32003L0017

Richtlijn 2003/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 maart 2003 tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 076 van 22/03/2003 blz. 0010 - 0019


Richtlijn 2003/17/EG van het Europees Parlement en de Raad

van 3 maart 2003

tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en dieselbrandstof

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3) en gezien de gemeenschappelijke tekst die op 20 januari 2003 door het Bemiddelingscomité is goedgekeurd,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In Richtlijn 98/70/EG(4) zijn milieutechnische specificaties voor in de handel verkrijgbare brandstoffen vastgelegd.

(2) In artikel 95 van het Verdrag is bepaald dat de Commissie bij voorstellen die de instelling en werking van de interne markt betreffen en die onder meer op het gebied van volksgezondheid en milieubescherming liggen, van een hoog beschermingsniveau dient uit te gaan en dat het Europees Parlement en de Raad ook trachten deze doelstelling te verwezenlijken.

(3) Er wordt een herziening van Richtlijn 98/70/EG beoogd in verband met de vereiste communautaire luchtkwaliteitsnormen en daarmee samenhangende doelstellingen alsmede met het oog op de vastlegging van extra specificaties als aanvulling op de verplichte specificaties die reeds in de bijlagen III en IV bij de richtlijn zijn neergelegd.

(4) Met de verlaging van het zwavelgehalte van benzine en dieselbrandstof wordt een bijdrage geleverd tot de realisatie van deze doelstellingen.

(5) Het is een vaststaand feit dat zwavel in benzine en diesel nadelige gevolgen heeft voor de effectiviteit van technologie voor de katalytische nabehandeling van uitlaatgassen voor voor de weg bestemde voertuigen en in steeds grotere mate voor niet voor de weg bestemde mobiele machines.

(6) Voor de weg bestemde voertuigen worden steeds afhankelijker van katalysatoren om te kunnen voldoen aan de emissiegrenswaarden van Richtlijn 70/220/EEG van de Raad van 20 maart 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen de luchtverontreiniging door gassen afkomstig van motoren met elektrische ontsteking in motorvoertuigen(5) en van Richtlijn 88/77/EEG van de Raad van 3 december 1987 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen de emissie van gasvormige verontreinigingen door dieselmotoren, bestemd voor het aandrijven van voertuigen(6). Een verlaging van het zwavelgehalte van benzine en dieselbrandstof zal daarom waarschijnlijk een groter effect op de uitlaatemissies hebben dan een wijziging van de overige brandstofparameters.

(7) De invoering van brandstoffen met een maximumzwavelgehalte van 10 mg/kg zal de verbetering mogelijk maken van het brandstofrendement dat haalbaar is met nieuwe, opkomende technologieën voor motorvoertuigen, en dient te worden onderzocht voor niet voor de weg bestemde mobiele machines en moet bij gebruik in reeds bestaande motorvoertuigen leiden tot aanzienlijke verlagingen in de uitstoot van conventionele luchtverontreinigende stoffen. Deze voordelen zullen de toename van de emissie van CO2 in verband met de productie van benzine en diesel met een lager zwavelgehalte compenseren.

(8) Daarom is het wenselijk maatregelen vast te stellen die de introductie en beschikbaarheid van brandstoffen met een maximumzwavelgehalte van 10 mg/kg garanderen. In dit verband zijn fiscale stimuleringsmaatregelen doeltreffend gebleken om de overschakeling, in een vroeg stadium, op brandstoffen van hogere kwaliteit in overeenstemming met nationale behoeften en prioriteiten te stimuleren, en de duur van de overgangsperiode, waarin de twee verschillende kwaliteiten op de markt zijn, te beperken. Het gebruik van fiscale maatregelen, op het aangewezen nationale of communautaire niveau, dient te worden bevorderd en aangemoedigd.

