32003R0304

Verordening (EG) nr. 304/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 063 van 06/03/2003 blz. 0001 - 0026


Verordening (EG) nr. 304/2003 van het Europees Parlement en de Raad

van 28 januari 2003

betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Verordening (EEG) nr. 2455/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de in- en uitvoer van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen(4) stelt onder meer een gemeenschappelijk systeem van kennisgeving en informatie in voor de uitvoer naar derde landen van chemische stoffen die in verband met de effecten van deze stoffen op de gezondheid van de mens en het milieu, in de Gemeenschap verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn. De verordening behelst de verplichte toepassing van de internationale procedure van voorafgaande geïnformeerde toestemming, hierna "PIC-procedure" genoemd, in het kader van de niet-bindende bepalingen van de Richtsnoeren van Londen voor de uitwisseling van informatie over chemische stoffen in de internationale handel van het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP), zoals gewijzigd in 1989, en de Internationale Gedragscode voor de distributie en het gebruik van bestrijdingsmiddelen, zoals gewijzigd in 1990, van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO).

(2) Op 11 september 1998 heeft de Gemeenschap het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel, hierna "Verdrag van Rotterdam" genoemd, ondertekend. Bij die gelegenheid is tevens een resolutie inzake voorlopige regelingen goedgekeurd en in de slotakte van de diplomatieke conferentie vastgelegd, waarbij een op de verdragstekst gebaseerde voorlopige PIC-procedure is ingesteld.

(3) De Gemeenschap zou het nodige moeten doen om uitvoering te geven aan de voorschriften van het Verdrag van Rotterdam - met inbegrip van de voorlopige PIC-procedure, zolang het verdrag nog niet in werking is getreden - zonder op enigerlei wijze het niveau van bescherming dat uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 2455/92 aan het milieu en de bevolking van invoerende landen wordt geboden, af te zwakken.

(4) Met dezelfde doelstelling voor ogen is het ook noodzakelijk en passend om in sommige opzichten verder te gaan dan de bepalingen van het Verdrag van Rotterdam. Artikel 15, lid 4, van het Verdrag van Rotterdam geeft de partijen het recht maatregelen te treffen die de gezondheid van de mens en het milieu een stringentere bescherming bieden dan op grond van het Verdrag van Rotterdam vereist is, mits dergelijke maatregelen stroken met het bepaalde in het Verdrag van Rotterdam en in overeenstemming zijn met het internationaal recht.

(5) Wat de deelname van de Gemeenschap aan het Verdrag van Rotterdam betreft, is het van wezenlijk belang dat er voor de contacten tussen de Gemeenschap en het secretariaat en de andere partijen bij het Verdrag van Rotterdam, alsmede met andere landen, één enkel aanspreekpunt wordt vastgesteld. Dit aanspreekpunt zou de Commissie moeten zijn.

(6) Exporten van gevaarlijke chemische stoffen die binnen de Gemeenschap verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn, zouden aan een gezamenlijke procedure voor kennisgeving van uitvoer onderworpen moeten blijven. Dientengevolge zouden voor gevaarlijke chemische stoffen, als zodanig of als preparaat, die door de Gemeenschap als landbouwbestrijdingsmiddelen, bestrijdingsmiddelen voor andere toepassingen of als industriële chemische stoffen voor beroepsmatig gebruik of gebruik door het publiek verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn, soortgelijke regels voor kennisgeving van uitvoer moeten gelden als die van toepassing zijn op chemische stoffen die verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn binnen één van de of beide in het Verdrag van Rotterdam bepaalde gebruikscategorieën, dat wil zeggen bestrijdingsmiddelen of industriële chemische stoffen. Bovendien zouden chemische stoffen waarvoor de internationale PIC-procedure moet worden gevolgd, aan dezelfde regels onderworpen moeten zijn. Deze procedure voor kennisgeving van uitvoer zal van toepassing zijn op uitvoer van de Gemeenschap naar alle derde landen, ongeacht of zij al dan niet partij bij het Verdrag van Rotterdam zijn of aan de procedures ervan deelnemen. De lidstaten moeten administratieve heffingen kunnen toepassen om de kosten in verband met deze procedure te dekken.

(7) Exporteurs en importeurs dienen te worden verplicht informatie te verstrekken over de onder deze verordening vallende hoeveelheden chemische stoffen die in het internationale handelsverkeer omgaan, zodat de hierin neergelegde regelingen kunnen worden gevolgd en op hun effect en doeltreffendheid kunnen worden beoordeeld.

(8) Kennisgevingen aan het verdragssecretariaat van communautaire regelgeving van de Gemeenschap of van een lidstaat waarbij chemische stoffen worden verboden of aan strenge beperkingen worden onderworpen, met het oogmerk deze in de internationale PIC-procedure op te nemen, moeten door de Commissie worden ingediend en dienen betrekking te hebben op die gevallen welke beantwoorden aan de dienaangaande in het Verdrag van Rotterdam neergelegde criteria. Waar nodig dient aanvullende informatie tot staving van dergelijke kennisgevingen te worden ingewonnen.

(9) In gevallen waarin regelgeving van de Gemeenschap of van een lidstaat niet voor kennisgeving in aanmerking komt omdat deze niet aan de criteria beantwoordt, dienen in het belang van een uitwisseling van informatie toch gegevens over de regelgevingsmaatregelen aan het verdragssecretariaat en de andere partijen bij het Verdrag van Rotterdam te worden meegedeeld.

(10) Voorts is het noodzakelijk ervoor te zorgen dat de Gemeenschap besluiten neemt ten aanzien van de invoer in de Gemeenschap van chemische stoffen die aan de internationale PIC-procedure zijn onderworpen. Deze besluiten zouden gebaseerd moeten zijn op toepasselijke communautaire wetgeving en daarbij dient rekening gehouden te worden met verboden of strenge beperkingen van de lidstaten. Waar zulks gewettigd is, dienen wijzigingen van het Gemeenschapsrecht te worden voorbereid.

(11) Er zijn regelingen nodig om te verzekeren dat de lidstaten en de exporteurs zich bewust zijn van de besluiten van importerende landen met betrekking tot chemische stoffen die aan de internationale PIC-procedure zijn onderworpen en dat de exporteurs zich aan deze besluiten houden. Om te vermijden dat toch ongewenste exporten plaatsvinden, bijvoorbeeld doordat dergelijke invoerbesluiten van de invoerende landen of reacties op kennisgevingen van uitvoer achterwege blijven, zouden chemische stoffen die binnen de Gemeenschap verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn en aan de verdragscriteria beantwoorden of onder de internationale PIC-procedure vallen, niet mogen worden uitgevoerd zonder de uitdrukkelijke instemming van het betrokken land van invoer, ongeacht of dit al dan niet partij bij het Verdrag van Rotterdam is.

(12) Het is tevens van belang dat alle uitgevoerde chemische stoffen een geschikte gebruiksduur hebben, zodat zij doeltreffend en veilig kunnen worden gebruikt. Met name in het geval van bestrijdingsmiddelen, en vooral die welke naar ontwikkelingslanden worden uitgevoerd, is het absoluut noodzakelijk dat informatie over de juiste opslagvoorwaarden wordt verschaft en dat de gebruikte verpakkingen van zodanige aard en afmetingen zijn dat de vorming van verouderende voorraden wordt voorkomen.

(13) Artikelen die chemische stoffen bevatten, vallen niet binnen de werkingssfeer van het Verdrag van Rotterdam. Niettemin moet het juist worden geacht dat op artikelen die chemische stoffen bevatten welke bij gebruik of verwijdering kunnen vrijkomen en welke binnen de Gemeenschap in één of meer van de in het Verdrag van Rotterdam bepaalde gebruikscategorieën verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn, dan wel onderworpen zijn aan de internationale PIC-procedure, tevens de regels inzake kennisgeving van uitvoer van toepassing zijn. Voorts zouden bepaalde chemische stoffen en artikelen die specifieke chemische stoffen bevatten welke buiten de werkingssfeer van het Verdrag van Rotterdam vallen, maar reden geven tot bijzondere bezorgdheid, in het geheel niet mogen worden uitgevoerd. Besluiten over de vraag welke chemische stoffen aan een dermate strenge controle moeten worden onderworpen, dienen door de Raad met gekwalificeerde meerderheid te worden genomen.

