32000R1760

Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad

Publicatieblad Nr. L 204 van 11/08/2000 blz. 0001 - 0010


Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad

van 17 juli 2000

tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 37 en artikel 152, lid 4, onder b),

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(3),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(4),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Op grond van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad van 21 april 1997 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten(5) moet een verplichte rundvleesetiketteringsregeling worden ingevoerd die vanaf 1 januari 2000 in alle lidstaten verplicht wordt toegepast. Op basis van een voorstel van de Commissie is in datzelfde artikel bepaald dat de algemene bepalingen betreffende die verplichte regeling vóór die datum zullen worden vastgesteld.

(2) Verordening (EG) nr. 2772/1999 van de Raad van 21 december 1999 tot vaststelling van de algemene bepalingen voor een verplichte etiketteringsregeling voor rundvlees(6) bepaalt echter dat deze algemene bepalingen slechts voorlopig van toepassing zijn, gedurende een periode van ten hoogste acht maanden, namelijk van 1 januari tot en met 31 augustus 2000.

(3) Duidelijkheidshalve dient Verordening (EG) nr. 820/97 te worden ingetrokken en te worden vervangen door de onderhavige verordening.

(4) Als gevolg van de instabiliteit van de markt voor rundvlees en rundvleesproducten die door de crisis in verband met boviene spongiforme encefalopathie is ontstaan, is de transparantie wat betreft de omstandigheden van de productie en de afzet van deze producten, met name ten aanzien van de traceerbaarheid, verbeterd, wat een positief effect heeft gehad op de rundvleesconsumptie. Om het vertrouwen van de consument in rundvlees te behouden en te doen toenemen, en hem niet te misleiden dienen producten juist en duidelijk te worden geëtiketteerd.

(5) Te dien einde is het van wezenlijk belang te voorzien in een doeltreffende identificatie- en registratieregeling voor runderen in de productiefase, enerzijds, en in een op objectieve criteria gebaseerde specifieke communautaire etiketteringsregeling in de afzetfase, anderzijds.

(6) Als gevolg van de garanties die deze verbetering biedt, zal eveneens worden voldaan aan een aantal eisen van algemeen belang, zoals de bescherming van de volksgezondheid en van de gezondheid van dieren.

(7) Het vertrouwen van de consument in de kwaliteit van rundvlees en rundvleesproducten zal bijgevolg worden vergroot, de bescherming van de volksgezondheid zal op een hoog niveau worden gehandhaafd en de rundvleesmarkt zal duurzaam stabieler worden.

(8) In artikel 3, lid 1, onder c), van Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt(7) is bepaald dat voor het intracommunautaire handelsverkeer bestemde dieren overeenkomstig de vereisten van de communautaire voorschriften moeten worden geïdentificeerd en geregistreerd, zodat het bedrijf, het centrum of de instelling van oorsprong of van tijdelijk verblijf is terug te vinden, en dat deze identificatie- en registratieregelingen vóór 1 januari 1993 ook van toepassing moeten worden verklaard op het verkeer van dieren binnen het grondgebied van elke lidstaat.

(9) In artikel 14 van Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG(8) is bepaald dat voor die dieren, met uitzondering van slachtdieren en geregistreerde paardachtigen, de in artikel 3, lid 1, onder c), van Richtlijn 90/425/EEG bedoelde identificatie en registratie moeten worden uitgevoerd nadat de controles zijn verricht.

(10) Voor het beheer van bepaalde communautaire steunregelingen in de landbouwsector moeten bepaalde dieren individueel worden geïdentificeerd. De identificatie- en registratieregeling moet derhalve zijn afgestemd op de toepassing van die regelingen voor individuele identificatie en de controle daarop.

(11) Met het oog op de correcte toepassing van deze verordening moet worden voorzien in een snelle en efficiënte uitwisseling van informatie tussen de lidstaten. Er zijn communautaire voorschriften terzake vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 1468/81 van de Raad van 19 mei 1981 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie, met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften(9), en bij Richtlijn 89/608/EEG van de Raad van 21 november 1989 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de veterinaire en zoötechnische wetgeving(10).

(12) De momenteel geldende voorschriften betreffende de identificatie en de registratie van runderen zijn vastgesteld bij Richtlijn 92/102/EEG van de Raad van 27 november 1992 met betrekking tot de identificatie en de registratie van dieren(11) en bij Verordening (EG) nr. 820/97. Gebleken is dat de toepassing van Richtlijn 92/102/EEG niet geheel voldoet en nog moet worden verbeterd. Bijgevolg moet voor runderen een specifieke verordening worden vastgesteld die de voorschriften van de genoemde richtlijn stringenter maakt.

(13) Om een verbeterd identificatiesysteem te doen aanvaarden mogen geen overdreven administratieve formaliteiten worden verlangd. Voor de tenuitvoerlegging moeten haalbare termijnen worden vastgesteld.

(14) Met het oog op snelle en accurate tracering van dieren voor de controles uit hoofde van de communautaire steunregelingen dient elke lidstaat een gecomputeriseerd nationaal gegevensbestand op te zetten waarin de identiteit van het dier, alle bedrijven op het grondgebied van de lidstaat en alle verplaatsingen van de dieren worden opgenomen, overeenkomstig Richtlijn 97/12/EG van de Raad van 17 maart 1997 tot wijziging en bijwerking van Richtlijn 64/432/EEG inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens(12), waarin de sanitaire vereisten met betrekking tot dit gegevensbestand duidelijk zijn aangegeven.

