32001L0108

Richtlijn 2001/108/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 januari 2002 tot wijziging van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's), betreffende beleggingen van icbe's

Publicatieblad Nr. L 041 van 13/02/2002 blz. 0035 - 0042


Richtlijn 2001/108/EG van het Europees Parlement en de Raad

van 21 januari 2002

tot wijziging van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's), betreffende beleggingen van icbe's

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 47, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het toepassingsgebied van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad(4) was oorspronkelijk beperkt tot instellingen voor collectieve belegging van het open-end-type die hun rechten van deelneming aan het publiek in de Gemeenschap te koop aanbieden en waarvan het uitsluitende doel is te beleggen in effecten (icbe's). In de preambule van Richtlijn 85/611/EEG wordt gesteld dat voor instellingen voor collectieve beleggingen die buiten het toepassingsgebied van de richtlijn vallen, de coördinatie in een later stadium zal plaatsvinden.

(2) Gezien de marktontwikkelingen is het wenselijk het beleggingsdoel van icbe's zodanig uit te breiden dat zij ook in andere financiële activa dan effecten mogen beleggen, mits deze voldoende liquide zijn. De financiële instrumenten die de icbe's als beleggingen in hun activaportefeuille mogen opnemen, worden opgesomd in deze richtlijn. De belegging van een portefeuille volgens een index is een beheerstechniek.

(3) De in deze richtlijn opgenomen definitie van effecten is alleen geldig voor deze richtlijn en laat de diverse definities die in de nationale wetgevingen voor andere, zoals fiscale doeleinden, gehanteerd worden, geheel onverlet. Aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren die zijn uitgegeven door instellingen zoals "building societies" en "industrial and provident societies" en die in de praktijk alleen kunnen worden overgedragen door inkoop door de uitgevende instelling, worden bijgevolg niet door deze definitie bestreken.

(4) Onder geldmarktinstrumenten worden de categorieën verhandelbare instrumenten verstaan die gewoonlijk niet op gereglementeerde markten worden verhandeld maar waarin op de geldmarkt wordt gehandeld, zoals bijvoorbeeld schatkistcertificaten, kortlopend papier van lokale overheden, depositocertificaten, commercial paper, verhandelbaar papier over middellange termijn en bankaccepten.

(5) Het is dienstig dat het begrip gereglementeerde markten in deze richtlijn overeenstemt met dat in Richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten(5).

(6) Het is wenselijk een icbe toe te staan haar activa te beleggen in rechten van deelneming in icbe's en/of andere instellingen voor collectieve belegging van het open-end-type die eveneens met toepassing van het beginsel van de risicospreiding in de in deze richtlijn genoemde liquide financiële activa beleggen. De icbe's of andere instellingen voor collectieve belegging waarin een icbe belegt, moeten eveneens aan effectief toezicht onderworpen zijn.

(7) De mogelijkheden voor een icbe om te beleggen in icbe's en/of andere instellingen voor collectieve belegging moeten tot ontwikkeling kunnen komen. Daarom moet worden gegarandeerd dat die beleggingsactiviteiten geen afbreuk doen aan de bescherming van de belegger. Het verruimen van de mogelijkheden voor icbe's om te beleggen in de rechten van deelneming van andere icbe's en/of instellingen voor collectieve belegging vergt dat voorschriften worden opgenomen betreffende kwantitatieve begrenzingen, informatieverstrekking en het voorkomen van het cascadeverschijnsel.

(8) Gezien de ontwikkelingen op de markten en de voltooiing van de economische en monetaire unie is het wenselijk icbe's toe te staan in bankdeposito's te beleggen. Teneinde een adequate liquiditeit van beleggingen in deposito's te waarborgen, dienen deze deposito's onmiddellijk opeisbaar of opvraagbaar te zijn. Indien de deposito's worden aangehouden bij een kredietinstelling met statutaire zetel in een derde land, dient de kredietinstelling onderworpen te zijn aan bedrijfseconomische voorschriften gelijkwaardig aan die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld.

(9) Afgezien van het geval waarin een icbe overeenkomstig haar fondsreglement of statuten in bankdeposito's belegt, kan het noodzakelijk zijn alle icbe's toe te staan accessoir ook liquide middelen, zoals onmiddellijk opvraagbare bankdeposito's, te houden. Het accessoir houden van dergelijke liquide middelen kan in bijvoorbeeld de volgende gevallen gerechtvaardigd zijn: om lopende of onvoorziene betalingen te kunnen uitvoeren; bij verkopen, gedurende de termijn die noodzakelijk is om de liquide middelen te herbeleggen in effecten, geldmarktinstrumenten en/of andere in deze richtlijn bedoelde financiële activa; wanneer vanwege ongunstige marktomstandigheden, niet langer dan strikt noodzakelijk is, het verrichten van beleggingen in effecten, geldmarktinstrumenten en andere financiële activa dient te worden opgeschort.

