32003L0127

Richtlijn 2003/127/EG van de Commissie van 23 december 2003 tot wijziging van Richtlijn 1999/37/EG van de Raad inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 010 van 16/01/2004 blz. 0029 - 0053


Richtlijn 2003/127/EG van de Commissie

van 23 december 2003

tot wijziging van Richtlijn 1999/37/EG van de Raad inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen(1), en met name op artikel 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Met Richtlijn 1999/37/EG zijn geharmoniseerde voorschriften vastgesteld voor de kentekenbewijzen van voertuigen die in de Gemeenschap moeten worden ingeschreven.

(2) Gezien de steeds frequentere toepassing van elektronica en telematica-apparatuur in voertuigen, dienen de bijlagen bij Richtlijn 1999/37/EG aan de vooruitgang van wetenschap en techniek te worden aangepast teneinde de lidstaten de mogelijkheid te bieden het kentekenbewijs van voertuigen niet als papieren document, maar in de vorm van een chipkaart te verstrekken.

(3) Bijgevolg moet Richtlijn 1999/37/EG dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4) De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het uit hoofde van artikel 8 van Richtlijn 96/96/EG van de Raad(2) opgerichte comité.

(5) De lidstaten dienen de nodige maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat de inzameling en de verwerking van persoonsgegevens ten behoeve van de afgifte van kentekenbewijzen in de vorm van chipkaarten in overeenstemming zijn met Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(3),

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen van Richtlijn 1999/37/EG wordt vervangen door de tekst in de bijlage van deze richtlijn.

Artikel 2

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 15 januari 2005 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie onverwijld in kennis van de tekst van deze bepalingen, alsmede van een concordantietabel waarin het verband tussen de desbetreffende bepalingen en deze richtlijn wordt aangegeven.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 23 december 2003.

Voor de Commissie

Loyola De Palacio

Vice-voorzitter

(1) PB L 138 van 1.6.1999, blz. 57.

(2) PB L 46 van 17.2.1997, blz. 1.

(3) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

BIJLAGE

"BIJLAGE I

DEEL I VAN HET KENTEKENBEWIJS(1)

I. Dit deel mag in één van twee formaten worden verstrekt: op papier of als chipkaart. De kenmerken van het papieren document worden gespecificeerd in hoofdstuk II, die van de chipkaart in hoofdstuk III.

II. Specificaties van deel I van het kentekenbewijs in papieren vorm

II.1. Deel I van het kentekenbewijs mag niet groter zijn dan formaat A4 (210 × 297 mm) of wordt tot dat formaat gevouwen.

II.2. Het voor deel I van het kentekenbewijs gebruikte papier wordt beveiligd tegen vervalsing door ten minste twee van de volgende technieken toe te passen:

- grafische technieken,

- watermerk,

- fluorescerende vezels, of

- fluorescerende opdrukken.

Het staat de lidstaten vrij aanvullende veiligheidskenmerken in te voeren.

II.3. Deel I van het kentekenbewijs kan verscheidene bladzijden omvatten. De lidstaten stellen het aantal bladzijden vast op grond van de in het document vermelde informatie en de opmaak.

II.4. Op de eerste bladzijde van deel I van het kentekenbewijs staan vermeld:

- de naam van de lidstaat die deel I van het kentekenbewijs afgeeft;

- het onderscheidingsteken van de lidstaat die deel I van het kentekenbewijs afgeeft, zijnde:

B België

DK Denemarken

D Duitsland

GR Griekenland

E Spanje

F Frankrijk

IRL Ierland

I Italië

L Luxemburg

NL Nederland

A Oostenrijk

P Portugal

FIN Finland

S Zweden

UK Verenigd Koninkrijk;

- de naam van de bevoegde instantie;

- de woorden "Kentekenbewijs deel I" of, indien het uit één deel bestaat, "Kentekenbewijs", in grote letters afgedrukt in de taal of talen van de lidstaat die het kentekenbewijs afgeeft; deze vermelding dient tevens na een passende tussenruimte in kleine letters in de overige talen van de Europese Gemeenschappen te worden aangebracht;

- de woorden "Europese Gemeenschap" in de taal of talen van de lidstaat die deel I van het kentekenbewijs afgeeft;

- het nummer van het document.

II.5. Deel I van het kentekenbewijs moet ook de volgende gegevens bevatten, die worden voorafgegaan door de bijbehorende geharmoniseerde communautaire codes:

(A) inschrijvingsnummer;

(B) datum van eerste inschrijving van het voertuig;

(C) persoonsgegevens:

(C.1) houder van het kentekenbewijs:

(C.1.1) achternaam of firmanaam,

(C.1.2) voornamen of initialen (indien van toepassing),

(C.1.3) adres in de lidstaat van inschrijving op de datum van afgifte van het document;

(C.4) indien de gegevens van punt II.6, code C.2, niet op het kentekenbewijs worden vermeld, de vermelding dat de houder van het kentekenbewijs:

a) de eigenaar van het voertuig is,

b) niet de eigenaar van het voertuig is,

c) door het kentekenbewijs niet wordt aangeduid als de eigenaar van het voertuig;

(D) voertuig:

(D.1) merk,

(D.2) type:

- variant (indien van toepassing),

- versie (indien van toepassing);

(D.3) handelsnaam of -namen;

(E) voertuigidentificatienummer;

(F) massa:

(F.1) technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand, behalve voor motorfietsen;

(G) massa van het voertuig met carrosserie in rijklare toestand en, in geval van een trekker van een andere categorie dan categorie M1, met koppelinrichting;

(H) geldigheidsduur van de inschrijving, indien niet onbeperkt;

(I) datum van de inschrijving waarop dit kentekenbewijs betrekking heeft;

(K) nummer van de typegoedkeuring (indien beschikbaar);

(P) motor:

(P.1) inhoud (in cm3),

(P.2) nettomaximumvermogen (in kW) (indien beschikbaar),

(P.3) brandstoftype of vermogensbron;

(Q) verhouding vermogen/massa (in kW/kg) (uitsluitend voor motorfietsen);

(S) aantal zitplaatsen:

(S.1) aantal zitplaatsen, inclusief zitplaats van de bestuurder,

(S.2) aantal staanplaatsen (indien van toepassing).