(9) Aangezien brandstoffen met een maximumzwavelgehalte van 10 mg/kg op ruime schaal beschikbaar komen, wordt autofabrikanten een basis geboden om aanzienlijke nieuwe vooruitgang te maken op het gebied van het brandstofrendement van nieuwe voertuigen. De potentiële bijdrage van brandstoffen met een maximumzwavelgehalte van 10 mg/kg voor de verwezenlijking van de doelstelling van de Gemeenschap van gemiddeld 120 g/km voor nieuwe auto's zal worden beoordeeld bij de evaluatie van de huidige milieutoezeggingen van autofabrikanten in 2003.

(10) Het is noodzakelijk ervoor te zorgen dat benzine en dieselbrandstof met een maximumzwavelgehalte van 10 mg/kg per 1 januari 2005 in voldoende hoeveelheden en met inachtneming van een verantwoord evenwichtige geografische spreiding in de handel beschikbaar zijn om het vrije verkeer van nieuwe auto's die bedoelde brandstoffen nodig hebben mogelijk te maken en tegelijkertijd te voorkomen dat de verlaging van de CO2-emissie door de introductie van nieuwe voertuigen weer teniet wordt gedaan door de extra emissie in verband met de productie van deze brandstoffen.

(11) Er dient voor te worden gezorgd dat de markt per 1 januari 2009 volledig van benzine en dieselbrandstof met een maximumzwavelgehalte van 10 mg/kg wordt voorzien, zodat brandstofproducenten voldoende tijd hebben om de investeringen te doen die noodzakelijk zijn om hun productieschema's aan te passen. Dankzij de volledige omschakeling op benzine en dieselbrandstof met een maximumzwavelgehalte van 10 mg/kg vanaf 1 januari 2009 zal de emissie van conventionele luchtverontreinigende stoffen door bestaande voertuigen worden verbeterd zonder dat de totale uitstoot van broeikasgassen toeneemt. In dit verband moet deze datum, wat dieselbrandstof betreft, uiterlijk op 31 december 2005 worden bevestigd.

(12) Om de volksgezondheid en/of het milieu in specifieke agglomeraties of in specifieke uit ecologisch of milieuoogpunt kwetsbare gebieden met bijzondere verontreinigingsproblemen te beschermen, moeten de lidstaten de mogelijkheid krijgen om, volgens een in deze richtlijn bepaalde methode, te eisen dat brandstoffen alleen in de handel mogen worden gebracht als zij met betrekking tot de betrokken verontreinigende stoffen voldoen aan strengere milieutechnische specificaties dan in deze richtlijn is bepaald. Deze procedure is een afwijking van de informatieprocedure van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij(7).

(13) De emissie van motoren die in niet voor de weg bestemde mobiele machines en landbouwtrekkers of bosbouwmachines zijn geïnstalleerd, dient te voldoen aan de grenswaarden die zijn vastgelegd in Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1997 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines(8), en in Richtlijn 2000/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2000 inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door motoren bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers(9). Omdat het al dan niet bereiken van deze emissiegrenzen steeds meer afhangt van de kwaliteit van de door deze machines gebruikte gasoliën, is het van belang in Richtlijn 98/70/EG een definitie van deze brandstoffen op te nemen.

(14) Er dient een uniform systeem te worden opgesteld voor toezicht op de brandstofkwaliteit of nationale systemen die even betrouwbare resultaten garanderen, alsmede systemen voor rapportage teneinde de naleving van de voorgeschreven milieutechnische brandstofkwaliteitsnormen te kunnen evalueren.

(15) Er dient een eenvoudiger procedure te worden vastgesteld voor de actualisering van de meetmethoden die voor het controleren van de naleving van de voorgeschreven brandstofkwaliteitsnormen worden gebruikt.

(16) De voor de uitvoering van Richtlijn 98/70/EG vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(10).

