32000D0246

2000/246/EG: Beschikking van de Commissie van 15 maart 2000 tot machtiging van de lidstaten om voor niet voor opplant bestemde aardappelen van oorsprong uit Cuba tijdelijk afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 77/93/EEG van de Raad toe te staan (kennisgeving geschied onder nummer C(2000) 692)

Publicatieblad Nr. L 077 van 28/03/2000 blz. 0020 - 0022


Beschikking van de Commissie

van 15 maart 2000

tot machtiging van de lidstaten om voor niet voor opplant bestemde aardappelen van oorsprong uit Cuba tijdelijk afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 77/93/EEG van de Raad toe te staan

(kennisgeving geschied onder nummer C(2000) 692)

(2000/246/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 77/93/EEG van de Raad van 21 december 1976 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen(1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/53/EG(2), en met name op artikel 14, lid 1,

Gezien het door Nederland ingediende verzoek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Op grond van Richtlijn 77/93/EEG mogen aardappelknollen die niet overeenkomstig andere communautaire bepalingen officieel als pootaardappelen zijn gecertificeerd en die van oorsprong zijn uit Cuba, in beginsel niet in de Gemeenschap worden binnengebracht vanwege het gevaar dat exotische voor aardappelen schadelijke organismen met een fytosanitair risico voor de Gemeenschap worden binnengebracht.

(2) In Cuba is het inmiddels gebruikelijk om niet voor opplant bestemde aardappelen uit door lidstaten geleverde pootaardappelen te telen op een vroeger tijdstip dan in de Gemeenschap. Dergelijke vroeg in het seizoen aan de Gemeenschap geleverde aardappelen worden voor een deel uit Cuba ingevoerd.

(3) De Commissie heeft bij de Beschikkingen 87/306/EEG(3), 88/223/EEG(4), 89/152/EEG(5), 91/593/EEG(6), 93/36/EEG(7), 95/96/EG(8) en 96/157/EG(9) voor de verkoopseizoenen 1987-1996 ten aanzien van aardappelen voor menselijke consumptie van oorsprong uit Cuba, en bij de Beschikkingen 97/186/EG(10) en 1999/222/EG(11) voor de verkoopseizoenen 1997-1999 ten aanzien van niet voor opplant bestemde aardappelen van oorsprong uit Cuba, afwijkingen toegestaan, gekoppeld aan bijzondere technische voorwaarden.

(4) Schadelijke organismen zijn nooit aangetroffen op de monsters van de krachtens bovengenoemde beschikkingen ingevoerde aardappelen.

(5) Uit door Cuba verstrekte informatie en informatie die daar tijdens een dienstreis van het Voedsel- en Veterinair Bureau in juli 1999 is verzameld, blijkt dat de niet voor opplant bestemde aardappelen die in de provincie Pinar del Río worden geproduceerd, voldoen aan de voorwaarden van Beschikking 1999/222/EG.

(6) De omstandigheden op grond waarvan de machtiging is verleend, doen zich nog steeds voor.

(7) De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1. De lidstaten worden hierbij gemachtigd om ten aanzien van niet voor opplant bestemde aardappelen van oorsprong uit Cuba afwijkingen van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 77/93/EEG toe te staan wat betreft de in bijlage III, deel A, punt 12, bij die richtlijn vastgestelde verbodsbepalingen, mits aan de in lid 2 vastgestelde voorwaarden wordt voldaan.

2. Behalve aan de in de bijlagen I, II en IV bij Richtlijn 77/93/EEG ten aanzien van aardappelen vastgestelde eisen, moet aan de volgende specifieke voorwaarden worden voldaan:

a) het moet om niet voor opplant bestemde aardappelen gaan;

b) de aardappelen moeten onrijp zijn, dat wil zeggen "niet verkurkt" met niet sterk hechtende schil, of moeten zijn behandeld met kiemremmingsmiddelen;

c) de aardappelen moeten zijn geteeld in de provincie Pinar del Río in gebieden waarvan bekend is dat Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. daar niet voorkomt;

d) de aardappelen moeten behoren tot rassen waarvan Cuba het pootgoed uitsluitend heeft ingevoerd uit de lidstaten van de Gemeenschap of uit enig ander land waaruit het overeenkomstig het bepaalde in bijlage III bij Richtlijn 77/93/EEG niet verboden is voor opplant bestemde aardappelen in de Gemeenschap binnen te brengen;

e) de aardappelen moeten in Cuba rechtstreeks zijn geteeld uit pootgoed dat is gecertificeerd in een van de lidstaten van de Gemeenschap of in enig ander land waaruit het overeenkomstig het bepaalde in bijlage III bij Richtlijn 77/93/EEG niet verboden is voor opplant bestemde aardappelen in de Gemeenschap binnen te brengen, of uit dergelijk, twee jaar tevoren officieel gecertificeerd pootgoed, op voorwaarde dat het in Cuba geteelde pootgoed is geteeld in de provincie Pinar del Río en overeenkomstig de in Cuba geldende regels als pootgoed aangemerkt;