(10) Om redenen in verband met het prudentieel toezicht moeten icbe's een buitensporige concentratie vermijden in beleggingen waardoor een tegenpartijrisico zou worden aangegaan jegens één en dezelfde instelling of jegens instellingen die tot dezelfde groep behoren.

(11) Het moet icbe's uitdrukkelijk worden toegestaan om, als onderdeel van hun algemene beleggingsbeleid en/of voor risicodekkingsdoeleinden, om een vooropgesteld financieel doel of het in het prospectus vermelde risicoprofiel te bereiken, in financiële derivaten te beleggen. Ter wille van de bescherming van de belegger is het noodzakelijk het maximale potentiële risico met betrekking tot afgeleide instrumenten zodanig te beperken dat dit risico de totale nettowaarde van de portefeuille van de icbe niet overschrijdt; teneinde steeds zicht te hebben op de uit derivatentransacties voortvloeiende risico's en verplichtingen en de naleving van de beleggingsbegrenzingen te toetsen, moeten deze risico's en verplichtingen doorlopend worden geëvalueerd en bewaakt. Ten slotte moeten de icbe's, om bescherming van de belegger door middel van informatieverstrekking te garanderen, de strategieën, technieken en beleggingsbeperkingen met betrekking tot hun derivatentransacties beschrijven.

(12) Ten aanzien van OTC-derivaten moeten aanvullende eisen worden gesteld wat betreft de kwaliteit van de tegenpartijen en instrumenten, alsook met betrekking tot de liquiditeit en de doorlopende evaluatie van de positie. Met deze aanvullende eisen wordt beoogd de bescherming van de belegger op een adequaat niveau te brengen, dat vrijwel evenwaardig is aan het beschermingsniveau dat beleggers genieten wanneer zij derivaten verwerven waarin op gereglementeerde markten wordt gehandeld.

(13) Derivatentransacties mogen in geen geval worden gebruikt om de in deze richtlijn neergelegde beginselen en voorschriften te omzeilen. Wat OTC-derivaten betreft, moeten aanvullende risicospreidingsregels gelden voor risico's jegens één en dezelfde tegenpartij of groep tegenpartijen.

(14) Sommige technieken voor portefeuillebeheer door instellingen voor collectieve belegging die overwegend in aandelen en/of in obligaties beleggen, zijn gebaseerd op het reconstrueren van aandelenindexen en/of obligatie-indexen. Het is wenselijk icbe's toe te staan welbekende en erkende aandelenindexen en/of obligatie-indexen te reconstrueren; derhalve kan het noodzakelijk zijn soepeler risicospreidingsregels vast te stellen voor icbe's die met dat doel in aandelen en/of obligaties beleggen.

(15) Instellingen voor collectieve belegging die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, mogen niet voor andere doeleinden worden gebruikt dan voor de collectieve belegging van uit het publiek aangetrokken gelden overeenkomstig de voorschriften van deze richtlijn. In de in deze richtlijn aangegeven gevallen is het een icbe alleen toegestaan dochterondernemingen te hebben wanneer deze nodig zijn om namens de icbe effectief bepaalde, eveneens in deze richtlijn omschreven werkzaamheden te verrichten. Het is nodig een effectief toezicht op icbe's te garanderen; het mag een icbe derhalve alleen worden toegestaan een dochteronderneming in een derde land op te richten in de gevallen en onder de voorwaarden die in deze richtlijn zijn omschreven. De algemene verplichting om uitsluitend te handelen in het belang van de houders van rechten van deelneming, en met name het streven naar een grotere kostenefficiëntie, machtigen een icbe geenszins tot het nemen van maatregelen die een belemmering kunnen vormen voor een effectieve uitoefening van de toezichthoudende taken door de bevoegde autoriteiten.

(16) Aangezien ervoor dient te worden gezorgd dat de rechten van deelneming van een breder scala aan instellingen voor collectieve belegging vrij over de grenzen heen verhandelbaar zijn terwijl de belegger een eenvormige minimumbescherming wordt geboden, is de vaststelling van een bindende Gemeenschapsrichtlijn waarin de overeengekomen minimumnormen zijn opgenomen de enige methode om de beoogde doelstellingen te bereiken. Deze richtlijn brengt alleen de minimaal vereiste harmonisatie tot stand en gaat overeenkomstig artikel 5, derde alinea, van het Verdrag niet verder dan nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

(17) De voor de uitvoering van deze richtlijn noodzakelijke maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(6).

