32002R1406

Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 208 van 05/08/2002 blz. 0001 - 0009


Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad

van 27 juni 2002

tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(3),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(4),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In de Gemeenschap is een groot aantal wettelijke maatregelen genomen ter verhoging van de veiligheid op zee en ter voorkoming van verontreiniging bij maritiem vervoer. Deze wetgeving kan alleen effect sorteren indien ze in de gehele Gemeenschap op een correcte en uniforme wijze wordt toegepast. Zodoende worden voor iedereen gelijke voorwaarden gegarandeerd, waarbij de concurrentievervalsing door de economische voordelen voor schepen die de regels niet naleven, wordt beperkt en de serieuze deelnemers aan het scheepvaartverkeer worden beloond.

(2) Bepaalde taken die thans op communautair of nationaal niveau worden verricht, kunnen door een gespecialiseerd deskundig orgaan worden overgenomen. Er is namelijk behoefte aan technische en wetenschappelijke ondersteuning en een hoog niveau van stabiele deskundigheid om de communautaire wetgeving inzake de veiligheid op zee en ter voorkoming van verontreiniging door schepen correct toe te passen, om toezicht uit te oefenen op de implementatie en om de doeltreffendheid van de getroffen maatregelen te beoordelen; er is binnen de bestaande institutionele structuur en binnen de bestaande bevoegdheidsverdeling in de Gemeenschap dan ook behoefte aan de oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid ("het Agentschap").

(3) In algemene termen moet het Agentschap de technische instantie vormen die de Gemeenschap de noodzakelijke middelen verschaft voor een doelmatig optreden dat alle voorschriften inzake veiligheid op zee en voorkoming van verontreiniging door schepen kracht bijzet. Het Agentschap moet de Commissie bijstaan bij de voortdurende bijwerking van de communautaire wetgeving inzake veiligheid op zee en voorkoming van verontreiniging door schepen en de noodzakelijke ondersteuning verschaffen voor een convergente en effectieve uitvoering van die wetgeving in de gehele Gemeenschap door de Commissie bij te staan bij de uitvoering van de taken die haar uit hoofde van bestaande en toekomstige Gemeenschapswetgeving inzake veiligheid op zee en voorkoming van verontreiniging door schepen zijn toegekend.

(4) Teneinde de doelstellingen waarvoor het Agentschap is opgericht naar behoren te verwezenlijken, is het passend dat het Agentschap een aantal andere belangrijke taken verricht die erop gericht zijn de veiligheid op zee en de voorkoming van verontreiniging door schepen in de wateren van de lidstaten van de Gemeenschap te verbeteren. In dit verband moet het Agentschap met de lidstaten samenwerken om geschikte opleidingsactiviteiten op het gebied van havenstaatcontrole en kwesties in verband met de vlaggenstaat te organiseren en technische bijstand te verlenen betreffende de uitvoering van de Gemeenschapswetgeving. Het moet samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie vergemakkelijken zoals bedoeld in Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad(5), namelijk door de ontwikkeling en het gebruik van elk informatiesysteem dat nodig is om de doelstellingen van de richtlijn te bereiken en bij activiteiten in verband met onderzoek naar ernstige ongevallen op zee. Het moet de Commissie en de lidstaten voorzien van objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie en gegevens over veiligheid op zee en preventie van verontreiniging, die hen in staat stellen alle noodzakelijke initiatieven te nemen om de getroffen maatregelen kracht bij te zetten en de doeltreffendheid ervan te beoordelen. Het moet de knowhow van de Gemeenschap betreffende de veiligheid op zee ter beschikking stellen van de staten die om toetreding verzoeken. Het moet openstaan voor deelname van die staten en van andere derde landen die overeenkomsten met de Gemeenschap hebben gesloten waarbij zij op het gebied van veiligheid op zee en voorkoming van verontreiniging door schepen het Gemeenschapsrecht hebben aangenomen en toepassen.

(5) Het Agentschap zal betere samenwerking tussen de lidstaten bevorderen en de beste praktijken in de Gemeenschap ontwikkelen en verspreiden. Dit zal dan weer leiden tot versterking van het algemene systeem voor veiligheid op zee in de Gemeenschap en ook tot vermindering van het gevaar van ongevallen op zee, verontreiniging van de zee en verlies van mensenlevens op zee.