(14) In overeenstemming met het Verdrag van Rotterdam dient desgewenst aan partijen bij het Verdrag van Rotterdam informatie te worden verstrekt over de doorvoer van chemische stoffen die aan de internationale PIC-procedure zijn onderworpen.

(15) De communautaire voorschriften inzake het verpakken en kenmerken, alsook andere veiligheidsinformatie dienen van toepassing te zijn op alle gevaarlijke chemische stoffen bij voorgenomen uitvoer naar partijen en andere landen, tenzij deze bepalingen, met inachtneming van de desbetreffende internationale normen, met eventuele specifieke vereisten van die landen in strijd zouden zijn.

(16) Teneinde een effectieve controle op en handhaving van de voorschriften te waarborgen, dienen de lidstaten autoriteiten, zoals douaneautoriteiten, aan te wijzen die tot taak hebben om de in- en uitvoer van chemische stoffen die onder de verordening vallen te controleren. De Commissie en de lidstaten dienen een belangrijke rol te spelen en zouden op doelgerichte en gecoördineerde wijze te werk moeten gaan. De lidstaten dienen passende sancties voor inbreuken op de voorschriften in te stellen.

(17) Ter wille van een verantwoord beheer van chemische stoffen dienen informatie-uitwisseling, gezamenlijke verantwoordelijkheid en samenwerking tussen de Gemeenschap, de lidstaten en derde landen te worden aangemoedigd, ongeacht of die derde landen al dan niet partij bij het Verdrag van Rotterdam zijn. In het bijzonder dienen de Commissie en de lidstaten direct, dan wel indirect via steun voor projecten van niet-gouvernementele organisaties (NGO's) technische bijstand aan ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie te verlenen, en vooral steun die erop is gericht die landen in staat te stellen uitvoering te geven aan het Verdrag van Rotterdam.

(18) Om de effectiviteit van de procedures te garanderen, dient er geregeld toezicht te zijn op de uitvoering ervan. Daartoe dienen de lidstaten regelmatig verslag uit te brengen aan de Commissie, die op haar beurt regelmatig verslag zal uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad.

(19) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(5).

(20) In het licht van het bovenstaande dient Verordening (EEG) nr. 2455/92 te worden ingetrokken en vervangen,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Doelstellingen

1. Deze verordening heeft tot doel:

a) uitvoering te geven aan het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel;

b) gedeelde verantwoordelijkheid en gezamenlijke inspanningen bij de internationale activiteiten met gevaarlijke chemische stoffen te bevorderen ter bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu tegen mogelijke schade, en

c) bij te dragen aan een milieuverantwoord gebruik van deze stoffen.

Deze doelstellingen worden verwezenlijkt door de uitwisseling van informatie over de kenmerken van deze chemische stoffen te vergemakkelijken, door een besluitvormingsproces binnen de Gemeenschap voor de in- en uitvoer vast te stellen en door de genomen beslissingen onder de partijen en andere landen te verspreiden.

2. Deze verordening heeft tevens tot doel ervoor te zorgen dat de bepalingen ten aanzien van voor mens en milieu gevaarlijke chemische stoffen in Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen(6) en Richtlijn 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten(7) voor mens of milieu wanneer zij in de Gemeenschap op de markt worden gebracht, ook gelden wanneer zij vanuit de lidstaten naar andere partijen of andere landen worden uitgevoerd, tenzij deze bepalingen strijdig zijn met specifieke voorschriften van die partijen of andere landen.

Artikel 2

Werkingssfeer

1. Deze verordening is van toepassing op:

a) bepaalde gevaarlijke chemische stoffen die zijn onderworpen aan de procedure van voorafgaande geïnformeerde toestemming (PIC-procedure) uit hoofde van het Verdrag van Rotterdam;

b) bepaalde gevaarlijke chemische stoffen die binnen de Gemeenschap of een lidstaat verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn, en

c) alle chemische stoffen bij uitvoer, voorzover het de indeling, de verpakking en het kenmerken ervan betreft.

2. Deze verordening is niet van toepassing op:

a) verdovende middelen en psychotrope stoffen die vallen onder Verordening (EEG) nr. 3677/90 van de Raad van 13 december 1990 houdende maatregelen om te voorkomen dat bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen(8);

b) radioactief materiaal en radioactieve stoffen die vallen onder Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren(9);

c) afvalstoffen die vallen onder Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen(10) en Richtlijn 91/689/EEG van de Raad van 12 december 1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen(11);

d) chemische wapens die vallen onder Verordening (EG) nr. 1334/2000 van de Raad van 22 juni 2000 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer van producten en technologie voor tweeërlei gebruik(12);

e) levensmiddelen en additieven die vallen onder Richtlijn 89/397/EEG van de Raad van 14 juni 1989 inzake de officiële controle op levensmiddelen(13);

f) diervoeders die vallen onder Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden(14), met inbegrip van additieven, hetzij verwerkt, gedeeltelijk verwerkt of onverwerkt, die bestemd zijn voor gebruik als orale voeding voor dieren;

g) genetisch gemodificeerde organismen die vallen onder Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad(15);

h) behalve voorzover daarop artikel 3, punt 4, onder b), van toepassing is, farmaceutische specialiteiten of geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die vallen onder Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik(16) en Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik(17);

i) chemische stoffen in zodanig geringe hoeveelheden dat het onwaarschijnlijk is dat de gezondheid van de mens en het milieu daardoor nadelig worden beïnvloed, en in elk geval niet meer dan 10 kg, mits deze voor onderzoek of analyse worden ingevoerd.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1. "chemische stof": een stof zoals gedefinieerd in Richtlijn 67/548/EEG, vervaardigd of uit de natuur gewonnen, als zodanig of in een preparaat of als preparaat, waarin geen levende organismen zijn verwerkt. Daarbij zijn twee categorieën te onderscheiden: bestrijdingsmiddelen, met inbegrip van zeer gevaarlijke bestrijdingsmiddelformuleringen, en industriële chemische stoffen;

2. "preparaat": een mengsel of een oplossing, bestaande uit twee of meer stoffen indien wegens de aanwezigheid van een van deze stoffen voor dat preparaat zoals gedefinieerd in Richtlijn 1999/45/EG, krachtens de communautaire wetgeving een verplichting tot kenmerken bestaat;

3. "artikel": een eindproduct dat een chemische stof bevat waarvan het gebruik krachtens de communautaire wetgeving in dat speciale product verboden of aan strenge beperkingen onderworpen is;

4. "bestrijdingsmiddelen": chemische stoffen in een van de twee volgende subcategorieën:

a) gewasbeschermingsmiddelen die vallen onder Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen(18);

b) overige bestrijdingsmiddelen, zoals biociden in de zin van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden(19) en desinfecterende middelen, insecticiden en parasietenbestrijdingsmiddelen uit hoofde van Richtlijn 2001/82/EG en Richtlijn 2001/83/EG;

5. "industriële chemische stoffen": chemische stoffen in een van de twee volgende subcategorieën:

a) chemische stoffen voor beroepsmatig gebruik,

b) chemische stoffen voor gebruik door het publiek;

6. "aan kennisgeving van uitvoer onderworpen chemische stof": een chemische stof die in één of meer categorieën of subcategorieën binnen de Gemeenschap verboden of aan strenge beperkingen onderworpen is en elke aan de PIC-procedure onderworpen chemische stof, opgenomen in bijlage I, deel 1;

7. "voor PIC-kennisgeving in aanmerking komende chemische stof": een chemische stof die in één of meer categorieën binnen de Gemeenschap of een lidstaat verboden of aan strenge beperkingen onderworpen is; chemische stoffen die in één of meer categorieën in de Gemeenschap verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn, zijn in bijlage I, deel 2, opgenomen;

8. "aan de PIC-procedure onderworpen chemische stof": chemische stof die in bijlage III bij het Verdrag van Rotterdam is opgenomen of, vóór de inwerkingtreding daarvan, onder de voorlopige PIC-procedure valt; deze chemische stoffen zijn in bijlage I, deel 3, bij deze verordening opgenomen;