(17) Richtlijn 98/70/EG dient te worden herzien met het oog op nieuwe communautaire wetgeving inzake de luchtkwaliteit en de daarmee samenhangende milieudoelstellingen, zoals het stimuleren van het gebruik van alternatieve brandstoffen, waaronder biobrandstoffen, de ontwikkeling van nieuwe technologieën ter vermindering van milieuverontreiniging en het effect van metaalhoudende additieven en andere belangrijke punten betreffende de prestatie ervan en de bekrachtiging dan wel nieuwe vaststelling van de datum waarop diesel met een maximumzwavelgehalte van 10 mg/kg volledig dient te zijn ingevoerd ter voorkoming van een algehele stijging van de emissie van broeikasgassen.

(18) Er dient een volledige herbeschouwing plaats te vinden van alternatieve brandstoffen, met inbegrip van biobrandstoffen, waarbij tev ens moet worden bezien of specifieke wetgeving noodzakelijk is.

(19) De lidstaten dienen een regeling in te voeren inzake sancties in geval van inbreuken op Richtlijn 98/70/EG en ervoor te zorgen dat deze worden toegepast.

(20) Richtlijn 98/70/EG dient daarom dienovereenkomstig te worden aangepast,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 98/70/EG wordt als volgt gewijzigd:

1. artikel 2 wordt vervangen door:

"Artikel 2

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

1. 'benzine': iedere vluchtige minerale olie voor verbrandingsmotoren met elektrische ontsteking voor de aandrijving van voertuigen die onder de GN-codes 2710 11 41, 2710 11 45, 2710 11 49, 2710 11 51 of 2710 11 59 (11) valt;

2. 'dieselbrandstof': gasolie die onder GN-code 2710 19 41 (12) valt en gebruikt wordt voor de aandrijving van voertuigen als bedoeld in Richtlijn 70/220/EEG en Richtlijn 88/77/EEG;

3. 'gasoliën voor niet voor de weg bestemde mobiele machines en landbouwtrekkers of bosbouwmachines': uit aardolie verkregen vloeistoffen die vallen onder de GN-codes 2710 19 41 en 2710 19 45 (13) en die bestemd zijn voor gebruik in motoren als bedoeld in de Richtlijnen 97/68/EG(14) en 2000/25/EG(15);

4. 'ultraperifere gebieden': Frankrijk met betrekking tot de Franse overzeese departementen, Portugal met betrekking tot de Azoren en Madeira, en Spanje met betrekking tot de Canarische Eilanden.

Voor lidstaten met arctische omstandigheden mag het maximale distillatiepunt van 65 % bij een temperatuur van 250 °C voor dieselbrandstof en gasolie vervangen worden door een maximaal distillatiepunt van 10 % (volumeprocent) bij een temperatuur van 180 °C.";

2. aan artikel 3, lid 2, worden de volgende punten toegevoegd:

"d) Onverminderd het bepaalde onder c), nemen de lidstaten alle maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat te gelegener tijd, doch uiterlijk op 1 januari 2005, ongelode benzine met een zwavelgehalte van maximaal 10 mg/kg op hun grondgebied in de handel wordt gebracht. De lidstaten zorgen ervoor dat dergelijke ongelode benzine beschikbaar is op een verantwoord evenwichtig gespreide geografische basis en in alle overige opzichten voldoet aan de specificaties van bijlage III.

De lidstaten mogen voor de ultraperifere gebieden specifieke bepalingen opstellen voor de invoering van dieselbrandstof met een zwavelgehalte van maximaal 10 mg/kg. De lidstaten die gebruikmaken van deze bepaling, brengen de Commissie hiervan op de hoogte. De Commissie beveelt in richtsnoeren aan, wat voor de toepassing van dit punt moet worden verstaan onder 'beschikbaarheid op een verantwoord evenwichtig gespreide geografische basis'.

e) De lidstaten zorgen ervoor dat uiterlijk per 1 januari 2009 op hun grondgebied slechts ongelode benzine in de handel kan worden gebracht die voldoet aan de milieutechnische specificaties van bijlage III, doch een zwavelgehalte heeft van maximaal 10 mg/kg.";

