32001L0046

Richtlijn 2001/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2001 houdende wijziging van Richtlijn 95/53/EG van de Raad tot vaststelling van de beginselen inzake de organisatie van de officiële controles op het gebied van diervoeding alsmede van de Richtlijnen 70/524/EEG, 96/25/EG en 1999/29/EG van de Raad inzake diervoeding

Publicatieblad Nr. L 234 van 01/09/2001 blz. 0055 - 0059


Richtlijn 2001/46/EG van het Europees Parlement en de Raad

van 23 juli 2001

houdende wijziging van Richtlijn 95/53/EG van de Raad tot vaststelling van de beginselen inzake de organisatie van de officiële controles op het gebied van diervoeding alsmede van de Richtlijnen 70/524/EEG, 96/25/EG en 1999/29/EG van de Raad inzake diervoeding

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 152, lid 4, onder b),

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De veiligheid van voor diervoeding bestemde producten is van het allergrootste belang en er moet op worden toegezien dat alle voor diervoeding in het verkeer gebrachte producten veilig zijn. Richtlijn 95/53/EG van de Raad van 25 oktober 1995 tot vaststelling van de beginselen inzake de organisatie van de officiële controles op het gebied van de diervoeding(4) draagt bij tot het bereiken van dat doel.

(2) Richtlijn 74/63/EEG van de Raad is vervangen bij artikel 16 van Richtlijn 1999/29/EG van de Raad van 22 april 1999 inzake ongewenste stoffen en producten in diervoeding(5), en bijgevolg moeten alle verwijzingen naar Richtlijn 74/63/EEG worden aangepast aan de tabel in bijlage IV van Richtlijn 1999/29/EG.

(3) Wat betreft de verwijzing naar het in het verkeer brengen van voor gebruik in diervoeding bestemde producten, moeten de definities in de Richtlijnen 70/524/EEG(6), 95/53/EG en 96/25/EG(7) betreffende de diervoedingsector met elkaar in overeenstemming worden gebracht.

(4) Onlangs hebben zich twee ernstige gevallen van dioxineverontreiniging in voor diervoeding bestemde producten voorgedaan. De daarbij opgedane ervaring lijkt erop te wijzen dat de procedures die van toepassing zijn ingeval een voor gebruik in diervoeding bestemd product een ernstig risico oplevert voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu, dan wel indien er bepaalde inbreuken op Richtlijn 1999/29/EG worden vastgesteld, moeten worden verbeterd. Aldus kunnen risico's voor het bij de communautaire wetgeving inzake diervoeding vastgestelde niveau van bescherming van de gezondheid van mens of dier of van het milieu beter worden beheerd, zonder dat deze bijzondere procedures evenwel zouden worden uitgehold door een stelselmatige toepassing op onbeduidende problemen.

(5) Bij een door de Commissie verrichte controle naar aanleiding van de dioxineverontreiniging van de voeder- en voedselketen is geconstateerd dat de lidstaten problemen hebben ondervonden bij het beheer van een zo ongebruikelijke crisis. In het licht van de opgedane ervaring en opdat ernstige risico's in verband met een voor diervoeding bestemd product in de gehele Gemeenschap met gelijke efficiëntiewaarborgen worden beheerd, blijkt het noodzakelijk de lidstaten ertoe te verplichten over rampenplannen te beschikken om aan noodsituaties in de diervoedersector het hoofd te bieden.

(6) Indien zich in een lidstaat een groot risico voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu voordoet als gevolg van voor diervoeding bestemde producten en wanneer dat risico niet voldoende door de betrokken lidstaat of lidstaten kan worden beheerst, is het absoluut noodzakelijk dat de Commissie de nodige voorzorgsmaatregelen kan treffen en met name bevoegd is om de handel in en de uitvoer van voor gebruik in diervoeding bestemde producten uit de betrokken lidstaat of het betrokken deel van de lidstaat te verbieden en/of bijzondere voorwaarden voor de betrokken producten of stoffen vast te stellen.

(7) Bij Richtlijn 1999/29/EG worden maximumgehalten vastgesteld voor bepaalde ongewenste stoffen en producten in voedermiddelen en diervoeders.