f) de aardappelen moeten zijn geteeld hetzij op bedrijven die de laatste vijf jaar geen andere aardappelrassen dan de onder d) bedoelde rassen hebben geteeld, hetzij, voorzover het staatsboerderijen betreft, op percelen die van de percelen waarop in de laatste vijf jaar aardappelen van andere rassen dan de onder d) bedoelde rassen zijn geteeld, gescheiden zijn gehouden;

g) de aardappelen moeten zijn behandeld met machines die uitsluitend voor die aardappelen worden gebruikt, of die na gebruik voor andere doeleinden op adequate wijze zijn gedesinfecteerd;

h) de aardappelen mogen niet zijn bewaard in opslagplaatsen waar ook aardappelen van andere dan de onder d) bedoelde rassen zijn bewaard;

i) de aardappelen moeten zijn verpakt in nieuwe zakken of in recipiënten die op adequate wijze zijn gedesinfecteerd; op elke zak of elk recipiënt moet een officieel etiket zijn aangebracht met de in de bijlage bedoelde informatie;

j) alvorens de aardappelen worden uitgevoerd, moeten zij vrij zijn gemaakt van aarde, van bladeren en van andere plantenresten;

k) de voor de Gemeenschap bestemde aardappelen moeten vergezeld gaan van een fytosanitair certificaat dat in Cuba is afgegeven overeenkomstig de artikelen 7 en 12 van Richtlijn 77/93/EEG op basis van het onderzoek bedoeld in vorengenoemde richtlijn, waarin met name wordt gecertificeerd dat zij vrij zijn van het onder c) vermelde schadelijk organisme.

Op het certificaat moet het volgende worden vermeld:

- in het vak "Aanvullende verklaring":

- de vermelding "Deze zending voldoet aan de bij Beschikking 2000/246/EG vastgestelde voorwaarden",

- de naam van het ras,

- het identificatienummer of de naam en het adres van het bedrijf waar de aardappelen zijn geteeld, en de ligging van het bedrijf,

- een referentie waardoor de overeenkomstig punt e) gebruikte partij pootgoed kan worden geïdentificeerd;

- in de rubriek "Bestrijdings- en/of ontsmettingsbehandeling": alle gegevens betreffende eventuele behandelingen als bedoeld onder b), tweede mogelijkheid, en/of onder i);

l) de aardappelen moeten worden ingevoerd via de plaatsen van binnenkomst die gelegen zijn op het grondgebied van een lidstaat en die met het oog op deze afwijkende regeling door die lidstaat is aangewezen; deze plaatsen van binnenkomst en de naam en het adres van de voor elke plaats bevoegde officiële instantie als bedoeld in Richtlijn 77/93/EEG moeten lang genoeg van tevoren door de lidstaten aan de Commissie worden gemeld en moeten aan de overige lidstaten op hun verzoek worden medegedeeld. In de gevallen waarin de betrokken producten in een andere lidstaat dan die welke van deze afwijkende regeling gebruikmaakt, in de Gemeenschap worden binnengebracht, stellen de verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaat van binnenkomst de verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaat die van deze afwijkende regeling gebruikmaakt, op de hoogte en werken zij met deze instanties samen, om te garanderen dat de bepalingen van deze beschikking in acht worden genomen;

m) de importeur dient, voordat hij de producten binnenbrengt, officieel in kennis te zijn gesteld van de in de onder a) tot en met p) vastgestelde voorwaarden; de importeur moet elke invoer in de Gemeenschap lang genoeg van tevoren melden aan de bovenbedoelde verantwoordelijke officiële instanties van de lidstaat van binnenkomst en deze lidstaat stuurt de gemelde gegevens onverwijld door aan de Commissie; het gaat daarbij om de volgende gegevens:

- het soort materiaal,

- de hoeveelheid,

- de datum waarop de invoer zal plaatsvinden, en de bevestiging van de plaats van binnenkomst,

- de onder o) bedoelde bedrijven.