3. in artikel 4:

a) worden de volgende punten toegevoegd aan lid 1:

"d) Onverminderd het bepaalde onder c), nemen de lidstaten alle maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat te gelegener tijd, doch uiterlijk op 1 januari 2005, dieselbrandstof met een zwavelgehalte van maximaal 10 mg/kg op hun grondgebied in de handel wordt gebracht. De lidstaten zorgen ervoor dat dergelijke dieselbrandstof beschikbaar is op een verantwoord evenwichtig gespreide geografische basis en in alle overige opzichten voldoet aan de specificaties van bijlage IV.

De lidstaten mogen voor de ultraperifere gebieden specifieke bepalingen opstellen voor de invoering van dieselbrandstof met een zwavelgehalte van maximaal 10 mg/kg. De lidstaten die gebruikmaken van deze bepaling, brengen de Commissie hiervan op de hoogte.

e) De lidstaten zorgen ervoor, met inachtneming van het bepaalde in artikel 9, lid 1, onder a), dat uiterlijk per 1 januari 2009 op hun grondgebied slechts dieselbrandstof in de handel kan worden gebracht die voldoet aan de milieutechnische specificaties van bijlage IV, doch een zwavelgehalte heeft van maximaal 10 mg/kg.";

b) wordt het volgende nieuwe lid toegevoegd:

"5. De lidstaten zorgen ervoor dat de op hun grondgebied in de handel verkrijgbare gasoliën die bedoeld zijn om in niet voor de weg bestemde mobiele machines, landbouwtrekkers of bosbouwmachines te worden gebruikt, minder dan 2000 mg/kg zwavel bevatten. Uiterlijk op 1 januari 2008 wordt het maximaal toelaatbare zwavelgehalte van gasoliën voor gebruik in niet voor de weg bestemde mobiele machines en landbouwtrekkers of bosbouwmachines verlaagd tot 1000 mg/kg. De lidstaten kunnen echter een lagere grenswaarde verplicht stellen of hetzelfde zwavelgehalte dat in deze richtlijn voor dieselbrandstof wordt voorgeschreven.";

4. in artikel 6:

a) wordt lid 1 vervangen door:

"1. In afwijking van de artikelen 3, 4 en 5 en in overeenstemming met artikel 95, lid 10, van het Verdrag kunnen de lidstaten maatregelen nemen om voor te schrijven dat er in bepaalde gebieden van hun grondgebied voor het gehele voertuigenpark of een deel daarvan slechts brandstoffen in de handel mogen worden gebracht die voldoen aan strengere milieutechnische specificaties dan die van deze richtlijn, om de volksgezondheid in een bepaalde agglomeratie of het milieu in een bepaald uit ecologisch of milieu-oogpunt kwetsbaar gebied in die lidstaat te beschermen, wanneer de luchtverontreiniging of grondwaterverontreiniging een ernstig en steeds terugkerend probleem voor de menselijke gezondheid of het milieu vormt, of redelijkerwijze kan worden verwacht dat zulks het geval is.";

b) wordt lid 3 vervangen door:

"3. De betrokken lidstaten verstrekken de Commissie de relevante milieugegevens voor de betrokken agglomeratie of het betrokken gebied, alsmede informatie over het verwachte effect van de voorgestelde maatregelen op het milieu.";

c) worden de leden 7 en 8 geschrapt;

5. artikel 8 wordt vervangen door:

"Artikel 8

Toezicht op naleving en rapportage

1. De lidstaten houden toezicht op de naleving van de voorschriften van de artikelen 3 en 4 betreffende benzine en dieselbrandstof, met behulp van de analysemethoden van de Europese normen EN 228:1999, respectievelijk EN 590:1999.