(15) Het is van belang dat elke lidstaat alle maatregelen neemt die eventueel nog nodig zijn om het nationaal gegevensbestand zo snel mogelijk volledig operationeel te maken.

(16) Er moet worden gezorgd voor de nodige technische voorzieningen om te garanderen dat de producenten optimaal met het gegevensbestand kunnen communiceren en dat het bestand op grote schaal wordt gebruikt.

(17) Teneinde de verplaatsingen van runderen te kunnen traceren, moeten de dieren worden geïdentificeerd met een oormerk in elk oor, en moeten zij in beginsel bij elke verplaatsing vergezeld gaan van een paspoort. De kenmerken van het oormerk en het paspoort moeten worden vastgesteld voor de gehele Gemeenschap. In beginsel moet een paspoort worden afgegeven voor elk dier waaraan een oormerk is toegekend.

(18) Overeenkomstig Richtlijn 91/496/EEG dienen uit derde landen geïmporteerde dieren aan dezelfde eisen inzake identificatie te voldoen.

(19) Elk dier moet zijn oormerk zijn leven lang houden.

(20) De Commissie gaat, op basis van door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek verricht onderzoek, na of voor de identificatie van dieren gebruik kan worden gemaakt van elektronische hulpmiddelen.

(21) De houders van de dieren, de vervoerders uitgezonderd, moeten voor de dieren op hun bedrijf een register bijhouden. De kenmerken van dat register moeten worden vastgesteld voor de gehele Gemeenschap. De bevoegde autoriteit moet deze registers kunnen inzien wanneer zij daarom verzoekt.

(22) De lidstaten kunnen de uit de toepassing van deze maatregelen voortvloeiende kosten verhalen op de gehele rundvleessector.

(23) De voor de toepassing van elke titel van deze verordening bevoegde autoriteit(en) moet(en) worden aangewezen.

(24) Er moet een verplichte rundvleesetikettering worden ingevoerd die in alle lidstaten verplicht wordt toegepast. Handelaren en organisaties die rundvlees in de handel brengen moeten op grond van deze verplichte regeling op het etiket gegevens vermelden over het rundvlees en over de plaats waar het dier of de dieren waarvan het vlees afkomstig is, is/zijn geslacht.

(25) De verplichte etiketteringsregeling voor rundvlees moet met ingang van 1 januari 2002 worden aangescherpt. Handelaren en organisaties die rundvlees in de handel brengen moeten op grond van deze verplichte regeling bovendien informatie over de oorsprong van het product op het etiket vermelden, met name de plaats waar het dier of de dieren waarvan het rundvlees afkomstig is, is/zijn geboren, gemest en geslacht.

(26) Naast de informatie over de plaats waar het dier of de dieren waarvan het vlees afkomstig is, is/zijn geboren, gehouden en geslacht, mag in het kader van de facultatieve etiketteringsregeling aanvullende informatie worden verstrekt.

(27) De verplichte etiketteringsregeling op basis van de oorsprong moet op 1 januari 2002 van kracht zijn, aangezien de verplichting om volledige informatie over verplaatsingen van runderen in de Gemeenschap te verstrekken alleen bestaat ten aanzien van dieren die na 31 december 1997 zijn geboren.

(28) Met het oog op het algemeen belang moet de verplichte rundvleesetiketteringsregeling ook gelden voor in de Gemeenschap ingevoerd rundvlees. Er moet echter rekening mee worden gehouden dat handelaren of organisaties in derde landen wellicht niet over alle informatie beschikken die vereist is voor de etikettering van in de Gemeenschap geproduceerd rundvlees. Daarom moet worden bepaald welke gegevens derde landen in ieder geval op het etiket moeten vermelden.

(29) Voor handelaren en organisaties die gehakt rundvlees produceren of in de handel brengen en die niet alle in het kader van de verplichte rundvleesetiketteringsregeling vereiste informatie kunnen verstrekken, moeten afwijkende bepalingen gelden, met dien verstande dat toch een bepaald minimum aan informatie moet worden verstrekt.

(30) De etikettering is bedoeld om de handel in rundvlees zo transparant mogelijk te maken.

(31) Deze verordening laat Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen(13) onverlet.

(32) Voor alle andere gegevens dan die welke in het kader van de verplichte etiketteringsregeling moeten worden verstrekt, moet eveneens een communautaire kaderregeling worden vastgesteld. In verband met de vele verschillende omschrijvingen voor in de Gemeenschap op de markt gebracht rundvlees is een facultatieve etiketteringsregeling het meest geschikt. Een facultatieve etiketteringsregeling is slechts doeltreffend wanneer aan de hand ervan kan worden nagegaan van welk dier of welke dieren het betrokken rundvlees afkomstig is. Door een handelaar of een organisatie toegepaste maatregelen inzake etikettering moeten beschreven zijn in een productspecificatie die ter goedkeuring aan de bevoegde autoriteit is voorgelegd. Aan handelaren en organisaties mag slechts toestemming worden gegeven om rundvlees te etiketteren indien op het etiket de naam of het identificatielogo van de handelaar of organisatie wordt vermeld. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten worden gemachtigd om, indien onregelmatigheden worden geconstateerd, de goedkeuring van een productspecificatie in te trekken. Om te garanderen dat de op het etiket vermelde gegevens in de hele Gemeenschap kunnen worden erkend, moet worden voorzien in uitwisseling van informatie tussen de lidstaten.

