE worden, na de bekendmaking overeenkomstig artikel 12, ter informatie bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze bekendmaking omvat de vermelding van naam, nummer, datum en plaats van inschrijving van de SCE, datum, plaats en titel van de publicatie, alsmede de statutaire zetel en de activiteitssector van de SCE.

2. De verplaatsing van de statutaire zetel van een SCE overeenkomstig artikel 7 wordt bekendgemaakt onder vermelding van de in lid 1 bedoelde gegevens, alsmede van die betreffende de nieuwe inschrijving.

3. De in lid 1 bedoelde gegevens worden binnen een maand na de in artikel 12, lid 1, bedoelde bekendmaking meegedeeld aan het Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen.

Artikel 14

Verkrijging van het lidmaatschap

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 33, lid 1, onder b), is voor de verkrijging van het lidmaatschap van een SCE de toelating van het leidinggevend of het bestuursorgaan vereist. Tegen negatieve beslissingen kan beroep worden ingesteld ten overstaan van de algemene vergadering volgend op het verzoek om toelating.

In de statuten kan, mits zulks is toegestaan bij de wetgeving van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft, worden bepaald dat personen die naar verwachting geen gebruik zullen maken van de door de SCE aangeboden goederen of diensten of geen goederen of diensten aan de SCE zullen leveren, kunnen worden toegelaten in de hoedanigheid van kapitaalverschaffers (niet-gebruikende leden). In dat geval beslist de algemene vergadering of enig ander orgaan dat daartoe door de algemene vergadering of op grond van de statuten gemachtigd is, over de toelating.

Juridische lichamen die lid zijn, worden geacht de hoedanigheid van gebruikende leden te hebben op grond van het feit dat zij hun eigen leden vertegenwoordigen, mits hun leden die natuurlijke personen zijn, gebruikende leden zijn.

Tenzij de statuten anders bepalen, kan het lidmaatschap van een SCE worden verkregen door natuurlijke personen of door juridische lichamen.

2. In de statuten kunnen andere voorwaarden voor toelating worden opgenomen, inzonderheid:

- een minimumkapitaalinbreng;

- voorwaarden in verband met het doel van de SCE.

3. Indien de statuten zulks bepalen, kan aan de leden om een bijkomende kapitaalinbreng worden verzocht.

4. In de statutaire zetel van de SCE wordt een alfabetische lijst bijgehouden van alle leden met vermelding van hun adres, het aantal en, in voorkomend geval, de categorie aandelen die zij bezitten. Iedere persoon met een gewettigd rechtstreeks belang kan op verzoek kennis nemen van die lijst en er een volledig of gedeeltelijk afschrift van verkrijgen; de kosten van dit afschrift mogen de administratiekosten niet overschrijden.

5. Alle handelingen die leiden tot wijziging van het ledenbestand en van de verdeling van het kapitaal, dan wel tot verhoging of vermindering van het kapitaal, worden uiterlijk in de maand volgend op die wijziging op de in lid 4 bedoelde ledenlijst ingeschreven.

6. De in lid 5 bedoelde handelingen hebben zowel jegens de SCE als jegens derden met een gewettigd rechtstreeks belang pas rechtsgevolgen vanaf het tijdstip waarop zij op de in lid 4 bedoelde ledenlijst zijn ingeschreven.

7. Aan de leden wordt op hun verzoek een schriftelijk bewijs van inschrijving afgegeven.

Artikel 15

Beëindiging van het lidmaatschap

1. Het lidmaatschap neemt een einde:

- door uittreding;

- door uitsluiting indien het lid ernstig tekort schiet in het nakomen van zijn verplichtingen of in strijd met de belangen van de SCE handelt;

- indien de statuten zulks toelaten, door overdracht van alle aandelen die men bezit aan een lid, of aan een natuurlijke persoon die, respectievelijk een juridisch lichaam dat het lidmaatschap verkrijgt;

- door ontbinding van een lid dat geen natuurlijke persoon is;

- door faillissement;

- door overlijden;

- in de overige gevallen die bepaald zijn bij de statuten of bij de wetgeving betreffende coöperaties van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft.

2. Elk minderheidslid dat zich tijdens de algemene vergadering heeft verzet tegen een wijziging van de statuten waarbij:

i) nieuwe verplichtingen inzake stortingen of andere prestaties zijn ingevoerd dan wel

ii) bestaande verplichtingen voor de leden wezenlijk zijn uitgebreid of

iii) de termijn voor de kennisgeving van uittreding uit de SCE tot meer dan vijf jaar wordt verlengd,

kan binnen een termijn van twee maanden na het besluit van de algemene vergadering zijn lidmaatschap opzeggen.

In de gevallen bedoeld in de eerste alinea, onder i) en ii), eindigt diens lidmaatschap aan het eind van het lopende boekjaar, en in het in de eerste alinea, onder iii), bedoelde geval aan het eind van de opzeggingstermijn die van toepassing was voordat de statuten werden gewijzigd. De wijziging van de statuten heeft geen rechtsgevolgen ten aanzien van dat lid. De uittreding geeft recht op terugbetaling van aandelen onder de voorwaarden van artikel 3, lid 4, en artikel 16.

3. Een lid wordt uitgesloten bij besluit van het leidinggevend of het bestuursorgaan, na te zijn gehoord. Hij kan tegen dit besluit beroep instellen bij de algemene vergadering.

Artikel 16

Geldelijke rechten van de leden bij uittreding of uitsluiting

1. Behoudens bij overdracht van aandelen en onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 3 geeft de beëindiging van het lidmaatschap recht op terugbetaling van zijn aandeel in het geplaatste kapitaal, in voorkomend geval verminderd naar evenredigheid van de ten laste van het kapitaal van de SCE gebrachte verliezen.

2. De uit hoofde van lid 1 in mindering gebrachte bedragen worden berekend op basis van de balans van het boekjaar waarin het recht op terugbetaling is ontstaan.

3. De statuten bepalen de regels en voorwaarden voor de uitoefening van het recht tot uittreding alsmede de termijn van ten hoogste drie jaar waarbinnen de terugbetaling moet plaatsvinden. De SCE mag in ieder geval met de terugbetaling wachten tot zes maanden na de goedkeuring van de eerste balans volgende op de beëindiging van het lidmaatschap.

4. De leden 1, 2 en 3 zijn eveneens van toepassing wanneer slechts een gedeelte van de aandelen die een lid bezit, wordt terugbetaald.

HOOFDSTUK II

OPRICHTING

Afdeling 1

Algemeen

Artikel 17

Gedurende de oprichting toepasselijk recht

1. Behoudens het bepaalde in deze verordening, wordt de oprichting van een SCE beheerst door het coöperatierecht van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft.

2. De inschrijving van een SCE wordt overeenkomstig artikel 12 bekendgemaakt.

Artikel 18

Verkrijging van rechtspersoonlijkheid

1. De SCE bezit rechtspersoonlijkheid met ingang van de dag waarop zij in de lidstaat waar zij haar statutaire zetel heeft, is ingeschreven in het overeenkomstig artikel 11, lid 1, door die lidstaat aangewezen register.

2. Indien namens de SCE rechtshandelingen zijn verricht vóór haar inschrijving overeenkomstig artikel 11 en indien de SCE na de inschrijving de uit deze handelingen voortvloeiende verbintenissen niet overneemt, zijn de natuurlijke personen, vennootschappen of andere juridische lichamen die de handelingen hebben verricht, daarvoor hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk, tenzij anders werd overeengekomen.

Afdeling 2

Oprichting via fusie

Artikel 19

Procedures voor oprichting via fusie

Een SCE kan worden opgericht door middel van een fusie, die plaatsvindt:

- hetzij volgens de procedure voor fusie door overneming;

- hetzij volgens de procedure voor fusie door oprichting van een nieuwe rechtspersoon.

Bij een fusie door overneming neemt de overnemende coöperatie tegelijkertijd met de fusie de vorm van een SCE aan. Bij een fusie door oprichting van een nieuwe rechtspersoon, krijgt de nieuwe rechtspersoon de vorm van een SCE.

Artikel 20

Toepasselijk recht in geval van een fusie

Voor de aangelegenheden die niet in deze afdeling zijn geregeld of, wanneer een aangelegenheid hierin slechts gedeeltelijk is geregeld, voor de niet in deze afdeling geregelde aspecten, gelden met betrekking tot de oprichting van een SCE door fusie voor elke oprichtende coöperatie de voorschriften betreffende de fusie van coöperaties van het recht van de lidstaat waaronder die coöperatie ressorteert en, bij gebreke hiervan, de voorschriften betreffende nationale fusies van naamloze vennootschappen van het recht van deze lidstaat.

Artikel 21

Gronden voor bezwaar tegen een fusie

In de wetgeving van een lidstaat kan worden bepaald dat een onder het recht van die lidstaat ressorterende coöperatie niet aan de oprichting van een SCE via fusie mag deelnemen wanneer een bevoegde autoriteit van die lidstaat zich daartegen verzet voordat het in artikel 29, lid 2, bedoelde attest is afgegeven.