9. "verboden chemische stof":

a) een chemische stof waarvan ter bescherming van de gezondheid van de mens of het milieu alle toepassingen in één of meer categorieën of subcategorieën op grond van definitieve regelgeving door de Gemeenschap zijn verboden, of

b) een chemische stof waarvoor de aanvraag voor toelating voor het eerste gebruik is afgewezen, die door de industrie in de Gemeenschap uit de handel is genomen of waarvoor de aanvraag in de loop van de kennisgevings-, registratie- of toelatingsprocedure is ingetrokken en waarvan kan worden aangetoond dat hij reden tot bezorgdheid voor de gezondheid van de mens of het milieu geeft;

10. "aan strenge beperkingen onderworpen chemische stof":

a) een chemische stof waarvan ter bescherming van de gezondheid van de mens of het milieu nagenoeg alle toepassingen in één of meer categorieën of subcategorieën op grond van definitieve regelgeving zijn verboden, maar waarvan bepaalde specifieke toepassingen nog zijn toegestaan, of

b) een chemische stof waarvoor de aanvraag voor toelating voor nagenoeg alle toepassingen is afgewezen, die door de industrie voor nagenoeg alle toepassingen in de Gemeenschap uit de handel is genomen of waarvoor de aanvraag in de loop van de kennisgevings-, registratie- of toelatingsprocedure voor nagenoeg alle toepassingen is ingetrokken en waarvan kan worden aangetoond dat hij reden tot bezorgdheid voor de gezondheid van de mens of het milieu geeft;

11. "chemische stof die in een lidstaat verboden of aan strenge beperkingen onderworpen is": elke chemische stof die ingevolge nationale regelgeving van een lidstaat verboden of aan strenge beperkingen onderworpen is;

12. "definitieve regelgeving": een wetgevingsbesluit dat tot doel heeft een chemische stof te verbieden of aan strenge beperkingen te onderwerpen;

13. "Verdrag van Rotterdam": het Verdrag van Rotterdam van 10 september 1998 inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel;

14. "PIC-procedure": procedure van voorafgaande geïnformeerde toestemming zoals vastgesteld in het Verdrag van Rotterdam;

15. "zeer gevaarlijke bestrijdingsmiddelformulering": een voor gebruik als bestrijdingsmiddel geformuleerde chemische stof die ernstige gevolgen voor de gezondheid of het milieu heeft, die, na eenmalige of herhaalde blootstelling bij gebruik, op korte termijn kunnen worden geconstateerd;

16. "uitvoer":

a) de definitieve of tijdelijke uitvoer van een chemische stof die aan de voorwaarden van artikel 23, lid 2, van het verdrag voldoet,

b) de wederuitvoer van een chemische stof die niet aan de onder a) bedoelde voorwaarden voldoet en die onder een andere douaneregeling dan die voor transitovervoer is geplaatst;

17. "invoer": het binnen het douanegebied van de Gemeenschap brengen van een chemische stof die onder een andere douaneregeling dan die voor het transitovervoer is geplaatst;

18. "exporteur": elke natuurlijke of rechtspersoon namens wie een aangifte ten uitvoer wordt gedaan, dat wil zeggen de persoon die op het tijdstip van de aangifte houder is van de overeenkomst met de geconsigneerde in een land dat partij is, of in een ander land en de bevoegdheid heeft om te beslissen over verzending van de chemische stof uit het douanegebied van de Gemeenschap. Indien er geen uitvoerovereenkomst is gesloten of indien de houder van de overeenkomst niet in eigen naam handelt, is de bevoegdheid om te beslissen over verzending van de chemische stof uit het douanegebied van de Gemeenschap doorslaggevend;

19. "importeur": elke natuurlijke of rechtspersoon die op het tijdstip van invoer naar het douanegebied van de Gemeenschap de geconsigneerde voor de chemische stof is;

20. "partij bij het Verdrag van Rotterdam": een staat of een regionale organisatie voor economische integratie die ermee heeft ingestemd door het Verdrag van Rotterdam te worden gebonden en waarvoor het Verdrag van Rotterdam in werking is getreden;

21. "partij":

a) partij bij het Verdrag van Rotterdam;

b) een land dat het Verdrag van Rotterdam niet heeft bekrachtigd, maar wel aan de PIC-procedure deelneemt gedurende een door de Conferentie van de partijen vast te stellen periode;

c) vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Rotterdam, elk land dat deelneemt aan de voorlopige PIC-procedure die is vastgesteld krachtens de resolutie inzake voorlopige regelingen die op 11 september 1998 te Rotterdam is aangenomen;

22. "ander land": elk land dat geen partij is zoals gedefinieerd in punt 21;

23. "Conferentie van de partijen": het in artikel 18 van het Verdrag van Rotterdam bedoelde orgaan dat bepaalde taken vervult die aan de uitvoering van het Verdrag van Rotterdam zijn verbonden;

24. "Commissie ter beoordeling van chemische stoffen": het ondersteunende orgaan dat krachtens artikel 18, lid 6, van het Verdrag van Rotterdam door de Conferentie van de partijen is ingesteld of, vóór de inwerkingtreding daarvan, de voorlopige Commissie ter beoordeling van chemische stoffen die krachtens de resolutie inzake voorlopige regelingen is ingesteld;

25. "secretariaat": het secretariaat van het Verdrag van Rotterdam of, vóór de inwerkingtreding daarvan, het voorlopige secretariaat dat krachtens de resolutie inzake voorlopige regelingen is ingesteld;

26. "leidraad voor besluiten": het door de Commissie ter beoordeling van chemische stoffen opgestelde technische document voor chemische stoffen die aan de PIC-procedure zijn onderworpen.

Artikel 4

Aangewezen nationale instanties

Elke lidstaat wijst de instantie of instanties aan, hierna de "aangewezen nationale instantie" of "aangewezen nationale instanties" genoemd, die de bij deze verordening vereiste administratieve taken zullen vervullen.

De lidstaat stelt de Commissie uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van de verordening van die aanwijzing in kennis.

Artikel 5

Deelneming van de Gemeenschap aan het Verdrag van Rotterdam

De deelneming van de Gemeenschap aan het verdrag is een gedeelde verantwoordelijkheid van de Commissie en de lidstaten, met name voor technische bijstand, de uitwisseling van informatie en aangelegenheden in verband met de regeling van geschillen, deelneming in ondersteunende organen, en stemmingen.

Voor wat de deelneming van de Gemeenschap aan het verdrag betreft, treedt de Commissie voor de administratieve functies van het Verdrag van Rotterdam in verband met de PIC-procedure en de kennisgeving van uitvoer op als gemeenschappelijk aangewezen autoriteit namens alle aangewezen nationale instanties en in nauwe samenwerking en overleg met de aangewezen instanties van de lidstaten.

In het bijzonder is zij verantwoordelijk voor de doorzending van communautaire kennisgevingen van uitvoer aan partijen en andere landen overeenkomstig artikel 7, de voorlegging aan het secretariaat van kennisgevingen van de relevante definitieve regelgevingsmaatregelen overeenkomstig artikel 10, de toezending van informatie over andere regelgevende maatregelen die niet in aanmerking komen voor PIC-kennisgeving overeenkomstig artikel 11, alsmede voor de ontvangst van algemene informatie van het secretariaat. Tevens verstrekt de Commissie aan het secretariaat communautaire antwoorden inzake de invoer voor chemische stoffen die ingevolge artikel 12 onder de PIC-procedure vallen.

Bovendien coördineert de Commissie de inbreng van de Gemeenschap op het gebied van alle technische zaken die verband houden met het Verdrag van Rotterdam, de voorbereiding van de Conferentie van de partijen, de Commissie ter beoordeling van chemische stoffen en andere ondersteunende organen. Waar nodig wordt een netwerk van rapporteurs van de lidstaten in het leven geroepen die de voorbereiding van technische documenten zoals de leidraden voor besluiten op zich nemen.

De Commissie en de lidstaten ontplooien de nodige initiatieven om te waarborgen dat de Gemeenschap afdoende wordt vertegenwoordigd in de verschillende organen ter uitvoering van het Verdrag van Rotterdam.

Artikel 6

Aan kennisgeving van uitvoer onderworpen chemische stoffen, voor PIC-kennisgeving in aanmerking komende chemische stoffen en aan de PIC-procedure onderworpen chemische stoffen

1. De chemische stoffen die vallen onder de bepalingen van deze verordening met betrekking tot respectievelijk kennisgeving van uitvoer, PIC-kennisgeving en de PIC-procedure, worden vermeld in bijlage I.