(8) Er is reeds een systeem ingesteld dat de lidstaten de mogelijkheid biedt om door de marktdeelnemers, in alle stadia van de voederproductieketen, in kennis te worden gesteld van bepaalde gevallen waarin de regelgeving inzake ongewenste stoffen en producten niet in acht is genomen. In het licht van de opgedane ervaring en van vergelijkbare bepalingen in de communautaire regelgeving over algemene productveiligheid moet dit systeem worden verbeterd en uitgebreid, teneinde het te kunnen toepassen in alle gevallen waarin een marktdeelnemer vaststelt dat een voor diervoeding bestemd product een ernstig risico oplevert voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu.

(9) Momenteel geldt de verplichting tot kennisgeving van de andere lidstaten en de Commissie wanneer een partij voedermiddelen of diervoeders die niet aan de maximumgehalten aan ongewenste stoffen of producten voldoet, vermoedelijk naar een andere lidstaat zal worden verzonden.

(10) Een dergelijk systeem voor snelle uitwisseling van informatie moet worden opgenomen in Richtlijn 95/53/EG en er moet in standaardprocedures voor de werking van dat systeem worden voorzien, teneinde het te kunnen toepassen in alle gevallen waarin een product een gevaar vormt voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu, en teneinde het controlesysteem in zijn geheel te verbeteren. Ter wille van de eenvoud en efficiëntie zou dat systeem ook van toepassing moeten zijn indien een lidstaat in het kader van de invoercontrole besluit een uit een derde land afkomstig product terug te sturen. In deze standaardprocedures kunnen, na bepaalde wijzigingen, de uit hoofde van Richtlijn 92/59/EEG van de Raad van 29 juni 1992 inzake algemene productveiligheid(8) vastgestelde procedures voor het uitwisselen van informatie in noodsituaties worden overgenomen.

(11) Het is onmogelijk alle potentieel gevaarlijke vormen van verontreiniging van biologische of chemische oorsprong, die zich toevallig of ten gevolge van illegale praktijken kunnen voordoen en die voor gebruik in diervoeding bestemde producten kunnen aantasten, op te sommen.

(12) De mogelijkheid van risico's ten gevolge van verkeerde etikettering of in verband met de handling, het vervoer, de opslag of de verwerking, wordt in overweging genomen.

(13) Om de doeltreffendheid van het controlesysteem en de relevante controlemaatregelen te verbeteren, moeten de lidstaten gehouden zijn om, indien zij een verontreiniging vermoeden die een ernstig risico oplevert voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu, de aard en de omvang van die verontreiniging na te gaan en ervoor te zorgen dat de oorsprong ervan wordt bepaald, teneinde elke verdere verontreiniging te kunnen opsporen.

(14) In Richtlijn 95/53/EG is bepaald dat de lidstaten de Commissie jaarlijks, en voor het eerst vóór 1 april 2000, gegevens over de resultaten van de uitgevoerde controles moeten voorleggen. Voorts is daarin bepaald dat de Commissie op basis van deze verslagen een algemeen syntheseverslag over de resultaten van de communautaire controles, vergezeld van een voorstel voor een gecoördineerd controleprogramma voor het volgende jaar, moet opstellen en voorleggen. De informatie betreffende verontreinigingen die de veiligheid van een voor gebruik in diervoeding bestemd product in gevaar brengen, moet door de lidstaten en door de Commissie in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van de prioriteiten van de jaarlijkse gecoördineerde controleprogramma's. Alle informatie over de risico's voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu in verband met het verkeer en het gebruik van voor diervoeding bestemde producten, kan beter worden geanalyseerd wanneer zij in een geharmoniseerde en gestandaardiseerde vorm wordt verstrekt.