II.6. Deel I van het kentekenbewijs kan bovendien de volgende gegevens bevatten, die worden voorafgegaan door de bijbehorende geharmoniseerde communautaire codes:

(C) persoonsgegevens:

(C.2) eigenaar van het voertuig (voor elk van de eigenaars):

(C.2.1) achternaam of firmanaam,

(C2.2) voornamen of initialen (indien van toepassing),

(C2.3) adres in de lidstaat van inschrijving op de datum van afgifte van het document;

(C.3) natuurlijke persoon of rechtspersoon die in een andere juridische hoedanigheid dan die van eigenaar over het voertuig mag beschikken:

(C.3.1) achternaam of firmanaam,

(C.3.2) voornamen of initialen (indien van toepassing),

(C.3.3) adres in de lidstaat van inschrijving op de datum van afgifte van het document;

(C.5), (C.6), (C.7), (C.8) Wanneer een wijziging van de persoonsgegevens onder punt II.5, code C.1, punt II.6, code C.2, en/of punt II.6, code C.3, niet leidt tot de afgifte van een nieuw kentekenbewijs, kunnen de bij die punten behorende nieuwe persoonsgegevens worden opgenomen onder de codes C.5, C.6, C.7 of C.8, met dezelfde onderverdeling als in punt II.5, code C.1, punt II.6, code C.2, punt II.6, code C.3, en punt II.5, code C.4;

(F) massa:

(F.2) toelaatbare maximummassa in beladen toestand van het voertuig in gebruik in de lidstaat van inschrijving,

(F.3) toelaatbare maximummassa in beladen toestand van de combinatie in gebruik in de lidstaat van inschrijving;

(J) voertuigcategorie;

(L) aantal assen;

(M) wielbasis (in mm);

(N) voor voertuigen met een totale massa van meer dan 3500 kg de verdeling van de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand over de assen:

(N.1) as 1 (in kg),

(N.2) as 2 (in kg), indien van toepassing,

(N.3) as 3 (in kg), indien van toepassing,

(N.4) as 4 (in kg), indien van toepassing,

(N.5) as 5 (in kg), indien van toepassing;

(O) technisch toelaatbare getrokken maximummassa van de aanhangwagen:

(O.1) geremd (in kg),

(O.2) ongeremd (in kg);

(P) motor:

(P.4) nominaal toerental (in min-1),

(P.5) identificatienummer van de motor;

(R) kleur van het voertuig;

(T) maximumsnelheid (in km/h);

(U) geluidsniveau:

(U.1) stationair (in dB(A)),

(U.2) toerental van de motor (in min-1)

(U.3) rijdend (in dB(A))

(V) uitlaatgassen:

(V.1) CO (in g/km of g/kWh),

(V.2) HC (in g/km of g/kWh),

(V.3) NOx (in g/km of g/kWh),

(V.4) HC + NOx (in g/km),

(V.5) deeltjes, voor diesel (in g/km of g/kWh),

(V.6) gecorrigeerde absorptiecoëfficiënt voor diesel (in min-1),

(V.7) CO2 (in g/km),

(V.8) gecombineerd brandstofverbruik (in 1/100 km),

(V.9) vermelding van de milieuklasse van de EG-goedkeuring:

vermelding van de toepasselijke versie overeenkomstig Richtlijn 70/220/EEG(2) en Richtlijn 88/77/EEG(3)

(W) inhoud van de brandstoftank(s) (in l).

II.7 De lidstaten kunnen extra gegevens (op deel I van het kentekenbewijs) vermelden; zij kunnen met name ook nationale codes tussen haakjes toevoegen aan de identificatiecodes die in de punten II.5 en II.6 zijn vastgesteld.

III. Specificaties van deel I van het kentekenbewijs in de vorm van een chipkaart (Alternatief voor het in punt II beschreven papieren model)

III.1 Kaartformaat en met het oog leesbare gegevens

De chipkaart is een kaart met microprocessor, die aan de in hoofdstuk III.5 vermelde normen dient te voldoen. De op de kaart opgeslagen gegevens dienen voor normale leesapparatuur (zoals die voor de tachograafkaarten worden gebruikt) leesbaar te zijn.

Op de voor- en achterzijde van de kaart dienen ten minste de in de punten II.4 en II.5 gespecificeerde gegevens te worden vermeld; deze gegevens dienen met het oog leesbaar te zijn (letterkorps minimaal 6 punten) en op onderstaande wijze te worden aangebracht. (Lay-outvoorbeelden worden getoond in figuur 1 aan het einde van dit punt.)

A. Standaardopdruk

De basisgegevens omvatten het volgende:

Voorzijde

a) Rechts van de plaats waar de chip is aangebracht:

in de taal of talen van de lidstaat die het kentekenbewijs afgeeft:

- de woorden "Europese Gemeenschap",

- de naam van de lidstaat die het kentekenbewijs afgeeft,

- de woorden "Kentekenbewijs deel I" of, indien het kentekenbewijs uit één deel bestaat, "Kentekenbewijs", in grote letters afgedrukt,

- een andere (bijvoorbeeld. oude nationale) aanduiding van het betrokken document (facultatief),

- de naam van de bevoegde instantie (eventueel ook in de vorm van een gepersonaliseerde opdruk als bedoeld onder B),

- het eenduidige volgnummer van het document zoals dat binnen de lidstaat wordt gebruikt (eventueel ook in de vorm van een gepersonaliseerde opdruk als bedoeld onder B).

b) Boven de plaats waar de chip is aangebracht:

het onderscheidingsteken van de lidstaat die het kentekenbewijs afgeeft, in wit afgedrukt en door twaalf gele sterren omringd in een blauwe rechthoek:

B België

DK Denemarken

D Duitsland

GR Griekenland

E Spanje

F Frankrijk

IRL Ierland

I Italië

L Luxemburg

NL Nederland

A Oostenrijk

P Portugal

FIN Finland

S Zweden

UK Verenigd Koninkrijk.

c) De lidstaten kunnen overwegen om in de onderhoek in kleine letters in hun eigen nationale taal of talen de opmerking "Dit document dient op verzoek te worden getoond aan bevoegde personen."

d) De basiskleur van de kaart is groen (Pantone 362); eventueel mag ook een groen-witte kleurgradiënt worden gebruikt.

e) Een symbool in de vorm van een wiel (zie het lay-outvoorbeeld in figuur 1) dient op de voorzijde van de kaart in de linkeronderhoek van het afdrukgebied te worden afgedrukt.

Voor het overige zijn de voorschriften van punt III.13 van toepassing.