Dit bezwaar kan slechts worden gemaakt om redenen van algemeen belang. Tegen het bezwaar moet beroep op de rechter openstaan.

Artikel 22

Fusievoorwaarden

1. De leidinggevende of de bestuursorganen van de fuserende coöperaties stellen een fusievoorstel op. In dit voorstel worden vermeld:

a) de naam en de statutaire zetel van de fuserende coöperaties, alsmede de voorgenomen naam en statutaire zetel van de SCE;

b) de ruilverhouding van de aandelen in het geplaatst kapitaal en, in voorkomend geval, het bedrag van de bijbetaling. Indien er geen aandelen zijn, een nauwkeurige verdeling van de activa en de overeenkomstige waarde daarvan in aandelen;

c) de wijze van uitreiking van de aandelen van de SCE;

d) de datum vanaf welke deze aandelen het recht geven in een batig saldo te delen, alsmede elke bijzondere regeling betreffende dit recht;

e) de datum vanaf welke de handelingen van de fuserende coöperaties boekhoudkundig worden geacht voor rekening van de SCE te zijn verricht;

f) de bijzondere regels of voordelen betreffende obligaties of effecten, met uitzondering van aandelen, die volgens artikel 66 niet de hoedanigheid van lid verlenen;

g) de rechten die de SCE toekent aan de houders van aandelen waaraan bijzondere rechten verbonden zijn en aan de houders van effecten, met uitzondering van aandelen, of de jegens hen voorgestelde maatregelen;

h) de vormen van bescherming van de rechten van de schuldeisers van de fuserende coöperaties;

i) ieder bijzonder voordeel dat wordt toegekend aan de deskundigen die het fusievoorstel onderzoeken alsmede aan de leden van de organen die belast zijn met het bestuur of de leiding van, of het toezicht of de controle op de fuserende coöperaties;

j) de statuten van de SCE;

k) informatie over de procedure volgens welke krachtens Richtlijn 2003/72/EG regelingen met betrekking tot de rol van de werknemers worden vastgesteld.

2. De fuserende coöperaties kunnen andere gegevens aan het fusievoorstel toevoegen.

3. De voor naamloze vennootschappen geldende wettelijke voorschriften inzake het fusievoorstel zijn van overeenkomstige toepassing op grensoverschrijdende fusies van coöperaties tot oprichting van een SCE.

Artikel 23

Toelichting op en onderbouwing van de fusievoorwaarden

De leidinggevende of de bestuursorganen van elke fuserende coöperatie stellen een uitvoerig schriftelijk verslag op waarin het fusievoorstel en met name de ruilverhouding van de aandelen juridisch en economisch worden toegelicht en onderbouwd. In het verslag wordt tevens melding gemaakt van bijzondere moeilijkheden die zich bij de waardering hebben voorgedaan.

Artikel 24

Bekendmaking

1. De voor naamloze vennootschappen geldende wettelijke voorschriften inzake openbaarmakingsvereisten voor het fusievoorstel zijn van overeenkomstige toepassing op elk van de fuserende coöperaties, onverminderd de aanvullende vereisten die worden opgelegd door de lidstaat waaronder de betrokken coöperatie ressorteert.

2. De bekendmaking van het voorstel in het nationale publicatieblad moet evenwel voor elk van de fuserende coöperaties de volgende vermeldingen bevatten:

a) de rechtsvorm, de naam en de statutaire zetel van elke fuserende coöperatie;

b) het adres van de plaats of het register waarin voor elke fuserende coöperatie de statuten en alle andere akten en gegevens zijn neergelegd, alsmede het nummer van inschrijving in dat register;

c) vermelding van de regelingen volgens welke de rechten van de schuldeisers van de betrokken coöperatie overeenkomstig artikel 28 worden uitgeoefend, alsmede van het adres waar kosteloos volledige inlichtingen betreffende die regelingen kunnen worden verkregen;

d) vermelding van de regelingen volgens welke de rechten van de leden van de betrokken coöperatie overeenkomstig artikel 28 worden uitgeoefend, alsmede van het adres waar kosteloos volledige inlichtingen betreffende die regelingen kunnen worden verkregen;

e) de voorgenomen naam en statutaire zetel van de SCE;

f) de voorwaarden die, overeenkomstig artikel 31, de datum bepalen waarop de fusie van kracht wordt.

Artikel 25

Openbaarmakingsverplichtingen

1. Ieder lid heeft het recht ten minste een maand vóór de datum van de algemene vergadering die over het fusievoorstel moet besluiten, op de statutaire zetel van de coöperatie kennis te nemen van de volgende bescheiden:

a) het in artikel 22 bedoelde fusievoorstel;

b) de jaarrekeningen en de jaarverslagen over de laatste drie boekjaren van de fuserende coöperaties;

c) overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op nationale fusies van vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid opgestelde tussentijdse cijfers omtrent de stand van het vermogen, voorzover deze bepalingen dergelijke cijfers omtrent het vermogen vereisen;

d) het in artikel 26 bedoelde verslag van deskundigen over de waarde van de in ruil voor de activa van de fuserende coöperaties te verdelen aandelen of de ruilverhouding van de aandelen;

e) het in artikel 23 bedoelde verslag van de leidinggevende of de bestuursorganen van elke coöperatie.

2. Aan ieder lid moet op verzoek kosteloos een volledig of, desgewenst, gedeeltelijk afschrift van de in lid 1 bedoelde bescheiden worden verstrekt.

Artikel 26

Verslag van onafhankelijke deskundigen

1. Voor elke fuserende coöperatie moeten een of meer overeenkomstig artikel 4, lid 6, door de coöperatie in kwestie aangewezen onafhankelijke deskundigen het fusievoorstel onderzoeken en een schriftelijk verslag voor de leden opstellen.

2. Opstelling van één verslag voor alle fuserende coöperaties is mogelijk, wanneer dit is toegestaan bij de wettelijke voorschriften van de lidstaten waaronder deze coöperaties ressorteren.

3. De bij fusies van naamloze vennootschappen toepasselijke wettelijke voorschriften inzake de rechten en verplichtingen van deskundigen zijn van overeenkomstige toepassing bij fusies van coöperaties.

Artikel 27

Goedkeuring van het fusievoorstel

1. Het fusievoorstel wordt goedgekeurd door de algemene vergadering van elke fuserende coöperatie.

2. Over de rol van de werknemers in de SCE wordt overeenkomstig Richtlijn 2003/72/EG besloten. De algemene vergadering van elke fuserende coöperatie kan zich het recht voorbehouden de inschrijving van de SCE afhankelijk te stellen van haar uitdrukkelijke bekrachtiging van de aldus overeengekomen regelingen.

Artikel 28

Bij oprichting via fusie toepasselijk recht

1. Het recht van de lidstaat waaronder elke fuserende coöperatie ressorteert, is van toepassing zoals in het geval van een fusie van naamloze vennootschappen, rekening houdend met het grensoverschrijdende karakter van de fusie, wat betreft de bescherming van de belangen van

- de schuldeisers van de fuserende coöperaties;

- de houders van obligaties van de fuserende coöperaties.

2. Een lidstaat kan voor de fuserende coöperaties die onder zijn recht ressorteren, bepalingen aannemen met het oog op een passende bescherming van de leden die zich tegen de fusie hebben uitgesproken.

Artikel 29

Toezicht op de fusieprocedure

1. Het toezicht op de rechtmatigheid van de fusie wordt, wat betreft het gedeelte van de procedure dat betrekking heeft op elke fuserende coöperatie, uitgeoefend overeenkomstig de wetgeving inzake fusie van coöperaties van de lidstaat waaronder de fuserende coöperatie ressorteert, en bij gebreke hiervan, de wettelijke voorschriften betreffende nationale fusies van naamloze vennootschappen van deze lidstaat.

2. In elke betrokken lidstaat geeft de rechter, de notaris of een andere bevoegde instantie een attest af waaruit blijkt dat de aan de fusie voorafgaande handelingen en formaliteiten zijn verricht.

3. Indien de wetgeving van een lidstaat waaronder een fuserende coöperatie ressorteert, voorziet in een procedure om de ruilverhouding van de aandelen te controleren en te wijzigen, of een procedure ter compensatie van minderheidsleden, zonder dat de inschrijving van de fusie wordt verhinderd, gelden dergelijke procedures alleen indien de andere fuserende coöperaties uit lidstaten waar niet in dergelijke procedures is voorzien, bij de goedkeuring van het fusievoorstel overeenkomstig artikel 27, lid 1, uitdrukkelijk de mogelijkheid aanvaarden dat op een dergelijke procedure een beroep wordt gedaan. In een dergelijk geval kan de rechter, de notaris of een andere bevoegde instantie het in lid 2 bedoelde attest afgeven, ook indien de procedure reeds is ingeleid. In het attest moet evenwel vermeld zijn dat de procedure aanhangig is gemaakt. De in de procedure gegeven beslissing bindt de overnemende coöperatie en al haar leden.