(6) Voor een correcte uitvoering van de taken waarmee het Agentschap is belast, is het wenselijk dat het personeel daarvan in de lidstaten inspectiebezoeken verricht om toezicht uit te oefenen op het algemene functioneren van het communautaire systeem voor veiligheid op zee en preventie van verontreiniging door schepen. De bezoeken worden uitgevoerd overeenkomstig een door de raad van bestuur van het Agentschap vastgestelde beleidslijn en worden door de autoriteiten van de lidstaten vergemakkelijkt.

(7) Het Agentschap zou het relevante Gemeenschapsrecht betreffende de toegang van het publiek tot documenten en de bescherming van personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens moeten toepassen. Het zou het publiek en elke belanghebbende objectieve, betrouwbare en begrijpelijke informatie met betrekking tot zijn werkzaamheden moeten verschaffen.

(8) Voor de contractuele aansprakelijkheid van het Agentschap, waarvoor het recht geldt dat van toepassing is op het door het Agentschap gesloten contract, is het Hof van Justitie bevoegd uitspraak te doen overeenkomstig eventuele arbitrageclausules in het contract. Het Hof van Justitie is eveneens bevoegd in geschillen met betrekking tot vergoeding voor eventuele schade die uit de niet-contractuele aansprakelijkheid van het Agentschap voortvloeit.

(9) Teneinde de uitoefening van de taken van het Agentschap doeltreffend te verzekeren, zijn de lidstaten en de Commissie vertegenwoordigd in een raad van bestuur die is toegerust met de noodzakelijke bevoegdheden om de begroting vast te stellen, de uitvoering van de begroting te verifiëren, de passende financiële voorschriften vast te stellen, doorzichtige werkmethoden voor de besluitvorming door het Agentschap vast te stellen, het werkprogramma goed te keuren, verzoeken om technische bijstand van de lidstaten te onderzoeken, een beleidslijn vast te stellen voor de inspectiebezoeken aan de lidstaten en de uitvoerend directeur te benoemen. In het licht van de bijzonder technische en wetenschappelijke opdracht en taken van dit Agentschap is het passend dat de raad van bestuur bestaat uit leden met een hoog niveau van deskundigheid en is samengesteld uit een vertegenwoordiger van iedere lidstaat en vier vertegenwoordigers van de Commissie. Teneinde in de raad van bestuur het hoogste niveau van deskundigheid en ervaring te verzekeren en de nauwst betrokken sectoren bij de taken van het Agentschap te betrekken, duidt de Commissie onafhankelijke beroepsbeoefenaren uit die sectoren aan tot niet-stemgerechtigde leden van de raad van bestuur, op basis van hun persoonlijke verdiensten en ervaring op het gebied van veiligheid op zee en preventie van verontreiniging door schepen en niet als vertegenwoordigers van bepaalde beroepsorganisaties.

(10) Voor de goede werking van het Agentschap dient de uitvoerend directeur te worden benoemd op grond van verdiensten en bewezen administratieve en bestuurlijke vaardigheden, alsmede bevoegdheid en ervaring op het gebied van veiligheid op zee en preventie van verontreiniging door schepen en zijn taken te vervullen in een totale onafhankelijkheid en flexibiliteit ten aanzien van de wijze waarop het interne functioneren van het Agentschap dient te worden georganiseerd. Daartoe treft de uitvoerend directeur voorbereidingen voor en neemt alle noodzakelijke maatregelen met het oog op de correcte uitvoering van het werkprogramma van het Agentschap, stelt hij elk jaar een ontwerp van algemeen verslag op dat aan de raad van bestuur wordt voorgelegd, maakt hij ramingen van de inkomsten en uitgaven van het Agentschap en implementeert hij de begroting.

(11) Om de volledige autonomie en onafhankelijkheid van het Agentschap te waarborgen, wordt het noodzakelijk geacht aan het Agentschap een eigen begroting toe te kennen die in essentie wordt betaald uit een bijdrage van de Gemeenschap.

(12) De begrotingsautoriteit heeft de afgelopen jaren, bij de oprichting van meerdere gedecentraliseerde Agentschappen, gestreefd naar verbetering van de transparantie van en de controle op het beheer van de aan hen toegewezen Gemeenschapskredieten, in het bijzonder met betrekking tot opneming in de begroting van vergoedingen, financiële controle, kwijtingsbevoegdheid, bijdragen aan de pensioenregeling en interne begrotingsprocedure (gedragscode). Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)(6) zou op soortgelijke wijze onverkort van toepassing moeten zijn op het Agentschap, dat het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding OLAF(7) zou moeten ondertekenen.