B. Gepersonaliseerde opdruk

De gepersonaliseerde opdruk dient de volgende gegevens te bevatten:

Voorzijde

a) de naam van de bevoegde instantie - zie ook onder A a);

b) de naam van de instantie die het kentekenbewijs afgeeft (facultatief);

c) het eenduidige volgnummer van het document dat binnen de lidstaat wordt gebruikt - zie ook onder A a);

d) de volgende gegevens van punt II.5; overeenkomstig punt II.7 mogen de geharmoniseerde communautaire codes worden voorafgegaan door eigen nationale codes:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Achterzijde

Op de achterzijde dienen ten minste de overige in punt II.5 gespecificeerde gegevens te worden vermeld; overeenkomstig punt II.7 mogen de geharmoniseerde communautaire codes worden voorafgegaan door eigen nationale codes.

Het betreft de volgende gegevens:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Op de achterzijde van de kaart mogen aanvullende gegevens van punt II.6 (met de geharmoniseerde codes) en punt II.7 worden vermeld.

C. Fysieke veiligheidskenmerken van de chipkaart

De fysieke veiligheid van documenten wordt bedreigd door:

- de vervaardiging van valse kaarten: het vervaardigen van een nieuwe kaart die sterke gelijkenis vertoont met het document, hetzij door deze geheel zelf te vervaardigen of door een authentiek document te kopiëren;

- materiële wijziging: het veranderen van een eigenschap van een authentiek document, bijvoorbeeld door bepaalde op het document gedrukte gegevens te wijzigen.

Het voor deel I van het kentekenbewijs gebruikte materiaal moet worden beveiligd tegen vervalsing met ten minste drie van de volgende technieken:

- microdruk,

- guilloche-patronen*,

- iriserende opdruk,

- lasergravure,

- onder ultraviolet licht fluorescerende inkt,

- inkt met kijkhoekafhankelijke kleur*,

- inkt met temperatuurafhankelijke kleur*,

- speciale hologrammen*,

- variabele laserbeelden,

- optische variabele beelden.

Het staat de lidstaten vrij aanvullende veiligheidskenmerken in te voeren.

Als basis verdienen de met een asterisk gemerkte technieken de voorkeur aangezien zij de handhavingsinstanties in staat stellen zonder bijzondere hulpmiddelen na te gaan of een kaart authentiek is.

Figuur 1: Lay-outvoorbeelden van de verplichte gegevens

(op de achterzijde van de kaart mogen nog andere facultatieve en aanvullende gegevens worden vermeld)

>PIC FILE= "L_2004010NL.003601.TIF">

III.2. Opslag en beveiliging van gegevens

Voorafgegaan door de gemeenschappelijke geharmoniseerde codes (indien van toepassing samen met de eigen codes van de lidstaten overeenkomstig punt II.7) moeten of mogen additioneel de volgende gegevens worden opgeslagen op de zijde van de kaart waarop ook de leesbare gegevens als bedoeld in punt III.1 staan vermeld:

A. Gegevens als bedoeld in de punten II.4 en II.5

Alle in de punten II.4 en II.5 bedoelde gegevens moeten verplicht in de kaart worden opgeslagen.

B. Overige gegevens als bedoeld in punt II.6

Daarnaast staat het de lidstaten vrij nog andere gegevens als bedoeld in punt II.6 op te slaan, voor zover dit noodzakelijk wordt geacht.

C. Overige gegevens als bedoeld in punt II.7

Op de kaart mogen desgewenst nog andere gegevens worden opgeslagen.

De gegevens als bedoeld onder A en onder B worden opgeslagen in twee corresponderende bestanden met een transparante structuur (zie ISO/IEC 7816-4). De lidstaten mogen het formaat waarin de onder C bedoelde gegevens worden opgeslagen, op hun eigen behoeften afstemmen.

Er gelden geen leesbeperkingen ten aanzien van deze bestanden.

Schrijftoegang tot deze bestanden is voorbehouden aan de nationale bevoegde instanties (en hun bevoegde kantoren) van de lidstaat die de chipkaart heeft afgegeven.

Schrijftoegang wordt pas verleend na een asymmetrische authenticatie met uitwisseling van een sessiesleutel tussen de kentekenkaart en een beveiligingsmodule (bijvoorbeeld een Security Module Card) van de nationale bevoegde instanties (of hun bevoegde kantoren) ter bescherming van de sessie. Daarbij worden vóór de authenticatie door de kaart verifieerbare certificaten overeenkomstig ISO/IEC 7816/8 uitgewisseld. De door de kaart verifieerbare certificaten bevatten de corresponderende publieke sleutels die in het onderstaande authenticatieproces opgevraagd en gebruikt dienen te worden. Deze certificaten worden getekend door de nationale bevoegde authoriteiten en bevatten een autorisatieobject (autorisatie van de certificaathouder) conform ISO/IEC 7816-9 teneinde de rolspecifieke autorisatie van de kaart te encoderen. Deze rolautorisatie (bijvoorbeeld voor het updaten van een veld) is voor de nationale bevoegde instantie bestemd.

De corresponderende publieke sleutels van de nationale bevoegde instantie worden als trust anchor (publieke root-sleutel) in de kaart opgeslagen.

De specificatie van de bestanden en commando's die voor de authenticatie en het schrijfproces noodzakelijk zijn, valt onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten. De beveiliging dient te worden goedgekeurd door middel van een Common Criteria Evaluation in overeenstemming met EAL4+. De volgende uitbreidingen zijn van toepassing: 1. AVA_MSU.3 Analysis and testing for insecure states; 2. AVA_VLA.4 Highly resistant.

D. Verificatiegevens voor de authenticiteit van de inschrijvingsgegevens

De instantie die de chipkaart afgeeft berekent een elektronische handtekening over het volledige bestand van gegevens als bedoeld onder A of B en slaat deze op in een gerelateerd bestand. Met deze handtekeningen kan de authenticiteit van de opgeslagen gegevens worden geverifieerd. Op de kaart dienen de volgende gegevens te worden opgeslagen:

- elektronische handtekening van de inschrijvingsgegevens als bedoeld onder A;

- elektronische handtekening van de inschrijvingsgegevens als bedoeld onder B.

Ter verificatie van deze elektronische handtekeningen dienen op de kaart de volgende certificaten te worden opgeslagen:

- certificaten van de instantie die de kaart heeft afgegeven en die de elektronische handtekening voor de onder A en B bedoelde gegevens heeft berekend.