Artikel 30

Toezicht op de rechtmatigheid van de fusie

1. Het toezicht op de rechtmatigheid van de fusie wordt, wat betreft het gedeelte van de procedure dat betrekking heeft op de verwezenlijking van de fusie en de oprichting van de SCE, uitgeoefend door de rechter, de notaris of een andere bevoegde instantie van de lidstaat van de toekomstige statutaire zetel van de SCE die bevoegd is om dat aspect van de rechtmatigheid van de fusie van coöperaties, of anders van de fusie van naamloze vennootschappen, te controleren.

2. Daartoe legt elke fuserende coöperatie het in artikel 29, lid 2, bedoelde attest aan deze instantie over binnen een termijn van zes maanden na de afgifte ervan, tezamen met een afschrift van het fusievoorstel dat door die coöperatie is goedgekeurd.

3. De in lid 1 bedoelde instantie vergewist zich er met name van dat de fuserende coöperaties fusievoorstellen van gelijke strekking hebben goedgekeurd en dat regelingen met betrekking tot de rol van de werknemers zijn vastgesteld overeenkomstig Richtlijn 2003/72/EG.

4. Deze instantie gaat bovendien na of de oprichting van de SCE voldoet aan de voorwaarden die in de wetgeving van de lidstaat van de statutaire zetel worden gesteld.

Artikel 31

Inschrijving van de fusie

1. De fusie en de gelijktijdige oprichting van de SCE worden van kracht op de datum waarop de SCE overeenkomstig artikel 11, lid 1, is ingeschreven.

2. De SCE kan pas worden ingeschreven nadat is voldaan aan alle in de artikelen 29 en 30 voorgeschreven formaliteiten.

Artikel 32

Bekendmaking

De verwezenlijking van de fusie wordt voor elk van de fuserende coöperaties bekendgemaakt op de wijze als bepaald door de wetgeving inzake fusies van naamloze vennootschappen van de betrokken lidstaat.

Artikel 33

Gevolgen van de fusie

1. De fusie als bedoeld in artikel 19, eerste alinea, eerste streepje, heeft van rechtswege en gelijktijdig de volgende rechtsgevolgen:

a) het vermogen van elke overgenomen coöperatie, zowel rechten als verplichtingen, gaat onder algemene titel in zijn geheel over op de overnemende rechtspersoon;

b) de leden van elke overgenomen coöperatie worden leden van de overnemende rechtspersoon;

c) de overgenomen coöperaties houden op te bestaan;

d) de overnemende rechtspersoon neemt de vorm aan van een SCE.

2. De fusie als bedoeld in artikel 19, eerste alinea, tweede streepje, heeft van rechtswege en gelijktijdig de volgende rechtsgevolgen:

a) het vermogen van de fuserende coöperaties, zowel rechten als verplichtingen, gaat onder algemene titel in zijn geheel over op de SCE;

b) de leden van de fuserende coöperaties worden leden van de SCE;

c) de fuserende coöperaties houden op te bestaan.

3. Wanneer de wetgeving van een lidstaat bij fusie van coöperaties bijzondere formaliteiten voorschrijft om de overgang van bepaalde door de fuserende coöperaties ingebrachte zaken, rechten en verplichtingen aan derden te kunnen tegenwerpen, zijn deze formaliteiten van toepassing en worden zij verricht hetzij door de fuserende coöperaties, hetzij door de SCE vanaf de datum waarop deze is ingeschreven.

4. De rechten en verplichtingen van de deelnemende coöperaties inzake de individuele en collectieve arbeidsvoorwaarden die voortvloeien uit de nationale wetgeving en praktijken en de individuele arbeidsovereenkomsten of dienstverbanden en die op de datum van inschrijving bestaan, worden op grond van die inschrijving op de SCE overgedragen.

De eerste alinea is niet van toepassing op het recht van werknemersvertegenwoordigers deel te nemen aan algemene, sector- of afdelingsvergaderingen, waarin voorzien wordt bij artikel 59, lid 4.

5. Na de inschrijving van de fusie in het register brengt de SCE de leden van de overgenomen coöperatie er onverwijld van op de hoogte dat zij op de ledenlijst zijn opgenomen met vermelding van het aantal aandelen dat zij bezitten.

Artikel 34

Rechtmatigheid van de fusie

1. De nietigheid van een fusie als bedoeld in artikel 2, lid 1, vierde streepje, kan niet worden uitgesproken wanneer de SCE is ingeschreven.

2. Het ontbreken van toezicht op de rechtmatigheid van de fusie overeenkomstig de artikelen 29 en 30, vormt een van de gronden voor ontbinding van de SCE overeenkomstig het bepaalde in artikel 74.

Afdeling 3

Omzetting van een bestaande coöperatie in een SCE

Artikel 35

Procedures voor oprichting via omzetting

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 11 leidt de omzetting van een coöperatie in een SCE noch tot ontbinding van de coöperatie, noch tot oprichting van een nieuwe rechtspersoon.

2. Bij de omzetting kan de statutaire zetel niet op grond van artikel 7 van een lidstaat naar een andere lidstaat worden verplaatst.

3. Het leidinggevend of het bestuursorgaan van de betrokken coöperatie stelt een voorstel tot omzetting op, alsmede een verslag waarin de juridische en economische aspecten van de omzetting en de gevolgen daarvan voor de werkgelegenheid worden toegelicht en onderbouwd, en de gevolgen van de keuze van de SCE als rechtsvorm voor de leden en voor de werknemers worden uiteengezet.

4. Het voorstel tot omzetting wordt, ten minste een maand vóór de datum van de algemene vergadering die zich over de omzetting moet uitspreken, bekendgemaakt op de in de wetgeving van elke lidstaat vastgestelde wijze.

5. Vóór de in lid 6 bedoelde algemene vergadering wordt door een of meer onafhankelijke deskundigen, die volgens de nationale voorschriften zijn aangewezen of toegelaten door een rechterlijke of administratieve instantie in de lidstaat waaronder de in een SCE om te zetten coöperatie ressorteert, mutatis mutandis vastgesteld dat is voldaan aan de voorschriften van artikel 22, lid 1, onder b).

6. De algemene vergadering van de betrokken coöperatie keurt het voorstel tot omzetting en de statuten van de SCE goed.

7. De lidstaten mogen als voorwaarde voor de omzetting stellen dat het controle-orgaan van de om te zetten coöperatie waarin de medezeggenschap van de werknemers wordt georganiseerd, met gekwalificeerde meerderheid of eenparigheid een gunstig standpunt inneemt.

8. De rechten en verplichtingen van de om te zetten coöperatie inzake de individuele en collectieve arbeidsvoorwaarden die voortvloeien uit de nationale wetgeving en praktijken en de individuele arbeidsovereenkomsten of dienstverbanden en die op de datum van inschrijving bestaan, worden op grond van die inschrijving op de SCE overgedragen.

HOOFDSTUK III

STRUCTUUR VAN DE SCE

Artikel 36

Structuur

Onder de in deze verordening gestelde voorwaarden omvat de SCE:

a) een algemene vergadering en

b) hetzij een toezichthoudend en een leidinggevend orgaan (dualistisch stelsel), hetzij een bestuursorgaan (monistisch stelsel), naar gelang van de in de statuten gemaakte keuze.

Afdeling 1

Dualistisch stelsel

Artikel 37

Functies van het leidinggevend orgaan en benoeming van de leden

1. Het leidinggevend orgaan is onder eigen verantwoordelijkheid belast met het bestuur van de SCE, verbindt haar jegens derden en vertegenwoordigt haar in rechte. Een lidstaat kan voorschrijven dat een lid van het bestuursorgaan onder eigen verantwoordelijkheid belast is met de dagelijkse leiding, onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor coöperaties met statutaire zetel op het grondgebied van die lidstaat.

2. Het lid of de leden van het leidinggevend orgaan wordt of worden benoemd en ontslagen door het toezichthoudend orgaan.

Een lidstaat kan evenwel bepalen, of toestaan dat in de statuten wordt bepaald, dat het lid of de leden van het leidinggevend orgaan benoemd en ontslagen wordt of worden door de algemene vergadering, onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor coöperaties met statutaire zetel op het grondgebied van die lidstaat.

3. Niemand mag tegelijkertijd lid zijn van het leidinggevend en van het toezichthoudend orgaan van de SCE. Het toezichthoudend orgaan kan evenwel bij vacature één van zijn leden aanwijzen om de functie van lid van het leidinggevend orgaan uit te oefenen. Gedurende deze periode mag de betrokkene zijn functies als lid van het toezichthoudend orgaan niet uitoefenen. Een lidstaat kan bepalen dat deze periode in de tijd beperkt is.

4. Het aantal leden van het leidinggevend orgaan of de regels voor de bepaling van dat aantal worden in de statuten van de SCE vastgesteld. Niettemin kan een lidstaat een minimum- en/of een maximumaantal leden vaststellen.