(33) Het is mogelijk dat ook handelaren en organisaties die rundvlees uit derde landen in de Gemeenschap invoeren, hun producten overeenkomstig de facultatieve etiketteringsregeling willen etiketteren. Er moeten derhalve voorschriften worden vastgesteld die ten doel hebben zoveel mogelijk te garanderen dat de etiketteringsregeling voor ingevoerd rundvlees even betrouwbaar is als die voor rundvlees uit de Gemeenschap.

(34) Bij de overgang van de bij titel II van Verordening (EG) nr. 820/97 vastgestelde regeling naar de bij deze verordening vastgestelde regeling zouden zich moeilijkheden kunnen voordoen waarmee in deze verordening geen rekening is gehouden. Met het oog op deze mogelijkheid moet worden bepaald dat de Commissie de nodige overgangsmaatregelen kan vaststellen. De Commissie moet ook worden gemachtigd om, indien dit gerechtvaardigd blijkt, specifieke praktische problemen op te lossen.

(35) Om de betrouwbaarheid van de in deze verordening vermelde maatregelen te garanderen, moeten de lidstaten ertoe worden verplicht adequate en doeltreffende controlemaatregelen te treffen. Deze controles moeten los staan van de controles die de Commissie kan uitvoeren naar analogie van artikel 9 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen(14).

(36) Er moeten passende sancties worden vastgesteld voor gevallen van overtreding van de bepalingen van deze verordening.

(37) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(15),

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

Identificatie en registratie van runderen

Artikel 1

1. Elke lidstaat stelt, overeenkomstig deze titel, een identificatie- en registratieregeling voor runderen (hierna "dieren" genoemd) vast.

2. Deze titel geldt onverminderd communautaire voorschriften met het oog op de uitroeiing of de bestrijding van dierziekten en onverminderd Richtlijn 91/496/EEG en Verordening (EEG) nr. 3508/92(16). De bepalingen van Richtlijn 92/102/EEG die specifiek betrekking hebben op runderen, zijn evenwel niet langer van toepassing vanaf de datum waarop deze dieren overeenkomstig het bepaalde in deze titel moeten worden geïdentificeerd.

Artikel 2

In deze titel wordt verstaan onder:

- "dier": rund als bedoeld in artikel 2, lid 2, onder b) en c), van Richtlijn 64/432/EEG(17),

- "bedrijf": een op het grondgebied van een lidstaat gelegen inrichting, constructie of, in het geval van een boerderij in de open lucht, elke plaats waar dieren waarop deze verordening betrekking heeft, worden gehouden, opgefokt of verzorgd,

- "houder": een natuurlijke of rechtspersoon die permanent of tijdelijk verantwoordelijk is voor dieren, ook tijdens het vervoer of op een markt,

- "bevoegde autoriteit": de centrale autoriteit of autoriteiten in een lidstaat die verantwoordelijk is/zijn voor of belast is/zijn met het uitvoeren van de veterinaire controles en de tenuitvoerlegging van deze titel of, voor wat betreft de controle van de premies, de autoriteiten die belast zijn met de tenuitvoerlegging van Verordening (EEG) nr. 3508/92.

Artikel 3

De identificatie- en registratieregeling voor runderen omvat de volgende elementen:

a) oormerken om de dieren individueel te identificeren,

b) gecomputeriseerde gegevensbestanden,

c) dierpaspoorten,

d) individuele registers op elk bedrijf.

De Commissie en de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat hebben toegang tot alle informatie waarop deze titel betrekking heeft. De lidstaten en de Commissie treffen de nodige maatregelen om erop toe te zien dat alle belanghebbenden, waaronder de door de lidstaat erkende belanghebbende consumentenverenigingen, toegang kunnen krijgen tot deze gegevens, op voorwaarde dat de overeenkomstig het nationale recht vereiste vertrouwelijke behandeling en bescherming van gegevens worden gegarandeerd.

Artikel 4

1. Alle dieren op een bedrijf die na 31 december 1997 zijn geboren of na 31 december 1997 worden bestemd voor het intracommunautaire handelsverkeer, worden geïdentificeerd met een door de bevoegde autoriteit goedgekeurd merk in elk oor. Beide oormerken zijn voorzien van dezelfde identificatiecode aan de hand waarvan elk individueel dier kan worden geïdentificeerd en kan worden nagegaan op welk bedrijf het is geboren. In afwijking van het voorgaande mogen dieren die vóór 1 januari 1998 zijn geboren, en na die datum bestemd worden voor het intracommunautaire handelsverkeer, tot 1 september 1998 overeenkomstig Richtlijn 92/102/EEG worden geïdentificeerd.

In afwijking van de eerste alinea mogen dieren die vóór 1 januari 1998 zijn geboren en na die datum bestemd worden voor het intracommunautaire handelsverkeer met het oog op onmiddellijke slachting, tot 1 september 1999 overeenkomstig Richtlijn 92/102/EEG worden geïdentificeerd.

Runderen bestemd voor culturele of sportieve evenementen (met uitzondering van beurzen en tentoonstellingen) mogen, in plaats van met een oormerk, worden geïdentificeerd volgens een door de Commissie erkend identificatiesysteem dat gelijkwaardige waarborgen biedt.