De elektronische handtekeningen en certificaten dienen onbeperkt te kunnen worden gelezen. De schrijftoegang tot elektronische handtekeningen en certificaten is voorbehouden aan de nationale bevoegde instanties.

III.3. Interface

Als interface dienen de contactvlakken aan de buitenzijde. Facultatief mag naast de contactvlakken aan de buitenzijde ook een transponder worden gebruikt.

III.4. Opslagcapaciteit van de kaart

De kaart dient voldoende capaciteit te hebben voor de opslag van de in punt III.2 bedoelde gegevens.

III.5. Normen

De gebruikte chipkaart en leesapparaten dienen aan te volgende normen te beantwoorden:

- ISO 7810: Identificatiekaarten - Fysieke kenmerken

- ISO 7816-1 en -2: Fysieke kenmerken van chipkaarten, afmetingen en plaats van de contacten,

- ISO 7816-3: Elektrische eigenschappen van de contacten, transmissieprotocollen,

- ISO 7816-4: Inhoud van de communicatie, datastructuur van de chipkaart, veiligheidsarchitectuur en toegangsmechanismen,

- ISO 7816-5: Structuur van applicatie-identifiers, selectie en uitvoering van applicatie-identifiers, registratieprocedure voor applicatie-identifiers (nummeringssysteem),

- ISO 7816-6: Interindustriële data-uitwisselingselementen,

- ISO 7816-8: Kaarten met geïntegreerde schakeling(en) met contacten - Interindustriële veiligheidsrelevante commando's,

- ISO 7816-9: Kaarten met geïntegreerde schakeling(en) met contacten - Aanvullende interindustriële commando's.

III.6. Technische kenmerken en transmissieprotocollen

Het formaat is ID-1 (normaal formaat, zie ISO/IEC 7810). De kaart dient transmissieprotocol T = 1 te ondersteunen, conform ISO/IEC 7816-3. Daarnaast mogen ook andere transmissieprotocollen worden ondersteund, bijvoorbeeld T = 0, USB of contactloze protocollen.

Bij de bitoverdracht dient de "directe conventie" te worden gevolgd (zie ISO/IEC 7816-3).

A. Voedingsspanning, programmeerspanning

De kaart werkt op Vcc = 3V (± 0,3V) of Vcc = 5V (± 0,5V). Voor het programmeren van de kaart is geen programmeerspanning op pin C6 vereist.

B. Answer to Reset (ATR)

In de ATR wordt de Information Field Size Card byte aangeboden op TA3. De waarde bedraagt ten minste "80h" (= 128 byte).

C. Protocolparameterselectie

De ondersteuning van protocolparameterselectie (PPS) is op grond van ISO/IEC 7816-3 verplicht. Deze wordt gebruikt voor de selectie van T = 1 als de kaart ook T = 0 kent en voor de onderhandeling over de Fi/Di-parameters voor het bereiken van hogere transmissiesnelheden.

D. Transmissieprotocol T = 1

Chaining dient te worden ondersteund.

De volgende vereenvoudigingen zijn toegestaan:

- NAD-byte: niet gebruikt (NAD dient "00" te zijn);

- S-Block ABORT: niet gebruikt;

- S-Block VPP state error: niet gebruikt.

Het Information Field Size Device (IFSD) wordt verstrekt vanuit het IFD onmiddellijk na ATR, d.w.z. het IFD stuurt na ATR het S-Block IFS Request en de kaart antwoordt met het S-Block IFS. De aanbevolen waarde voor IFSD is 254 byte.

III.7. Temperatuurbereik

Het kentekenbewijs in de vorm van een chipkaart dient onder alle op het grondgebied van de Gemeenschap heersende klimaatomstandigheden te werken en ten minste binnen het in ISO 7810 gespecificeerde temperatuurbereik. De kaarten dienen correct te functioneren bij een relatieve vochtigheid tussen 10 % en 90 %.

III.8. Fysieke levensduur

Bij gebruik onder de gespecificeerde omgevings- en elektrische omstandigheden dient de kaart gedurende minstens tien jaar naar behoren te blijven werken. Het materiaal van de kaart moet zo worden gekozen dat deze levensduur gegarandeerd is.

III.9. Elektrische eigenschappen

Tijdens het gebruik van de kaart dient deze aan Richtlijn 95/54/EG met betrekking tot de elektromagnetische compatibiliteit te voldoen en tegen elektrostatische ontlading te zijn beschermd.

III.10. Bestandsstructuur

In tabel 1 staan de verplichte elementaire bestanden (EF's) van applicatie-DF DF.Registration (zie ISO/IEC 7816-4). Al deze bestanden hebben een transparante structuur. De toegangseisen zijn beschreven in punt III.2. De bestandsgroottes worden door de lidstaten gespecificeerd aan de hand van hun eigen behoeften.

Tabel 1

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

III.11. Datastructuur

De certificaten moeten worden opgeslagen in X.509v3-formaat conform ISO/IEC 9594-8. De elektronische handtekeningen worden transparant opgeslagen.

De inschrijvingsgegevens worden in de elementaire bestanden (EF's) opgeslagen als BER-TLV dataobjecten (zie ISO/IEC 7816-4). De veldwaarden worden in ASCII gecodeerd, zoals gedefinieerd in ISO/IEC 8824-1, waarbij de waarden "C0-FF" gedefinieerd worden door ISO/IEC 8859-1 (Latin1-tekenset), ISO/IEC 8859-7 (Griekse tekenset) of ISO/IEC 8859-5 (Cyrillische tekenset). Het datumformaat is JJJJMMDD.

In tabel 2 staan de tags van de dataobjecten die corresponderen met de inschrijvingsgegevens van de punten II.4 en II.5 en de aanvullende gegevens van punt III.1. Tenzij anders vermeld zijn de dataobjecten van tabel 2 verplicht. Facultatieve dataobjecten mogen worden weggelaten. De kolom waarin de tag staat, wijst op het niveau van nesting.

Tabel 2

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

In tabel 3 staan de tags van de dataobjecten die corresponderen met de inschrijvingsgegevens van punt II.6. De dataobjecten van tabel 3 zijn facultatief.

Tabel 3

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Het structuur en het formaat van de gegevens van punt II.7 worden door de lidstaten gespecificeerd.