(13) Binnen vijf jaar nadat het Agentschap een begin heeft gemaakt met de uitvoering van zijn taken geeft de raad van bestuur de opdracht tot een onafhankelijke externe evaluatie van de effecten van deze verordening, van het Agentschap en van de activiteiten die het ontplooit om een hoog niveau van veiligheid van de zeevaart en preventie van verontreiniging door schepen tot stand te brengen,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

DOELSTELLINGEN EN TAKEN

Artikel 1

Doelstellingen

1. Bij deze verordening wordt een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid opgericht, hierna "het Agentschap" genoemd, teneinde in de Gemeenschap een hoog, uniform en efficiënt niveau van veiligheid op zee en van voorkoming van verontreiniging door schepen te waarborgen.

2. Het Agentschap verstrekt de lidstaten en de Commissie de nodige technische en wetenschappelijke bijstand en een hoog niveau van deskundigheid, teneinde hen te helpen bij de correcte toepassing van de communautaire wetgeving op het gebied van de veiligheid op zee en de voorkoming van verontreiniging door schepen, bij de controle op de uitvoering daarvan en bij de beoordeling van de doeltreffendheid van de ingevoerde maatregelen.

Artikel 2

Taken

Met het oog op de correcte verwezenlijking van de in artikel 1 vermelde doelstellingen wordt het Agentschap met de volgende taken belast:

a) De Commissie bijstaan, waar nodig, in de voorbereidende werkzaamheden voor de bijwerking en ontwikkeling van de communautaire wetgeving op het gebied van de veiligheid op zee en de voorkoming van verontreiniging door schepen, met name in samenhang met de ontwikkeling van de internationale wetgeving terzake. Deze taak omvat de analyse van onderzoeksprojecten op het gebied van de veiligheid op zee en de voorkoming van verontreiniging door schepen.

b) De Commissie bijstaan bij de efficiënte uitvoering van de communautaire wetgeving op het gebied van de veiligheid op zee en de voorkoming van verontreiniging door schepen in de gehele Gemeenschap. In het bijzonder:

i) toezicht houden op het algemene functioneren van het communautaire stelsel van havenstaatcontrole, eventueel met inbegrip van inspectiebezoeken aan de lidstaten, en de Commissie voorstellen aan de hand doen voor mogelijke verbeteringen terzake;

ii) de Commissie de noodzakelijke technische bijstand verstrekken om deel te nemen aan de werkzaamheden van de technische organen van het Memorandum van overeenstemming van Parijs inzake havenstaatcontrole;

iii) de Commissie bijstaan in de uitvoering van alle taken waarmee deze is belast krachtens bestaande en toekomstige communautaire wetgeving op het gebied van de veiligheid op zee en de voorkoming van verontreiniging door schepen, met name wetgeving die van toepassing is op classificatiemaatschappijen, de veiligheid van passagiersschepen alsmede op de veiligheid, opleiding, diplomering en wachtdienst van scheepsbemanningen.

c) Samenwerken met de lidstaten om

i) waar nodig, relevante opleidingsactiviteiten te organiseren op de gebieden die onder de bevoegdheden van de havenstaat en de vlaggenstaat vallen;

ii) technische oplossingen uit te werken en technische bijstand te verlenen in verband met de toepassing van de communautaire wetgeving.

d) De samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie vergemakkelijken op het gebied van Richtlijn 2002/59/EG. Meer in het bijzonder:

i) de samenwerking bevorderen tussen de oeverstaten in de betrokken scheepvaartgebieden op de onder de richtlijn vallende gebieden;

ii) informatiesystemen ontwikkelen en gebruiken die nodig zijn om de doelstellingen van de richtlijn te bereiken.

e) De samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie vergemakkelijken bij het ontwerpen - rekening houdend met de verschillende rechtssystemen van de lidstaten - van een gemeenschappelijke methodologie voor het onderzoeken van ongevallen op zee overeenkomstig internationaal aanvaarde beginselen, bij het steunen van de lidstaten inzake activiteiten met betrekking tot onderzoeken betreffende ernstige ongevallen op zee, alsmede bij het analyseren van bestaande onderzoeksverslagen over ongevallen.

