31999D0590

1999/590/EG: Beschikking van de Commissie van 4 mei 1999 betreffende de maatregelen voor de herstructurering van het wegvervoer en de ontwikkeling van de intermodaliteit (wet nr. 454 van 23 december 1997) die Italië voornemens is ten uitvoer te leggen (Kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 1267) (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 227 van 28/08/1999 blz. 0012 - 0026


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 4 mei 1999

betreffende de maatregelen voor de herstructurering van het wegvervoer en de ontwikkeling van de intermodaliteit (wet nr. 454 van 23 december 1997) die Italië voornemens is ten uitvoer te leggen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 1267)

(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(1999/590/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, inzonderheid op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken(1) en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

I. PROCEDURE

(1) Bij nota van de permanente vertegenwoordiging van Italië nr. 2725 van 24 april 1997, die bij het secretariaat-generaal is geregistreerd onder nummer N 403/97, hebben de Italiaanse autoriteiten de Commissie in kennis gesteld van wetsontwerp nr. 3270 inzake maatregelen voor de herstructurering van het wegvervoer en de ontwikkeling van de intermodaliteit.

(2) Op 23 mei 1997 respectievelijk 16 juni 1997 zijn twee verzoeken om aanvullende informatie naar de Italiaanse autoriteiten gestuurd. Op 11 juli 1997 heeft in Brussel een bilaterale vergadering plaatsgevonden om de doelstellingen van de wet te verduidelijken en de problemen te bestuderen die zich als gevolg van de voorgestelde maatregelen voordoen met betrekking tot het Gemeenschapsrecht. Na afloop van deze vergadering zijn de Italiaanse autoriteiten uitgenodigd zo spoedig mogelijk een gewijzigd wetsontwerp in te dienen waarin rekening werd gehouden met de opmerkingen van de Commissie.

(3) Vervolgens zijn in september en november 1997 twee gewijzigde versies van het wetsontwerp aan de Commissie toegezonden. Tijdens de in oktober en november 1997 gehouden bilaterale vergaderingen en in haar brief van 11 november 1997 heeft de Commissie er met nadruk op gewezen dat de voorgenomen maatregelen, ondanks de wijzigingen die waren aangebracht in de ter kennis gebrachte versie, nog steeds verenigbaarheidsproblemen met de communautaire wetgeving opleverde.

(4) De Italiaanse autoriteiten hebben de brief van de Commissie van 11 november 1997 beantwoord met nota nr. 8392 van de permanente vertegenwoordiging, dd. 12 december 1997. Tijdens een op 17 december 1997 gehouden bilaterale vergadering hebben de Italiaanse autoriteiten de Commissie de tekst van de door de Kamer van Volksvertegenwoordigers goedgekeurde wet ter hand gesteld. Na goedkeuring door de Senaat is de tekst nationale wet nr. 454 van 23 december 1997 geworden(2), en is deze bij nota nr. 794 van 30 januari 1998 door de permanente vertegenwoordiging aan de Commissie toegezonden.

(5) Bij brief van 28 april 1998 heeft de Commissie de Italiaanse regering in kennis gesteld van haar besluit de procedure van artikel 88, lid 2 (ex artikel 93, lid 2) van het EEG-Verdrag in te leiden ten aanzien van de bij wet nr. 454 vastgestelde maatregelen. De belangrijkste problemen waarvan melding werd gemaakt in het besluit de procedure in te leiden, zijn naderhand besproken tijdens bilaterale vergaderingen in mei en juni 1998.

(6) Na deze besprekingen hebben de Italiaanse autoriteiten een ingrijpende wijziging van de regeling voorgesteld om deze in overeenstemming te brengen met de communautaire wetgeving. Bij nota van de permanente vertegenwoordiging nr. 4757 van 16 juli 1998 heeft de Italiaanse regering de Commissie in kennis gesteld van haar opmerkingen over het besluit tot inleiding van de procedure, vergezeld van een ruw ontwerp van de voorgestelde wijzigingen in wet nr. 454/97 en de ministeriële decreten (of ontwerp-decreten) ter uitvoering daarvan. Vervolgens is de tekst van de voorgestelde wijzigingen in de wet door de permanente vertegenwoordiging aan de Commissie toegezonden bij brief nr. 5142 van 30 juli 1998.