2. Het oormerk wordt aangebracht binnen een door de lidstaat te bepalen termijn vanaf de geboorte van het dier en in elk geval vóórdat het dier het bedrijf waarop het is geboren, verlaat. De bedoelde termijn mag tot en met 31 december 1999 niet langer zijn dan 30 dagen en na die datum niet langer dan 20 dagen.

De Commissie kan evenwel op verzoek van een lidstaat en overeenkomstig de in artikel 23, lid 2, bedoelde procedure bepalen in welke gevallen de lidstaten de maximumtermijn mogen verlengen.

Dieren die zijn geboren na 31 december 1997 mogen slechts van een bedrijf worden afgevoerd indien zij overeenkomstig dit artikel zijn geïdentificeerd.

3. Een uit een derde land ingevoerd dier dat de bij Richtlijn 91/496/EEG vastgestelde controles heeft ondergaan en dat op het grondgebied van de Gemeenschap blijft, wordt door middel van een oormerk dat aan de in dit artikel vastgestelde eisen voldoet, op het bedrijf van bestemming geïdentificeerd binnen een door de lidstaat te bepalen termijn van ten hoogste 20 dagen na de bovenbedoelde controles en in elk geval vóórdat het dier het bedrijf weer verlaat.

Het dier behoeft evenwel niet te worden geïdentificeerd indien het bedrijf van bestemming een slachthuis is in de lidstaat waar de betrokken controles zijn verricht en waar het dier binnen 20 dagen na de controles wordt geslacht.

De oorspronkelijke identificatie door het derde land wordt geregistreerd in het in artikel 5 bedoelde gecomputeriseerd gegevensbestand of, indien dat nog niet volledig operationeel is, in de in artikel 3 bedoelde registers, samen met de door de lidstaat van bestemming toegekende identificatiecode.

4. Dieren uit een andere lidstaat behouden hun oorspronkelijke oormerk.

5. Oormerken mogen niet worden verwijderd of vervangen zonder toestemming van de bevoegde autoriteit.

6. De oormerken worden aan de bedrijven toegekend, verdeeld en bij de dieren aangebracht op de door de bevoegde autoriteit vastgestelde wijze.

7. Uiterlijk op 31 december 2001 nemen het Europees Parlement en de Raad, op basis van een verslag en eventuele voorstellen van de Commissie en overeenkomstig de procedure van artikel 95 van het Verdrag, een besluit over de mogelijkheid om, gelet op de vooruitgang terzake, voor de identificatieregeling gebruik te maken van elektronische hulpmiddelen.

Artikel 5

De bevoegde autoriteit van de lidstaten zet een gecomputeriseerd gegevensbestand op overeenkomstig de artikelen 14 en 18 van Richtlijn 64/432/EEG.

De gecomputeriseerde gegevensbestanden worden uiterlijk op 31 december 1999 volledig operationeel en bevatten vanaf die datum alle ingevolge genoemde richtlijn vereiste gegevens.

Artikel 6

1. Met ingang van 1 januari 1998 geeft de bevoegde autoriteit voor elk dier dat overeenkomstig artikel 4 moet worden geïdentificeerd, een paspoort af binnen 14 dagen na de kennisgeving van de geboorte van het dier of, voor dieren die uit derde landen zijn ingevoerd, binnen 14 dagen na kennisgeving van de nieuwe identificatie door de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 4, lid 3. De bevoegde autoriteit kan onder dezelfde voorwaarden een paspoort afgeven voor dieren uit een andere lidstaat. In dat geval wordt het paspoort waarvan het dier vergezeld gaat, overhandigd aan de bevoegde autoriteit, die het terugbezorgt aan de lidstaat die het heeft afgegeven.

De Commissie kan evenwel op verzoek van een lidstaat en overeenkomstig de in artikel 23, lid 2, bedoelde procedure bepalen in welke gevallen de maximumtermijn mag worden verlengd.

2. Dieren gaan bij verplaatsingen steeds vergezeld van het paspoort.

3. In afwijking van het bepaalde in lid 1, eerste volzin, en lid 2, kunnen lidstaten:

- die beschikken over een gecomputeriseerd gegevensbestand dat naar het oordeel van de Commissie overeenkomstig artikel 5 volledig operationeel is, bepalen dat een paspoort alleen wordt afgegeven voor dieren die bestemd zijn voor het intracommunautaire handelsverkeer en dat dieren uitsluitend bij verplaatsing van het grondgebied van de betrokken lidstaat naar het grondgebied van een andere lidstaat steeds vergezeld gaan van het paspoort, in welk geval het paspoort gegevens bevat die gebaseerd zijn op het gecomputeriseerde gegevensbestand.

In deze lidstaten wordt het paspoort waarvan een dier bij invoer uit een andere lidstaat vergezeld gaat, bij aankomst overhandigd aan de bevoegde autoriteit;

- tot 1 januari 2000 toestaan dat collectieve dierpaspoorten worden afgegeven voor bestanden die binnen de betreffende lidstaat worden verplaatst, mits deze bestanden dezelfde herkomst en bestemming hebben en vergezeld gaan van het veterinair certificaat.