5. Wanneer er in een lidstaat niet voorzien is in een dualistisch stelsel voor coöperaties met statutaire zetel op zijn grondgebied, kan die lidstaat passende maatregelen met betrekking tot SCE's vaststellen.

Artikel 38

Voorzitterschap en bijeenroeping van vergaderingen van het leidinggevend orgaan

1. Het leidinggevend orgaan kiest uit zijn midden een voorzitter, overeenkomstig het bepaalde in de statuten.

2. De voorzitter roept het bestuursorgaan bijeen op de in de statuten bepaalde wijze, ambtshalve, dan wel op verzoek van enig lid. Het verzoek tot bijeenroeping moet gemotiveerd zijn. Indien binnen 15 dagen niet aan dit verzoek is voldaan, kan het leidinggevend orgaan worden bijeengeroepen door de indiener(s) van het verzoek.

Artikel 39

Functies en benoeming van het toezichthoudend orgaan

1. Het toezichthoudend orgaan houdt toezicht op het door het leidinggevend orgaan gevoerde bestuur. Het mag niet zelf de bestuursbevoegdheid over de SCE uitoefenen. Het toezichthoudend orgaan kan de SCE niet tegenover derden vertegenwoordigen. Tegenover het leidinggevend orgaan of de leden daarvan vertegenwoordigt het de SCE in geschillen en bij het sluiten van overeenkomsten.

2. De leden van het toezichthoudend orgaan worden door de algemene vergadering benoemd en ontslagen. De leden van het eerste toezichthoudend orgaan kunnen evenwel in de statuten worden aangewezen. Deze bepalingen gelden onverminderd enige regelingen met betrekking tot de rol van de werknemers die worden vastgesteld op grond van Richtlijn 2003/72/EG.

3. Het toezichthoudend orgaan mag onder zijn leden voor ten hoogste een vierde van het aantal beschikbare posten niet-gebruikende leden tellen.

4. Het aantal leden van het toezichthoudend orgaan, of de regels voor de bepaling van dat aantal, worden in de statuten vastgesteld. Een lidstaat kan evenwel voor SCE's met statutaire zetel op zijn grondgebied het aantal leden of de samenstelling van het toezichthoudend orgaan, dan wel een minimum- en/of maximumaantal leden vaststellen.

Artikel 40

Recht op informatie

1. Het leidinggevend orgaan brengt aan het toezichthoudend orgaan ten minste om de drie maanden verslag uit over de gang van zaken bij de SCE en de verwachte ontwikkeling, waarbij ook rekening wordt gehouden met de informatie betreffende de ondernemingen waarover de SCE zeggenschap heeft, wanneer die voor de gang van zaken bij de SCE van belang kan zijn.

2. Naast de in lid 1 bedoelde periodieke informatie verstrekt het leidinggevend orgaan het toezichthoudend orgaan onverwijld alle inlichtingen over aangelegenheden die belangrijke gevolgen voor de SCE kunnen hebben.

3. Het toezichthoudend orgaan kan aan het leidinggevend orgaan alle gegevens vragen die nodig zijn voor het door het toezichthoudend orgaan overeenkomstig artikel 39, lid 1, uit te oefenen toezicht. Een lidstaat kan bepalen dat ieder lid van het toezichthoudend orgaan over diezelfde mogelijkheid beschikt.

4. Het toezichthoudend orgaan kan de voor het uitoefenen van zijn taak noodzakelijke verificaties verrichten of laten verrichten.

5. Ieder lid van het toezichthoudend orgaan heeft het recht kennis te nemen van alle inlichtingen die aan dit orgaan worden verstrekt.

Artikel 41

Voorzitterschap en bijeenroeping van vergaderingen van het toezichthoudend orgaan

1. Het toezichthoudend orgaan kiest uit zijn midden een voorzitter. Wanneer de helft van de leden door de werknemers wordt benoemd, mag alleen een lid dat door de algemene vergadering is benoemd, tot voorzitter worden gekozen.

2. De voorzitter roept het toezichthoudend orgaan bijeen op de in de statuten bepaalde wijze. Hij doet dit ambtshalve, dan wel op verzoek van ten minste een derde van zijn leden of op verzoek van het leidinggevend orgaan. Het verzoek tot bijeenroeping moet gemotiveerd zijn. Indien binnen 15 dagen niet aan dit verzoek is voldaan, kan het toezichthoudend orgaan worden bijeengeroepen door degenen die het verzoek hebben ingediend.

Afdeling 2

Monistisch stelsel

Artikel 42

Functies en benoeming van het bestuursorgaan

1. Het bestuursorgaan bestuurt de SCE, verbindt haar jegens derden en vertegenwoordigt haar in rechte. Een lidstaat kan voorschrijven dat een lid van het bestuursorgaan onder eigen verantwoordelijkheid belast is met de dagelijkse leiding, onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor coöperaties met statutaire zetel op het grondgebied van die lidstaat.

2. Het aantal leden van het bestuursorgaan, of de regels voor de vaststelling van dat aantal, worden bepaald in de statuten van de SCE. Een lidstaat kan evenwel een minimumaantal en, in voorkomend geval, een maximumaantal leden voorschrijven. Het bestuursorgaan mag onder zijn leden voor ten hoogste een vierde van het aantal beschikbare posten niet-gebruikende leden tellen.

Dit orgaan moet echter ten minste uit drie leden bestaan wanneer de medezeggenschap van de werknemers in de SCE overeenkomstig Richtlijn 2003/72/EG is geregeld.

3. De leden van het bestuursorgaan, en indien de statuten zulks bepalen, hun plaatsvervangers, worden door de algemene vergadering benoemd. De leden van het eerste bestuursorgaan kunnen echter in de statuten worden aangewezen. Deze bepalingen gelden onverminderd enige regelingen met betrekking tot de rol van de werknemers die worden vastgesteld op grond van Richtlijn 2003/72/EG.

4. Wanneer er in een lidstaat niet voorzien is in een monistisch stelsel voor coöperaties met statutaire zetel op zijn grondgebied, kan die lidstaat passende maatregelen met betrekking tot SCE's vaststellen.

Artikel 43

Frequentie van de vergaderingen en recht op informatie

1. Het bestuursorgaan komt ten minste om de drie maanden bijeen, volgens een in de statuten vastgestelde frequentie, teneinde te beraadslagen over de gang van zaken bij de SCE en de verwachte ontwikkeling, waarbij eventueel ook rekening wordt gehouden met de informatie betreffende de ondernemingen waarover de SCE zeggenschap heeft, wanneer die van belang kan zijn voor de gang van zaken bij de SCE.

2. Ieder lid van het bestuursorgaan kan kennis nemen van alle verslagen, bescheiden en inlichtingen die aan dit orgaan worden verstrekt.

Artikel 44

Voorzitterschap en bijeenroeping van vergaderingen van het bestuursorgaan

1. Het bestuursorgaan kiest uit zijn midden een voorzitter. Wanneer de helft van de leden door de werknemers wordt benoemd, mag alleen een lid dat door de algemene vergadering is benoemd, tot voorzitter worden gekozen.

2. De voorzitter roept het bestuursorgaan bijeen op de in de statuten bepaalde wijze. Hij doet dit ambtshalve, dan wel op verzoek van ten minste een derde van zijn leden. Het verzoek tot bijeenroeping moet gemotiveerd zijn. Indien binnen 15 dagen niet aan dit verzoek is voldaan, kan het toezichthoudend orgaan worden bijeengeroepen door degenen die het verzoek hebben ingediend.

Afdeling 3

Voorschriften die het monistische en het dualistische stelsel gemeen hebben

Artikel 45

Duur van het mandaat

1. De leden van de organen van de SCE worden benoemd voor een in de statuten bepaalde termijn van ten hoogste zes jaar.

2. Behoudens in de statuten vastgestelde beperkingen kunnen de leden een of meer malen opnieuw worden benoemd voor de overeenkomstig lid 1 vastgestelde termijn.

Artikel 46

Voorwaarden voor de benoembaarheid

1. In de statuten van de SCE kan worden bepaald dat een vennootschap in de zin van artikel 48 van het Verdrag lid van een orgaan kan zijn, tenzij in de wetgeving inzake coöperaties van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft, anders is bepaald.

De vennootschap wijst voor de uitoefening van de bevoegdheden in het betrokken orgaan een natuurlijke persoon als vertegenwoordiger aan. Voor deze vertegenwoordiger gelden dezelfde voorwaarden en verplichtingen als wanneer hij persoonlijk lid van dit orgaan zou zijn.

2. Niemand kan lid zijn of vertegenwoordiger van een lid van een orgaan van de SCE, in de zin van lid 1, die:

- volgens het recht van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft, geen deel mag uitmaken van het overeenkomstige orgaan van een onder het recht van die lidstaat ressorterende coöperatie,

- geen deel mag uitmaken van het overeenkomstige orgaan van een onder het recht van een lidstaat ressorterende coöperatie ingevolge een in een lidstaat gegeven administratieve of rechterlijke beslissing.