(18) De Commissie kan te gelegener tijd overwegen codificatie voor te stellen na aanneming van de voorstellen,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 85/611/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1. in artikel 1, lid 2, wordt het eerste streepje vervangen door: "- waarvan het uitsluitende doel is de collectieve belegging in effecten en/of in andere in artikel 19, lid 1, bedoelde liquide financiële activa van uit het publiek aangetrokken kapitaal, met toepassing van het beginsel van risicospreiding; en"

2. aan artikel 1 worden de volgende leden toegevoegd: "8. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder 'effecten' verstaan:

- aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren ('aandelen');

- obligaties en andere schuldinstrumenten ('obligaties');

- alle andere verhandelbare waardepapieren waarmee dergelijke effecten via inschrijving of omruiling kunnen worden verworven,

met uitsluiting van de in artikel 21 bedoelde technieken en instrumenten.

9. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder 'geldmarktinstrumenten' verstaan: instrumenten die gewoonlijk op de geldmarkt verhandeld worden, liquide zijn en waarvan de waarde te allen tijde nauwkeurig kan worden vastgesteld.";

3. artikel 19, lid 1, onder a), wordt vervangen door: "a) effecten en geldmarktinstrumenten die zijn toegelaten tot of worden verhandeld op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 1, lid 13, van Richtlijn 93/22/EEG; en/of";

4. in artikel 19, lid 1, onder b) en c), wordt na "effecten" ingevoegd: "en geldmarktinstrumenten";

5. artikel 19, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

- aan het einde van punt d) wordt "en/of" toegevoegd;

- het volgende punt wordt toegevoegd: "e) rechten van deelneming van overeenkomstig deze richtlijn toegelaten icbe's en/of andere instellingen voor collectieve belegging in de zin van artikel 1, lid 2, eerste en tweede streepje, ongeacht of die al dan niet in een lidstaat gevestigd zijn, mits:

- die andere instellingen voor collectieve belegging zijn toegelaten overeenkomstig wetten waardoor zij worden onderworpen aan toezicht dat naar het oordeel van de voor de icbe's bevoegde autoriteiten gelijkwaardig is aan het toezicht waarin het Gemeenschapsrecht voorziet, en mits de samenwerking tussen de autoriteiten genoegzaam is gewaarborgd;

- het niveau van bescherming van de deelnemers in de andere instellingen voor collectieve belegging gelijkwaardig is aan dat van deelnemers in een icbe, en in het bijzonder mits de regels inzake scheiding van de activa, opnemen en verstrekken van leningen en verkopen van effecten en geldmarktinstrumenten vanuit een ongedekte positie gelijkwaardig zijn aan de voorschriften van deze richtlijn;

- over de activiteiten van de andere instellingen voor collectieve belegging halfjaarlijks en jaarlijks wordt gerapporteerd, zodat een evaluatie kan worden gemaakt van activa en passiva, inkomsten en bedrijfsvoering tijdens de verslagperiode;

- de icbe of de andere instellingen voor collectieve belegging, waarvan de verwerving wordt overwogen, volgens hun reglement of statuten in totaal maximaal 10 % van hun eigen activa mogen beleggen in rechten van deelneming van andere icbe's of andere instellingen voor collectieve belegging; en/of

f) deposito's bij kredietinstellingen die onmiddellijk opeisbaar zijn of kunnen worden opgevraagd, en die binnen een periode van ten hoogste twaalf maanden vervallen, mits de statutaire zetel van de kredietinstelling in een lidstaat gevestigd is, of, indien de statutaire zetel van de kredietinstelling in een derde land gelegen is, mits deze instelling onderworpen is aan bedrijfseconomische voorschriften die naar het oordeel van de voor de icbe bevoegde autoriteiten gelijkwaardig zijn aan die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld; en/of

g) financiële derivaten, met inbegrip van gelijkwaardige instrumenten die aanleiding geven tot afwikkeling in contanten, die op een onder a), b) of c) bedoelde gereglementeerde markt worden verhandeld; en/of financiële derivaten die buiten de beurs (over-the-counter) worden verhandeld ('OTC-derivaten'), mits:

- de onderliggende activa bestaan uit onder dit lid vallende instrumenten, financiële indexen, rentetarieven, wisselkoersen of valuta's, waarin de icbe krachtens de in haar fondsreglement of statuten omschreven beleggingsdoelstellingen gemachtigd is te beleggen;