(15) Gezien het voorgaande moeten derhalve de Richtlijnen 95/53/EG, 70/524/EEG, 96/25/EG en 1999/29/EG worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 95/53/EG wordt als volgt gewijzigd:

1. artikel 2, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

a) littera a), tweede streepje, wordt vervangen door: "- Richtlijn 1999/29/EG van de Raad van 22 april 1999 inzake ongewenste stoffen en producten in diervoeding(9).";

b) littera e) wordt vervangen door: "e) 'voor diervoeding bestemd product' of 'product': diervoeder of een in de diervoeding gebruikte stof;";

c) littera h) wordt vervangen door: "h) 'in het verkeer brengen' ('verkeer'): het in het bezit hebben van een voor diervoeding bestemd product, met het oog op de verkoop, met inbegrip van het aanbieden, of enige andere vorm van al dan niet gratis overdracht aan derden, alsmede de verkoop en andere vormen van overdracht zelf.";

2. na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende: "Artikel 4 bis

1. De lidstaten beschikken over operationele rampenplannen waarin de maatregelen worden beschreven die onverwijld moeten worden genomen wanneer wordt ontdekt dat een voor diervoeding bestemd product een ernstig risico oplevert voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu, en waarin de bevoegdheden en verantwoordelijkheden worden aangegeven, evenals de kanalen voor de verspreiding van de informatie. Zo nodig, stellen de lidstaten deze plannen bij, met name al naargelang de ontwikkeling van de organisatie van de controlediensten en op grond van de opgedane ervaring, waaronder de ervaring uit eventuele simulatieoefeningen.

2. De lidstaten delen de Commissie hun nationale rampenplannen mee, en de daarin aangebrachte wijzigingen.

3. De Commissie onderzoekt de plannen en stelt aan de betrokken lidstaat alle wijzigingen voor die zij dienstig acht, zulks om ervoor te zorgen dat de rampenplannen van de lidstaten vergelijkbare efficiëntiewaarborgen bieden. Indien nodig om dit doel te bereiken, kan de Commissie volgens de procedure van artikel 23 richtsnoeren vaststellen met het oog op de harmonisatie van de rampenplannen.";

3. artikel 12, lid 1, wordt vervangen door: "1. De bevoegde instantie van de lidstaat van bestemming kan op de plaats van bestemming door middel van niet-discriminerende steekproefcontroles nagaan of de producten voldoen aan het bepaalde in artikel 2, lid 1, onder a). Uitsluitend indien dat nodig is voor de uitvoering van die steekproefcontroles kunnen de lidstaten met name de marktdeelnemers verzoeken om de aankomst van de producten aan de bevoegde instantie te melden. De lidstaten stellen de Commissie ervan in kennis wanneer zij van die mogelijkheid gebruikmaken.";

4. artikel 13, lid 1, tweede streepje, wordt vervangen door: "- de producten worden eventueel onschadelijk gemaakt,";

5. artikel 14, eerste alinea, wordt vervangen door: "Ingeval de producten worden vernietigd, voor andere doeleinden worden gebruikt, naar het land van oorsprong worden teruggezonden dan wel onschadelijk worden gemaakt, in de zin van artikel 13, lid 1, treedt de lidstaat van bestemming onverwijld in contact met de lidstaat van verzending. De lidstaat van verzending neemt alle nodige maatregelen en deelt de lidstaat van bestemming de aard van de verrichte controles, de resultaten ervan, de genomen beslissingen en de redenen daarvan mee.";

6. na artikel 15 wordt een afdeling ingevoegd, luidende: "Afdeling 3 bis

Vrijwaringsclausule

Artikel 15 bis

1. Wanneer zich in een of meer lidstaten een probleem, toe te schrijven aan een voor gebruik in diervoeding bestemd product, voordoet dat een ernstig risico inhoudt voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu en niet voldoende kan worden beheerst met de maatregelen die de betrokken lidstaat of lidstaten heeft/hebben genomen, neemt de Commissie volgens de procedure van artikel 23 bis eigener beweging of op verzoek van een lidstaat naargelang van de ernst van de situatie onverwijld de volgende maatregelen:

- schorsing van het verkeer binnen de Gemeenschap, van het gebruik in diervoeding of van de uitvoer naar derde landen van producten die afkomstig zijn uit de betrokken lidstaat of lidstaten of een deel daarvan, of uit een of meer inrichtingen op het grondgebied van de Gemeenschap of

- vaststelling van bijzondere voorwaarden voor het verkeer binnen de Gemeenschap, het gebruik in diervoeding of de uitvoer naar derde landen van producten die afkomstig zijn uit de betrokken lidstaat of lidstaten of een deel daarvan, of uit een of meer inrichtingen op het grondgebied van de Gemeenschap.