f) De Commissie en de lidstaten voorzien van objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie en gegevens over de veiligheid op zee en verontreiniging door schepen, die hen in staat stellen alle noodzakelijke maatregelen te nemen om de veiligheid op zee en de voorkoming van verontreiniging door schepen te verhogen en de doeltreffendheid van de ingevoerde maatregelen te beoordelen. Dit omvat het verzamelen, registreren en beoordelen van technische gegevens over de veiligheid op zee en het zeeverkeer, alsook over zowel door ongevallen als opzettelijk veroorzaakte verontreiniging van de zee, de systematische exploitatie van bestaande databanken, met inbegrip van hun kruisbestuiving, en eventueel de ontwikkeling van aanvullende databanken. Voorts, op basis van de verzamelde gegevens, de Commissie bijstaan in de halfjaarlijkse publicatie van informatie over schepen die de toegang is ontzegd tot havens van de Gemeenschap krachtens Richtlijn 95/21/EG van de Raad van 19 juni 1995 betreffende de naleving, met betrekking tot de schepen die gebruikmaken van havens in de Gemeenschap en varen in de onder de jurisdictie van de lidstaten vallende wateren, van internationale normen op het gebied van de veiligheid van schepen, voorkoming van verontreiniging en leef- en werkomstandigheden aan boord (havenstaatcontrole)(8). Ten slotte, de Commissie en de lidstaten bijstaan in hun streven naar verbetering van de identificatie en vervolging van schepen die illegale lozingen hebben verricht.

g) Eventueel bij onderhandelingen met kandidaat-lidstaten technische steun verlenen voor de tenuitvoerlegging van de communautaire wetgeving op het gebied van de veiligheid op zee en de voorkoming van verontreiniging door schepen. Deze taak wordt gecoördineerd met de bestaande regionale samenwerkingsprogramma's en omvat, waar nodig, de organisatie van relevante opleidingsactiviteiten.

Artikel 3

Inspectiebezoeken aan de lidstaten

1. Voor het vervullen van zijn taken kan het Agentschap inspectiebezoeken aan de lidstaten brengen overeenkomstig de door de raad van bestuur vastgestelde beleidslijn. De nationale autoriteiten van de lidstaten vergemakkelijken het werk van het personeel van het Agentschap.

2. Het Agentschap stelt de betrokken lidstaat in kennis van het geplande inspectiebezoek, de identiteit van de gemachtigde ambtenaren en de aanvangsdatum. De met de inspecties belaste ambtenaren van het Agentschap leggen vooreerst het besluit over van de uitvoerend directeur van het Agentschap waarin het voorwerp en het doel van hun opdracht zijn vermeld.

3. Na elk bezoek stelt het Agentschap een verslag op dat aan de Commissie en aan de betrokken lidstaat wordt verstrekt.

Artikel 4

Transparantie en bescherming van informatie

1. Bij de behandeling van verzoeken om toegang tot documenten in zijn bezit past het Agentschap de beginselen toe van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie(9).

2. Het Agentschap kan op eigen initiatief communiceren op de gebieden die tot zijn taken behoren. Het draagt er met name zorg voor dat het publiek en belanghebbenden snel objectieve, betrouwbare en begrijpelijke informatie omtrent zijn werkzaamheden ontvangen.

3. De raad van bestuur stelt de nodige interne regels voor de toepassing van de leden 1 en 2 vast.

4. Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(10) is van toepassing op de informatie die de Commissie en het Agentschap op grond van de onderhavige verordening verzamelen.

HOOFDSTUK II

INTERNE STRUCTUUR EN WERKING

Artikel 5

Rechtspersoonlijkheid, plaatselijke kantoren

1. Het Agentschap is een orgaan van de Gemeenschap. Het Agentschap heeft rechtspersoonlijkheid.

2. In elk van de lidstaten geniet het Agentschap de meest uitgebreide handelingsbevoegdheid welke aan rechtspersonen krachtens de wetgeving in de betreffende lidstaat wordt verleend. Het Agentschap kan in het bijzonder roerende en onroerende zaken verwerven of vervreemden en kan in rechte optreden.

3. Op verzoek van de Commissie kan de raad van bestuur besluiten in de lidstaten - met hun toestemming - de plaatselijke kantoren te vestigen die noodzakelijk zijn voor het vervullen van taken in verband met het toezicht op de scheepvaart en het zeeverkeer, zoals bedoeld in Richtlijn 2002/59/EG.