- de wederpartijen bij transacties in OTC-derivaten aan prudentieel toezicht onderworpen instellingen zijn en behoren tot de categorieën die door de voor de icbe's bevoegde autoriteiten zijn erkend, en

- de OTC-derivaten onderworpen zijn aan betrouwbare en verifieerbare dagelijkse waardering en te allen tijde tegen hun waarde in het economisch verkeer op initiatief van de icbe's kunnen worden verkocht, te gelde gemaakt of afgesloten door een compenserende transactie; en/of

h) geldmarktinstrumenten die niet op een gereglementeerde markt worden verhandeld en die vallen onder artikel 1, lid 9, indien de emissie of de emittent van deze instrumenten zelf aan regelgeving is onderworpen met het oog op de bescherming van beleggers en spaargelden, en op voorwaarde dat zij:

- worden uitgegeven of gegarandeerd door een centrale, regionale of plaatselijke overheid, de centrale bank van een lidstaat, de Europese Centrale Bank, de Europese Unie of de Europese Investeringsbank, een derde staat of, bij een federale staat, door een van de deelstaten van de federatie, dan wel door een internationale publiekrechtelijke instelling waarin een of meer lidstaten deelnemen; of

- worden uitgegeven door ondernemingen waarvan effecten worden verhandeld op gereglementeerde markten als bedoeld onder a), b) of c); of

- worden uitgegeven of gegarandeerd door een instelling die aan bedrijfseconomisch toezicht is onderworpen volgens criteria die door het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld, of door een instelling die onderworpen is en voldoet aan bedrijfseconomische voorschriften die naar het oordeel van de bevoegde autoriteiten ten minste even stringent zijn als die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld; of

- worden uitgegeven door andere instellingen die behoren tot de categorieën die door de voor de icbe bevoegde autoriteiten zijn goedgekeurd, mits voor de beleggingen in die instrumenten een gelijkwaardige bescherming van de belegger geldt als is vastgelegd in het eerste, tweede en derde streepje en mits de uitgevende instelling een onderneming is waarvan het kapitaal en de reserves ten minste 10 miljoen EUR bedragen en die haar jaarrekeningen presenteert en publiceert overeenkomstig Richtlijn 78/660/EEG(7), een lichaam is dat binnen een groep ondernemingen waartoe een of meer ter beurze genoteerde ondernemingen behoren, specifiek gericht is op de financiering van de groep, of een lichaam is specifiek gericht op de financiering van effectiseringsinstrumenten waarvoor een bankliquiditeitenlijn bestaat.";

6. in artikel 19, lid 2, onder a), wordt na "effecten" ingevoegd: "en geldmarktinstrumenten";

7. artikel 19, lid 2, onder b), en artikel 19, lid 3, worden geschrapt;

8. artikel 20 wordt geschrapt;

9. artikel 21 wordt vervangen door: "Artikel 21

1. De beheer- of beleggingsmaatschappij moet een risicobeheerprocedure volgen waarmee zij te allen tijde het werkelijke risico van de posities en het aandeel daarvan in het totale risicoprofiel van de portefeuille kan bewaken en meten; zij moet een procedure volgen voor de accurate en onafhankelijke evaluatie van de waarde van OTC-derivaten. Zij moet de bevoegde autoriteiten regelmatig en volgens de door deze te bepalen voorschriften voor elke door haar beheerde icbe mededeling doen van de soorten financiële derivaten, de onderliggende risico's, de kwantitatieve begrenzingen en de methodes die zijn gekozen om de aan derivatentransacties verbonden risico's te ramen.

2. De lidstaten kunnen icbe's toestaan technieken en instrumenten met betrekking tot effecten en geldmarktinstrumenten toe te passen, onder de voorwaarden en binnen de grenzen die zij stellen, mits deze technieken en instrumenten worden gebezigd met het oog op een goed portefeuillebeheer. Wanneer dit het gebruik van derivaten omvat, moeten genoemde voorwaarden en grenzen in overeenstemming zijn met de bepalingen van deze richtlijn.

De bedoelde technieken en instrumenten mogen er in geen geval toe leiden dat de icbe afwijkt van haar beleggingsdoelstellingen als vastgelegd in haar fondsreglement, statuten of prospectus.

3. Een icbe zorgt ervoor dat haar totale risico in derivaten de totale nettowaarde van haar portefeuille niet overschrijdt.

Voor de berekening van het risico worden de dagwaarde van de onderliggende activa, het tegenpartijrisico, toekomstige marktbewegingen en de voor de liquidatie van de posities beschikbare tijd in aanmerking genomen. Dit geldt ook met betrekking tot de volgende alinea's.