(7) Het besluit tot inleiding van de procedure is gepubliceerd op 7 juli 1998(3). In het kader van de procedure heeft de Commissie de overige lidstaten en belanghebbende derden uitgenodigd hun opmerkingen te maken.

(8) In augustus 1998 zijn de door derden gemaakte opmerkingen bij de Commissie binnengekomen. Per brief van 8 september 1998 heeft zij de Italiaanse regering daarvan in kennis gesteld met het verzoek daarop te reageren. Het antwoord van Italië is medegedeeld bij brief van de permanente vertegenwoordiging nr. 6566 van 7 oktober 1998.

(9) De permanente vertegenwoordiging van Italië heeft op 24 november 1998 per faxbericht de Commissie ervan op de hoogte gesteld dat de Italiaanse ministerraad op 19 november 1998 de tekst van de wijzigingen in wet nr. 454/97 had goedgekeurd.

(10) Tijdens bilaterale vergaderingen die in december 1998 en januari 1999 in Brussel zijn gehouden is de Italiaanse autoriteiten gevraagd nadere toelichtingen te verstrekken over een aantal van de voorgestelde maatregelen. Per brief nr. 370 van het Italiaanse ministerie van Vervoer dd. 22 januari 1999, die op 29 januari 1999 via de permanente vertegenwoordiging is toegezonden, heeft de Commissie de gevraagde toelichtingen ontvangen; tevens is haar daarbij meegedeeld dat de Italiaanse autoriteiten de kennisgeving inzake de in artikel 3, lid 7 en lid 8, van wet nr. 454/97 bedoelde maatregel ter vermindering van de capaciteit introk.

(11) Vervolgens heeft de Commissie op 15 februari 1999 de tekst van wetsontwerp nr. 5527 van 17 december 1998(4) betreffende de wijzigingen in wet nr. 454/97 ontvangen. In aansluiting daarop hebben de Italiaanse autoriteiten de Commissie bij brief nr. 854 van 15 februari 1999 van het ministerie van Vervoer respectievelijk brief nr. 3296 van 18 februari 1999 van de permanente vertegenwoordiging de Commissie ervan in kennis gesteld dat zij voornemens waren verdere wijzigingen aan te brengen in een aantal bepalingen van wetsontwerp nr. 5527, alsook in één van de ministeriële decreten ter uitvoering daarvan, namelijk het decreet inzake stimulerende maatregelen ten behoeve van innovatieve investeringen en opleiding, waarvan zij als bijlage bij brief nr. 3296 de gewijzigde tekst hebben toegezonden.

(12) Bij brief van het ministerie van Vervoer nr. 1234 van 8 maart 1999 hebben de Italiaanse autoriteiten de Commissie tenslotte de gewijzigde tekst van het ontwerp-decreet inzake stimulerende maatregelen voor samenwerkingsverbanden doen toekomen. Bij brief nr. 221/GA van 29 april 1999 hebben zij echter de kennisgeving ingetrokken over de in wet nr. 454/97 vervatte steunmaatregelen ter bevordering van fusies en samenwerkingsverbanden tussen wegvervoerbedrijven.