4. Het Agentschap wordt vertegenwoordigd door zijn uitvoerend directeur.

Artikel 6

Personeel

1. Het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen en de regels die gezamenlijk door de instellingen van de Europese Gemeenschappen zijn vastgesteld ter uitvoering van dat statuut en die regeling, zijn van toepassing op het personeel van het Agentschap. De raad van bestuur stelt, in overleg met de Commissie, de noodzakelijke uitvoeringsbepalingen vast.

2. Onverminderd artikel 16 worden voor het eigen personeel van het Agentschap de door het Statuut en door de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, toegekende bevoegdheden aan het tot aanstelling bevoegde gezag uitgeoefend door het Agentschap.

3. Het personeel van het Agentschap bestaat uit ambtenaren die door de Commissie of de lidstaten tijdelijk worden toegewezen of gedetacheerd en uit andere personeelsleden die door het Agentschap worden aangeworven naargelang zijn werkzaamheden zulks vereisen.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op het Agentschap en op het personeel daarvan.

Artikel 8

Aansprakelijkheid

1. De contractuele aansprakelijkheid van het Agentschap wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op het desbetreffende contract.

2. Het Hof van Justitie heeft rechtsmacht om uitspraak te doen krachtens een arbitrageclausule in een door het Agentschap gesloten contract.

3. In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt het Agentschap in overeenstemming met de algemene beginselen welke de rechtsstelsels der lidstaten gemeen hebben, alle door zijn afdelingen of door zijn personeelsleden bij de uitoefening van hun werkzaamheden veroorzaakte schade.

4. Het Hof van Justitie heeft rechtsmacht voor geschillen over de vergoeding van de in lid 3 bedoelde schade.

5. De persoonlijke aansprakelijkheid van de personeelsleden jegens het Agentschap wordt beheerst door de bepalingen van het Statuut of de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden.

Artikel 9

Talen

1. Op het Agentschap zijn de bepalingen van Verordening nr. 1 van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap(11) van toepassing.

2. De voor het functioneren van het Agentschap vereiste vertaaldiensten worden geleverd door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie.

Artikel 10

Instelling en bevoegdheden van de raad van bestuur

1. Er wordt een raad van bestuur ingesteld.

2. De raad van bestuur:

a) benoemt overeenkomstig artikel 16 de uitvoerend directeur;

b) keurt uiterlijk op 30 april van elk jaar het algemeen verslag van het Agentschap over het voorafgaande jaar goed en zendt het toe aan de lidstaten, het Europees Parlement, de Raad en de Commissie;

c) onderzoekt, in het kader van de voorbereiding van het werkprogramma, verzoeken van de lidstaten om technische bijstand, zoals bedoeld in artikel 2, letter c, onder ii);

d) stelt vóór 31 oktober van elk jaar en rekening houdend met het advies van de Commissie het werkprogramma van het Agentschap voor het komende jaar vast en zendt het toe aan de lidstaten, het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

De vaststelling van het werkprogramma geschiedt onverminderd de jaarlijkse begrotingsprocedure van de Gemeenschap. Indien de Commissie binnen een periode van 15 dagen na de datum van aanneming van het werkprogramma te kennen geeft het niet eens te zijn met het aangenomen werkprogramma, bespreekt de raad van bestuur het werkprogramma opnieuw en neemt hij het, eventueel gewijzigde, werkprogramma binnen twee maanden in tweede lezing aan, ofwel met een tweederde meerderheid inclusief de vertegenwoordigers van de Commissie, ofwel met eenparigheid van stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten;

e) stelt vóór het begin van het begrotingsjaar de definitieve begroting van het Agentschap vast, eventueel na aanpassing aan de communautaire bijdrage en andere ontvangsten van het Agentschap;

f) stelt procedures vast voor het nemen van besluiten door de uitvoerend directeur;

g) stelt een beleidslijn vast voor de uit hoofde van artikel 3 uit te voeren inspectiebezoeken;

h) verricht zijn taken met betrekking tot de begroting van het Agentschap overeenkomstig de artikelen 18, 19 en 21;

i) treedt als tuchtraad op ten aanzien van de uitvoerend directeur en de in artikel 15, lid 3, bedoelde afdelingshoofden;

j) stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 11

Samenstelling van de raad van bestuur

1. De raad van bestuur bestaat uit één vertegenwoordiger van iedere lidstaat en vier vertegenwoordigers van de Commissie alsmede uit vier door de Commissie aangeduide, niet-stem-gerechtigde beroepsbeoefenaren van de nauwst betrokken bedrijfssectoren.