Een icbe mag in het kader van haar beleggingsbeleid en binnen de in artikel 22, lid 5, gestelde begrenzingen beleggen in financiële derivaten, mits het risico met betrekking tot de onderliggende activa in totaal niet de in artikel 22 gestelde beleggingsbegrenzingen overschrijdt. De lidstaten mogen toestaan dat, indien een icbe in op een index gebaseerde derivaten belegt, die beleggingen niet voor de toepassing van de in artikel 22 bepaalde bovengrens behoeven te worden samengeteld.

Wanneer een effect of een geldmarktinstrument een derivaat omvat, moet dat derivaat in aanmerking worden genomen voor de naleving van de in dit artikel gestelde eisen.

4. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 13 februari 2004 volledig in kennis van hun regelgeving en alle latere wijzigingen daarvan betreffende de methodes voor de berekening van de risico's als bedoeld in lid 3, met inbegrip van het tegenpartijrisico bij transacties met OTC-derivaten. De Commissie stelt de overige lidstaten in kennis van deze gegevens. Over deze gegevens wordt overeenkomstig de procedure van artikel 53, lid 4, in het contactcomité van gedachten gewisseld.";

10. artikel 22 wordt vervangen door: "Artikel 22

1. Een icbe mag niet meer dan 5 % van de waarde van haar eigen activa beleggen in effecten of geldmarktinstrumenten, die door eenzelfde uitgevende instelling worden uitgegeven. Een icbe mag niet meer dan 20 % van de waarde van haar eigen activa beleggen in deposito's bij één en dezelfde instelling.

Het wederpartijrisico van de icbe bij een transactie met OTC-derivaten mag niet meer bedragen dan:

- 10 % van de waarde van haar eigen activa, wanneer de tegenpartij een kredietinstelling is als bedoeld in artikel 19, lid 1, onder f), of

- 5 % van de waarde van haar eigen activa, in de overige gevallen.

2. De lidstaten kunnen de in de eerste zin van lid 1 gestelde begrenzing van 5 % verhogen tot ten hoogste 10 %. De totale waarde van de effecten en geldmarktinstrumenten die de icbe houdt in uitgevende instellingen waarin zij elk voor meer dan 5 % van de waarde van haar eigen activa belegt, mag evenwel niet meer bedragen dan 40 % van de waarde van de activa van de icbe. Deze begrenzing is niet van toepassing op deposito's en transacties met OTC-derivaten met financiële instellingen die aan prudentieel toezicht onderworpen zijn.

Onverminderd de in lid 1 bepaalde individuele begrenzingen, mag een icbe met betrekking tot één en dezelfde instelling ten hoogste 20 % van haar eigen activa beleggen in een combinatie met:

- effecten of geldmarktinstrumenten die zijn uitgegeven door die instelling,

- deposito's bij die instelling, en/of

- risico's uit transacties in OTC-derivaten met betrekking tot die instelling.

3. De lidstaten mogen de in de eerste zin van lid 1 gestelde begrenzing van 5 % verhogen tot ten hoogste 35 % indien de effecten of geldmarktinstrumenten worden uitgegeven of gegarandeerd door een lidstaat, zijn territoriale publiekrechtelijke lichamen door een derde staat of een internationale publiekrechtelijke instelling waarin een of meer lidstaten deelnemen.

4. De lidstaten mogen de in de eerste zin van lid 1 gestelde begrenzing van 5 % tot ten hoogste 25 % verhogen in geval van bepaalde obligaties die worden uitgegeven door een kredietinstelling waarvan de statutaire zetel in een lidstaat gevestigd is en die wettelijk is onderworpen aan speciaal overheidstoezicht ter bescherming van obligatiehouders. Met name moeten de uit de uitgifte van die obligaties verkregen bedragen overeenkomstig de wet worden belegd in activa die, gedurende de gehele looptijd van de obligaties, de aan de obligaties verbonden vorderingen kunnen dekken en die, in geval de uitgevende instelling in gebreke blijft, bij voorrang zullen worden gebruikt voor de aflossing van de hoofdsom en de betaling van de lopende rente.

Wanneer een icbe meer dan 5 % van haar activa belegt in de in de eerste alinea bedoelde obligaties en die obligaties door één en dezelfde uitgevende instelling zijn uitgegeven, mag de totale waarde van die beleggingen niet meer dan 80 % van de waarde van de activa van de icbe bedragen.