III.12. Uitlezen van de inschrijvingsgegevens

A. Keuze van de applicatie

De applicatie "Kentekenbewijs" kan worden gekozen met het SELECT DF-commando (op naam, zie ISO/IEC 7816-4) met de bijbehorende applicatie-identifier (AID). De AID-waarde wordt aangevraagd bij een door de Europese Commissie aangewezen laboratorium.

B. Uitlezen van bestandsgegevens

De bestanden met de gegevens van punt II, onder A, B en D, kunnen worden gekozen met het SELECT-commando (zie ISO/IEC 7816-4) waarbij de parameters P1 en P2 respectievelijk de waarden "02" en "04" en het dataveld de het bestands-ID (zie punt X, tabel 1) hebben. Het geretourneerde FCP-template bevat de bestandsgrootte, die nuttig kan zijn voor het lezen van het bestand.

Deze bestanden worden gelezen met het READ BINARY-commando (zie ISO/IEC 7816-4), waarin het dataveld leeg blijft en het Le-veld de lengte van de verwachte datastring krijgt, met een korte Le-waarde.

C. Verificatie van de authenticiteit van de data

Om de authenticiteit van de opgeslagen inschrijvingsgegevens te controleren kan de corresponderende elektronische handtekening worden geverifieerd. Dit betekent dat behalve de inschrijvingsgegevens ook de bijbehorende elektronische handtekening uit de chipkaart mag worden gelezen.

De publieke sleutel voor de verificatie van de handtekening kan worden verkregen door het corresponderende certificaat van de instantie die het kentekenbewijs heeft afgegeven, uit te lezen. De certificaten bevatten de publieke sleutel en de identiteit van de betrokken instantie. De verificatie van de handtekening kan geschieden met behulp van een ander systeem dan de kentekenkaart.

De lidstaten mogen publieke sleutels en certificaten opvragen voor de verificatie van het certificaat van de instantie die het kentekenbewijs heeft verstrekt.

III.13. Bijzondere bepalingen

Ongeacht de overige hier opgenomen bepalingen, mogen de lidstaten kleuren, merktekens of symbolen toevoegen, na de Commissie daarvan in kennis te hebben gesteld. Bovendien mogen de lidstaten voor bepaalde gegevens van punt III.2, onder C, het XML-formaat en toegang via TCP/IP toestaan.

Met instemming van de Europese Commissie mogen de lidstaten aan het kentekenbewijs andere toepassingen toevoegen waarvoor op EU-niveau nog geen geharmoniseerde voorschriften of documenten zijn ingevoerd (zoals het keuringsbewijs), teneinde aanvullende voertuigspecifieke diensten te realiseren.

(1) Het kentekenbewijs dat uit één deel bestaat, draagt de vermelding "Kentekenbewijs" en in de tekst wordt geen melding gemaakt van "deel I".

(2) Richtlijn 70/220/EEG van de Raad van 20 maart 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen de luchtverontreiniging door gassen afkomstig van motoren met elektrische ontsteking in motorvoertuigen (PB L 76 van 6.4.1970, blz. 1). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/80/EG van de Commissie (PB L 291 van 28.10.2002, blz. 20).

(3) Richtlijn 88/77/EEG van de Raad van 3 december 1987 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen de emissie van gasvormige verontreinigingen door dieselmotoren, bestemd voor het aandrijven van voertuigen (PB L 36 van 9.2.1988, blz. 33). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/27/EG van de Commissie (PB L 107 van 18.4.2001, blz. 10).

BIJLAGE II

DEEL II VAN HET KENTEKENBEWIJS(1)

I. Dit deel mag in één van twee formaten worden verstrekt: op papier of als chipkaart. De kenmerken van het papieren document worden gespecificeerd in hoofdstuk II, die van de chipkaart in hoofdstuk III.

II. Specificaties van deel II van het kentekenbewijs in papieren vorm

II.1. Deel II van het kentekenbewijs mag niet groter zijn dan formaat A4 (210 × 297 mm) of wordt tot dat formaat gevouwen.

II.2. Het voor deel II van het kentekenbewijs gebruikte papier wordt beveiligd tegen vervalsing door ten minste twee van de volgende technieken toe te passen:

- grafische technieken,

- watermerk,

- fluorescerende vezels, of

- fluorescerende opdrukken.

Het staat de lidstaten vrij aanvullende veiligheidskenmerken in te voeren.

II.3. Deel II van het kentekenbewijs kan verscheidene bladzijden omvatten. De lidstaten stellen het aantal bladzijden vast op grond van de in het document vermelde informatie en de opmaak.

II.4. Op de eerste bladzijde van deel II van het kentekenbewijs staan vermeld:

- de naam van de lidstaat die deel II van het kentekenbewijs afgeeft;

- het onderscheidingsteken van de lidstaat die deel II van het kentekenbewijs afgeeft, zijnde:

B België

DK Denemarken

D Duitsland

GR Griekenland

E Spanje

F Frankrijk

IRL Ierland

I Italië

L Luxemburg

NL Nederland

A Oostenrijk

P Portugal

FIN Finland

S Zweden

UK Verenigd Koninkrijk;

- de naam van de bevoegde instantie;

- de woorden "Kentekenbewijs deel II", in grote letters afgedrukt in de taal of talen van de lidstaat die het kentekenbewijs afgeeft; deze vermelding dient tevens na een passende tussenruimte in kleine letters in de overige talen van de Europese Gemeenschap te worden aangebracht;

- de woorden "Europese Gemeenschap" in de taal of talen van de lidstaat die deel II van het kentekenbewijs afgeeft;

- het nummer van het document.

II.5. Deel II van het kentekenbewijs moet ook de volgende gegevens bevatten, die worden voorafgegaan door de bijbehorende geharmoniseerde communautaire codes:

(A) inschrijvingsnummer;

(B) datum van eerste inschrijving van het voertuig;

(D) voertuig:

(D.1) merk,

(D.2) type:

- variant (indien van toepassing),

- versie (indien van toepassing);

(D.3) handelsnaam of -namen;

(E) voertuigidentificatienummer;

(K) nummer van de typegoedkeuring (indien beschikbaar).