3. In de statuten van de SCE kunnen, overeenkomstig het coöperatierecht van de lidstaat, voor de benoembaarheid van de leden die het bestuursorgaan vertegenwoordigen, bijzondere voorwaarden worden gesteld.

Artikel 47

Vertegenwoordigingsbevoegdheid en aansprakelijkheid van de SCE

1. Wanneer de uitoefening van de bevoegdheid om de SCE tegenover derden te vertegenwoordigen overeenkomstig artikel 37, lid 1, en artikel 42, lid 1, wordt toegekend aan meer dan één lid, oefenen deze leden die bevoegdheid gezamenlijk uit, tenzij overeenkomstig het recht van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft in de statuten anders kan worden bepaald; in dat geval kan deze bepaling aan derden worden tegengeworpen wanneer zij overeenkomstig artikel 11, lid 5, en artikel 12 openbaar is gemaakt.

2. De SCE wordt ten opzichte van derden gebonden door de rechtshandelingen van haar organen, zelfs indien deze handelingen niet binnen haar doel vallen, tenzij door genoemde handelingen de bevoegdheden worden overschreden die deze organen krachtens het recht van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft, worden of kunnen worden verleend.

De lidstaten kunnen evenwel bepalen dat de SCE niet wordt gebonden wanneer deze handelingen de grenzen van haar doel overschrijden, indien zij bewijst dat de derde wist dat de handeling de grenzen van dit doel overschreed, of hiervan, gezien de omstandigheden, niet onkundig kon zijn; openbaarmaking van de statuten alleen is hiertoe echter geen voldoende bewijs.

3. De grenzen welke door de statuten of door een beslissing van de bevoegde organen aan de bevoegdheden van de organen van de SCE worden gesteld, kunnen nooit aan derden worden tegengeworpen, zelfs niet indien zij openbaar zijn gemaakt.

4. Een lidstaat kan bepalen dat de vertegenwoordigingsbevoegdheid bij de statuten kan worden verleend aan één persoon of aan verscheidene personen die gezamenlijk handelen. In die wetgeving kan worden voorgeschreven dat deze statutaire bepaling aan derden kan worden tegengeworpen, mits zij betrekking heeft op de algemene vertegenwoordigingsbevoegdheid. Voor de tegenwerpbaarheid aan derden van een dergelijke bepaling geldt het bepaalde in artikel 12.

Artikel 48

Aan goedkeuring onderworpen handelingen

1. In de statuten van de SCE worden de categorieën van handelingen genoemd waarvoor:

- in het dualistische stelsel een machtiging van het leidinggevend orgaan door het toezichthoudend orgaan of de algemene vergadering vereist is;

- in het monistische stelsel een uitdrukkelijk besluit van het bestuursorgaan of een machtiging door de algemene vergadering vereist is.

2. Lid 1 laat het bepaalde in artikel 47 onverlet.

3. Een lidstaat kan evenwel bepalen welke categorieën handelingen en welk machtigingverlenend orgaan ten minste moeten worden vermeld in de statuten van de op zijn grondgebied ingeschreven SCE's en/of dat in het dualistische stelsel het toezichthoudend orgaan zelf kan bepalen welke categorieën handelingen aan een machtiging moeten worden onderworpen.

Artikel 49

Vertrouwelijkheid

De leden van de organen van de SCE mogen, ook nadat zij hun functie hebben beëindigd, geen ruchtbaarheid geven aan de te hunner beschikking staande inlichtingen over de SCE waarvan de openbaarmaking de belangen van de coöperatie of van haar leden zou kunnen schaden, behalve in gevallen waarin deze openbaarmaking krachtens de bepalingen van nationaal recht die op coöperaties of naamloze vennootschappen van toepassing zijn of om redenen van algemeen belang verplicht of toegestaan is.

Artikel 50

Besluitvorming in de organen

1. Behoudens wanneer in deze verordening of in de statuten anders is bepaald, gelden voor het quorum en de besluitvorming in de organen van de SCE de volgende interne voorschriften:

a) quorum: ten minste de helft van de stemgerechtigde leden moet aanwezig of vertegenwoordigd zijn;

b) besluitvorming: geschiedt bij meerderheid van de aanwezige of vertegenwoordigde stemgerechtigde leden.

Afwezige leden kunnen aan de besluitvorming deelnemen door een ander lid van het orgaan of de tegelijkertijd benoemde plaatsvervangers volmacht te verlenen hen te vertegenwoordigen.

2. Bij gebreke van een desbetreffende statutaire bepaling is de stem van de voorzitter van elk orgaan doorslaggevend bij staking van stemmen. Een andersluidende statutaire bepaling is evenwel uitgesloten wanneer het toezichthoudend orgaan voor de helft uit werknemersvertegenwoordigers bestaat.

3. Wanneer de medezeggenschap van de werknemers overeenkomstig Richtlijn 2003/72/EG is geregeld, kan een lidstaat bepalen dat voor het quorum en de besluitvorming van het toezichthoudend orgaan, in afwijking van de leden 1 en 2, de regels gelden die onder dezelfde voorwaarden van toepassing zijn op coöperaties die onder het recht van de betrokken lidstaat ressorteren.

Artikel 51

Burgerrechtelijke aansprakelijkheid

De leden van het leidinggevend, het toezichthoudend en het bestuursorgaan zijn overeenkomstig de voor coöperaties geldende wettelijke voorschriften van de lidstaat waar de SCE haar zetel heeft, aansprakelijk voor de schade die de SCE lijdt door het niet nakomen van de wettelijke, statutaire of andere verplichtingen welke uit hoofde van hun functie op hen rusten.

Afdeling 4

Algemene vergadering

Artikel 52

Bevoegdheid

De algemene vergadering besluit over de aangelegenheden waarvoor haar een specifieke bevoegdheid is verleend bij:

a) deze verordening,

b) de wetgeving van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft, die ter uitvoering van Richtlijn 2003/72/EG is vastgesteld.

Tevens besluit de algemene vergadering over aangelegenheden waarvoor aan de algemene vergadering van een coöperatie die onder het recht ressorteert van de lidstaat waar de SCE haar zetel heeft, bevoegdheid is verleend, hetzij bij de wetgeving van die lidstaat, hetzij bij de statuten overeenkomstig diezelfde wetgeving.

Artikel 53

Algemene vergadering

Onverminderd de voorschriften van deze afdeling, worden de organisatie en het verloop van de algemene vergadering, alsmede de stemprocedure, beheerst door het coöperatierecht van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft.

Artikel 54

Bijeenroeping van de algemene vergadering

1. De algemene vergadering komt ten minste eenmaal per kalenderjaar bijeen, uiterlijk zes maanden na de afsluiting van het boekjaar, tenzij in de wetgeving van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft, met betrekking tot coöperaties die hetzelfde soort werkzaamheden uitoefenen als de SCE, een hogere frequentie is voorgeschreven. Een lidstaat kan echter bepalen dat de eerste algemene vergadering binnen 18 maanden na de oprichting van de SCE mag plaatsvinden.

2. De algemene vergadering kan te allen tijde worden bijeengeroepen door het leidinggevend orgaan, het bestuursorgaan, het toezichthoudend orgaan, of elk ander orgaan of bevoegde instantie overeenkomstig de voor coöperaties geldende wettelijke voorschriften van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft. Indien het toezichthoudend orgaan erom verzoekt, is het leidinggevend orgaan verplicht de algemene vergadering bijeen te roepen.

3. De agenda van de algemene vergadering die na afsluiting van het boekjaar wordt gehouden, omvat ten minste de goedkeuring van de jaarrekening en de bestemming van de winst of de verwerking van het verlies.

4. De algemene vergadering kan tijdens een vergadering besluiten een nieuwe vergadering bijeen te roepen, waarvan tijdstip en agenda door haar worden vastgesteld.

Artikel 55

Bijeenroeping door een minderheid van leden

Leden van de SCE die tezamen meer dan 5000 in getal zijn of over ten minste 10 % van het totale aantal stemmen beschikken, mogen verlangen dat de SCE een algemene vergadering bijeenroept en mogen de agenda voor die algemene vergadering bepalen. In de statuten kunnen lagere verhoudingsgetallen worden vastgesteld.

Artikel 56

Wijze en termijn van bijeenroeping

1. De bijeenroeping geschiedt door middel van een schriftelijk bericht dat op om het even welke wijze wordt toegezonden aan alle personen die volgens artikel 58, leden 1 en 2, gerechtigd zijn aan de algemene vergadering van de SCE deel te nemen, overeenkomstig het bepaalde in de statuten. Dat bericht mag de vorm aannemen van een bekendmaking in de officiële interne publicatie van de SCE.