De lidstaten delen de Commissie de lijst mede van de categorieën van bovenbedoelde obligaties, samen met een lijst van de categorieën uitgevende instellingen die krachtens de wet en de in de eerste alinea genoemde voorschriften inzake toezicht, bevoegd zijn obligaties uit te geven die aan de bovengenoemde criteria voldoen. Bij deze lijsten wordt een nota gevoegd waarin de juridische aard van de geboden garanties wordt toegelicht. De Commissie stelt de overige lidstaten onmiddellijk in kennis van deze gegevens, zo nodig voorzien van haar opmerkingen, en stelt de gegevens ter beschikking van het publiek. Over deze mededeling kan overeenkomstig de procedure van artikel 53, lid 4, in het contactcomité van gedachten worden gewisseld.

5. De in de leden 3 en 4 bedoelde effecten en geldmarktinstrumenten worden niet in aanmerking genomen voor de toepassing van de in lid 2 bedoelde begrenzing van 40 %.

De in de leden 1, 2, 3 en 4 gestelde begrenzingen mogen niet worden gecumuleerd; bijgevolg mogen de, overeenkomstig de leden 1, 2, 3 en 4 verrichte beleggingen in door één en dezelfde instelling uitgegeven effecten of geldmarktinstrumenten, dan wel in deposito's bij of derivaten van die instelling, in geen geval samen meer dan 35 % van de activa van de icbe bedragen.

Voor de berekening van de in dit artikel gestelde begrenzingen worden ondernemingen die tot één groep worden gerekend voor de opstelling van geconsolideerde jaarrekeningen, overeenkomstig Richtlijn 83/349/EEG(8) of andere erkende internationale financiële verslagleggingsregels, voor de berekening van de in dit artikel gestelde begrenzing als één en dezelfde instelling beschouwd.

De lidstaten mogen toestaan dat beleggingen in effecten en geldmarktinstrumenten bij één en dezelfde groep worden gecumuleerd tot ten hoogste 20 %.";

11. het volgende artikel wordt ingevoegd: "Artikel 22 bis

1. Onverminderd de in artikel 25 gestelde begrenzingen kunnen de lidstaten de in artikel 22 vastgestelde begrenzingen voor beleggingen in aandelen en/of obligaties van één en dezelfde uitgevende instelling verhogen tot ten hoogste 20 % wanneer in het fondsreglement of de statuten van de icbe is bepaald dat het beleggingsbeleid van de icbe erop gericht is de samenstelling van een bepaalde aandelen- of obligatie-index te volgen, mits deze index door de voor de icbe's bevoegde autoriteiten is erkend op de volgende gronden:

- de samenstelling van de index is voldoende gediversifieerd;

- de index is voldoende representatief voor de markt waarop hij betrekking heeft;

- de index wordt op passende wijze bekendgemaakt.

2. De lidstaten kunnen de in lid 1 gestelde begrenzing verhogen tot ten hoogste 35 % indien dat door uitzonderlijke marktomstandigheden gerechtvaardigd blijkt, met name op gereglementeerde markten waar bepaalde effecten of geldmarktinstrumenten een sterk overheersende positie innemen. Tot die bovengrens mag slechts worden belegd in de effecten van één uitgevende instelling.";

12. in artikel 23, lid 1, wordt na "effecten" ingevoegd: "en geldmarktinstrumenten";

13. artikel 24 wordt vervangen door: "Artikel 24

1. Een icbe mag rechten van deelneming in icbe's en/of andere in artikel 19, lid 1, onder e), genoemde instellingen voor collectieve belegging verwerven, mits niet voor meer dan 10 % van de waarde van haar activa in rechten van deelneming in één en dezelfde icbe of andere instelling voor collectieve belegging wordt belegd. De lidstaten kunnen de begrenzing verhogen tot ten hoogste 20 %.

2. De beleggingen in rechten van deelneming in andere instellingen voor collectieve belegging dan icbe's mogen in totaal niet meer bedragen dan 30 % van de activa van de icbe.

De lidstaten kunnen toestaan dat indien een icbe rechten van deelneming heeft verworven in icbe's en/of andere instellingen voor collectieve belegging, de activa van de desbetreffende icbe's of andere instellingen voor collectieve belegging niet behoeven te worden gecombineerd met de in artikel 22 vastgestelde bovengrenzen.

3. Indien een icbe belegt in rechten van deelneming in andere icbe's en/of andere instellingen voor collectieve belegging die rechtstreeks of door machtiging beheerd worden door dezelfde beheermaatschappij of door een onderneming waarmee de beheermaatschappij via gemeenschappelijke bedrijfsvoering of gemeenschappelijke zeggenschapsuitoefening of door een aanmerkelijke rechtstreekse of middellijke deelneming verbonden is, mag de beheermaatschappij of de andere onderneming geen kosten in rekening brengen voor inschrijving of aflossing ten aanzien van beleggingen van de icbe in rechten van deelneming in die andere icbe's en/of andere instellingen voor collectieve belegging.