II.6. Deel II van het kentekenbewijs kan bovendien de volgende gegevens bevatten, die worden voorafgegaan door de bijbehorende geharmoniseerde communautaire codes:

(C) persoonsgegevens:

(C.2) eigenaar van het voertuig:

(C.2.1) achternaam of firmanaam,

(C2.2) voornamen of initialen (indien van toepassing),

(C.2.3) adres in de lidstaat van inschrijving op de datum van afgifte van het document;

(C.3) natuurlijke persoon of rechtspersoon die in een andere juridische hoedanigheid dan die van eigenaar over het voertuig mag beschikken:

(C.3.1) achternaam of firmanaam,

(C.3.2) voornamen of initialen (indien van toepassing),

(C.3.3) adres in de lidstaat van inschrijving op de datum van afgifte van het document;

(C.5), (C.6) Wanneer een wijziging van de persoonsgegevens onder punt II.6, code C.2 en/of punt II.6, code C.3, niet leidt tot de afgifte van een nieuw Kentekenbewijs deel II, kunnen de bij die punten behorende nieuwe persoonsgegevens worden opgenomen onder code C5 of C6 met dezelfde onderverdeling als in punt II.6, code C.2, en punt II.6, code C.3;

(J) voertuigcategorie.

II.7. De lidstaten kunnen extra gegevens op deel II van het kentekenbewijs vermelden; zij kunnen met name ook nationale codes tussen haakjes toevoegen aan de identificatiecodes die in de punten II.5 en II.6 zijn vastgesteld.

III. Specificaties van deel II van het kentekenbewijs in de vorm van een chipkaart (Alternatief voor het in punt II beschreven papieren model)

III.1. Kaartformaat en met het oog leesbare gegevens

De chipkaart is een kaart met microprocessor, die aan de in hoofdstuk III.5 vermelde normen dient te voldoen.

Op de voor- en achterzijde van de kaart dienen ten minste de in de punten II.4 en II.5 gespecificeerde gegevens te worden vermeld; deze gegevens dienen met het oog leesbaar te zijn (letterkorps minimaal 6 punten) en op onderstaande wijze te worden aangebracht. (Lay-outvoorbeelden worden getoond in figuur 2 aan het einde van dit punt.)

A. Basisopdruk

De basisgegevens omvatten het volgende:

Voorzijde

a) Rechts van de plaats waar de chip is aangebracht:

in de taal of talen van de lidstaat die het kentekenbewijs afgeeft:

- de woorden "Europese Gemeenschap",

- de naam van de lidstaat die het kentekenbewijs afgeeft,

- de woorden "Kentekenbewijs Deel II", in grote letters afgedrukt,

- een andere (bijvoorbeeld oude nationale) aanduiding van het betrokken document (facultatief),

- de naam van de bevoegde instantie (eventueel ook in de vorm van een gepersonaliseerde opdruk als bedoeld onder B),

- het eenduidige volgnummer van het document zoals dat binnen de lidstaat wordt gebruikt (eventueel ook in de vorm van een gepersonaliseerde opdruk als bedoeld onder B).

b) Boven de plaats waar de chip is aangebracht:

het onderscheidingsteken van de lidstaat die het kentekenbewijs afgeeft, in wit afgedrukt en door twaalf gele sterren omringd in een blauwe rechthoek:

B België

DK Denemarken

D Duitsland

GR Griekenland

E Spanje

F Frankrijk

IRL Ierland

I Italië

L Luxemburg

NL Nederland

A Oostenrijk

P Portugal

FIN Finland

S Zweden

UK Verenigd Koninkrijk.

c) De lidstaten kunnen overwegen om in de onderhoek in kleine letters in hun eigen nationale taal of talen de opmerking "Dit document dient op een veilige plaats buiten het voertuig te worden bewaard.".

d) De basiskleur van de kaart is rood (Pantone 194); eventueel mag ook een rood-witte kleurgradiënt worden gebruikt.

e) Een symbool in de vorm van een wiel (zie het lay-outvoorbeeld) dient op de voorzijde van de kaart in de linkeronderhoek van het afdrukgebied te worden afgedrukt.

Voor het overige zijn de voorschriften van punt III.13 van toepassing.

B. Gepersonaliseerde opdruk

De gepersonaliseerde opdruk dient de volgende gegevens te bevatten:

Voorzijde

a) de naam van de bevoegde instantie - zie ook onder A a);

b) de naam van de instantie die het kentekenbewijs afgeeft (facultatief);

c) het eenduidige volgnummer van het document dat binnen de lidstaat wordt gebruikt - zie ook onder A a);

d) de volgende gegevens van punt II.5; overeenkomstig punt II.7 mogen de geharmoniseerde communautaire codes worden voorafgegaan door eigen nationale codes:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Achterzijde

Op de achterzijde dienen ten minste de overige in punt II.5 gespecificeerde gegevens te worden vermeld; overeenkomstig punt II.7 mogen de geharmoniseerde communautaire codes worden voorafgegaan door eigen nationale codes:

Het betreft de volgende gegevens:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Op de achterzijde van de kaart mogen aanvullende gegevens van punt II.6 (met de geharmoniseerde codes) en punt II.7 worden vermeld.

C. Fysieke veiligheidskenmerken van de chipkaart

De fysieke veiligheid van documenten wordt bedreigd door:

- de vervaardiging van valse kaarten: het vervaardigen van een nieuwe kaart die sterke gelijkenis vertoont met het document, hetzij door deze geheel zelf te vervaardigen of door een authentiek document te kopiëren;

- materiële wijziging: het veranderen van een eigenschap van een authentiek document, bijvoorbeeld door bepaalde op het document gedrukte gegevens te wijzigen.

Het voor deel II van het kentekenbewijs gebruikte materiaal moet tegen vervalsing worden beveiligd met ten minste drie van de volgende technieken:

- microprint,

- guilloche-patronen*,

- iriserende druk,

- lasergravure,

- ultraviolette fluorescerende inkt,

- inkt met kijkhoekafhankelijke kleur*,

- inkt met temperatuurafhankelijke kleur*,

- speciale hologrammen*,

- variabele laserbeelden,

- optische variabele beelden.

Het staat de lidstaten vrij aanvullende veiligheidskenmerken in te voeren.

Als basis verdienen de met een asterisk gemerkte technieken de voorkeur aangezien zij de handhavingsinstanties in staat stellen zonder bijzondere hulpmiddelen na te gaan of een kaart authentiek is.

Figuur 2: Lay-outvoorbeelden van de verplichte gegevens

(op de achterzijde van de kaart mogen nog andere facultatieve en aanvullende gegevens worden vermeld)

>PIC FILE= "L_2004010NL.004801.TIF">

III.2. Opslag en beveiliging van gegevens

Voorafgegaan door de gemeenschappelijke geharmoniseerde codes (indien van toepassing samen met de eigen codes van de lidstaten overeenkomstig punt II.7) moeten of mogen additioneel de volgende gegevens worden opgeslagen op de zijde van de kaart waarop ook de leesbare gegevens als bedoeld in punt III.1 staan vermeld.

