32001D0419

2001/419/JBZ: Besluit van de Raad van 28 mei 2001 inzake de toezending van monsters van stoffen die onder toezicht staan

Publicatieblad Nr. L 150 van 06/06/2001 blz. 0001 - 0003


Besluit van de Raad

van 28 mei 2001

inzake de toezending van monsters van stoffen die onder toezicht staan

(2001/419/JBZ)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzonderheid op de artikelen 30, 31 en 34, lid 2, onder c),

Gelet op het initiatief van het Koninkrijk Zweden,

Gelet op het advies van het Europees Parlement(1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De strijd tegen de illegale drugsproductie en -handel is een zaak van gemeenschappelijk belang voor de wetshandhavings- en justitiële autoriteiten van de lidstaten.

(2) De mogelijkheid om op legale wijze monsters van in beslag genomen stoffen die onder toezicht staan te verzenden tussen de autoriteiten van de lidstaten, met als doel het opsporen, onderzoeken en vervolgen van strafbare feiten of voor de forensische analyse van monsters, zou de doeltreffendheid van de strijd tegen de illegale drugsproductie en -handel verhogen.

(3) Op dit moment bestaan er geen juridisch bindende voorschriften voor de verzending tussen de autoriteiten van de lidstaten van monsters van in beslag genomen verdovende middelen die onder toezicht staan; derhalve dient op het niveau van de Europese Unie een stelsel te worden opgezet voor de legale verzending van monsters. Zo'n stelsel moet worden toegepast op alle vormen van verzending tussen de lidstaten van monsters van in beslag genomen stoffen die onder toezicht staan. De verzending dient te geschieden op basis van een akkoord tussen de verzendende en de ontvangende lidstaat.

(4) De toezending dient te geschieden op een veilige wijze die garanties biedt dat de vervoerde monsters niet kunnen worden misbruikt,

BESLUIT:

Artikel 1

Het opzetten van een systeem voor het toezenden van monsters

1. Hierbij wordt een systeem opgezet voor de toezending van monsters van stoffen die onder toezicht staan.

2. Toezending van monsters van stoffen die onder toezicht staan (hierna "monsters" genoemd) volgens de voorschriften van dit besluit wordt in alle lidstaten beschouwd als een legale vorm van vervoer.

Artikel 2

Definities

Ten behoeve van dit besluit wordt onder stoffen die onder toezicht staan, verstaan:

a) iedere natuurlijke of synthetische stof, vermeld in de lijsten I of II van het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties inzake verdovende middelen van 1961, en van dat Verdrag zoals gewijzigd door het Protocol van 1972,

b) iedere stof die wordt genoemd in de herziene lijsten I, II, III en IV van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake psychotrope stoffen van 1971,

c) iedere stof die aan de uit hoofde van artikel 5, lid 1, van Gemeenschappelijk Optreden 97/396/JBZ van 16 juni 1997 betreffende de uitwisseling van informatie, de risicobeoordeling en de controle inzake nieuwe, synthetische drugs(2) getroffen controlemaatregelen onderworpen is.

Artikel 3

Nationale contactpunten

1. Iedere lidstaat wijst een nationaal contactpunt aan dat bevoegd is voor de taken die het krachtens dit besluit krijgt.

2. Informatie in verband met de aangewezen nationale contactpunten en de latere wijzigingen worden toegezonden aan het secretariaat-generaal van de Raad dat de informatie bekendmaakt in het Publicatieblad.

3. De nationale contactpunten zijn, in voorkomend geval in vereniging met andere relevante nationale instanties, als enige bevoegd voor het geven van toestemming voor de toezending van monsters uit hoofde van dit besluit, onverminderd de relevante bepalingen inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken.

Artikel 4

Akkoord inzake het verzenden van monsters en bewijs van ontvangst

1. Het nationale contactpunt van de lidstaat die het monster wil verzenden, en het nationale contactpunt van de lidstaat die dit monster moet ontvangen, gaan akkoord met het vervoer voordat de verzending plaatsvindt. Hiervoor gebruiken zij het formulier in de bijlage bij dit besluit.

2. Indien het verzenden van een monster over het grondgebied van een andere lidstaat (hierna "transitlidstaat" genoemd) moet plaatsvinden, wordt het nationale contactpunt van die transitlidstaat vervolgens van het beoogde vervoer in kennis gesteld door het nationale contactpunt van de verzendende lidstaat. Te dien einde ontvangt elke transitlidstaat een exemplaar van het naar behoren ingevulde formulier voordat de verzending begint.

3. De ontvangende lidstaat bezorgt de verzendende lidstaat een bewijs van ontvangst van het monster.

Artikel 5

Wijze van vervoer

1. Het vervoer van de monsters geschiedt op een veilige manier.

2. De onderstaande wijzen van vervoer worden beschouwd als veilig:

a) vervoer door een functionaris van de verzendende of de ontvangende lidstaat;

b) vervoer per koerier;

c) vervoer per diplomatieke post;

d) vervoer per aangetekende (expres)post.

3. Het in artikel 4 bedoelde naar behoren ingevulde formulier vergezelt het monster gedurende het gehele vervoer.

4. De autoriteiten van de betrokken lidstaten beletten of verhinderen niet een vervoer dat vergezeld gaat van een naar behoren ingevuld formulier, tenzij wordt betwijfeld of het vervoer op wettige wijze geschiedt. In geval van twijfel over de wettigheid van het formulier, neemt het contactpunt van de lidstaat die het vervoer belet, onverwijld contact op met de nationale contactpunten in de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor het invullen van het formulier, zodat de zaak kan worden opgehelderd.

5. Indien de gekozen wijze van vervoer, vervoer door een functionaris van de verzendende of ontvangende lidstaat is, mag deze functionaris geen uniform dragen en voert hij geen andere operationele taken uit die met het vervoer verband houden, tenzij dit strookt met de toepasselijke nationale wetgeving en daarover overeenstemming is bereikt door de verzendende, de transit- of de ontvangende lidstaat. Bij vervoer door de lucht mag alleen gebruik worden gemaakt van luchtvaartmaatschappijen die zijn geregistreerd in een van de lidstaten.

Artikel 6

Hoeveelheid van het monster en gebruik ervan

1. Een monster mag niet groter zijn dan de hoeveelheid die noodzakelijk wordt geacht voor wetshandhavings- en justitiële doeleinden of voor analyse.

2. Over het gebruik van het monster in de ontvangende lidstaat wordt een akkoord gesloten tussen de verzendende en de ontvangende lidstaat, met dien verstande dat monsters kunnen worden gebruikt voor het opsporen, onderzoeken en vervolgen van strafbare feiten of voor forensische analyse.

Artikel 7

Evaluatie

1. Dit besluit wordt ten minste twee en uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding ervan door de Raad geëvalueerd.

2. Ten behoeve van de evaluatie bewaren de nationale contactpunten van de verzendende lidstaat in hun archief een exemplaar van alle formulieren die over een periode van ten minste vijf jaar zijn afgegeven.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Dit besluit wordt van kracht op 1 juli 2001.

Gedaan te Brussel, 28 mei 2001.

Voor de Raad

De voorzitter

T. Bodström

(1) Advies uitgebracht op 4 mei 2001 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

(2) PB L 167 van 25.6.1997, blz. 1.

BIJLAGE

>PIC FILE= "L_2001150NL.000302.EPS">