2. De in bijlage I vermelde chemische stoffen kunnen in één of meer van de drie groepen chemische stoffen zijn ingedeeld welke zijn opgenomen in respectievelijk deel 1, 2 en 3 van die bijlage.

De in deel 1 opgenomen chemische stoffen zijn onderworpen aan kennisgeving van uitvoer, zoals vastgesteld in artikel 7, met gedetailleerde informatie over de identiteit van de stof, de aan beperkingen onderworpen gebruikscategorie en/of -subcategorie, het type beperking en, indien van toepassing, aanvullende informatie over met name ontheffingen van de vereisten voor kennisgeving van uitvoer.

De in deel 2 opgenomen chemische stoffen zijn niet alleen onderworpen aan de procedure voor kennisgeving van uitvoer uit hoofde van artikel 7, maar komen ook in aanmerking voor de procedure voor PIC-kennisgeving, zoals vastgesteld in artikel 10, met gedetailleerde informatie over de identiteit van de stof en de gebruikscategorie.

De in deel 3 opgenomen chemische stoffen zijn onderworpen aan de PIC-procedure, met de gebruikscategorie en indien van toepassing aanvullende informatie over met name vereisten voor de kennisgeving van uitvoer.

3. De lijsten worden via elektronische media ter beschikking van het publiek gesteld.

Artikel 7

Aan partijen en andere landen toegezonden kennisgevingen van uitvoer

1. Wanneer een in bijlage I, deel 1, opgenomen chemische stof voor het eerst na de datum waarop deze verordening erop van toepassing wordt, door een exporteur uit de Gemeenschap naar een partij of ander land moet worden uitgevoerd, stelt de exporteur de aangewezen nationale instantie van de lidstaat waarin hij is gevestigd, uiterlijk 30 dagen voordat de uitvoer van de chemische stof zou moeten plaatsvinden, van die uitvoer in kennis. Vervolgens stelt de exporteur de aangewezen nationale instantie uiterlijk 15 dagen voordat de uitvoer van de chemische stof plaatsvindt, in kennis van de eerste uitvoer van de chemische stof in elk kalenderjaar. De kennisgeving moet voldoen aan de voorschriften van bijlage III.

De aangewezen nationale instantie controleert of de informatie overeenstemt met bijlage III en zendt de van de exporteur ontvangen kennisgeving onverwijld door aan de Commissie.

De Commissie neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aan de betrokken instanties van de invoerende partij of het invoerende andere land ten minste 15 dagen vóór de eerste uitvoer kennis wordt gegeven van de eerste voorgenomen uitvoer van de chemische stof en daarna vóór de eerste uitvoer van de chemische stof in elk hierop volgend kalenderjaar. Deze bepaling is van toepassing ongeacht het verwachte gebruik van de chemische stof door de invoerende partij of het invoerende andere land.

Elke kennisgeving van uitvoer wordt in een databank van de Commissie geregistreerd en een bijgewerkte lijst van de betrokken chemische stoffen en de invoerende partijen en invoerende andere landen voor elk kalenderjaar wordt ter beschikking van het publiek gesteld en indien nodig aan de aangewezen nationale instanties van de lidstaten toegezonden.

2. Indien de Commissie niet binnen 30 dagen na verzending van de eerste kennisgeving van uitvoer na opneming van de betrokken chemische stof in bijlage I, deel 1, een ontvangstbevestiging van de invoerende partij of het invoerende andere land heeft ontvangen, zendt zij een tweede kennisgeving. De Commissie doet wat redelijkerwijs van haar kan worden verwacht om ervoor te zorgen dat de betrokken instantie van de invoerende partij of het invoerende andere land de tweede kennisgeving ontvangt.

3. Een nieuwe kennisgeving van uitvoer overeenkomstig lid 1 wordt gedaan voor uitvoer die plaatsvindt nadat de communautaire wetgeving betreffende het in de handel brengen, het gebruik of het kenmerken van de betrokken stoffen is gewijzigd of wanneer de samenstelling van het betrokken preparaat is veranderd zodat het kenmerken van dat preparaat een wijziging ondergaat. De nieuwe kennisgeving moet voldoen aan de voorschriften van bijlage III en een vermelding bevatten dat het gaat om een herziening van een eerdere kennisgeving.

4. Wanneer de uitvoer van een chemische stof geschiedt in verband met een noodsituatie waarin uitstel gevaarlijk kan zijn voor de volksgezondheid of het milieu op het grondgebied van de invoerende partij of het invoerende andere land, kan de aangewezen nationale instantie van de uitvoerende lidstaat, in overleg met de Commissie, vrijelijk beslissen een gehele of gedeeltelijke ontheffing van bovenbedoelde bepalingen te verlenen.

5. De in de leden 1, 2 en 3 omschreven verplichtingen komen te vervallen wanneer:

a) de chemische stof een aan de PIC-procedure onderworpen chemische stof is geworden, en

b) het invoerende land partij bij het Verdrag van Rotterdam is en het secretariaat overeenkomstig artikel 10, lid 2, van het Verdrag van Rotterdam heeft meegedeeld of het de invoer van de chemische stof al dan niet toestaat, en

c) de Commissie deze informatie van het secretariaat heeft ontvangen en naar de lidstaten heeft doorgezonden.

Zulks geldt niet wanneer het invoerende land partij bij het Verdrag van Rotterdam is en expliciet continuering van de kennisgeving van uitvoer door uitvoerende partijen vereist, bijvoorbeeld door middel van zijn besluit over de invoer of anderszins.

De in de leden 1, 2 en 3 omschreven verplichtingen komen tevens te vervallen wanneer:

i) de betrokken instantie van de invoerende partij of het invoerende andere land heeft afgezien van de verplichting om vóór de uitvoer van de chemische stof daarvan in kennis te worden gesteld, en

ii) de Commissie de informatie van het secretariaat of van de betrokken instantie van de invoerende partij of het invoerende andere land heeft ontvangen, heeft doorgezonden naar de lidstaten en ter beschikking heeft gesteld via het internet.

6. De Commissie, de betrokken aangewezen nationale instanties van de lidstaten en de exporteurs verstrekken de invoerende partijen of het invoerende andere land op verzoek beschikbare aanvullende informatie over de uitgevoerde chemische stoffen.

7. De lidstaten kunnen regelingen invoeren die de exporteur verplichten tot het betalen van een administratieve heffing voor elke ingediende kennisgeving van uitvoer, welke in overeenstemming is met de kosten die zij maken bij de uitvoering van de uit dit artikel voortvloeiende procedures.

Artikel 8

Van de partijen en van andere landen ontvangen kennisgevingen van uitvoer

1. Door de Commissie ontvangen kennisgevingen van de aangewezen nationale instantie van een partij of een ander land betreffende de uitvoer naar de Gemeenschap van een chemische stof waarvan de vervaardiging, de toepassing, de hantering, het verbruik, het vervoer en/of de verkoop krachtens de wetgeving van die partij of van een ander land verboden dan wel aan strenge voorschriften onderworpen zijn, worden via de databank van de Commissie en via elektronische media beschikbaar gesteld.

De Commissie bevestigt de ontvangst van de eerste kennisgeving van uitvoer welke van iedere partij of van een ander land voor elke chemische stof is ontvangen.

De aangewezen nationale instantie van de lidstaat waarvoor die import bestemd is, ontvangt een afschrift van een ontvangen kennisgeving met alle beschikbare informatie. De andere lidstaten kunnen desgevraagd kopieën ontvangen.

2. Indien de aangewezen nationale instanties van de lidstaten direct of indirect kennisgevingen van uitvoer van de aangewezen nationale instanties van de partijen of relevante autoriteiten van de andere landen ontvangen, doen zij deze kennisgevingen, met alle beschikbare informatie, onverwijld aan de Commissie toekomen.

Artikel 9

Informatie betreffende de handel in chemische stoffen

1. Elke exporteur van een in bijlage I opgenomen chemische stof stelt de aangewezen nationale instantie van de lidstaat waarin hij is gevestigd, in het eerste kwartaal van elk jaar in kennis van de hoeveelheid van de chemische stof (als zodanig of als preparaat) die in het voorgaande jaar naar elke invoerende partij of elk invoerend ander land is vervoerd. Deze informatie gaat vergezeld van een lijst van de namen en adressen van de importeurs waarheen vervoer in die tijdsperiode heeft plaatsgevonden.