2. De lidstaten stellen een systeem voor toezicht op de brandstofkwaliteit vast in overeenstemming met de eisen van de relevante Europese norm. Het gebruik van alternatieve systemen voor toezicht op de brandstofkwaliteit is toegestaan, indien de daarmee behaalde resultaten even betrouwbaar zijn.

3. De lidstaten dienen elk jaar uiterlijk op 30 juni een rapport in over de nationale gegevens inzake brandstofkwaliteit met betrekking tot het voorafgaande kalenderjaar. Het eerste rapport wordt uiterlijk op 30 juni 2002 ingediend. Vanaf 1 januari 2004 moeten dergelijke rapporten overeenkomen met het model dat wordt beschreven in de relevante Europese norm. Voorts brengen de lidstaten verslag uit over de totale hoeveelheden benzine en dieselbrandstof die op hun grondgebied in de handel zijn gebracht en over de hoeveelheden in de handel gebrachte ongelode benzine en dieselbrandstof met een zwavelgehalte van minder dan 10 mg/kg. Bovendien brengen de lidstaten jaarlijks verslag uit over de beschikbaarheid op een verantwoord evenwichtig gespreide geografische basis van benzine en dieselbrandstof met minder dan 10 mg/kg zwavel die op hun grondgebied in de handel worden gebracht.

4. De Commissie draagt er zorg voor dat de ingevolge lid 3 te verstrekken informatie terstond en met de daarvoor geëigende middelen beschikbaar wordt gesteld. De Commissie publiceert jaarlijks, en voor het eerst uiterlijk op 31 december 2003, een verslag over de effectieve brandstofkwaliteit in de verschillende lidstaten en de geografische spreiding van brandstoffen met een maximumzwavelgehalte van 10 mg/kg, teneinde een overzicht van gegevens inzake de brandstofkwaliteit in de verschillende lidstaten beschikbaar te stellen.";

6. artikel 9 wordt vervangen door:

"Artikel 9

Evaluatie

1. De Commissie evalueert de brandstofspecificaties van de bijlagen III en IV uiterlijk op 31 december 2005, met uitzondering van de parameter zwavelgehalte, en stelt, waar nodig, wijzigingen voor die in overeenstemming zijn met de huidige en toekomstige eisen van de communautaire wetgeving inzake voertuigemissies en de luchtkwaliteit en daarmee verband houdende doelstellingen. De Commissie houdt daarbij met name rekening met:

a) de eventuele noodzaak van een aanpassing van de einddatum voor de volledige invoering van dieselbrandstof met een zwavelgehalte van maximaal 10 mg/kg om een algehele stijging van de emissie van broeikasgassen te voorkomen. In deze analyse wordt rekening gehouden met ontwikkelingen in de raffinagetechnologie, de verwachte verbeteringen op het gebied van het brandstofrendement van voertuigen en de mate waarin nieuwe technologie met een hoog brandstofrendement in motorvoertuigen wordt ingebouwd;

b) de gevolgen van nieuwe communautaire wetgeving waarin luchtkwaliteitsnormen worden vastgesteld voor stoffen zoals polycyclische aromatische koolwaterstoffen;

c) de resultaten van de in artikel 10 van Richtlijn 1999/30/EG van de Raad van 22 april 1999 betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht(16) beschreven evaluatie;

d) de resultaten van de evaluatie van de verschillende overeenkomsten die met de Japanse(17), de Koreaanse(18) en de Europese(19) autofabrikanten zijn gesloten om het brandstofverbruik en de emissie van kooldioxide van nieuwe personenauto's te verlagen in het licht van de veranderingen van de brandstofkwaliteit die bij deze richtlijn worden ingevoerd en van de voortgang bij het bereiken van de communautaire doelstelling van een gemiddelde CO2-emissie van 120 g/km per motorvoertuig;