4. Bij overlijden van een dier wordt het paspoort uiterlijk zeven dagen nadat het dier is gestorven, door de houder terugbezorgd aan de bevoegde autoriteit. Indien het dier naar een slachthuis wordt gezonden, ziet de beheerder van het slachthuis erop toe dat het paspoort aan de bevoegde autoriteit wordt terugbezorgd.

5. Wanneer dieren naar derde landen worden uitgevoerd, wordt het paspoort door de laatste houder overhandigd aan de bevoegde autoriteit op de plaats waar het dier wordt uitgevoerd.

Artikel 7

1. Elke houder van dieren, met uitzondering van vervoerders:

- houdt een register bij,

- stelt, zodra het gecomputeriseerde gegevensbestand volledig operationeel is, de bevoegde autoriteit binnen een door de lidstaat vastgestelde termijn, die zich uitstrekt over drie tot zeven dagen, in kennis van alle verplaatsingen van en naar het bedrijf en van elke geboorte of sterfte van een dier op het bedrijf, samen met de data waarop een en ander heeft plaatsgevonden. De Commissie kan evenwel op verzoek van een lidstaat, overeenkomstig de procedure van artikel 23, lid 2, bepalen in welke gevallen de lidstaten de maximumtermijn mogen verlengen en specifieke regels mogen vaststellen die van toepassing zijn op de verplaatsingen van runderen die bestemd zijn om in de zomer op verschillende plaatsen in de bergen te grazen.

2. Elke houder vult, voorzover van toepassing en overeenkomstig artikel 6, het paspoort in onmiddellijk na aankomst van een dier op het bedrijf en vóór het vertrek van een dier van het bedrijf, en ziet erop toe dat het paspoort het dier vergezelt.

3. Elke houder stelt de bevoegde autoriteit, indien deze daarom verzoekt, in kennis van alle informatie betreffende oorsprong, identificatie en eventueel bestemming van de dieren waarvan hij eigenaar is geweest of die hij heeft gehouden, vervoerd, verkocht of geslacht.

4. Het register wordt handmatig of door middel van een computer bijgehouden in een door de bevoegde autoriteit goedgekeurde vorm en moet te allen tijde en gedurende een door de bevoegde autoriteit vast te stellen periode van ten minste drie jaar ter beschikking worden gehouden van de bevoegde autoriteit, die op haar verzoek inzage krijgt.

Artikel 8

De lidstaten wijzen de autoriteit aan die belast is met het toezicht op de naleving van deze titel. Zij delen elkaar en de Commissie mee welke autoriteit is aangewezen.

Artikel 9

De lidstaten kunnen de kosten die verbonden zijn aan de in artikel 3 bedoelde regelingen en aan de in deze titel bedoelde controles in rekening brengen aan de bedoelde houders.

Artikel 10

De voor de uitvoering van deze titel vereiste maatregelen worden vastgesteld volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde beheersprocedure. Deze maatregelen betreffen met name:

a) de voorschriften betreffende de oormerken,

b) de voorschriften betreffende het paspoort,

c) de voorschriften betreffende het register,

d) de minimaal te verrichten controles,

e) de toepassing van administratieve sancties,

f) overgangsmaatregelen om de toepassing van deze titel te vergemakkelijken.

TITEL II

Etikettering van rundvlees en rundvleesproducten

Artikel 11

Indien een handelaar of een organisatie in de zin van artikel 12:

- op grond van deel I van deze titel in elke verhandelingsfase rundvlees moet etiketteren,

- op grond van deel II van deze titel in het verkooppunt vlees op zodanige wijze wenst te etiketteren dat andere informatie dan de in artikel 13 bedoelde wordt verstrekt over bepaalde kenmerken of productieomstandigheden van het geëtiketteerde vlees of van het dier waarvan het vlees afkomstig is,

dient dit overeenkomstig deze titel te gebeuren.

Deze titel is van toepassing onverminderd de relevante communautaire wetgeving, met name op het gebied van rundvlees.

Artikel 12

In deze titel wordt verstaan onder:

- "rundvlees": alle producten van de GN-codes 0201, 0202, 0206 10 95 en 0206 29 91,

- "etikettering": het aanbrengen van een etiket op een stuk vlees of stukken vlees of de verpakking ervan, of, bij niet-voorverpakte producten, de noodzakelijke informatie die de consument in het verkooppunt in geschreven vorm en duidelijk zichtbaar wordt verstrekt,

- "organisatie": een groep handelaren die werkzaam zijn in hetzij één stadium, hetzij verschillende stadia van de rundvleeshandel.

DEEL I

Verplichte etiketteringsregeling voor rundvlees uit de Europese Gemeenschap

Artikel 13

Algemene bepalingen

1. Handelaars of organisaties die in de Gemeenschap rundvlees op de markt brengen, moeten dit vlees overeenkomstig dit artikel etiketteren.

De verplichte etiketteringsregeling moet garanderen dat een verband kan worden gelegd tussen enerzijds de identificatie van het karkas, de voor- of achtervoet, of het stuk vlees en anderzijds het betrokken dier of, wanneer dat volstaat om de juistheid van de informatie op het etiket te waarborgen, de betrokken groep dieren.