Een icbe die een aanmerkelijk deel van haar activa belegt in andere icbe's en/of andere instellingen voor collectieve belegging, moet in haar prospectus vermelden wat het maximumniveau is van de beheersprovisies die gedragen worden door de betrokken icbe en de andere icbe's en/of instellingen voor collectieve belegging waarin zij voornemens is te beleggen. Zij vermeldt in haar jaarverslag het maximumpercentage van de beheerskosten voor zowel de icbe zelf als de icbe's en/of andere instellingen voor collectieve belegging waarin ze belegt.";

14. het volgende artikel wordt toegevoegd: "Artikel 24 bis

1. Het prospectus vermeldt de categorieën financiële activa waarin de icbe mag beleggen. Tevens vermeldt het of de icbe derivatentransacties mag verrichten; zo ja, dan wordt duidelijk vermeld of dat gebruik van derivaten mag dienen voor risicodekking dan wel ter verwezenlijking van beleggingsdoelstellingen, alsmede het mogelijke effect van het gebruik van derivaten op het risicoprofiel.

2. Belegt een icbe voornamelijk in een van de in artikel 19 gedefinieerde categorieën activa, met uitzondering van effecten en geldmarktinstrumenten, of volgt zij een aandelen- of obligatie-index overeenkomstig artikel 22 bis, dan moet in haar prospectus en indien nodig in ander reclamemateriaal duidelijk de aandacht worden gevestigd op haar beleggingsbeleid.

3. Indien de liquidatiewaarde van een icbe als gevolg van de samenstelling van de portefeuille of de beheerstechnieken die gebruikt mogen worden, vermoedelijk een hoge volatiliteit zal hebben, wordt dat kenmerk van de icbe duidelijk vermeld in het prospectus en indien nodig in al het andere reclamemateriaal.

4. Op verzoek van een belegger moet de beheermaatschappij ook aanvullende gegevens verstrekken betreffende de kwantitatieve begrenzingen die van toepassing zijn in het risicobeheer van de icbe, de daartoe gekozen methodes en de recente ontwikkeling van de risico's en rendementen van de voornaamste categorieën instrumenten.";

15. in artikel 25, lid 2, wordt:

1. het derde streepje vervangen door: "- 25 % van de rechten van deelneming in één zelfde icbe en/of andere instelling voor collectieve belegging in de zin van artikel 1, lid 2, eerste en tweede streepje",

2. het volgende streepje toegevoegd: "- 10 % van geldmarktinstrumenten van één zelfde uitgevende instelling.";

16. in artikel 25, lid 2, wordt de tweede zin vervangen door: "De in het tweede, derde en vierde streepje genoemde begrenzingen behoeven niet in acht te worden genomen indien het brutobedrag van de obligaties of de geldmarktinstrumenten, of het nettobedrag van de uitgegeven effecten op het tijdstip van verwerving niet kan worden berekend.";

17. in artikel 25, lid 3, onder a), b) en c), wordt na "effecten" ingevoegd: "en geldmarktinstrumenten".

18. artikel 25, lid 3, onder e), wordt vervangen door: "e) aandelen gehouden door een beleggingsmaatschappij, of door beleggingsmaatschappijen, in het kapitaal van dochterondernemingen die uitsluitend te haren of te hunnen behoeve enkel bepaalde beheers-, advies- of verhandelingswerkzaamheden verrichten in het land waar de dochteronderneming is gevestigd, met het oog op de inkoop van rechten van deelneming op verzoek van houders.";

19. artikel 26, lid 1 wordt vervangen door: "1. De in deze afdeling gestelde begrenzingen behoeven door de icbe's niet te worden nageleefd bij de uitoefening van voorkeurrechten die verbonden zijn aan effecten of geldmarktinstrumenten die deel uitmaken van hun activa.