De leden van de raad van bestuur worden benoemd op basis van hun relevante ervaring en deskundigheid terzake van de veiligheid op zee en van de voorkoming van verontreiniging door schepen.

2. Iedere lidstaat en de Commissie benoemen hun leden van de raad van bestuur, alsmede een plaatsvervanger die dat lid in zijn afwezigheid vertegenwoordigt.

3. De duur van de ambtstermijn bedraagt vijf jaar. Deze ambtstermijn kan eenmaal worden verlengd.

4. In voorkomend geval worden de deelneming van vertegenwoordigers van derde landen en de voorwaarden daarvan vastgesteld in de in artikel 17, lid 2, bedoelde regelingen.

Artikel 12

Voorzitterschap van de raad van bestuur

1. De raad van bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een vice-voorzitter. De vice-voorzitter vervangt ambtshalve de voorzitter wanneer deze is verhinderd zijn taken te verrichten.

2. De ambtstermijn van de voorzitter en de vice-voorzitter bedraagt drie jaar en loopt af wanneer hun respectieve lidmaatschap van de raad van bestuur ten einde loopt. Deze ambtstermijn kan eenmaal worden verlengd.

Artikel 13

Vergaderingen

1. De voorzitter roept de raad van bestuur in vergadering bijeen.

2. De uitvoerend directeur van het Agentschap neemt deel aan de beraadslagingen.

3. De raad van bestuur houdt tweemaal per jaar een gewone vergadering; daarnaast komt de raad van bestuur op initiatief van de voorzitter of op verzoek van de Commissie of van een derde van de lidstaten bijeen.

4. De raad van bestuur kan, wanneer het gaat om een vertrouwelijke kwestie of een belangenconflict, besluiten specifieke agendapunten te bespreken zonder dat daarbij de leden aangeduid in hun hoedanigheid van beroepsbeoefenaren van de nauwst betrokken bedrijfssectoren aanwezig zijn. Gedetailleerde voorschriften voor de toepassing van deze bepaling kunnen worden vastgelegd in het reglement van orde.

5. De raad van bestuur kan elkeen wiens advies dienstig kan zijn, uitnodigen om als waarnemer de vergaderingen bij te wonen.

6. De leden van de raad van bestuur kunnen zich laten bijstaan door adviseurs of deskundigen, behoudens de bepalingen van het reglement van orde.

7. Het secretariaat van de raad van bestuur wordt verzorgd door het Agentschap.

Artikel 14

Stemming

1. De raad van bestuur neemt besluiten met een meerderheid van twee derde van alle stemgerechtigde leden.

2. Elk lid heeft één stem. De uitvoerend directeur van het Agentschap neemt niet aan de stemming deel.

Bij afwezigheid van een lid heeft zijn plaatsvervanger het recht zijn stemrecht uit te oefenen.

3. Het reglement van orde bepaalt de nadere bijzonderheden van de stemprocedure en in het bijzonder onder welke voorwaarden een lid namens een ander lid kan handelen.

Artikel 15

Taken en bevoegdheden van de uitvoerend directeur

1. Het Agentschap wordt geleid door zijn uitvoerend directeur, die volledig onafhankelijk is in de uitoefening van zijn taken, onverminderd de respectieve bevoegdheden van de Commissie en de raad van bestuur.

2. De uitvoerend directeur heeft de volgende taken en bevoegdheden:

a) Hij stelt het werkprogramma op en legt het aan de raad van bestuur voor na raadpleging van de Commissie. Hij neemt de nodige maatregelen voor de uitvoering daarvan. Hij geeft gehoor aan alle verzoeken om bijstand van de Commissie of van een lidstaat overeenkomstig artikel 10, lid 2, onder c).

b) Hij besluit tot uitvoering van inspectiebezoeken zoals bedoeld in artikel 3, na raadpleging van de Commissie en volgens de beleidslijn die de raad van bestuur overeenkomstig artikel 10, lid 2, onder g), heeft vastgesteld.

c) Hij neemt alle nodige maatregelen, waaronder de vaststelling van interne administratieve instructies en de bekendmaking van mededelingen, om het functioneren van het Agentschap in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening te waarborgen.