e) de resultaten van de evaluatie ingevolge artikel 7 van Richtlijn 1999/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking en tot wijziging van Richtlijn 88/77/EEG van de Raad(20) en de bevestiging van de bindende norm voor de NOx-emissie van zware motoren;

f) een goed functioneren van nieuwe technologie om verontreiniging te beperken en de effecten van metaalhoudende additieven en andere relevante zaken op de prestaties daarvan en ontwikkelingen die van invloed zijn op de internationale brandstofmarkten;

g) de noodzaak van de bevordering van de invoering van alternatieve brandstoffen, onder meer biobrandstoffen, alsmede de noodzaak om wijzigingen aan te brengen in andere parameters in de brandstofspecificaties, zowel voor conventionele als voor alternatieve brandstoffen, bijvoorbeeld de wijzigingen die noodzakelijk zijn in de maximumvoorwaarden voor de vluchtigheid van benzine in deze richtlijn voor de toepassing daarvan op mengsels van bio-ethanol met benzine, alsmede vervolgens noodzakelijke wijzigingen in de norm EN 228:1999.

2. Bij de uitwerking van haar voorstel voor de volgende fase van emissienormen voor compressie-ontstekingsmotoren in niet voor de weg bestemde toepassingen stelt de Commissie tegelijk de vereiste brandstofkwaliteit vast. Daarbij houdt de Commissie rekening met de omvang van de emissies van deze sector, de algemene baten voor het milieu en de gezondheid, de gevolgen in de lidstaten met betrekking tot de brandstofdistributie en de kosten en baten van een beperkter zwavelgehalte dan thans is vereist voor brandstof die door compressieontstekingsmotoren in niet voor de weg bestemde toepassingen wordt gebruikt, en brengt zij vervolgens de passende brandstofkwaliteitseisen voor niet voor de weg bestemde toepassingen in overeenstemming met de wel voor de weg bestemde toepassingen vóór een bepaalde datum, naar de huidige verwachting 1 januari 2009, die de Commissie in haar overzicht van 2005 moet bevestigen of wijzigen.

3. In aanvulling op het bepaalde in lid 1 kan de Commissie onder andere voorstellen doen

- teneinde rekening te houden met de bijzondere situatie van bepaalde categorieën voertuigen en de noodzaak de specificatieniveaus voor te stellen voor de bijzondere brandstoffen die zij gebruiken;

- tot vaststelling van specificatieniveaus voor vloeibaar petroleumgas, aardgas en biobrandstoffen.";

7. het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 9 bis

Sancties

De lidstaten stellen de sancties vast die van toepassing zijn bij inbreuken op de nationale voorschriften die uit hoofde van deze richtlijn worden vastgesteld. De vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.";

8. in artikel 10 wordt de eerste alinea vervangen door:

"1. De meetmethoden die moeten worden toegepast met betrekking tot de in de bijlagen I en III van deze richtlijn gespecificeerde parameters zijn de analysemethoden van de Europese norm EN 228:1999. De meetmethoden die moeten worden toegepast met betrekking tot de in de bijlagen II en IV van deze richtlijn gespecificeerde parameters zijn de analysemethoden van de Europese norm EN 590:1999. De lidstaten kunnen, waar nodig, ter vervanging van de normen EN 228:1999 of EN 590:1999 specifieke analysemethoden aannemen, indien kan worden aangetoond dat deze ten minste even nauwkeurig en van gelijke precisie zijn als de analysemethoden die worden vervangen. Indien het nodig is de toegestane analysemethoden aan te passen aan de technische vooruitgang, kan de Commissie de wijzigingen vaststellen overeenkomstig de procedure van artikel 11, lid 2.";

9. artikel 11 wordt vervangen door:

"Artikel 11

Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 12 van Richtlijn 96/62/EG(21) ingestelde comité.

2. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(22), met inachtneming van artikel 8 van dat besluit, van toepassing.