A. Gegevens als bedoeld in de punten II.4 en II.5

Alle in de punten II.4 en II.5 bedoelde gegevens moeten verplicht in de kaart worden opgeslagen.

B. Overige gegevens als bedoeld in punt II.6

Daarnaast staat het de lidstaten vrij nog andere gegevens als bedoeld in punt II.6 op te slaan, voor zover dit noodzakelijk wordt geacht.

C. Overige gegevens als bedoeld in punt II.7

Op de kaart mogen desgewenst nog andere voertuigspecifieke gegevens van algemeen belang worden opgeslagen.

De gegevens als bedoeld onder A en onder B worden opgeslagen in twee corresponderende bestanden met een transparante structuur (zie ISO/IEC 7816-4). De lidstaten mogen het formaat waarin de onder C bedoelde gegevens worden opgeslagen, op hun eigen behoeften afstemmen.

Er gelden geen leesbeperkingen ten aanzien van deze bestanden.

Schrijftoegang tot deze bestanden is voorbehouden aan de nationale bevoegde instanties (en hun bevoegde kantoren) van de lidstaat die de chipkaart heeft afgegeven.

Schrijftoegang wordt pas verleend na een asymmetrische authenticatie met uitwisseling van een sessiesleutel tussen de kentekenkaart en een beveiligingsmodule (bijvoorbeeld een Security Module Card) van de nationale bevoegde instanties (of hun bevoegde kantoren) ter bescherming van de sessie. Daarbij worden vóór de authenticatie door de kaart verifieerbare certificaten overeenkomstig ISO/IEC 7816/8 uitgewisseld. De door de kaart verifieerbare certificaten bevatten de corresponderende publieke sleutels die in het onderstaande authenticatieproces opgevraagd en gebruikt dienen te worden. Deze certificaten worden getekend door de nationale bevoegde authoriteiten en bevatten een autorisatieobject (autorisatie van de certificaathouder) conform ISO/IEC 7816-9 teneinde de rolspecifieke autorisatie van de kaart te encoderen. Deze rolautorisatie (bijvoorbeeld voor het updaten van een veld) is voor de nationale bevoegde instantie bestemd.

De corresponderende publieke sleutels van de nationale bevoegde instantie worden als trust anchor (publieke root-sleutel) in de kaart opgeslagen.

De specificatie van de bestanden en commando's die voor de authenticatie en het schrijfproces noodzakelijk zijn, valt onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten. De beveiliging dient te worden goedgekeurd door middel van een Common Criteria Evaluation in overeenstemming met EAL4 +. De volgende uitbreidingen zijn van toepassing: 1. AVA_MSU.3 Analysis and testing for insecure states; 2. AVA_VLA.4 Highly resistant.

D. Verificatiegegevens voor de authenticiteit van de inschrijvingsgegevens

De instantie die de chipkaart afgeeft berekent een elektronische handtekening over het volledige bestand van gegevens als bedoeld onder A of B en slaat deze op in een gerelateerd bestand. Met deze handtekeningen kan de authenticiteit van de opgeslagen gegevens worden geverifieerd. Op de kaart dienen de volgende gegevens te worden opgeslagen:

- elektronische handtekening van de inschrijvingsgegevens als bedoeld onder A;

- elektronische handtekening van de inschrijvingsgegevens als bedoeld onder B.

Ter verificatie van deze elektronische handtekeningen dienen op de kaart de volgende certificaten te worden opgeslagen:

- certificaten van de instantie die de kaart heeft afgegeven en de elektronische handtekening voor de onder A en B bedoelde gegevens heeft berekend.

De elektronische handtekeningen en certificaten dienen onbeperkt te kunnen worden gelezen. De schrijftoegang tot elektronische handtekeningen en certificaten is voorbehouden aan de nationale bevoegde instanties.

III.3. Interface

Als interface dienen contactvlakken aan de buitenzijde. Facultatief mag naast de contactvlakken aan de buitenzijde ook een transponder worden gebruikt.

III.4. Opslagcapaciteit van de kaart

De kaart dient voldoende capaciteit te hebben voor de opslag van de in punt III.2 bedoelde gegevens.

III.5. Normen

De gebruikte chipkaart en leesapparaten dienen aan te volgende normen te beantwoorden:

- ISO 7810: Identificatiekaarten - Fysieke kenmerken,

- ISO 7816-1 en -2: Fysieke kenmerken van chipkaarten, afmetingen en plaats van de contacten,

- ISO 7816-3: Elektrische eigenschappen van de contacten, transmissieprotocollen,

- ISO 7816-4: Inhoud van de communicatie, datastructuur van de chipkaart, veiligheidsarchitectuur en toegangsmechanismen,

- ISO 7816-5: Structuur van applicatie-identifiers, selectie en uitvoering van applicatie-identifiers, registratieprocedure voor applicatie-identifiers (nummeringssysteem),

- ISO 7816-6: Interindustriële data-uitwisselingselementen,

- ISO 7816-8: Kaarten met geïntegreerde schakeling(en) met contacten - Veiligheidsrelevante interindustriële commando's,

- ISO 7816-9: Kaarten met geïntegreerde schakeling(en) met contacten - Aanvullende interindustriële commando's.

III.6. Technische eigenschappen en transmissieprotocollen.

Het formaat is ID-1 (normaal formaat, zie ISO/IEC 7810).

De kaart dient transmissieprotocol T = 1 conform ISO/IEC 7816-3 te ondersteunen. Daarnaast mogen ook andere transmissieprotocollen worden ondersteund, bijvoorbeeld T = 0, USB of contactloze protocollen. Bij de bitoverdracht dient de "directe conventie" te worden gevolgd (zie ISO/IEC 7816-3).

A. Voedingsspanning, programmeerspanning

De kaart werkt op Vcc = 3V (± 0,3V) of Vcc = 5V (± 0,5V). Voor het programmeren van de kaart is geen programmeerspanning op pin C6 vereist.

B. Answer to Reset

In de ATR wordt de Information Field Size Card byte aangeboden op TA3. De waarde bedraagt ten minste "80h" (= 128 byte).