2. In dringende gevallen kan de Commissie evenwel de in lid 1 genoemde maatregelen voorlopig aannemen, na de betrokken lidstaat of lidstaten te hebben geraadpleegd en de overige lidstaten daarvan in kennis te hebben gesteld. Binnen tien werkdagen wendt zij zich, overeenkomstig de procedure van artikel 23 bis, tot het Permanent Comité voor veevoeders ingesteld bij artikel 1 van Besluit 70/372/EEG(10), met het oog op verlenging, wijziging of intrekking van bedoelde maatregelen.

Een lidstaat die de Commissie er officieel van in kennis stelt dat beschermende maatregelen noodzakelijk zijn, kan, wanneer laatstgenoemde geen gebruik heeft gemaakt van de in lid 1 bedoelde maatregelen, ten aanzien van het gebruik of het in verkeer brengen tijdelijke beschermende maatregelen treffen. Wanneer een lidstaat tijdelijke beschermende maatregelen treft, deelt hij dat onverwijld aan de andere lidstaten en de Commissie mee. Volgens de procedure van artikel 23 bis legt de Commissie deze aangelegenheid binnen tien werkdagen voor advies voor aan het Permanent Comité voor veevoeders, met het oog op verlenging, wijziging of intrekking van de nationale tijdelijke beschermende maatregelen van de betrokken lidstaat.

Artikel 15 ter

De Commissie licht het Europees Parlement over de uit hoofde van de artikelen 9 bis en 15 bis genomen maatregelen in.";

7. na artikel 16 wordt een hoofdstuk ingevoegd luidende: "HOOFDSTUK III bis

INFORMATIESYSTEEM MET BETREKKING TOT AAN DIERVOEDERS VERBONDEN GEVAREN

Artikel 16 bis

De lidstaten schrijven voor dat de hoofden van de inrichtingen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onverwijld inlichten indien zij over informatie beschikken waaruit kan worden geconcludeerd dat een partij voor gebruik in diervoeding bestemde producten die zij uit een derde land in de Gemeenschap hebben ingevoerd of in het verkeer hebben gebracht, die zij in het bezit hebben of waarvan zij eigenaar zijn:

- de in bijlage II, deel A, van Richtlijn 1999/29/EG vastgestelde maximumgehalten, waarboven het product niet meer in oorspronkelijke toestand aan dieren mag worden gevoederd noch met andere voor diervoeding bestemde producten mag worden vermengd, overschrijdt, of

- niet voldoet aan een van de overige bepalingen in artikel 2, lid 1, onder a), en dientengevolge, rekening houdend met de bestemming, een ernstig risico oplevert voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu.

De hoofden van de inrichtingen verstrekken de nodige inlichtingen om een nauwkeurige identificatie van het betrokken product of de betrokken partij producten mogelijk te maken, evenals een zo volledig mogelijke beschrijving van het risico dat de betrokken producten opleveren, alsmede alle beschikbare informatie die gebruikt kan worden om het product op te sporen. Zij lichten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten eveneens in over de acties die zijn ondernomen om risico's voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu te voorkomen, en beschrijven daarbij die acties.

De lidstaten schrijven dezelfde informatieverplichtingen voor in verband met risico's die voor diervoeding bestemde producten opleveren voor beroepsbeoefenaars die toezicht houden op de veehouderijen, zoals bedoeld in artikel 10 van Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 26 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan(11), alsmede voor de hoofden van de laboratoria die analyses uitvoeren.

De bevoegde autoriteiten passen eventueel het bepaalde in de artikelen 8, 11 of 13 toe.