Mits zij erop toezien dat het beginsel van de risicospreiding in acht wordt genomen, kunnen de lidstaten aan recent toegelaten icbe's toestaan van het bepaalde in de artikelen 22, 22 bis, 23 en 24 af te wijken gedurende een periode van zes maanden volgende op de datum waarop zij zijn toegelaten.";

20. artikel 41, lid 2, wordt vervangen door: "2. Lid 1 belet bovengenoemde instellingen niet om niet volgestorte effecten, geldmarkt-instrumenten of andere in artikel 19, lid 1, onder e), g) en h), bedoelde financiële instrumenten te verwerven.";

21. artikel 42 wordt vervangen door: "Artikel 42

Verkopen vanuit een ongedekte positie met betrekking tot effecten, geldmarktinstrumenten of andere in artikel 19, lid 1, onder e), g) en h), bedoelde financiële instrumenten mogen niet worden verricht door:

- beleggingsmaatschappijen;

- beheermaatschappijen of bewaarders, optredend voor rekening van beleggingsfondsen.";

22. na artikel 53 wordt het volgende artikel ingevoegd: "Artikel 53 bis

1. Behalve voor het vervullen van de in artikel 53, lid 1, opgesomde taken kan het contactcomité eveneens vergaderen als een regelgevend comité in de zin van artikel 5 van Besluit 1999/468/EG van de Raad(9) om de Commissie bij te staan in verband met de technische wijzigingen die op de hierna genoemde punten in deze richtlijn moeten worden aangebracht:

- verduidelijking van de definities om overal in de Gemeenschap een eenvormige toepassing van de richtlijn te waarborgen;

- aanpassing van de terminologie en formulering van de definities aan latere voorschriften inzake icbe's en aanverwante zaken.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.".

Artikel 2

1. Uiterlijk op 13 februari 2005 legt de Commissie de Raad en het Europees Parlement een verslag voor over de toepassing van de gewijzigde Richtlijn 85/611/EEG en zo nodig voorstellen tot wijziging ervan. Het verslag behandelt met name:

a) hoe de interne markt voor icbe's kan worden verdiept en verbreed, in het bijzonder met betrekking tot grensoverschrijdende marketing van icbe's (inclusief fondsen voor rekening van derden), het functioneren van het paspoort voor beheermaatschappijen, het functioneren van het vereenvoudigde prospectus als voorlichtings- en marketinginstrument, de herziening van de reikwijdte van nevenactiviteiten en de mogelijkheden voor een betere samenwerking tussen de toezichthoudende autoriteiten in verband met de gezamenlijke interpretatie en toepassing van de richtlijn;

b) de mate waarin de richtlijn van toepassing is op verschillende soorten producten (zoals institutionele fondsen, onroerendgoedfondsen, master-feeder funds, hedge funds); met name wordt in de studie onderzocht wat de omvang van de markt voor dergelijke fondsen is, welke regelgeving in voorkomend geval van toepassing is in de lidstaten en of deze fondsen verder moeten worden geharmoniseerd;

c) hoe de fondsen zijn opgezet, inclusief de delegatieregels en -praktijken en de verhouding tussen fondsbeheerder en bewaarder;

d) de beleggingsregels voor icbe's, bijvoorbeeld het gebruik van derivaten en andere instrumenten en technieken in verband met beleggingen in effecten, de regelgeving inzake indexfondsen, de regelgeving inzake geldmarktinstrumenten, de regelgeving inzake "fonds-in-fonds"-beleggingen alsmede de diverse beleggingsbegrenzingen;

e) de concurrentieverhouding tussen fondsen die door een beheermaatschappij worden beheerd en beleggingsmaatschappijen onder "zelfbeheer".

Bij de voorbereiding van haar verslag raadpleegt de Commissie zoveel mogelijk de betrokken bedrijfstakken alsmede consumentenorganisaties en toezichthoudende instanties.

2. De lidstaten mogen de op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn bestaande icbe's geen langere termijn dan 60 maanden na de datum in kwestie toekennen om aan de nieuwe nationale wetgeving te voldoen.

Artikel 3

De lidstaten nemen uiterlijk op 13 augustus 2003 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aan om aan deze richtlijn te voldoen. De lidstaten stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Deze bepalingen treden uiterlijk op 13 februari 2004 in werking.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 21 januari 2002.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

P. Cox

Voor de Raad

De voorzitter

M. Arias Cañete

(1) PB C 280 van 9.9.1998, blz. 6, en PB C 311 E van 31.10.2000, blz. 302.

(2) PB C 116 van 28.4.1999, blz. 44.

(3) Advies uitgebracht door het Europees Parlement op 17 februari 2000 (PB C 339 van 29.11.2000, blz. 220), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 5 juni 2001 (PB C 297 van 23.10.2001, blz. 35), besluit van het Europees Parlement van 23 oktober 2001 en besluit van de Raad van 4 december 2001.

(4) PB L 375 van 31.12.1985, blz. 3. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/64/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 290 van 17.11.2000, blz. 27).

(5) PB L 141 van 11.6.1993, blz. 27. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/64/EG.

(6) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(7) Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/60/EG (PB L 162 van 26.6.1999, blz. 65).

(8) Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening (PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.

(9) PB L 184 de 17.7.1999, p. 23).