De importeur deelt alle bijzonderheden over wijzigingen in de bovenbedoelde voorafgaande kennisgeving, bij voorkeur zodra deze bekend zijn en in ieder geval vóór de invoer, aan de verantwoordelijke officiële instanties van de eigen lidstaat mee, die deze wijzigingen onverwijld doorgeven aan de Commissie;

n) de overeenkomstig artikel 12 van Richtlijn 77/93/EEG en het bepaalde in deze beschikking te verrichten controles en, zo nodig, tests worden uitgevoerd door de in de vorengenoemde richtlijn bedoelde verantwoordelijke officiële instanties; de fytosanitaire controles worden uitgevoerd door de lidstaten die van de afwijkende regeling gebruikmaakt. Bij deze fytosanitaire controles moet die lidstaat ook onderzoek op alle andere schadelijke organismen verrichten. Onverminderd het bepaalde in artikel 19 bis, lid 3, tweede streepje, eerste mogelijkheid, van vorengenoemde richtlijn bedoelde inspecties worden geïntegreerd in het inspectieprogramma als bedoeld in artikel 19 bis, lid 5, onder c), van genoemde richtlijn;

o) de aardappelen mogen uitsluitend zijn verpakt en omgepakt op bedrijven die door de bovenbedoelde verantwoordelijke officiële instanties zijn erkend en geregistreerd;

p) de aardappelen moeten zijn verpakt of omgepakt in gesloten verpakkingen die rechtstreeks kunnen worden geleverd aan detailhandelaren of eindverbruikers en die niet meer dan het in de lidstaat van binnenkomst gebruikelijke gewicht aan aardappelen bevatten, met een maximum van 25 kilogram; op de verpakking moet het registratienummer van het bedrijf, als bedoeld onder o), worden vermeld, en moet tevens worden vermeld dat de aardappelen van Cubaanse oorsprong zijn;

q) de lidstaten die van deze afwijkende regeling gebruikmaken, moeten, eventueel in samenwerking met de lidstaat van binnenkomst, ervoor zorgen dat van elke partij van 50 ton aardappelen of minder, die op grond van deze beschikking wordt ingevoerd, ten minste twee monsters van 200 knollen worden genomen voor een officieel onderzoek op Ralstonia solanacearum en Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus, overeenkomstig de onderzoeksmethoden voor de opsporing en diagnose van Ralstonia solanacearum(12) en van Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus, en op Potato spindle tuber viroid overeenkomstig de Reverse-Page-methode of de c-DNA-kruisingsmethode; wanneer het vermoeden bestaat dat een partij besmet is, wordt deze partij, onder officieel toezicht, apart gehouden en mag zij pas in de handel worden gebracht of gebruikt als is komen vast te staan dat bij dit onderzoek geen Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus, Ralstonia solanacearum of Potato spindle tuber viroid is aangetroffen.

Artikel 2

Telkens wanneer lidstaten gebruikmaken van deze machtiging, delen zij dit via de in artikel 1, lid 2, onder m), eerste zin, bedoelde kennisgeving mee aan de Commissie en aan de andere lidstaten. Zij doen de Commissie en de andere lidstaten vóór 1 september 2000 gegevens toekomen over de op grond van deze beschikking ingevoerde hoeveelheden, alsmede een gedetailleerd technisch verslag over het in artikel 1, lid 2, onder q), bedoelde officieel onderzoek; aan de Commissie wordt een kopie van elk fytosanitair certificaat toegezonden.

Artikel 3

1. De bij artikel 1 verleende machtiging geldt van 1 april 2000 tot en met 30 april 2000.

2. Deze beschikking wordt ingetrokken indien blijkt dat de bij artikel 1, lid 2, vastgestelde voorwaarden niet toereikend zijn om het binnenbrengen van schadelijke organismen te voorkomen of dat niet aan deze voorwaarden wordt voldaan.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 15 maart 2000.

Voor de Commissie

David Byrne

Lid van de Commissie

(1) PB L 26 van 31.1.1977, blz. 20.

(2) PB L 142 van 5.6.1999, blz. 29.

(3) PB L 153 van 13.6.1987, blz. 41.

(4) PB L 100 van 19.4.1988, blz. 44.

(5) PB L 59 van 2.3.1989, blz. 29.

(6) PB L 316 van 16.11.1991, blz. 47.

(7) PB L 16 van 25.1.1993, blz. 40.

(8) PB L 75 van 4.4.1995, blz. 22.

(9) PB L 36 van 14.2.1996, blz. 38.

(10) PB L 77 van 19.3.1997, blz. 32.

(11) PB L 82 van 26.3.1999, blz. 47.

(12) PB L 273 van 6.10.1997, blz. 1.

BIJLAGE

Op het etiket te vermelden gegevens

(artikel 1, lid 2, onder i))

1. Naam van de instantie die het etiket afgeeft.

2. Indien beschikbaar, de naam van de organisatie van exporteurs.

3. Vermelding "niet voor opplant bestemde aardappelen van Cubaanse oorsprong".

4. Ras.

5. Provincie waar de aardappelen zijn geteeld.

6. Groottesortering.

7. Aangegeven nettogewicht.

8. Vermelding "In overeenstemming met de bij Beschikking 2000/246/EG vastgestelde EG-voorschriften".

9. Een stempel of gedrukt zegel van de Cubaanse Plantenziektekundige Dienst.