d) Hij organiseert een efficiënt toetsingssysteem teneinde de verwezenlijkingen van het Agentschap te kunnen vergelijken met de operationele doelstellingen. Op basis hiervan stelt de uitvoerend directeur elk jaar een ontwerp van algemeen verslag op dat hij aan de raad van bestuur voorlegt. Hij voert een methode van geregelde evaluatie in die aan erkende vaknormen voldoet.

e) Hij oefent met betrekking tot het personeel de in artikel 6, lid 2, genoemde bevoegdheden uit.

f) Hij stelt overeenkomstig artikel 18 ramingen van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap op en voert de begroting overeenkomstig artikel 19 uit.

3. De uitvoerend directeur kan worden bijgestaan door één of meer afdelingshoofden. Indien de uitvoerend directeur afwezig of verhinderd is, neemt een van de afdelingshoofden zijn plaats in.

Artikel 16

Benoeming van de uitvoerend directeur

1. De uitvoerend directeur van het Agentschap wordt op grond van verdienste en van door bewijsstukken aangetoonde bestuurlijke en leidinggevende vaardigheden, alsook bekwaamheid en ervaring die relevant is voor maritieme veiligheid en de voorkoming van verontreiniging door schepen, door de raad van bestuur benoemd. De raad van bestuur neemt een besluit met een meerderheid van vier vijfde van alle stemgerechtigde leden. De Commissie kan één of meer kandidaten voorstellen.

De bevoegdheid om de uitvoerend directeur te ontslaan berust bij de raad van bestuur, die daarvoor dezelfde procedure volgt.

2. De ambtstermijn van de uitvoerend directeur bedraagt vijf jaar. Deze ambtstermijn kan eenmaal worden verlengd.

Artikel 17

Deelneming van derde landen

1. Het Agentschap staat open voor deelneming van derde landen die overeenkomsten met de Europese Gemeenschap hebben gesloten waarbij zij het Gemeenschapsrecht op het gebied van veiligheid op zee en voorkoming van verontreiniging door schepen hebben aangenomen en toepassen.

2. Krachtens de betreffende bepalingen van deze overeenkomsten zullen regelingen worden uitgewerkt die onder meer de aard en de omvang van en de nadere regels voor de deelneming van deze landen aan de werkzaamheden van het Agentschap vastleggen, met inbegrip van bepalingen ten aan-zien van financiële bijdragen en personeel.

HOOFDSTUK III

FINANCIËLE EISEN

Artikel 18

Begroting

1. De ontvangsten van het Agentschap bestaan uit:

a) een bijdrage van de Gemeenschap;

b) mogelijke bijdragen van derde landen die overeenkomstig artikel 17 deelnemen aan de werkzaamheden van het Agentschap;

c) voor publicaties, opleiding en andere door het Agentschap geleverde diensten in rekening gebrachte kosten.

2. De uitgaven van het Agentschap bestaan uit personeels-, administratieve, infrastructurele en operationele kosten.

3. De uitvoerend directeur stelt een raming op van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap voor het volgende begrotingsjaar en zendt deze tezamen met een overzicht van de personeelsformatie naar de raad van bestuur.

4. De ontvangsten en uitgaven moeten in evenwicht zijn.

5. De raad van bestuur stelt uiterlijk op 30 april van elk jaar de ontwerpbegroting, vergezeld van het voorlopige werkprogramma, vast en dient deze in bij de Commissie en bij derde landen die overeenkomstig artikel 17 deelnemen aan de werkzaamheden van het Agentschap.

Op basis van de ontwerpbegroting stelt de Commissie de betreffende ramingen vast in het voorontwerp van algemene begroting van de Europese Unie, dat zij overeenkomstig artikel 272 van het Verdrag aan de Raad voorlegt. De omvang van de goedgekeurde begrotingsperspectieven van de Gemeenschap voor de komende jaren moet worden geëerbiedigd.

6. Na de vaststelling van de algemene begroting van de Europese Unie stelt de raad van bestuur de begroting en het definitieve werkprogramma van het Agentschap vast en past die waar nodig aan de bijdrage van de Gemeenschap aan. Hij doet die documenten onverwijld aan de Commissie, de begrotingsautoriteit en de derde landen die deelnemen aan de werkzaamheden van het Agentschap toekomen.