Artikel 16 ter

1. Indien de bevoegde autoriteiten van de lidstaten over informatie beschikken waaruit blijkt dat een partij voor diervoeding bestemde producten op grond van de voor de risico-evaluatie beschikbare gegevens een ernstig risico oplevert voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu, verifiëren zij de ontvangen informatie en zien zij er in voorkomend geval op toe dat de nodige maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat de partij niet in diervoeding wordt gebruikt, waarbij zij met name de partij blokkeren en onverwijld een onderzoek instellen naar:

- de aard van het risico en, in voorkomend geval, de hoeveelheden ongewenste stoffen,

- de mogelijke oorsprong van de ongewenste stoffen of van het risico,

om de risico-evaluatie te verfijnen.

Deze risico-evaluatie wordt in voorkomend geval uitgebreid tot andere partijen van hetzelfde product of tot andere producten van de voeder- en voedselketen die ongewenste stoffen kunnen bevatten of waartoe het gevaar zich had kunnen uitbreiden, rekening houdend met de eventuele vermenging van de ongewenste stoffen met andere voor diervoeding bestemde producten en de eventuele recyclage van gevaarlijke producten in de voederketen.

2. Indien de in lid 1 bedoelde acties bevestigen dat er een ernstig risico bestaat, zien de lidstaten erop toe dat de uiteindelijke bestemming van de partij die ongewenste stoffen bevat, met inbegrip van de eventuele ontsmetting, andere wijzen van onschadelijk maken, nieuwe verwerking of vernietiging ervan, geen schadelijke gevolgen kan hebben voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu en zij nemen, wanneer de ongewenste stoffen of het gevaar van de aanwezigheid van deze stoffen zich heeft kunnen uitbreiden tot andere partijen of tot de voeder- of voedselketen, onverwijld de volgende maatregelen: de andere als gevaarlijk beschouwde partijen van het product worden geïdentificeerd en geblokkeerd, totdat in voorkomend geval de levende dieren die met het gevaarlijke voeder zijn gevoederd, zijn geïdentificeerd en de maatregelen zijn toegepast die worden beoogd in Richtlijn 96/23/EG van de Raad of in andere relevante communautaire bepalingen met betrekking tot de dierlijke gezondheid of de voedselveiligheid van producten van dierlijke oorsprong, waarbij gezorgd dient te worden voor coördinatie tussen de betrokken controlediensten om te voorkomen dat gevaarlijke producten in het verkeer worden gebracht en om te voorzien in de uitvoering van de procedures voor het terugroepen van reeds in het verkeer gebrachte producten.

Artikel 16 quater

1. Indien een lidstaat vaststelt dat een voor diervoeding bestemd product dat op zijn grondgebied en in andere lidstaten in het verkeer is gebracht, of dat een uit een derde land afkomstig product dat in de Gemeenschap is ingevoerd om in een of meer lidstaten in het verkeer te worden gebracht:

- de in bijlage II, deel A, van Richtlijn 1999/29/EG vastgestelde maximumgehalten, waarboven het product niet meer in oorspronkelijke toestand aan dieren mag worden gevoederd noch met andere voor diervoeding bestemde producten mag worden vermengd, overschrijdt of

- niet voldoet aan de andere bepalingen van artikel 2, lid 1, onder a), van deze richtlijn en dientengevolge, rekening houdend met de bestemming, een ernstig risico oplevert voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu,

stel deze lidstaat de Commissie hiervan onverwijld in kennis.

De betrokken lidstaat verstrekt de nodige gegevens voor de identificatie, tracering en blokkering van de betrokken producten en, in voorkomend geval, van de levende dieren die met het betreffende product zijn gevoederd, en doet opgaaf van de voorgenomen of reeds genomen vrijwaringsmaatregelen, zodat de Commissie de andere lidstaten behoorlijk kan informeren.

2. Alle betrokken lidstaten stellen de Commissie onverwijld in kennis van de follow-up-maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van meegedeelde gevaren, inclusief alle informatie betreffende de beëindiging van de risicosituatie.

3. De Commissie en de lidstaten zetten een systeem voor snelle uitwisseling van informatie op en zien erop toe dat het systeem functioneert, volgens voorwaarden die worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 23, zulks om de doorgeleiding en de verspreiding van de onder lid 1 van dit artikel bedoelde waarschuwingen en van de in artikel 8, lid 1, beoogde informatie te vergemakkelijken.