Elke importeur binnen de Gemeenschap verschaft dezelfde informatie voor de in de Gemeenschap ingevoerde hoeveelheden.

2. Op verzoek van de Commissie of de aangewezen nationale instantie verstrekt de exporteur of de importeur alle aanvullende informatie over chemische stoffen die nodig is ter uitvoering van deze verordening.

3. Elke lidstaat verstrekt de Commissie elk jaar de geaggregeerde informatie overeenkomstig bijlage IV. De Commissie vat deze informatie op communautair niveau samen en stelt de niet-vertrouwelijke informatie via haar databank op het internet ter beschikking aan het publiek.

Artikel 10

Deelneming aan de kennisgeving van verboden of aan strenge beperkingen onderworpen chemische stoffen uit hoofde van het Verdrag van Rotterdam

1. De Commissie stelt het secretariaat schriftelijk in kennis van chemische stoffen die voor PIC-kennisgeving in aanmerking komen, tenzij dit vóór de inwerkingtreding van deze verordening reeds is geschied.

2. Naarmate meer chemische stoffen voor PIC-kennisgeving in aanmerking komen en aan bijlage I, deel 2, worden toegevoegd, stelt de Commissie het secretariaat hiervan in kennis. De kennisgeving wordt zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de desbetreffende definitieve regelgeving van de Gemeenschap waarbij de chemische stof wordt verboden of aan strenge beperkingen onderworpen, ingediend en wel uiterlijk 90 dagen na de datum waarop de definitieve regelgeving van toepassing moet worden.

De kennisgeving bevat alle overeenkomstig bijlage II vereiste relevante informatie.

3. Bij het vaststellen van de prioriteiten voor de kennisgevingen houdt de Commissie rekening met de vraag of de chemische stof al dan niet reeds in bijlage I, deel 3, is opgenomen, met de vraag in hoeverre aan de in bijlage II vermelde informatievereisten kan worden voldaan, alsmede met de ernst van de aan de chemische stof verbonden risico's, vooral voor ontwikkelingslanden.

Wanneer een chemische stof voor PIC-kennisgeving in aanmerking komt, maar de informatie niet toereikend is om aan de vereisten van bijlage II te voldoen, verstrekken geïdentificeerde exporteurs en/of importeurs op verzoek van de Commissie alle beschikbare relevante informatie, met inbegrip van die van andere nationale of internationale regelingen voor toezicht op chemische stoffen.

4. De Commissie brengt het secretariaat schriftelijk op de hoogte wanneer een krachtens lid 1 of lid 2 aangemelde definitieve regelgeving wordt gewijzigd, en wel zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de nieuwe definitieve regelgeving en uiterlijk 60 dagen na de datum waarop deze regelgeving in werking moet treden.

De kennisgeving bevat alle relevante informatie die niet beschikbaar was op het moment dat de oorspronkelijke kennisgeving krachtens lid 1 of lid 2 werd ingediend.

5. Op verzoek van een partij of van het secretariaat verschaft de Commissie, voorzover dat in haar vermogen ligt, aanvullende informatie over de chemische stof of over de regelgeving. Waar nodig assisteren de lidstaten de Commissie op haar verzoek bij het inwinnen van de informatie.

6. De Commissie zendt de informatie die zij van het secretariaat ontvangt over chemische stoffen die andere partijen als verboden of aan strenge beperkingen onderworpen hebben aangemeld, onmiddellijk door aan de lidstaten.

De Commissie beoordeelt, in nauwe samenwerking met de lidstaten, de noodzaak om op communautair niveau maatregelen voor te stellen om onaanvaardbare risico's voor de gezondheid van de mens en het milieu binnen de Gemeenschap te voorkomen.

7. In gevallen waarin een lidstaat in overeenstemming met de relevante communautaire wetgeving een nationale regelgevende maatregel neemt om een chemische stof te verbieden of aan strenge beperkingen te onderwerpen, verstrekt deze de Commissie de relevante informatie terzake. De Commissie stelt deze informatie beschikbaar aan de lidstaten. Binnen vier weken kunnen de lidstaten aan de Commissie en de lidstaat die een nationale regelgevende maatregel heeft voorgelegd, hun commentaar inzake een mogelijke PIC-kennisgeving toezenden, met inbegrip van met name relevante informatie over hun nationale wetgevingssituatie inzake die chemische stof. Na behandeling van de commentaren deelt de indienende lidstaat de Commissie mee of laatstgenoemde:

- kennisgeving dient te doen aan het secretariaat overeenkomstig dit artikel; of

- informatie dient te verstrekken aan het secretariaat overeenkomstig artikel 11.

Artikel 11

Aan het secretariaat te verstrekken informatie over verboden of aan strenge beperkingen onderworpen chemische stoffen die niet voor PIC-kennisgeving in aanmerking komen

Indien een chemische stof alleen in bijlage I, deel 1, wordt vermeld respectievelijk naar aanleiding van een mededeling van een lidstaat overeenkomstig artikel 10, lid 7, tweede streepje, verstrekt de Commissie het secretariaat de informatie over de desbetreffende regelgeving, zodat deze informatie aan de andere partijen bij het verdrag kan worden doorgegeven.

Artikel 12

Verplichtingen met betrekking tot de invoer van chemische stoffen

1. De Commissie zendt een van het secretariaat ontvangen leidraad voor een besluit onmiddellijk door naar de lidstaten. De Commissie neemt, in de vorm van een definitief of voorlopig antwoord namens de Gemeenschap, een besluit ten aanzien van de toekomstige invoer in de Gemeenschap van de betrokken chemische stof: de Commissie doet zulks overeenkomstig bestaande communautaire wetgeving en volgens de procedure van artikel 24, lid 2. Zo spoedig mogelijk en in elk geval uiterlijk negen maanden na de datum van verzending van de leidraad voor een besluit door het secretariaat, deelt de Commissie het secretariaat haar besluit mee.

Indien een chemische stof op grond van communautaire wetgeving aan bijkomende of gewijzigde beperkingen wordt onderworpen, herziet de Commissie het besluit over de invoer volgens dezelfde procedure en deelt zij dit besluit aan het secretariaat mee.

2. Wanneer een chemische stof ingevolge de wetgeving van ééen of meer lidstaten verboden of aan strenge beperkingen onderworpen is, houdt de Commissie op schriftelijk verzoek van de betrokken lidsta(a)t(en) bij haar invoerbesluit rekening met die informatie.

3. Het in lid 1 bedoelde invoerbesluit betreft de voor de chemische stof in de leidraad voor besluiten vermelde categorie of categorieën.

4. Wanneer de Commissie haar invoerbesluit aan het secretariaat meedeelt, geeft zij een beschrijving van de wettelijke of bestuursrechtelijke maatregel waarop het is gebaseerd.

5. Iedere aangewezen nationale instantie in de Gemeenschap stelt de krachtens lid 1 tot stand gekomen invoerbesluiten overeenkomstig haar wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen beschikbaar aan de belanghebbenden in haar rechtsgebied.

6. In voorkomende gevallen beoordeelt de Commissie, in nauwe samenwerking met de lidstaten en rekening houdend met de in de leidraad voor besluiten vervatte informatie, de noodzaak om op communautair niveau maatregelen voor te stellen om onaanvaardbare risico's voor de gezondheid van de mens en het milieu binnen de Gemeenschap te voorkomen.

Artikel 13

Andere verplichtingen met betrekking tot de uitvoer van chemische stoffen dan de vereisten in verband met de kennisgeving van uitvoer

1. De Commissie zendt de lidstaten en Europese industriefederaties onverwijld de informatie die zij van het secretariaat ontvangt over aan de PIC-procedure onderworpen chemische stoffen en de besluiten van invoerende partijen betreffende de voorwaarden voor de invoer van deze chemische stoffen, zulks in de vorm van circulaires of anderszins. Zij stelt de lidstaten ook onverwijld in kennis van informatie over gevallen waarin een reactie is uitgebleven. De Commissie houdt alle informatie betreffende invoerbesluiten beschikbaar in haar databank, die op het internet voor het publiek toegankelijk zal zijn, en verstrekt eenieder op verzoek de informatie.