De in artikel 5 van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn bedraagt drie maanden.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.";

10. de bijlagen I tot en met IV worden vervangen door de tekst in de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 juni 2003 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

De lidstaten passen deze bepalingen toe met ingang van 1 januari 2004.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 3 maart 2003.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

P. Cox

Voor de Raad

De voorzitter

A.-A. Tsochatzopoulos

(1) PB C 213 E van 31.7.2001, blz. 255.

(2) PB C 36 van 8.2.2002, blz. 115.

(3) Advies van het Europees Parlement van 29 november 2001 (PB C 153 E van 28.6.2002, blz. 253), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 15 april 2002 (PB C 145 E van 18.6.2002, blz. 71) en besluit van het Europees Parlement van 26 september 2002 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Besluit van het Europees Parlement van 30 januari 2003 en besluit van de Raad van 6 februari 2003.

(4) PB L 350 van 28.12.1998, blz. 58. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/71/EG van de Commissie (PB L 287 van 14.11.2000, blz. 46).

(5) PB L 76 van 6.4.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/100/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 16 van 18.1.2002, blz. 32).

(6) PB L 36 van 9.2.1988, blz. 33. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/27/EG van de Commissie (PB L 107 van 18.4.2001, blz. 10).

(7) PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG (PB L 217 van 5.8.1998, blz. 18).

(8) PB L 59 van 27.2.1998, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/63/EG van de Commissie (PB L 227 van 23.8.2001, blz. 41).

(9) PB L 173 van 12.7.2000, blz. 1.

(10) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(11) De nummering van deze GN-codes zoals aangegeven in het Gemeenschappelijk douanetarief en gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2031/2001 van de Commissie (PB L 279 van 23.10.2001, blz. 1).

(12) De nummering van deze GN-codes zoals aangegeven in het Gemeenschappelijk douanetarief en gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2031/2001 van de Commissie (PB L 279 van 23.10.2001, blz. 1).

(13) De nummering van deze GN-codes zoals aangegeven in het Gemeenschappelijk douanetarief en gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2031/2001 van de Commissie (PB L 279 van 23.10.2001, blz. 1).

(14) PB L 59 van 27.2.1998, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/63/EG van de Commissie (PB L 227 van 23.8.2001, blz. 41).

(15) PB L 173 van 12.7.2000, blz. 1.

(16) PB L 163 van 29.6.1999, blz. 41. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2001/744/EG van de Commissie (PB L 278 van 23.10.2001, blz. 35).

(17) PB L 100 van 20.4.2000, blz. 57.

(18) PB L 100 van 20.4.2000, blz. 55.

(19) PB L 40 van 13.2.1999, blz. 49.

(20) PB L 44 van 16.2.2000, blz. 1.

(21) PB L 296 van 21.11.1996, blz. 55.

(22) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

BIJLAGE

"BIJLAGE I

MILIEUTECHNISCHE SPECIFICATIES VOOR IN DE HANDEL VERKRIJGBARE BRANDSTOFFEN VOOR VOERTUIGEN MET ELEKTRISCHEONTSTEKINGSMOTOREN

Type: Benzine

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

MILIEUTECHNISCHE SPECIFICATIES VOOR IN DE HANDEL VERKRIJGBARE BRANDSTOFFEN VOOR VOERTUIGEN MET COMPRESSIEONTSTEKINGSMOTOREN

Type: Dieselbrandstof

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

MILIEUTECHNISCHE SPECIFICATIES VOOR IN DE HANDEL VERKRIJGBARE BRANDSTOFFEN VOOR VOERTUIGEN MET ELEKTRISCHEONTSTEKINGSMOTOREN

Type: Benzine

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE IV

MILIEUTECHNISCHE SPECIFICATIES VOOR IN DE HANDEL VERKRIJGBARE BRANDSTOFFEN VOOR VOERTUIGEN MET COMPRESSIEONTSTEKINGSMOTOREN

Type: Dieselbrandstof

>RUIMTE VOOR DE TABEL>"