4. De Commissie licht het Europees Parlement in over de maatregelen die zijn getroffen om de doorgeleiding en de verspreiding van de waarschuwingen te vergemakkelijken.";

8. artikel 17, lid 2, wordt vervangen door: "2. De lidstaten bepalen dat de met de controles belaste beambten aan het beroepsgeheim gebonden zijn. Deze bepaling laat evenwel de mogelijkheid onverlet voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten om informatie die nodig is ter voorkoming van een ernstig risico voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu te verspreiden.";

9. artikel 17 bis wordt vervangen door: "Artikel 17 bis

1. Onverminderd het in artikel 15 bepaalde kunnen deskundigen van de Commissie, voorzover dit nodig is voor de uniforme toepassing van de bepalingen van de onderhavige richtlijn, in samenwerking met nationale terzake bevoegde autoriteiten controles ter plaatse uitvoeren. De lidstaat op welks grondgebied een controle wordt uitgevoerd verleent de deskundigen van de Commissie alle nodige hulp voor de uitvoering van hun taken. De Commissie stelt de terzake bevoegde autoriteiten, de lidstaten en het Europees Parlement in kennis van de uitgevoerde controles.

2. De toepassingsvoorschriften voor dit artikel, met name die welke ten doel hebben regels te geven voor de vormen van samenwerking met de nationale autoriteiten, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 23.";

10. artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

a) aan het einde van lid 2 wordt de volgende volzin toegevoegd: "De jaarverslagen worden ingediend overeenkomstig een volgens de procedure van artikel 23 vast te stellen model.";

b) aan het einde van lid 3 wordt de volgende alinea toegevoegd: "Het in de eerste alinea bedoelde algemeen synthetisch verslag wordt aan het Europees Parlement medegedeeld.".

Artikel 2

In Richtlijn 70/524/EEG, zoals gewijzigd, wordt artikel 2, onder k), vervangen door: "k) 'in het verkeer brengen' ('verkeer'): het in het bezit hebben van een voor diervoeding bestemd product, met het oog op de verkoop, met inbegrip van het aanbieden, of enige andere vorm van al dan niet gratis overdracht aan derden, alsmede de verkoop en andere vormen van overdracht zelf;".

Artikel 3

In Richtlijn 96/25/EG, zoals gewijzigd, wordt artikel 2, onder b), vervangen door de volgende tekst: "b) 'in het verkeer brengen' ('verkeer'): het in het bezit hebben van een voor diervoeding bestemd product, met het oog op de verkoop, met inbegrip van het aanbieden, of enige andere vorm van al dan niet gratis overdracht aan derden, alsmede de verkoop en andere vormen van overdracht zelf.".

Artikel 4

Artikel 12, leden 3 en 4, van Richtlijn 1999/29/EG wordt ingetrokken.

Artikel 5

1. De lidstaten dienen uiterlijk 1 september 2002 de nodige bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 mei 2003.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijke bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 6

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 7

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 23 juli 2001.

Voor het Europees Parlement

De voorzitster

N. Fontaine

Voor de Raad

De voorzitter

A. Neyts-Uyttebroeck

(1) PB C 274 E van 26.9.2000, blz. 28, en PB C 96 E van 27.3.2001, blz. 279.

(2) PB C 367 van 20.12.2000, blz. 11.

(3) Advies van het Europees Parlement van 4 oktober 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 12 februari 2001 (PB C 93 van 23.3.2001, blz. 1) en besluit van het Europees Parlement van 15 mei 2001 (nog niet verschenen in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van 19 juni 2001.

(4) PB L 265 van 8.11.1995, blz. 17. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/77/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 333 van 29.12.2000, blz. 81).

(5) PB L 115 van 4.5.1999, blz. 32.

(6) Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de veevoeding (PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/20/EG (PB L 80 van 25.3.1999, blz. 20).

(7) Richtlijn 96/25/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verkeer van voedermiddelen (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 35). Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/16/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 105 van 3.5.2000, blz. 36).

(8) PB L 228 van 11.8.1992, blz. 24.

(9) PB L 115 van 4.5.1999, blz. 32.

(10) PB L 170 van 3.8.1970, blz. 1.

(11) PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10.