2. Op elk etiket moeten de volgende gegevens zijn vermeld:

a) een referentienummer of -code waarmee het verband kan worden gelegd tussen het vlees en het dier of de dieren. Dit nummer kan het identificatienummer zijn van het dier waarvan het vlees afkomstig is, of het identificatienummer voor een groep dieren;

b) het erkenningsnummer van het slachthuis waar het dier of de groep dieren is geslacht en de lidstaat of het derde land waar het slachthuis is gevestigd. De vermelding luidt: "Geslacht in (naam van de lidstaat of het derde land) (erkenningsnummer)";

c) het erkenningsnummer van de uitsnijderij waar het karkas of de groep karkassen is uitgesneden en de lidstaat of het derde land waar de inrichting is gevestigd. De vermelding luidt: "Uitgesneden in (naam van de lidstaat of het derde land) (erkenningsnummer)".

3. Tot 31 december 2001 kunnen de lidstaten waarvan het identificatie- en registratiesysteem voor runderen als bedoeld in titel I, voldoende gegevens bevat, evenwel besluiten dat voor rundvlees van dieren die op hun grondgebied geboren, gehouden en geslacht zijn extra informatie op de etiketten moet worden vermeld.

4. Een verplichte regeling als bedoeld in lid 3, mag niet leiden tot verstoring van het handelsverkeer tussen lidstaten.

De uitvoeringsbepalingen in de lidstaten die lid 3 willen toepassen, moeten vooraf door de Commissie zijn goedgekeurd.

5. a) Vanaf 1 januari 2002 moeten de handelaars of organisaties ook de volgende gegevens op de etiketten vermelden:

i) de lidstaat of het derde land waar het dier of de groep dieren geboren is,

ii) de lidstaten of de derde landen waar het dier of de groep dieren is gemest,

iii) de lidstaat of het derde land waar het dier of de groep dieren is geslacht.

b) Indien het rundvlees echter afkomstig is van dieren die zijn geboren, gehouden en geslacht:

i) in één en dezelfde lidstaat, mag de vermelding "Oorsprong: (naam van de lidstaat)" worden aangebracht,

ii) in één en hetzelfde derde land, mag de vermelding "Oorsprong: (naam van het derde land)" worden aangebracht.

Artikel 14

Afwijkingen van de verplichte etiketteringsregeling

In afwijking van artikel 13, lid 2, onder b) en c), en lid 5, onder a), i) en ii), brengen de handelaars of organisaties die gehakt rundvlees produceren, naar gelang van de plaats van productie, op het etiket de vermelding "Geproduceerd in (naam van de lidstaat of van het derde land)" aan en "Oorsprong", als de staat of staten in kwestie niet de staat van productie is/zijn.

De in artikel 13, lid 5, onder a), iii), bedoelde verplichting geldt voor dit vlees vanaf de datum van toepassing van deze verordening.

Deze handelaars of organisaties kunnen het etiket van gehakt rundvlees echter aanvullen met:

- één of meer vermeldingen bedoeld in artikel 13 en/of

- de datum van productie van het betrokken vlees.

Op basis van de opgedane ervaring en naar gelang van de noodzaak hiertoe kunnen volgens de procedure van artikel 23, lid 2, soortgelijke bepalingen vastgesteld worden voor uitgesneden vlees en afsnijdsels.

Artikel 15

Verplichte etiketteringsregeling voor rundvlees uit derde landen

In afwijking van artikel 13 wordt bij de etikettering van in de Gemeenschap ingevoerd rundvlees waarvoor niet alle in artikel 13 bedoelde gegevens beschikbaar zijn, volgens de procedure van artikel 17 de volgende vermelding aangebracht: "Oorsprong: Niet-EG" en "Plaats van de slacht: (naam van het derde land)".

DEEL II

Facultatieve etiketteringsregeling

Artikel 16

Algemene bepalingen

1. Wanneer etiketten andere gegevens bevatten dan de in deel I van deze titel bedoelde gegevens, zendt elke betrokken handelaar of organisatie een productspecificatie ter goedkeuring toe aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het betrokken rundvlees wordt geproduceerd of verkocht. Tevens kan de bevoegde autoriteit productspecificaties vaststellen voor gebruik in de betrokken lidstaat, op voorwaarde dat het gebruik ervan niet verplicht is.

In geval van facultatieve etikettering moeten in een specificatie worden vermeld:

- de informatie die op het etiket moet worden vermeld,

- de maatregelen die moeten worden genomen om de juistheid van deze informatie te garanderen,

- de controles die in alle stadia van productie en verkoop zullen worden uitgevoerd, met inbegrip van de controles die moeten worden uitgevoerd door een door de handelaar of organisatie aan te wijzen en door de bevoegde autoriteit erkende onafhankelijke dienst. Deze diensten moeten voldoen aan de criteria van de Europese norm nr. EN/45011,

- in het geval van een organisatie, de maatregelen die worden genomen ten aanzien van een lid dat de productspecificatie niet in acht neemt.

De lidstaten kunnen besluiten dat de controles door een onafhankelijke dienst vervangen kunnen worden door controles door een bevoegde autoriteit. De bevoegde autoriteit moet in dat geval beschikken over het gekwalificeerde personeel en de middelen die nodig zijn om de noodzakelijke controles te verrichten.

De kosten van de uit hoofde van dit deel uitgevoerde controles komen ten laste van de handelaar of de organisatie die de etiketteringsregeling toepast.