Artikel 19

Uitvoering en controle van de begroting

1. De uitvoerend directeur voert de begroting van het Agentschap uit.

2. De controle op het aangaan van betalingsverplichtingen en de betaling van alle uitgaven, alsmede de controle op de vaststelling en de inning van alle ontvangsten van het Agentschap, worden uitgevoerd door de financieel controleur van de Commissie.

3. Uiterlijk op 31 maart van elk jaar legt de uitvoerend directeur aan de Commissie, de raad van bestuur en de Rekenkamer de gedetailleerde rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven over het voorgaande begrotingsjaar voor.

De Rekenkamer onderzoekt deze rekeningen overeenkomstig artikel 248 van het Verdrag. De Rekenkamer publiceert elk jaar een verslag van de activiteiten van het Agentschap.

4. Het Europees Parlement verleent op aanbeveling van de raad van bestuur de uitvoerend directeur van het Agentschap kwijting met betrekking tot de uitvoering van de begroting.

Artikel 20

Fraudebestrijding

1. Ter bestrijding van fraude, corruptie en andere illegale handelingen zijn de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1073/1999 onverminderd op het Agentschap van toepassing.

2. Het Agentschap treedt toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en stelt onverwijld de betreffende voorschriften vast die op het ganse personeel van het Agentschap van toepassing zijn.

3. De financieringsbesluiten, alsmede alle contracten en uitvoeringsinstrumenten die uit die besluiten voortvloeien, bepalen uitdrukkelijk dat de Rekenkamer en het OLAF, indien nodig, bij de begunstigden van middelen van het Agentschap en bij de tussenpersonen die deze middelen verdelen, tot controle ter plaatse kunnen overgaan.

Artikel 21

Financiële bepalingen

De raad van bestuur stelt na verkrijging van de goedkeuring van de Commissie en het advies van de Rekenkamer het financieel reglement van het Agentschap vast. In het financieel reglement van het Agentschap wordt met name de wijze van opstelling en uitvoering van de begroting van het Agentschap geregeld, in overeenstemming met artikel 142 van het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen(12).

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 22

Evaluatie

1. Binnen vijf jaar nadat het Agentschap een begin heeft gemaakt met de uitvoering van zijn taken geeft de raad van bestuur de opdracht tot een onafhankelijke externe evaluatie van de uitvoering van deze verordening. De Commissie verstrekt het Agentschap alle gegevens welke het voor deze evaluatie relevant acht.

2. Bij de evaluatie wordt nagegaan welk effect deze verordening, het Agentschap en zijn werkmethoden hebben gehad op de totstandkoming van een hoog niveau van veiligheid op zee en van voorkoming van verontreiniging door schepen. De raad van bestuur stelt in overleg met de Commissie een specifieke opdracht vast, na raadpleging van de betrokken partijen.

3. De raad van bestuur ontvangt de evaluatie en doet de Commissie aanbevelingen met het oog op wijzigingen in deze verordening, het Agentschap en de werkmethoden. De resultaten van de evaluatie en de aanbevelingen worden door de Commissie toegezonden aan de Raad en het Europees Parlement en worden bekendgemaakt.

Artikel 23

Begin van de werkzaamheden van het Agentschap

Het Agentschap begint binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze verordening met zijn werkzaamheden.

Artikel 24

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 27 juni 2002.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

P. Cox

Voor de Raad

De voorzitter

M. Arias Cañete

(1) PB C 120 E van 24.4.2001, blz. 83, en

PB C 103 E van 30.4.2002, blz. 184.

(2) PB C 221 van 7.8.2001, blz. 64.

(3) PB C 357 van 14.12.2001, blz. 1.

(4) Advies van het Europees Parlement van 14 juni 2001 (PB C 53 E van 28.2.2002, blz. 312), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 7 maart 2002 (PB C 119 E van 22.5.2002, blz. 27), besluit van het Europees Parlement van 12 juni 2002 (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 25 juni 2002.

(5) Zie bladzijde 10 van dit Publicatieblad.

(6) PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

(7) PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.

(8) PB L 157 van 7.7.1995, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/106/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 19 van 22.1.2002, blz. 17).

(9) PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

(10) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(11) PB 17 van 6.10.1958, blz. 385/58. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.

(12) PB L 356 van 31.12.1977, blz. 1. Reglement laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, EGKS, Euratom) nr. 762/2001 (PB L 111 van 20.4.2001, blz. 1).