2. Het bericht van bijeenroeping bevat op zijn minst de volgende vermeldingen:

- de naam en de statutaire zetel van de SCE;

- plaats, datum en tijdstip van de vergadering;

- in voorkomend geval, de aard van de algemene vergadering;

- de agenda, met vermelding van de te bespreken onderwerpen en de voorstellen voor besluiten.

3. Tussen de datum van verzending van de bijeenroeping als bedoeld in lid 1 en de eerste bijeenkomst van de algemene vergadering moeten ten minste 30 dagen liggen. Deze termijn kan echter in dringende gevallen tot 15 dagen worden teruggebracht. Wanneer artikel 61, lid 4, betreffende de quorumvereisten wordt toegepast, kan de tijd tussen de eerste en de tweede vergadering die met dezelfde agenda worden bijeengeroepen, worden bekort overeenkomstig de wettelijke voorschriften van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft.

Artikel 57

Plaatsing van nieuwe onderwerpen op de agenda

Leden van de SCE die tezamen meer dan 5000 in getal zijn of over ten minste 10 % van het totale aantal stemmen beschikken, mogen verlangen dat een of meer nieuwe onderwerpen op de agenda voor een algemene vergadering worden geplaatst. In de statuten kunnen lagere verhoudingsgetallen worden vastgesteld.

Artikel 58

Deelneming en vertegenwoordiging

1. Elk lid heeft het recht tijdens een algemene vergadering het woord te voeren en zijn stem uit te brengen over de op de agenda geplaatste onderwerpen.

2. De leden van de organen van de SCE en de houders van effecten, met uitzondering van aandelen, en obligaties in de zin van artikel 64, alsmede, indien de statuten zulks toestaan, alle andere personen die volgens de wetgeving van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft daartoe gemachtigd zijn, kunnen de algemene vergadering bijwonen zonder stemrecht.

3. Stemgerechtigden hebben het recht zich op de in de statuten bepaalde wijze op de algemene vergadering te doen vertegenwoordigen door een gemachtigde.

In de statuten wordt het maximumaantal volmachten vastgesteld dat een gemachtigde kan ontvangen.

4. De statuten kunnen toestaan dat per brief of elektronisch wordt gestemd en bepalen op welke wijze dit wordt geregeld.

Artikel 59

Stemrecht

1. Elk lid van de SCE beschikt over één stem, ongeacht het aantal aandelen dat het bezit.

2. Indien de wetgeving van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft zulks toelaat, kunnen de statuten bepalen dat een lid beschikt over een aantal stemmen naargelang zijn niet uit kapitaalinbreng bestaande deelneming in het coöperatieve bedrijf. Per lid mogen niet meer dan vijf stemmen of, indien dit lager is, 30 % van de totale stemrechten worden toegekend.

Indien de wetgeving van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft zulks toelaat, mogen SCE's waarvan het bedrijf bestaat in financiële of verzekeringswerkzaamheden, in hun statuten bepalen dat een lid beschikt over een aantal stemmen naargelang zijn deelneming in het coöperatieve bedrijf, inclusief zijn deelneming in het kapitaal van de SCE. Per lid mogen niet meer dan vijf stemmen of, indien dit lager is, 20 % van de totale stemrechten worden toegekend.

In SCE's waarvan een meerderheid van de leden coöperaties zijn, mogen de statuten, indien de wetgeving van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft zulks toelaat, bepalen dat een lid beschikt over een aantal stemmen naargelang zijn deelneming in het coöperatieve bedrijf, inclusief zijn deelneming in het kapitaal van de SCE, en/of naargelang het aantal leden van elk constituerend lichaam.

3. Ten aanzien van de stemrechten die in de statuten kunnen worden toegekend aan de niet-gebruikende (kapitaalverschaffende) leden, wordt de SCE beheerst door het recht van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft. Aan niet-gebruikende (kapitaalverschaffende) leden mag evenwel niet meer dan 25 % van de totale stemrechten worden toegekend.

4. Indien de wetgeving van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft dit op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening toelaat, kunnen de statuten van de SCE bepalen dat werknemersvertegenwoordigers mogen deelnemen aan de algemene vergaderingen of aan de sector- of afdelingsvergaderingen, mits de werknemersvertegenwoordigers te zamen niet meer dan 15 % van de stemrechten controleren. Die rechten vervallen zodra de statutaire zetel van de SCE verplaatst wordt naar een lidstaat waar deelneming aan die vergaderingen niet bij wet voorzien is.

Artikel 60

Recht op informatie

1. Aan ieder lid worden in de algemene vergadering op zijn verzoek door het leidinggevend orgaan of het bestuursorgaan inlichtingen verstrekt over de gang van zaken bij de SCE in verband met de onderwerpen ten aanzien waarvan de algemene vergadering overeenkomstig artikel 61, lid 1, een besluit kan nemen. Voorzover mogelijk worden de inlichtingen tijdens de desbetreffende algemene vergadering verstrekt.

2. Het leidinggevend orgaan of het bestuursorgaan mag een inlichting slechts weigeren wanneer door het verstrekken ervan:

- aan de SCE ernstige schade kan worden toegebracht;

- een wettelijke geheimhoudingsplicht zou worden geschonden.

3. Indien aan een lid een inlichting wordt geweigerd, kan hij verlangen dat zijn vraag en de reden waarom hem de inlichting werd geweigerd, in de notulen van de algemene vergadering worden vermeld.

4. In de tien dagen welke voorafgaan aan de algemene vergadering die zich moet uitspreken over het afsluiten van het boekjaar, kunnen de leden kennis nemen van de balans, de winsten-verliesrekening en de toelichting daarop, het jaarverslag, de conclusies van de controle van de jaarrekening die door de daarmee belaste persoon is verricht alsmede, in het geval van een moederonderneming in de zin van Richtlijn 83/349/EEG, van de geconsolideerde jaarrekening.

Artikel 61

Besluitvorming

1. Een algemene vergadering kan besluiten nemen over punten op de agenda van de vergadering. Een algemene vergadering kan ook beraadslagen en besluiten nemen over punten die overeenkomstig artikel 57 door een minderheid van de leden op de agenda van de vergadering zijn geplaatst.

2. De algemene vergadering neemt haar besluiten bij meerderheid van de door de aanwezige of vertegenwoordigde leden geldig uitgebrachte stemmen.

3. In de statuten wordt bepaald welke regels inzake quorum en meerderheid in algemene vergaderingen van toepassing zijn.

Indien de statuten voorzien in de mogelijkheid dat een SCE kapitaalverschaffende (niet-gebruikende) leden toelaat of stemrechten toekent naargelang de deelneming in het kapitaal van SCE's waarvan het bedrijf bestaat in financiële of verzekeringswerkzaamheden, wordt in de statuten tevens bepaald welke speciale quorumvereisten gelden voor leden die geen kapitaalverschaffende (niet-gebruikende) leden zijn of leden die stemrechten bezitten naargelang hun deelneming in het kapitaal van SCE's waarvan het bedrijf bestaat in financiële of verzekeringswerkzaamheden. De lidstaten zijn vrij om voor SCE's met statutaire zetel op hun grondgebied voor dergelijke speciale quorumvereisten bepaalde minima te bepalen.

4. Een algemene vergadering die zich moet uitspreken over een statutenwijziging kan slechts geldig besluiten indien, na een eerste bijeenroeping, de aanwezige of vertegenwoordigde leden ten minste de helft van het totale aantal op de datum van de bijeenroeping ingeschreven leden vertegenwoordigen; na de tweede bijeenroeping met dezelfde agenda behoeft aan geen enkele voorwaarde inzake quorum te worden voldaan.

In de in de vorige alinea bedoelde gevallen besluit de algemene vergadering bij meerderheid van twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen, tenzij in het coöperatierecht van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft, een ruimere meerderheid is voorgeschreven.

Artikel 62

Notulen

1. Van elke algemene vergadering worden notulen opgemaakt. De notulen bevatten ten minste de volgende gegevens:

- plaats en datum van de algemene vergadering;

- de inhoud van de besluiten;

- de uitslag van de stemmingen.

2. De presentielijst, de bescheiden betreffende de bijeenroeping van de algemene vergadering en de verslagen die over de onderwerpen op de agenda aan de leden zijn voorgelegd, worden aan de notulen toegevoegd.

3. De notulen en de daaraan toegevoegde bescheiden moeten ten minste vijf jaar worden bewaard. Op zijn verzoek ontvangt elk lid tegen betaling van de administratiekosten een afschrift van de notulen en van de daaraan toegevoegde bescheiden.

4. De notulen worden door de voorzitter van de algemene vergadering ondertekend.

Artikel 63

Sector- of afdelingsvergaderingen

1. Wanneer de SCE activiteiten onderneemt in verschillende sectoren of in meer dan een gebiedsdeel, of verscheidene vestigingen of meer dan 500 leden heeft, kunnen de statuten voorzien in sector- of afdelingsvergaderingen, indien de wetgeving van de lidstaat in kwestie dit toelaat. De verdeling in sectoren of afdelingen en het bijbehorende aantal afgevaardigden worden in de statuten bepaald.