2. Een specificatie mag slechts worden goedgekeurd als de bevoegde autoriteit op basis van een grondig onderzoek van de in lid 1 bedoelde elementen, de zekerheid heeft dat de overwogen etiketteringsregeling en met name de betrokken controleregeling deugdelijk functioneert en betrouwbaar is. De bevoegde autoriteit weigert elke specificatie die geen verband legt tussen enerzijds de identificatie van het karkas, een voor- of achtervoet, of stukken vlees en anderzijds het betrokken dier of, waar zulks volstaat om de juistheid van de informatie op het etiket te waarborgen, de betrokken dieren.

Specificaties die leiden tot etiketten met informatie die misleidend of onvoldoende duidelijk is, worden eveneens afgewezen.

3. Wanneer de productie en/of de verkoop van rundvlees plaatsvindt in twee of meer lidstaten, onderzoeken de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten, elk voor de gegevens die betrekking hebben op activiteiten die plaatsvinden op het eigen grondgebied, de ingediende productspecificaties en keuren die eventueel goed. De betrokken lidstaten erkennen in dat geval de door de andere betrokken lidstaten verleende goedkeuringen.

Indien binnen een volgens de procedure van artikel 23, lid 2, vast te stellen termijn, te rekenen vanaf de dag volgend op die waarop de aanvraag is ingediend, geen goedkeuring is geweigerd of verleend of indien niet om aanvullende informatie is verzocht, wordt de specificatie geacht te zijn goedgekeurd door de bevoegde autoriteit.

4. Als de bevoegde autoriteiten van alle betrokken lidstaten de ingediende productspecificatie goedkeuren, wordt de betrokken handelaar of vereniging gemachtigd om zijn of haar rundvlees te etiketteren, op voorwaarde dat de etikettering zijn naam of logo vermeldt.

5. In afwijking van de leden 1 tot en met 4 kan de Commissie, volgens de procedure van artikel 23, lid 2, voor specifieke gevallen een versnelde of vereenvoudigde goedkeuringsprocedure invoeren, met name voor rundvlees in kleine detailhandelsverpakkingen of voor technische delen in afzonderlijke verpakkingen die in een lidstaat volgens een goedgekeurde specificatie zijn geëtiketteerd en zijn binnengebracht op het grondgebied van een andere lidstaat, op voorwaarde dat aan het oorspronkelijke etiket geen informatie wordt toegevoegd.

6. Een lidstaat besluit dat de naam van één of meer van zijn regio's niet mag worden gebruikt, in het bijzonder wanneer de naam van een regio

- aanleiding kan geven tot verwarring of de controle kan bemoeilijken,

- alleen mag worden gebruikt voor rundvlees in het kader van Verordening (EEG) nr. 2081/92.

In het geval dat er toestemming wordt verleend, wordt de naam van de regio aangevuld met de naam van de lidstaat.

7. De lidstaten informeren de Commissie over de toepassing van dit artikel en meer bepaald over de op de etiketten vermelde gegevens. De Commissie informeert de andere lidstaten hierover in het Comité van beheer voor rundvlees als bedoeld in artikel 23, lid 1, onder b). In voorkomend geval kunnen volgens de procedure van artikel 23, lid 2, regels betreffende deze gegevens worden vastgesteld en kunnen er met name beperkingen worden opgelegd.

Artikel 17

Facultatieve etiketteringsregeling voor rundvlees uit derde landen

1. Ingeval het rundvlees geheel of gedeeltelijk in een derde land wordt geproduceerd, mogen de betrokken handelaren en organisaties het rundvlees overeenkomstig dit deel etiketteren indien zij artikel 16 naleven en hun productspecificaties zijn goedgekeurd door de bevoegde autoriteit die daartoe door elk betrokken derde land is aangewezen.

2. Een door een derde land verleende goedkeuring is in de Gemeenschap slechts geldig als het betrokken derde land de Commissie vooraf de volgende gegevens heeft meegedeeld:

- de aangewezen bevoegde autoriteit,

- de door de bevoegde autoriteit bij het onderzoek van de productspecificatie in acht te nemen procedures en criteria,

- elke handelaar en organisatie van wie of waarvan de productspecificatie door de bevoegde autoriteit is goedgekeurd.

De Commissie zendt deze gegevens door aan de lidstaten.

Als de Commissie, op basis van de bovenbedoelde mededelingen, tot de conclusie komt dat de in een derde land toegepaste procedures en/of criteria niet gelijkwaardig zijn aan de in deze verordening vastgestelde vereisten, besluit zij na overleg met het betrokken derde land, dat de door dat land verleende goedkeuringen niet geldig zijn in de Gemeenschap.

Artikel 18

Sancties

Onverminderd elke door de organisatie zelf of door de in artikel 16 bedoelde controledienst genomen maatregel, kan de lidstaat, indien blijkt dat een handelaar of een organisatie niet heeft voldaan aan de vereisten van de in artikel 16, lid 1, bedoelde productspecificatie, de in artikel 16, lid 2, bedoelde goedkeuring intrekken of extra voorwaarden opleggen voor de handhaving van de goedkeuring.

DEEL III

Algemene bepalingen

Artikel 19

Nadere voorschriften

De voor de uitvoering van deze titel vereiste maatregelen worden vastgesteld volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde beheersprocedure. Deze maatregelen betreffen met name:

a) de omvang van de groep dieren als bedoeld in artikel 13, lid 2, onder a),

b) wat bedoeld wordt met gehakt rundvlees, afsnijdsels van rundvlees of uitgesneden rundvlees in de zin van artikel 14,

c) specifieke gegevens die op de etiketten kunnen worden vermeld.