2. De Commissie kent aan iedere in bijlage I opgenomen chemische stof een code in de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Gemeenschap toe. Deze codes worden waar nodig herzien in het licht van wijzigingen van de geharmoniseerde nomenclatuur door de Werelddouaneorganisatie voor de betrokken chemische stoffen.

3. Elke lidstaat deelt de overeenkomstig lid 1 door de Commissie toegezonden reacties mee aan de belanghebbenden in haar rechtsgebied.

4. Exporteurs voldoen uiterlijk zes maanden na de datum waarop het secretariaat de Commissie overeenkomstig lid 1 voor het eerst van de reactie op de hoogte heeft gebracht, aan de in een reactie vervatte besluiten.

5. De Commissie en de lidstaten geven de invoerende partijen op verzoek en waar nodig advies en hulp bij het verkrijgen van nadere informatie om hen te helpen bij de indiening van een reactie betreffende de invoer van een bepaalde chemische stof bij het secretariaat.

6. In bijlage I, deel 2 of deel 3, vermelde chemische stoffen mogen niet worden uitgevoerd, tenzij:

a) de exporteur via zijn aangewezen nationale instantie en de aangewezen nationale instantie van de invoerende partij of een bevoegde instantie in een invoerend ander land om uitdrukkelijke toestemming voor de invoer heeft gevraagd en deze heeft verkregen, of

b) in het geval van chemische stoffen die in bijlage I, deel 3, is opgenomen, uit de meest recente overeenkomstig lid 1 door het secretariaat uitgegeven circulaire blijkt dat de invoerende partij met de invoer heeft ingestemd.

7. Een chemische stof mag niet op een later tijdstip dan zes maanden vóór de uiterste gebruiksdatum - zo deze expliciet wordt aangegeven, dan wel van de productiedatum kan worden afgeleid - worden uitgevoerd, tenzij de intrinsieke eigenschappen van de chemische stof dit onuitvoerbaar maken. Met name in het geval van bestrijdingsmiddelen zorgen de exporteurs ervoor dat omvang en verpakking van houders van bestrijdingsmiddelen zijn geoptimaliseerd om aldus de risico's van het ontstaan van verouderde voorraden tot een minimum te beperken.

8. Bij de uitvoer van bestrijdingsmiddelen zien de exporteurs erop toe dat het etiket specifieke informatie bevat over opslagomstandigheden en de stabiliteit bij opslag in de klimaatsomstandigheden van de invoerende partij of het invoerende andere land. Bovendien zien zij erop toe dat de uitgevoerde bestrijdingsmiddelen voldoen aan de desbetreffende zuiverheidsspecificatie van de communautaire wetgeving.

Artikel 14

Toezicht op de uitvoer van bepaalde chemische stoffen en artikelen die chemische stoffen bevatten

1. Artikelen die chemische stoffen in niet verder gereageerde vorm bevatten welke in bijlage I, deel 2 of deel 3, worden genoemd, worden onderworpen aan de procedure voor kennisgeving van uitvoer van artikel 7.

2. Chemische stoffen en artikelen waarvan het gebruik in de Gemeenschap voor de bescherming van de volksgezondheid of het milieu is verboden, zoals vermeld in bijlage V, mogen niet worden uitgevoerd.

Artikel 15

Informatie over transitovervoer

1. De partijen bij het Verdrag van Rotterdam die informatie over het transitovervoer van aan de PIC-procedure onderworpen chemische stoffen verlangen, alsook de door de partijen bij het Verdrag van Rotterdam gevraagde informatie, zijn vermeld in bijlage VI.

2. Wanneer een in bijlage I, deel 3, genoemde chemische stof wordt vervoerd over het grondgebied van een in bijlage VI vermelde partij bij het Verdrag van Rotterdam, verstrekt de exporteur voorzover mogelijk de aangewezen nationale instantie van de lidstaat waarin hij is gevestigd, 30 dagen voordat het eerste transitovervoer plaatsvindt en acht dagen vóór elk volgend transitovervoer, de overeenkomstig bijlage VI door de partij bij het Verdrag van Rotterdam verlangde informatie.

3. De aangewezen nationale instantie van de lidstaat zendt de krachtens lid 2 van de exporteur ontvangen informatie met eventueel beschikbare aanvullende informatie aan de Commissie toe.

4. De Commissie zendt de krachtens lid 3 ontvangen informatie met eventueel beschikbare aanvullende informatie 15 dagen voorafgaand aan het eerste en vóór elk volgend transitovervoer door naar de aangewezen nationale instanties van partijen bij het Verdrag van Rotterdam die om deze informatie hebben verzocht.

Artikel 16

Bij uitgevoerde chemische stoffen te voegen informatie

1. Voor uitvoer bestemde chemische stoffen zijn onderworpen aan de voorschriften inzake het verpakken en kenmerken die in of krachtens Richtlijn 67/548/EEG, Richtlijn 1999/45/EG, Richtlijn 91/414/EEG en Richtlijn 98/8/EG of andere specifieke communautaire wetgeving zijn vastgesteld. Deze verplichting geldt onverminderd specifieke voorschriften van de invoerende partij of het invoerende andere land waarbij de desbetreffende internationale normen in acht worden genomen.

2. Wanneer zulks relevant is, worden de uiterste gebruiksdatum en de productiedatum van de in lid 1 bedoelde of in bijlage I opgenomen chemische stoffen op het etiket aangegeven en wordt deze uiterste gebruiksdatum indien nodig voor verschillende klimaatzones vermeld.

3. De in lid 1 bedoelde chemische stoffen gaan bij uitvoer vergezeld van een veiligheidsinformatieblad overeenkomstig Richtlijn 91/155/EEG van de Commissie(20). De exporteur zendt dit veiligheidsinformatieblad aan elke importeur toe.

4. De gegevens op het etiket en het veiligheidsinformatieblad worden voorzover praktisch uitvoerbaar vermeld in de officiële taal of talen of één of meer van de hoofdtalen van het land van bestemming of van het gebied waar de chemische stof naar verwachting zal worden gebruikt.

Artikel 17

Verplichtingen van de autoriteiten van de lidstaten inzake de controle op in- en uitvoer

Elke lidstaat wijst autoriteiten, zoals douaneautoriteiten, aan die verantwoordelijk zijn voor de controle op de in- en uitvoer van de in bijlage I opgenomen chemische stoffen.

De Commissie en de lidstaten zien er op doelgerichte en gecoördineerde wijze op toe dat de exporteurs deze verordening naleven.

Elke lidstaat vermeldt in zijn krachtens artikel 21, lid 1, vereiste periodieke verslagen over de werking van de procedures bijzonderheden betreffende de werkzaamheden van zijn autoriteiten terzake.

Artikel 18

Sancties

De lidstaten stellen de sancties vast die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om te waarborgen dat deze bepalingen op de juiste wijze ten uitvoer worden gelegd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk twaalf maanden na de vaststelling van deze verordening in kennis van deze maatregelen en stellen haar tevens zo spoedig mogelijk na de vaststelling in kennis van wijzigingen daarvan.

Artikel 19

Uitwisseling van informatie

1. De Commissie en de lidstaten vergemakkelijken waar mogelijk het verstrekken van wetenschappelijke, technische, economische en juridische informatie over de chemische stoffen die onder deze verordening vallen, met inbegrip van toxicologische, ecotoxicologische en veiligheidsinformatie.

De Commissie zorgt, waar nodig met de steun van de lidstaten, voor:

a) het verschaffen van voor het publiek beschikbare informatie over regelgeving die relevant is voor de doelstellingen van het Verdrag van Rotterdam, en

b) het rechtstreeks of via het secretariaat verstrekken van informatie aan partijen of andere landen over regelgeving die één of meer toepassingen van een chemische stof aan aanzienlijke beperkingen onderwerpt.

2. De Commissie en de lidstaten beschermen vertrouwelijke informatie die zij van een andere partij of een ander land hebben ontvangen, zoals onderling is overeengekomen.