II. BESCHRIJVING VAN DE MAATREGELEN

A. Algemene gegevens

(13) De Italiaanse regeling beoogt de economische en structurele moeilijkheden terug te dringen waarmee de wegvervoersector geconfronteerd wordt en intermodaliteit en gecombineerd vervoer te bevorderen. Daartoe voorziet wet nr. 454/97 in steunmaatregelen die erop gericht zijn de situatie van de wegvervoerders te verbeteren en ervoor te zorgen dat meer gebruik wordt gemaakt van het gecombineerd vervoer. Deze maatregelen worden ten uitvoer gelegd door middel van ministeriële decreten waarin specifieke regels en voorwaarden worden vastgesteld, namelijk: 1). decreet van het ministerie van Vervoer van 10 juli 1998 inzake de bevordering van vrijwillige uittreding van eigen rijders(5); 2). decreet van de minister van Vervoer van 14 oktober 1998 inzake stimulerende maatregelen voor innovatieve investeringen en opleiding(6), in de versie zoals gewijzigd bij het ontwerp-decreet van de minister van Vervoer dat op 18 februari 1999 door de Italiaanse autoriteiten is toegezonden (zie overweging 11); 3). decreet van de minister van Vervoer van 14 oktober 1998 inzake stimulerende maatregelen voor het gecombineerd vervoer(7). Op 8 maart 1999 hebben de Italiaanse autoriteiten tevens een ontwerp van ministerieel decreet inzake stimulerende maatregelen ter bevordering van samenwerkingsverbanden toegezonden; met dit ontwerp wordt evenwel geen rekening gehouden in deze beschikking, aangezien de kennisgeving van de betrokken maatregel op 29 april 1999 is ingetrokken (zie overweging 12).

De tenuitvoerlegging van de regeling is echter opgeschort in afwachting van de definitieve beslissing over de verenigbaarheid daarvan met de gemeenschappelijke markt die de Commissie krachtens artikel 88 van het Verdrag moet nemen. Onder voorbehoud van die beslissing wordt de regeling in principe tot 2000 toegepast.

(14) Krachtens wet nr. 454/97 kan de steun diverse vormen aannemen. Afhankelijk van de maatregel kan financiële steun dan wel rentesubsidie voor leningen op middellange termijn worden verleend. Voor rentesubsidie wordt een "referentierentevoet" aangehouden; de berekeningswijze daarvan is uiteengezet in het decreet van de Italiaanse minister van Financiën van 21 december 1994(8). Zoals door de Italiaanse autoriteiten is bevestigd in de brief van 22 januari 1999 varieert de voor de toepassing van wet nr. 454/97 geldende referentierentevoet thans tussen 5 % en 5,3 %, afhankelijk van de omvang van het betrokken bedrijf(9). Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de wet wordt voor gesubsidieerde leningen een rentepercentage toegepast dat gelijk is aan eenderde van de referentierentevoet.

(15) De steun wordt door de Italiaanse autoriteiten uitgekeerd via banken die daartoe een specifieke overeenkomst met het ministerie van Vervoer hebben gesloten. In bovengenoemde brief van 22 januari 1999 hebben de Italiaanse autoriteiten erop gewezen dat op dat moment de banken "Mediocredito Centrale SpA" en "Artigiancassa SpA" een dergelijke overeenkomst hadden ondertekend. Krachtens die overeenkomst passen de banken het verlaagde rentepercentage toe op de toegestane leningen en krijgen zij het verschil met de referentierentevoet vergoed door de Italiaanse overheid.

Overeenkomstig artikel 6, lid 1, van wet nr. 454/97 moeten Mediocredito Centrale SpA en Artigiancassa SpA ook het vooronderzoek doen met betrekking tot alle aanvragen om de in de wet bedoelde steun. De steun wordt vervolgens toegekend door het in artikel 8 van de wet bedoelde comité wegvervoer en intermodaliteit.

(16) De steunmaatregelen waarin wet nr. 454/97 voorziet, worden hieronder in detail beschreven; de in artikel 3, lid 7 en lid 8, van de wet inzake stimulerende maatregelen voor inkrimping van de capaciteit en in artikel 4 van de wet inzake bevordering van samenwerkingsverbanden bedoelde steun komt hierbij echter niet ter sprake, aangezien de kennisgeving over die steunmaatregelen door de Italiaanse overheid is ingetrokken (zie overwegingen 10, resp. 12).

B. Steun voor het gecombineerd vervoer

(17) Artikel 1, lid 2, onder f), lid 3, onder d), artikel 2, lid 1, onder c), en artikel 5 van wet nr. 454/97 in de gewijzigde versie die is opgenomen in wetsontwerp nr. 5527 hebben betrekking op specifieke steunmaatregelen ten behoeve van het gecombineerd vervoer. Deze maatregelen zijn ten uitvoer gelegd bij het decreet inzake bevordering van het gecombineerd vervoer van 14 oktober 1998 (hierna "decreet gecombineerd vervoer"), zoals gewijzigd. Artikel 2, lid 1, onder e), van wet nr. 454/97, zoals gewijzigd, betreft bepaalde aspecten van de steun voor opleidingen, eveneens ten behoeve van het gecombineerd vervoer. Deze aspecten worden in detail behandeld in de overwegingen 26, 27 en 82 tot en met 86 van deze beschikking, waarin de steun voor opleidingen wordt geanalyseerd.