Overeenkomstig dezelfde procedure worden maatregelen vastgesteld die moeten worden getroffen om:

d) de overgang van de toepassing van Verordening (EG) nr. 820/97 naar die van deze titel te vergemakkelijken,

e) specifieke praktische problemen op te lossen. Dergelijke maatregelen mogen, indien dat naar behoren wordt gemotiveerd, van bepaalde onderdelen van deze titel afwijken.

Artikel 20

Aanwijzing van de bevoegde autoriteiten

De lidstaten wijzen uiterlijk 14 oktober 2000 de met de uitvoering van deze titel belaste autoriteit of autoriteiten aan.

Artikel 21

Uiterlijk 14 augustus 2003 legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag voor, en eventueel passende voorstellen betreffende de uitbreiding van het toepassingsgebied van deze verordening tot verwerkte producten die rundvlees bevatten en producten op basis van rundvlees.

TITEL III

Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 22

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de naleving van deze verordening te garanderen. De betrokken controles staan los van de controles die de Commissie op grond van artikel 9 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 kan uitvoeren.

Door een lidstaat aan een veehouder opgelegde sancties staan in verhouding tot de ernst van de overtreding. Een sanctie kan, in voorkomend geval, inhouden dat de verplaatsingen van dieren naar of van het bedrijf van de betrokken houder worden beperkt.

2. De deskundigen van de Commissie, in samenwerking met de bevoegde autoriteiten

a) gaan na of de lidstaten de bepalingen van deze verordening naleven;

b) verrichten controles ter plaatse om na te gaan of de controles overeenkomstig deze verordening worden uitgevoerd.

3. De lidstaten op het grondgebied waarvan een controle wordt uitgevoerd, verlenen de deskundigen van de Commissie alle medewerking die deze deskundigen bij het verrichten van hun taak nodig kunnen hebben.

De controleresultaten moeten met de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat worden besproken voordat er een eindverslag wordt opgesteld en verspreid.

4. Als de Commissie dit in het licht van de controleresultaten nodig acht, beziet zij de situatie in het kader van het Permanent Veterinair Comité als bedoeld in artikel 23, lid 1, onder c). Zij kan de nodige besluiten vaststellen overeenkomstig de procedure van artikel 23, lid 3.

5. De Commissie volgt de ontwikkelingen; in het licht van die ontwikkelingen en overeenkomstig de procedure van artikel 23, lid 3, kan zij de in lid 4 bedoelde besluiten wijzigen of intrekken.

6. Indien nodig worden overeenkomstig artikel 23, lid 3, nadere bepalingen ter uitvoering van dit artikel vastgesteld.

Artikel 23

1. De Commissie wordt bijgestaan:

a) voor de uitvoering van artikel 10, door het Comité van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad(18);

b) voor de uitvoering van artikel 19, door het Comité van beheer voor rundvlees ingesteld bij artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad(19);

c) voor de uitvoering van artikel 22, door het Permanent Veterinair Comité ingesteld bij Besluit 68/361/EEG van de Raad(20).

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt gesteld op een maand.

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt gesteld op drie maanden.

4. De comités stellen hun reglement van orde vast.

Artikel 24

1. Verordening (EG) nr. 820/97 wordt ingetrokken.

2. Verwijzingen naar Verordening (EEG) nr. 820/97 gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening, volgens de concordantietabel in de bijlage.

Artikel 25

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing op rundvlees, afkomstig van dieren die vanaf 1 september 2000 worden geslacht.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 juli 2000.

Voor het Europees Parlement

De voorzitster

N. Fontaine

Voor de Raad

De voorzitter

J. Glavany

(1) PB C 376 E van 28.12.1999, blz. 42.

(2) PB C 117 van 26.4.2000, blz. 47.

(3) PB C 226 van 8.8.2000, blz. 9.

(4) Advies van het Europees Parlement van 12 april 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 6 juni 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad) en besluit van het Europees Parlement van 6 juli 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

(5) PB L 117 van 7.5.1997, blz. 1.

(6) PB L 334 van 28.12.1999, blz. 1.

(7) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/118/EEG (PB L 62 van 15.3.1993, blz. 49).

(8) PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/43/EG (PB L 162 van 1.7.1996, blz. 1).

(9) PB L 144 van 2.6.1981, blz. 1. Verordening ingetrokken bij Verordening (EG) nr. 515/97 (PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1).

(10) PB L 351 van 2.12.1989, blz. 34.

(11) PB L 355 van 5.12.1992, blz. 32. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Akte van Toetreding van 1994.

(12) PB L 109 van 25.4.1997, blz. 1.

(13) PB L 208 van 24.7.1992, blz. 1.

(14) PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1036/1999 (PB L 127 van 21.5.1999, blz. 4).

(15) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(16) PB L 355 van 5.12.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1036/1999 (PB L 127 van 21.5.1999, blz. 4).

(17) PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64. Richtlijn bijgewerkt bij Richtlijn 97/12/EG (PB L 109 van 25.4.1997, blz. 1) en laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/99/EG (PB L 358 van 31.12.1998, blz. 107).

(18) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.

(19) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21.

(20) PB L 255 van 18.10.1968, blz. 23.

BIJLAGE

Concordantietabel

>RUIMTE VOOR DE TABEL>