3. Wat de overdracht van informatie uit hoofde van deze verordening betreft, wordt de volgende informatie, onverminderd Richtlijn 90/313/EEG van de Raad van 7 juni 1990 inzake de vrije toegang tot milieu-informatie(21), niet als vertrouwelijk aangemerkt:

a) de informatie in bijlage II en bijlage III;

b) de informatie in het in artikel 16, lid 3, bedoelde veiligheidsinformatieblad;

c) de uiterste gebruiksdatum van de chemische stof;

d) de productiedatum van de chemische stof;

e) informatie over voorzorgsmaatregelen, met inbegrip van de gevarencategorie, de aard van het risico en de relevante veiligheidsaanbevelingen, en

f) de beknopte resultaten van de toxicologische en ecotoxicologische proeven.

De Commissie stelt op basis van de bijdragen van de lidstaten periodiek een overzicht van de overgedragen informatie op.

Artikel 20

Technische bijstand

De Commissie en de aangewezen nationale instanties van de lidstaten werken, daarbij met name de behoeften van ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie in aanmerking nemend, samen om de verlening van technische bijstand te bevorderen, onder meer in de vorm van opleiding, voor de ontwikkeling van de infrastructuur, de capaciteiten en de deskundigheid die nodig zijn voor een goed beheer van chemische stoffen gedurende de gehele levenscyclus.

Om deze landen met name in staat te stellen het Verdrag van Rotterdam uit te voeren, wordt technische bijstand bevorderd door het verstrekken van technische informatie over chemische stoffen, het bevorderen van de uitwisseling van deskundigen, het verlenen van steun voor het oprichten of in stand houden van aangewezen nationale instanties en het verschaffen van technische deskundigheid voor de identificatie van gevaarlijke bestrijdingsmiddelformuleringen en voor het opstellen van kennisgevingen aan het secretariaat.

De Commissie en de lidstaten dienen actief deel te nemen aan het door het Intergouvernementeel Forum voor de veiligheid van chemische stoffen opgezette informatienetwerk voor capaciteitsopbouw, door informatie te verstrekken over de projecten die zij ter verbetering van het beheer van chemische stoffen in ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie steunen of financieren.

De Commissie en de lidstaten overwegen ook de ondersteuning van niet-gouvernementele organisaties.

Artikel 21

Toezicht en rapportage

1. De lidstaten zenden de Commissie periodiek informatie over de werking van de krachtens deze verordening ingevoerde procedures, met inbegrip van informatie over douanecontroles, inbreuken, sancties en herstelmaatregelen.

2. De Commissie stelt periodiek een verslag op over de in deze verordening geregelde taken waarvoor zij verantwoordelijk is, en neemt dit op in een samenvattend verslag met de uit hoofde van lid 1 door de lidstaten verstrekte informatie. Een samenvatting van het verslag zal aan het Europees Parlement en aan de Raad worden gezonden en op het internet worden gepubliceerd.

3. Ten aanzien van de krachtens de leden 1 en 2 verstrekte informatie vervullen de lidstaten en de Commissie de desbetreffende verplichtingen om het vertrouwelijke karakter van gegevens en het eigendomsrecht te beschermen.

Artikel 22

Bijwerking van de bijlagen

1. De lijst van chemische stoffen in bijlage I wordt op basis van de ontwikkelingen op het gebied van de communautaire wetgeving en van het Verdrag van Rotterdam ten minste jaarlijks opnieuw beoordeeld door de Commissie.

2. Om te bepalen of definitieve regelgeving uit hoofde van communautaire wetgeving een verbod of een strenge beperking betreft, wordt het effect van de maatregel op het niveau van de subcategorieën binnen de categorieën "Bestrijdingsmiddelen" en "Industriële chemische stoffen" beoordeeld. Indien een chemische stof op grond van de regelgeving in een van de subcategorieën verboden of aan strenge beperkingen onderworpen wordt, wordt deze stof in bijlage I, deel 1, opgenomen.

Om te bepalen of definitieve regelgeving uit hoofde van communautaire wetgeving een verbod of een strenge beperking betreft, zodat de betrokken chemische stof voor PIC-kennisgeving in aanmerking komt overeenkomstig artikel 10, wordt het effect van de maatregel op het niveau van de categorieën "Bestrijdingsmiddelen" en "Industriële chemische stoffen" beoordeeld. Indien een chemische stof op grond van de regelgeving in één of meer van de categorieën verboden of aan strenge beperkingen onderworpen wordt, wordt deze stof ook in bijlage I, deel 2, opgenomen.

3. De Commissie neemt zo snel mogelijk een besluit over de opneming van chemische stoffen in bijlage I of over een eventuele wijziging van de vermelding van die stoffen in die bijlage.

4. Een besluit over de opneming van een chemische stof in bijlage I, deel 1 of deel 2, krachtens lid 2 naar aanleiding van regelgeving uit hoofde van communautaire wetgeving wordt volgens de in artikel 24, lid 3, bedoelde procedure vastgesteld.

5. Alle andere wijzigingen van bijlage I, met inbegrip van wijzigingen van bestaande vermeldingen, en wijzigingen van de bijlagen II, III, IV en VI worden volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.

Artikel 23

Technische richtsnoeren

De Commissie stelt volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde procedure technische richtsnoeren op om de dagelijkse toepassing van deze verordening te vergemakkelijken.

Deze technische richtsnoeren worden bekendgemaakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 24

Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 29 van Richtlijn 67/548/EEG ingestelde comité.

2. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

3. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt op drie maanden vastgesteld.

4. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 25

Intrekking

Verordening (EEG) nr. 2455/92 wordt ingetrokken.

Artikel 26

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 januari 2003.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

P. Cox

Voor de Raad

De voorzitter

G. Papandreou

(1) PB C 126 E van 28.5.2002, blz. 291.

(2) PB C 241 van 7.10.2002, blz. 50.

(3) Advies van het Europees Parlement van 24 oktober 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 19 december 2002.

(4) PB L 251 van 29.8.1992, blz. 13. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 300/2002 van de Commissie (PB L 52 van 22.2.2002, blz. 1).

(5) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(6) PB 196 van 16.8.1967, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/59/EG van de Commissie (PB L 225 van 21.8.2001, blz. 1).

(7) PB L 200 van 30.7.1999, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd door Richtlijn 2001/60/EG van de Commissie (PB L 226 van 22.8.2001, blz. 5).

(8) PB L 357 van 20.12.1990, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1232/2002 van de Commissie (PB L 180 van 10.7.2002, blz. 5).

(9) PB L 159 van 29.6.1996, blz. 1.

(10) PB L 194 van 25.7.1975, blz. 39. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 96/350/EG van de Commissie (PB L 135 van 6.6.1996, blz. 32).

(11) PB L 377 van 31.12.1991, blz. 20. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/31/EG van de Raad (PB L 168 van 2.7.1994, blz. 28).

(12) PB L 159 van 30.6.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 880/2002 van de Raad (PB L 139 van 29.5.2002, blz. 7).

(13) PB L 186 van 30.6.1989, blz. 23. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/99/EEG van de Raad (PB L 290 van 24.11.1993, blz. 14).

(14) PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(15) PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/811/EG van de Raad (PB L 280 van 18.10.2002, blz. 27).

(16) PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67.

(17) PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1.

(18) PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/81/EG van de Commissie (PB L 276 van 12.10.2002, blz. 28).

(19) PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.

(20) Richtlijn 91/155/EEG van de Commissie van 5 maart 1991 houdende beschrijving en vaststelling van de wijze van uitvoering van het systeem voor specifieke informatie inzake gevaarlijke preparaten krachtens artikel 10 van Richtlijn 88/379/EEG van de Raad (PB L 76 van 22.3.1991, blz. 35). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/58/EG (PB L 212 van 7.8.2001, blz. 24).

(21) PB L 158 van 23.6.1990, blz. 56.

BIJLAGE I

Deel 1. Lijst van chemische stoffen die aan de procedure van kennisgeving van uitvoer zijn onderworpen

(Artikel 7 van de verordening)

Er dient te worden opgemerkt dat voor chemische stoffen die in dit deel van de bijlage zijn vermeld en aan de PIC-procedure zijn onderworpen, de in artikel 7, leden 1 tot en met 3, van de verordening opgenomen verplichtingen ten aanzien van de kennisgeving van uitvoer niet van toepassing zijn, mits is voldaan aan de voorwaarden die in artikel 7, lid 5, onder b) en c), zijn vastgesteld. Deze chemische stoffen, die in de lijst hieronder worden aangeduid met het teken, >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> zijn gemakshalve ook in deel 3 van deze bijlage opgenomen.