2. De sector- of afdelingsvergaderingen verkiezen hun afgevaardigden voor een termijn van ten hoogste vier jaar; tenzij tot vroegtijdig ontslag wordt besloten. De aldus aangewezen afgevaardigden vormen de algemene vergadering van de SCE en vertegenwoordigen daarin de sector of afdeling waaraan zij verslag uitbrengen over het resultaat van de algemene vergadering. Het bepaalde in afdeling 4 van hoofdstuk III geldt voor het functioneren van de sector- en afdelingsvergaderingen.

HOOFDSTUK IV

UITGIFTE VAN EFFECTEN WAARAAN BIJZONDERE VOORDELEN VERBONDEN ZIJN

Artikel 64

Effecten, met uitzondering van aandelen, en obligaties waaraan bepaalde voordelen verbonden zijn

1. De statuten kunnen voorzien in de uitgifte van effecten, met uitzondering van aandelen, of obligaties waaraan voor de houders geen stemrecht verbonden is. Op deze effecten kan worden ingeschreven door de leden of door eenieder die buiten de SCE staat. De verkrijging van deze effecten verleent evenwel niet de hoedanigheid van lid. De statuten schrijven tevens voor hoe terugbetaling plaatsvindt.

2. De houders van effecten of obligaties als bedoeld in lid 1, kunnen bijzondere voordelen genieten overeenkomstig de statuten of de bij de uitgifte van de effecten, met uitzondering van aandelen, of obligaties vastgestelde voorwaarden.

3. De totale nominale waarde van de aldus gehouden effecten of obligaties als bedoeld in lid 1, mag het in de statuten vastgestelde bedrag niet overschrijden.

4. Onverminderd het recht tot bijwoning van de algemene vergadering overeenkomstig artikel 58, lid 2, kan bij de statuten worden voorzien in bijzondere vergaderingen van de houders van effecten of obligaties als bedoeld in lid 1. Vóór elk besluit van de algemene vergadering betreffende de rechten en belangen van de houders van effecten of obligaties als bedoeld in lid 1, kan een bijzondere vergadering een advies uitbrengen, dat door de gevolmachtigden van de bijzondere vergadering ter kennis van de algemene vergadering wordt gebracht.

Van het in de eerste alinea bedoelde advies wordt melding gemaakt in de notulen van de algemene vergadering.

HOOFDSTUK V

BESTEMMING VAN WINST

Artikel 65

Wettelijke reserve

1. Onverminderd dwingende voorschriften van het nationale recht bepalen de statuten de regels voor de bestemming van het batig saldo van het boekjaar.

2. In geval van een dergelijk batig saldo moet statutair vóór elke andere bestemming worden voorzien in de vorming van een wettelijke reserve door onttrekking aan dat batig saldo.

Zolang deze reserve het in artikel 3, lid 2, bedoelde bedrag van het kapitaal niet heeft bereikt, moet hiervoor ten minste 15 % van het batig saldo van het boekjaar, in voorkomend geval verminderd met de overgedragen verliezen, worden afgenomen.

3. Ontslagnemende of uitgesloten leden kunnen geen aanspraak doen gelden op de bedragen die aldus voor de vorming van de wettelijke reserve zijn bestemd.

Artikel 66

Dividend

De statuten kunnen voorzien in de toekenning van dividenden aan de leden naar evenredigheid van hun omzet met de SCE of van het werk dat zij ten behoeve van de SCE hebben geleverd.

Artikel 67

Bestemming van het beschikbare batig saldo

1. Het na dotatie aan de wettelijke reserve resterende bedrag van het batig saldo, eventueel verminderd met de betaalde dividenden, in voorkomend geval vermeerderd met de overgedragen winst en met de aan de reserves onttrokken bedragen of verminderd met de overgedragen verliezen, vormt de uitkeerbare winst.

2. De algemene vergadering die zich moet uitspreken over de jaarrekening kan het batig saldo, in de bij de statuten vastgestelde volgorde en verhouding, bestemmen voor met name:

- een nieuwe overdracht,

- de dotatie aan alle mogelijke wettelijke of statutaire reserves,

- vergoeding voor het volgestorte en het daarmee gelijkgestelde vermogen, waarbij de uitkering zowel in geld als door de toekenning van aandelen kan plaatsvinden.

3. De statuten kunnen uitkering van de winst ook geheel en al uitsluiten.

HOOFDSTUK VI

JAARREKENING EN GECONSOLIDEERDE JAARREKENING

Artikel 68

Opstelling van de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening

1. De SCE is met betrekking tot de opstelling van haar jaarrekening en, in voorkomend geval, van haar geconsolideerde jaarrekening, met inbegrip van het begeleidende jaarverslag, de controle daarop en de openbaarmaking daarvan, onderworpen aan de wettelijke bepalingen die de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft, heeft vastgesteld ter uitvoering van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG. De lidstaten kunnen evenwel voorzien in wijzigingen in de nationale bepalingen ter uitvoering van die richtlijnen om rekening te houden met het specifieke karakter van coöperaties.

2. Wanneer de wetgeving van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft, coöperaties niet onderwerpt aan een verplichting tot openbaarmaking als bedoeld in artikel 3 van Richtlijn 68/151/EEG, moet de SCE ten minste de bescheiden betreffende de jaarrekening op haar statutaire zetel ter inzage van het publiek leggen. Er moet op verzoek een afschrift van deze bescheiden worden afgegeven. De prijs van het afschrift mag niet hoger zijn dan de administratieve kosten.

3. De SCE moet haar jaarrekening en, in voorkomend geval, haar geconsolideerde jaarrekening in de nationale valuta opstellen. Een SCE die haar statutaire zetel buiten de eurozone heeft, mag haar jaarrekening en, in voorkomend geval, haar geconsolideerde jaarrekening ook in euro opstellen. In dat geval worden voor de posten in de jaarrekening die oorspronkelijk in een andere valuta zijn of waren uitgedrukt, de voor de omrekening in euro toegepaste grondslagen in de toelichting vermeld.

Artikel 69

Jaarrekening van SCE's met kredietactiviteiten of financiële activiteiten

1. Een SCE die een kredietinstelling of financiële instelling is, is met betrekking tot de opstelling van haar jaarrekening en, in voorkomend geval, van haar geconsolideerde jaarrekening, met inbegrip van het begeleidend jaarverslag, de controle daarop en de openbaarmaking daarvan, onderworpen aan de ter uitvoering van de richtlijnen betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen vastgestelde voorschriften van het recht van de lidstaat waar die SCE haar statutaire zetel heeft.

2. Een SCE die een verzekeringsonderneming is, is met betrekking tot de opstelling van haar jaarrekening en, in voorkomend geval, van haar geconsolideerde jaarrekening, met inbegrip van het begeleidend jaarverslag, de controle daarop en de openbaarmaking daarvan, onderworpen aan de ter uitvoering van de richtlijnen vastgestelde voorschriften van het recht van de lidstaat waar die SCE haar statutaire zetel heeft.

Artikel 70

Wettelijke controle van de rekeningen

De wettelijke controle van de jaarrekening en, in voorkomend geval, van de geconsolideerde jaarrekening van de SCE geschiedt door een of meer personen die in de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft, zijn toegelaten overeenkomstig de bepalingen die deze lidstaat heeft vastgesteld ter uitvoering van de Richtlijnen 84/253/EEG en 89/48/EEG.

Artikel 71

Stelsel van controle op de boekhouding

Wanneer het recht van een lidstaat voorschrijft dat alle, dan wel een bepaalde soort onder het recht van die lidstaat ressorterende coöperaties zich moeten aansluiten bij een wettelijk gemachtigde externe instantie en onderwerpen aan een specifieke wijze van controle op de boekhouding die wordt uitgeoefend door die instantie, zijn deze bepalingen van rechtswege van toepassing op een SCE met statutaire zetel in die lidstaat, mits die instantie voldoet aan de vereisten van Richtlijn 84/253/EEG.

HOOFDSTUK VII

ONTBINDING, LIQUIDATIE, INSOLVENTIE EN STAKING VAN DE BETALINGEN

Artikel 72

Ontbinding, insolventie en soortgelijke procedures

Inzake ontbinding, liquidatie, insolventie, staking van de betalingen en soortgelijke procedures gelden voor de SCE de wettelijke voorschriften die van toepassing zouden zijn op een coöperatie die is opgericht overeenkomstig het recht van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft, met inbegrip van de regels inzake besluitvorming in de algemene vergadering.

Artikel 73

Ontbinding door de rechter of een andere bevoegde instantie van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft

1. Op verzoek van een persoon met een rechtmatig belang of van een bevoegde autoriteit gelast de rechter of een bevoegde administratieve instantie van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft, de ontbinding van de SCE wanneer hij constateert dat de bepalingen van artikel 2, lid 1, en/of artikel 3, lid 2, zijn geschonden, alsmede in de in artikel 34 bedoelde gevallen.

