31999L0025

Richtlijn 1999/25/EG van de Commissie van 9 april 1999 houdende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 93/34/EEG van de Raad betreffende de voorgeschreven opschriften op twee- of driewielige motorvoertuigenVoor de EER relevante tekst

Publicatieblad Nr. L 104 van 21/04/1999 blz. 0019 - 0021


RICHTLIJN 1999/25/EG VAN DE COMMISSIE

van 9 april 1999

houdende aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 93/34/EEG van de Raad betreffende de voorgeschreven opschriften op twee- of driewielige motorvoertuigen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 92/61/EEG van de Raad van 30 juni 1992 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen(1), gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Oostenrijk, Finland en Zweden, inzonderheid op artikel 16,

Gelet op Richtlijn 93/34/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende de voorgeschreven opschriften op twee- of driewielige motorvoertuigen(2), inzonderheid op artikel 3,

(1) Overwegende dat Richtlijn 93/34/EEG een van de bijzondere richtlijnen is van de bij Richtlijn 92/61/EEG ingestelde communautaire goedkeuringsprocedure; dat de bepalingen van Richtlijn 92/61/EEG betreffende systemen, onderdelen en technische eenheden van voertuigen dus op voornoemde richtlijn van toepassing zijn;

(2) Overwegende dat door de ontwikkeling van de techniek thans een aanpassing van Richtlijn 93/34/EEG aan de vooruitgang van de techniek mogelijk is; dat om de goede werking van het gehele goedkeuringsstelsel mogelijk te maken, derhalve bepaalde voorschriften van de desbetreffende richtlijn moeten worden verduidelijkt of aangevuld;

(3) Overwegende dat het daartoe belangrijk is bepaalde gebruikte symbolen aan te passen en bepaalde voorschriften te verduidelijken met betrekking tot de voor het aanbrengen van de voorgeschreven opschriften op de constructieplaat te gebruiken symbolen en tekens;

(4) Overwegende dat de in deze richtlijn vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het in artikel 13 van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad(3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/91/EG van het Europees Parlement en de Raad(4) bedoelde Comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Richtlijn 93/34/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1. Met ingang van 1 januari 2000 mogen de lidstaten om redenen die verband houden met de voorgeschreven opschriften:

- noch de EG-goedkeuring van een type twee- of driewielig motorvoertuig weigeren,

- noch de inschrijving, de verkoop of het in het verkeer brengen van twee- of driewielige motorvoertuigen verbieden,

voorzover de voorgeschreven opschriften voldoen aan de eisen van Richtlijn 93/34/EEG als gewijzigd bij deze richtlijn.

2. Met ingang van 1 juli 2000 weigeren de lidstaten EG-goedkeuring voor elk type twee- of driewielig motorvoertuig om redenen die verband houden met de voorgeschreven opschriften indien niet is voldaan aan de eisen van Richtlijn 93/34/EEG als gewijzigd bij deze richtlijn.

Artikel 3

1. De lidstaten dienen uiterlijk op 31 december 1999 de bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Zij passen deze bepalingen toe met ingang van 1 januari 2000.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzingen worden door de lidstaten vastgesteld.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede, die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 9 april 1999.

Voor de Commissie

Martin BANGEMANN

Lid van de Commissie

(1) PB L 225 van 10.8.1992, blz. 72.

(2) PB L 188 van 29.7.1993, blz. 38.

(3) PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1.

(4) PB L 11 van 16.1.1999, blz. 25.

BIJLAGE

1. Punt 2.1.4 komt als volgt te luiden: "2.1.4. het geluidsniveau tijdens stilstand:... dB(A) bij... min-1.".

2. Punt 3.1.1.2 komt als volgt te luiden: "3.1.1.2. de tweede groep bestaat uit zes tekens (letters of cijfers) ter aanduiding van de algemene kenmerken van het voertuig (type, variant en versie). Indien de fabrikant een of meer van deze tekens niet gebruikt, moeten de niet gebruikte ruimten naar keuze van de fabrikant voor ieder voertuig worden opgevuld met alfanumerieke tekens.".

3. Punt 3.1.2 komt als volgt te luiden: "3.1.2. Het identificatienummer van het voertuig moet indien mogelijk op één regel staan. Deze regel moet vooraan en achteraan worden afgebakend door een symbool dat niet identiek is met een Arabisch cijfer of een Latijnse hoofdletter, of daarmee kan worden verward.

In uitzonderingsgevallen en om technische redenen mogen ook twee regels worden gebruikt. Hierbij is een scheiding binnen een van de drie groepen echter niet toegestaan en moet iedere regel vooraan en achteraan worden afgebakend door een symbool dat niet identiek is met een Arabisch cijfer of een Latijnse hoofdletter, of daarmee kan worden verward.

Genoemd symbool mag ook tussen de drie groepen (punt 3.1.1) die zich op één regel bevinden worden aangebracht.

Tussen de tekens mogen geen tussenruimten zijn.".