Ook dient te worden opgemerkt dat chemische stoffen die in dit deel van de bijlage zijn vermeld en vanwege de aard van de communautaire regelgeving in aanmerking komen voor PIC-kennisgeving, ook in deel 2 van deze bijlage zijn opgenomen. Deze chemische stoffen worden in de lijst hieronder aangeduid met het teken +.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

CAS = Chemical Abstracts Service.

Chemische stof valt geheel of gedeeltelijk onder de PIC-procedure.

+ Chemische stof komt in aanmerking voor PIC-kennisgeving.

Deel 2. Lijst van chemische stoffen die in aanmerking komen voor PIC-kennisgeving

(Artikel 10 van deze verordening)

Deze lijst bevat chemische stoffen die in aanmerking komen voor PIC-kennisgeving. In het algemeen zijn geen chemische stoffen opgenomen die al aan de PIC-procedure zijn onderworpen; deze worden in deel 3 van deze bijlage vermeld.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

CAS = Chemical Abstracts Service.

Chemische stof valt geheel of gedeeltelijk onder de internationale PIC-procedure.

Deel 3. Lijst van chemische stoffen die krachtens het Verdrag van Rotterdam onder de PIC-procedure vallen

(Artikelen 12 en 13 van de verordening)

(De vermelde categorieën zijn dezelfde als die in het PIC-verdrag)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

Kennisgeving van een verboden of aan strenge beperkingen onderworpen chemische stof aan het secretariaat van het Verdrag van Rotterdam

Vereiste informatie voor kennisgevingen krachtens artikel 10 van de verordening

De kennisgeving omvat:

1. eigenschappen, identificatie en toepassingen:

a) De gangbare naam.

b) De chemische naam volgens een internationaal erkende nomenclatuur (bijvoorbeeld van de International Union of Pure and Applied Chemistry (IUPAC)), indien beschikbaar.

c) De handelsnamen en namen van preparaten.

d) Codenummers: het nummer van de Chemicals Abstract Service (CAS), de douanecode van het geharmoniseerde systeem en andere nummers.

e) Informatie over de indeling in een gevarencategorie indien voor de chemische stof eisen inzake de indeling gelden.

f) De toepassing(en) van de chemische stof:

in de Europese Unie,

elders (voorzover bekend).

g) De fysisch-chemische, toxicologische en ecotoxicologische eigenschappen;

2. definitieve regelgeving:

a) Specifieke informatie over de definitieve regelgeving:

i) Een samenvatting van de definitieve regelgeving.

ii) De referentie van het regelgevingsdocument.

iii) De datum van inwerkingtreding van de definitieve regelgeving.

iv) Een vermelding of de definitieve regelgeving al dan niet op basis van een evaluatie van de risico's of gevaren is vastgesteld en, zo ja, informatie over deze evaluatie met een referentie van de betrokken documentatie.

v) Redenen voor de definitieve regelgeving die verband houden met de gezondheid van de mens, met inbegrip van de gezondheid van consumenten en werknemers, of het milieu.

vi) Een overzicht van de gevaren en risico's van de chemische stof voor de gezondheid van de mens, met inbegrip van de gezondheid van consumenten en werknemers, of het milieu en de verwachte effecten van de definitieve regelgeving.

b) De categorie(ën) waarvoor de definitieve regelgeving is vastgesteld en per categorie:

i) De op grond van de definitieve regelgeving verboden toepassing(en).

ii) De nog niet verboden toepassing(en).

iii) Een raming van de hoeveelheden van de chemische stof die worden geproduceerd, ingevoerd, uitgevoerd en gebruikt, indien beschikbaar.

c) Een indicatie, voorzover mogelijk, of de definitieve regelgeving ook voor andere staten en regio's van nut kan zijn.

d) Overige relevante informatie zoals:

i) een beoordeling van de sociaal-economische effecten van de definitieve regelgeving,

ii) informatie over alternatieven en de risico's daarvan, indien beschikbaar, zoals:

- strategieën voor geïntegreerde plaagbestrijding,

- industriële methoden en processen, waaronder schonere technologie.

BIJLAGE III

Kennisgeving van uitvoer

Vereiste informatie krachtens artikel 7 van de verordening

1. De identiteit van de uit te voeren stof:

a) De naam volgens de nomenclatuur van de International Union of Pure and Applied Chemistry.

b) Andere benamingen (gangbare namen, handelsnamen en afkortingen).

c) Het Einecs-nummer en het CAS-nummer.

d) Het CUS-nummer en de code van de gecombineerde nomenclatuur.

e) De voornaamste verontreinigingen van de stof, indien deze met name relevant zijn.

2. De identiteit van het uit te voeren preparaat:

a) De handelsnaam of omschrijving van het preparaat.

b) Voor elk van de in bijlage I opgenomen stoffen het percentage en de bij punt 1 bedoelde gegevens.

3. Informatie over de uitvoer:

a) Het land van bestemming.

b) Het land van herkomst.

c) De verwachte datum van eerste uitvoer dit jaar.

d) Het voorgenomen gebruik in het land van bestemming, indien bekend.

e) De naam, het adres en andere relevante gegevens van de importeur of het importbedrijf;

f) De naam, het adres en andere relevante gegevens van de exporteur of het exportbedrijf.

4. Aangewezen nationale instanties:

a) De naam, het adres, het telefoon- en telexnummer, het faxnummer of het e-mailadres van de aangewezen instantie in de Europese Unie, waar nadere inlichtingen kunnen worden ingewonnen.

b) De naam, het adres, het telefoon- en telexnummer, het faxnummer of het e-mailadres van de aangewezen instantie in het invoerende land.

5. Informatie over te nemen voorzorgsmaatregelen, met inbegrip van de gevaren- en risicocategorie en veiligheidsaanbevelingen.

6. Een overzicht van de fysisch-chemische, toxicologische en ecotoxicologische eigenschappen.

7. Toepassing van de chemische stof in de Europese Unie:

a) Toepassingen, categorie(ën) in het kader van het Verdrag van Rotterdam en communautaire subcategorie(ën) waarvoor beperkende maatregelen (verbod of strenge beperking) gelden.

b) Toepassingen waarvoor de chemische stof niet aan strenge beperkingen onderworpen of verboden is.

(Gebruikscategorieën en -subcategorieën zoals gedefinieerd in bijlage I bij de verordening).

c) Een raming van de hoeveelheden van de chemische stof die worden geproduceerd, ingevoerd, uitgevoerd en gebruikt, indien beschikbaar.

8. Informatie over voorzorgsmaatregelen ter vermindering van de blootstelling aan en emissie van de chemische stof.

9. Een overzicht van de beperkende voorschriften en de redenen daarvoor.

Een overzicht van de in bijlage II, punt 2, onder a), c) en d), bedoelde informatie.

Aanvullende informatie die door de uitvoerende partij wordt verstrekt omdat deze van belang wordt geacht, of nadere informatie, zoals gespecificeerd in bijlage II, op verzoek van de invoerende partij.

BIJLAGE IV

Door de aangewezen nationale instanties van de lidstaten krachtens artikel 9 van de verordening aan de Commissie te verstrekken informatie

1. Een overzicht van de hoeveelheden onder bijlage I vallende chemische stoffen (in de vorm van stoffen en preparaten) die tijdens het voorgaande jaar zijn uitgevoerd:

a) Het jaar waarin uitvoer plaatsvond.

b) Een tabel met een overzicht van hoeveelheden uitgevoerde chemische stoffen (in de vorm van stoffen en preparaten), zoals hieronder is aangegeven.

>PIC FILE= "L_2003063NL.002402.TIF">

2. Een lijst van de importeurs

>PIC FILE= "L_2003063NL.002403.TIF">

BIJLAGE V

Chemische stoffen en artikelen waarvoor een uitvoerverbod geldt

(Artikel 14 van de verordening)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE VI

Lijst van de partijen bij het Verdrag van Rotterdam die informatie vereisen over het transitovervoer van chemische stoffen die onder de PIC-procedure vallen

(Artikel 15 van de verordening)

>PIC FILE= "L_2003063NL.002602.TIF">