De rechter of de bevoegde administratieve instantie kan de SCE een termijn toekennen om het gebrek op te heffen. Indien het gebrek binnen die termijn niet wordt opgeheven, gelast de rechter of de bevoegde administratieve instantie de ontbinding van de SCE.

2. Wanneer een SCE niet meer aan de verplichting van artikel 6 voldoet, neemt de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft passende maatregelen om de SCE ertoe te verplichten haar situatie binnen een bepaalde termijn te regulariseren door:

- ofwel haar hoofdbestuur opnieuw in de lidstaat van de statutaire zetel te vestigen; of

- haar statutaire zetel te verplaatsen volgens de procedure van artikel 7.

3. De lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft, neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat een SCE die nalaat haar situatie overeenkomstig lid 2 te regulariseren, aan een liquidatieprocedure onderworpen wordt.

4. De lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft, zorgt ervoor dat tegen vaststellingen van inbreuken op artikel 6 beroep op de rechter of andere passende rechtsmiddelen openstaan. Het rechtsmiddel heeft een schorsende werking op de in de leden 2 en 3 bedoelde procedures.

5. Wanneer, op initiatief van de autoriteiten dan wel op initiatief van ongeacht welke betrokken partij, wordt geconstateerd dat een SCE in overtreding van artikel 6 haar hoofdbestuur op het grondgebied van een lidstaat heeft, stellen de autoriteiten van deze lidstaat de lidstaat van de statutaire zetel daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 74

Bekendmaking van ontbinding

Onverminderd de voorschriften van nationaal recht die bijkomende maatregelen op het gebied van openbaarmaking voorschrijven, worden het inleiden en het beëindigen van een procedure tot ontbinding, vrijwillige of gedwongen liquidatie, insolventie of staking van de betalingen, alsmede beslissingen tot voortzetting van het bedrijf, overeenkomstig artikel 12 bekendgemaakt.

Artikel 75

Verdeling

Het batig saldo wordt verdeeld volgens het beginsel van de belangeloze verdeling of, indien de wetgeving van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft zulks toelaat, volgens een in de statuten van de SCE bepaalde andere regeling. Voor de toepassing van dit artikel is in het batig saldo begrepen het resterend batig saldo na voldoening van alle aan de schuldeisers verschuldigde bedragen en terugbetaling van de kapitaalinbreng van de leden.

Artikel 76

Omzetting in een coöperatie

1. Een SCE kan worden omgezet in een coöperatie naar het recht van de lidstaat waar zij haar statutaire zetel heeft. Een omzettingsbesluit kan pas worden genomen twee jaar na de inschrijving van de SCE en nadat de eerste twee jaarrekeningen zijn goedgekeurd.

2. De omzetting van een SCE in een coöperatie leidt noch tot ontbinding, noch tot de oprichting van een nieuwe rechtspersoon.

3. Het bestuurs- of leidinggevend orgaan van de SCE stelt een voorstel tot omzetting op, alsmede een verslag waarin de juridische en economische aspecten van de omzetting worden toegelicht en onderbouwd, en waarin de gevolgen van de keuze van de coöperatie als rechtsvorm voor de leden en voor de houders van de effecten, bedoeld in artikel 14, alsmede voor de werknemers worden uiteengezet.

4. Het voorstel tot omzetting wordt, ten minste een maand vóór de datum van de algemene vergadering die zich over de omzetting moet uitspreken, bekendgemaakt op de in de wetgeving van elke lidstaat vastgestelde wijze.

5. Vóór de in lid 6 bedoelde algemene vergadering wordt door een of meer onafhankelijke deskundigen die volgens de nationale voorschriften zijn aangewezen of toegelaten door een rechterlijke of administratieve instantie in de lidstaat waaronder de in een coöperatie om te zetten SCE ressorteert, vastgesteld dat deze over activa beschikt die minimaal overeenstemmen met het kapitaal.

6. De algemene vergadering van de SCE keurt het voorstel tot omzetting en de statuten van de coöperatie goed. Het besluit van de algemene vergadering wordt genomen volgens de nationale wettelijke voorschriften.

HOOFDSTUK VIII

AANVULLENDE BEPALINGEN EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 77

Economische en Monetaire Unie

1. Elke lidstaat mag, indien en zolang de derde fase van de Europese Monetaire Unie voor hem niet van toepassing is, op de SCE's met statutaire zetel op zijn grondgebied dezelfde voorschriften toepassen als voor de onder zijn wetgeving ressorterende coöperaties of naamloze vennootschappen gelden ten aanzien van de valuta waarin hun kapitaal luidt. Een SCE mag haar kapitaal in elk geval ook in euro laten luiden. In dat geval is de omrekeningskoers tussen de nationale valuta en de euro de koers van de laatste dag van de maand voorafgaand aan de oprichting van de SCE.

2. Indien en zolang de derde fase van de Europese Monetaire Unie niet van toepassing is op de lidstaat waar een SCE haar statutaire zetel heeft, mag de SCE evenwel haar jaarrekening en, in voorkomend geval, haar geconsolideerde jaarrekening, in euro opstellen. De lidstaat mag verlangen dat de jaarrekening en, in voorkomend geval, de geconsolideerde jaarrekening van de SCE in de nationale valuta worden opgesteld en openbaar gemaakt onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor onder het recht van die lidstaat ressorterende coöperaties en naamloze vennootschappen. Een en ander neemt niet weg dat de SCE daarnaast haar jaarrekening en, in voorkomend geval, haar geconsolideerde jaarrekening, overeenkomstig Richtlijn 90/604/EEG van de Raad van 8 november 1990 tot wijziging van Richtlijn 78/660/EEG betreffende de jaarrekening en van Richtlijn 83/349/EEG betreffende de geconsolideerde jaarrekening in verband met de afwijkingen voor kleine en middelgrote vennootschappen en de openbaarmaking van deze jaarrekening in ecu(20), in euro openbaar mag maken.

HOOFDSTUK IX

SLOTBEPALINGEN

Artikel 78

Nationale uitvoeringsbepalingen

1. De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze verordening metterdaad wordt toegepast.

2. Elke lidstaat wijst de bevoegde autoriteiten als bedoeld in de artikelen 7, 21, 29, 30, 54 en 73 aan. Hij stelt de Commissie en de andere lidstaten daarvan in kennis.

Artikel 79

Toetsing van de verordening

Uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van de verordening en stelt zij in voorkomend geval wijzigingen voor. In het verslag wordt met name beoordeeld:

a) of kan worden toegestaan dat het hoofdbestuur en de statutaire zetel van een SCE in verschillende lidstaten gelegen zijn;

b) of kan worden toegestaan dat een lidstaat in zijn wetgeving, ter uitvoering van op grond van deze verordening aan de lidstaten verleende machtigingen of met het oog op de effectieve toepassing van deze verordening ten aanzien van een SCE, de mogelijkheid biedt in de statuten van de SCE bepalingen op te nemen die afwijken van of een aanvulling vormen op die wetgeving, zelfs indien dergelijke bepalingen niet toegestaan zouden zijn in de statuten van coöperaties met statutaire zetel op zijn grondgebied;

c) of er bepalingen kunnen worden toegestaan waardoor de SCE in twee of meer nationale coöperaties kan worden opgesplitst;

d) of er bijzondere rechtsmiddelen kunnen worden toegestaan in geval van fraude of vergissing bij de inschrijving van een via fusie opgerichte SCE.

Artikel 80

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 18 augustus 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juli 2003.

Voor de Raad

De voorzitter

G. Alemanno

(1) PB C 99 van 21.4.1992, blz. 17 en PB C 236 van 31.8.1993, blz. 17.

(2) PB C 42 van 15.2.1993, blz. 75. Advies uitgebracht op 14 mei 2003 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3) PB C 223 van 31.8.1992, blz. 42.

(4) PB C 128 van 16.5.1983, blz. 51.

(5) PB C 246 van 14.9.1987, blz. 94.

(6) PB C 158 van 26.6.1989, blz. 380.

(7) PB C 61 van 28.2.1994, blz. 231.

(8) PB C 313 van 12.10.1998, blz. 234.

(9) PB L 294 van 10.11.2001, blz. 1.

(10) PB L 119 van 31.7.1985, blz. 1.

(11) Resolutie aangenomen door de algemene vergadering van de 88e plenaire zitting van de Verenigde Naties, op 19 december 2001 (A/RES/56/114).

(12) Zie blz. 25 van dit Publicatieblad.

(13) PB L 65 van 14.3.1968, blz. 8. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van 1994.

(14) PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/65/EG (PB L 283 van 27.10.2001, blz. 28).

(15) PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/65/EG.

(16) PB L 126 van 12.5.1984, blz. 20.

(17) PB L 395 van 30.12.1989, blz. 36.

(18) PB L 372 van 31.12.1986. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/65/EG.

(19) PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/13/EG (PB L 77 van 20.3.2002, blz. 17).

(20) PB L 317 van 16.11.1990, blz. 57.