C. Protocolparameterselectie

De ondersteuning van protocolparameterselectie (PPS) is op grond van ISO/IEC 7816-3 verplicht. Deze wordt gebruikt voor de selectie van T = 1 als de kaart ook T = 0 kent en voor de onderhandeling over de Fi/Di-parameters voor het bereiken van hogere transmissiesnelheden.

D. Transmissieprotocol T = 1

Chaining dient te worden ondersteund.

De volgende vereenvoudigingen zijn toegestaan:

- NAD-byte: niet gebruikt (NAD dient "00" te zijn);

- S-Block ABORT: niet gebruikt;

- S-Block VPP state error: niet gebruikt.

Het Information Field Size Device (IFSD) wordt verstrekt vanuit het IFD onmiddellijk na ATR, d.w.z. het IFD stuurt na ATR het S-Block IFS Request en de kaart antwoordt met het S-Block IFS. De aanbevolen waarde voor IFSD is 254 byte.

III.7. Temperatuurbereik

Het kentekenbewijs in de vorm van een chipkaart dient onder alle op het grondgebied van de Gemeenschap heersende klimaatomstandigheden te werken en ten minste binnen het in ISO 7810 gespecificeerde temperatuurbereik. De kaarten dienen correct te functioneren bij een relatieve vochtigheid tussen 10 % en 90 %.

III.8. Fysieke levensduur

Bij gebruik onder de gespecificeerde omgevings- en elektrische omstandigheden dient de kaart gedurende minstens tien jaar naar behoren te blijven werken. Het materiaal van de kaart moet zo worden gekozen dat deze levensduur gegarandeerd is.

III.9. Elektrische eigenschappen

Tijdens het gebruik van de kaart dient deze aan Richtlijn 95/54/EG met betrekking tot de elektromagnetische compatibiliteit te voldoen en tegen elektrostatische ontlading te zijn beschermd.

III.10. Bestandsstructuur

In tabel 4 staan de verplichte elementaire bestanden (EF's) van de applicatie-DF DF.Registration (zie ISO/IEC 7816-4). Al deze bestanden hebben een transparante structuur. De toegangseisen zijn beschreven in punt III.2. De bestandsgroottes worden door de lidstaten gespecificeerd aan de hand van hun eigen behoeften.

Tabel 4

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

III.11. Datastructuur

De certificaten moeten worden opgeslagen in X.509v3-formaat conform ISO/IEC 9594-8.

De elektronische handtekeningen worden transparant opgeslagen.

De inschrijvingsgegevens worden in de elementaire bestanden (EF's) opgeslagen als BER-TLV dataobjecten (zie ISO/IEC 7816-4). De veldwaarden worden in ASCII gecodeerd, zoals gedefinieerd in ISO/IEC 8824-1, waarbij de waarden "C0"-"FF" gedefinieerd worden door ISO/IEC 8859-1 (Latin1-tekenset), ISO/IEC 8859-7 (Griekse tekenset) of ISO/IEC 8859-5 (Cyrillische tekenset). Het datumformaat is JJJJMMDD.

In tabel 5 staan de tags van de dataobjecten die corresponderen met de inschrijvingsgegevens van de punten II.4 en II.5 en de aanvullende gegevens van punt III.1. Tenzij anders vermeld zijn de dataobjecten van tabel 5 verplicht. Facultatieve dataobjecten mogen worden weggelaten. De kolom waarin de tag staat, wijst op het niveau van nesting.

Tabel 5

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

In tabel 6 staan de tags van de dataobjecten die corresponderen met de inschrijvingsgegevens van punt II.6. De dataobjecten van tabel 6 zijn facultatief.

Tabel 6

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Het structuur en het formaat van de gegevens van punt II.7 worden door de lidstaten gespecificeerd.

III.12. Uitlezen van de inschrijvingsgegevens

A. Keuze van de applicatie

De applicatie "Kentekenbewijs" kan worden gekozen met het SELECT DF commando (op naam, zie ISO/IEC 7816-4) met de bijbehorende applicatie-identifier (AID). De AID-waarde wordt aangevraagd bij een door de Europese Commissie aangewezen laboratorium.

B. Uitlezen van bestandsgegevens

De bestanden met de gegevens van punt II, onder A, B en D, kunnen worden gekozen met het SELECT-commando (zie ISO/IEC 7816-4) waarbij de parameters P1 en P2 respectievelijk de waarden "02" en "04" en het dataveld de het bestands-ID (zie punt X, tabel 1) hebben. Het geretourneerde FCP-template bevat de bestandsgrootte, die nuttig kan zijn voor het lezen van het bestand.

Deze bestanden worden gelezen met het READ BINARY-commando (zie ISO/IEC 7816-4), waarin het dataveld leeg blijft en het Le-veld de lengte van de verwachte datastring krijgt, met een korte Le-waarde.

C. Verificatie van de authenticiteit van de data

Om de authenticiteit van de opgeslagen inschrijvingsgegevens te controleren kan de corresponderende elektronische handtekening worden geverifieerd. Dit betekent dat behalve de inschrijvingsgegevens ook de bijbehorende elektronische handtekening uit de chipkaart mag worden gelezen.

De publieke sleutel voor de verificatie van de handtekening kan worden verkregen door het corresponderende certificaat van de instantie die het kentekenbewijs heeft afgegeven, uit te lezen. De certificaten bevatten de publieke sleutel en de identiteit van de betrokken instantie. De verificatie van de handtekening kan geschieden met behulp van een ander systeem dan de kentekenkaart.

De lidstaten mogen publieke sleutels en certificaten opvragen voor de verificatie van het certificaat van de instantie die het kentekenbewijs heeft verstrekt.

III.13. Bijzondere bepalingen

Ongeacht de overige hier opgenomen bepalingen, mogen de lidstaten kleuren, merktekens of symbolen toevoegen, na de Commissie daarvan in kennis te hebben gesteld. Bovendien mogen de lidstaten voor bepaalde gegevens van punt III.2, onder C, het XML-formaat en toegang via TCP/IP toestaan. Met instemming van de Europese Commissie mogen de lidstaten aan het kentekenbewijs andere toepassingen toevoegen waarvoor op EU-niveau nog geen geharmoniseerde voorschriften of documenten zijn ingevoerd (zoals het keuringsbewijs), teneinde aanvullende voertuigspecifieke diensten te realiseren.

(1) Deze bijlage heeft uitsluitend betrekking op kentekenbewijzen die uit de delen I en II bestaan.".