(18) In artikel 1, lid 2, onder f), van de wet wordt het begrip gecombineerd vervoer gedefinieerd. Deze definitie sluit nauw aan bij de communautaire definitie in artikel 1 van Richtlijn 92/106/EEG van de Raad van 7 december 1992 houdende vaststelling van gemeenschappelijke voorstellen voor bepaalde normen van gecombineerd vervoer van goederen tussen lidstaten(10). In artikel 1, lid 3, onder d), is bepaald dat in het kader van wet nr. 454/97 steun voor de financiering van uitrusting voor gecombineerd vervoer dient te worden verleend en dat daaraan maximaal 17 % van de totale beschikbare middelen mag worden besteed. Artikel 2, lid 1, onder c), van de wet staat de overheid toe steun te verlenen voor de aanschaf van gecombineerdvervoereenheden, met name die welke specifiek bestemd zijn voor gecombineerd vervoer onder de ADR/RID-regeling voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en de ATP-regels voor het vervoer van bederfelijke goederen.

(19) In artikel 5, lid 1, van de wet is bepaald dat leningen met een looptijd van vijf jaar kunnen worden toegestaan voor een bedrag tot 60 % van de totale investering in de in artikel 1, lid 3, onder d), bedoelde uitrusting, met een maximum van 1,5 miljard ITL. In artikel 5, lid 2, wordt meer concreet omschreven voor welke doeleinden de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële tegemoetkomingen kunnen worden verleend: a) de bouw van terminals voor gecombineerd vervoer, inclusief opslagruimte en overslaginstallaties; b) de aanschaf van uitrusting voor bewaking van de gecombineerdvervoerketen; c) aanschaf van gecombineerdvervoereenheden. In artikel 5, lid 3, wordt als nadere voorwaarde vermeld dat de overeenkomstig artikel 5, lid 2, gefinancierde initiatieven moeten voldoen aan de nationale en communautaire bepalingen inzake vrije concurrentie en zich moeten verdragen met een rationele ontwikkeling van het gecombineerd vervoer.

(20) Het decreet over het gecombineerd vervoer geeft op de volgende wijze uitvoering aan deze bepalingen: in de eerste plaats wordt daarin het begrip gecombineerd vervoer gedefinieerd overeenkomstig de definitie van artikel 1 van Richtlijn 92/106/EEG. In artikel 2 van het decreet worden de voor steun in aanmerking komende investeringen nader gedefinieerd overeenkomstig artikel 5, lid 1, en worden specifieke voorwaarden vastgesteld. In artikel 3 van het decreet worden vervolgens de voorwaarden voor het verkrijgen van financiering en de te volgen procedure vastgesteld. In artikel 3, lid 6, is bepaald dat geen enkele steun wordt uitgekeerd voordat de Commissie deze verenigbaar met de bepalingen van het Verdrag heeft verklaard.

C. Steun voor terminals voor het wegvervoer

(21) In artikel 2, lid 1, onder b), en lid 2, onder b), van wet nr. 454/97, zoals gewijzigd bij wetsontwerp nr. 5527, wordt voorzien in steun ten behoeve van wegvervoerbedrijven voor de bouw van terminals, inclusief voorzieningen voor onderhoud en reparatie van de voertuigen, afvalverwerking en goederenopslag. De bepalingen ter uitvoering van deze maatregel zijn opgenomen in artikel 2, lid 1, onder c) en d), lid 2 en lid 3, alsook artikel 4, onder a), van het decreet inzake stimulerende maatregelen voor innovatieve investeringen en opleiding van 14 oktober 1998 (hierna "decreet inzake innovatieve investeringen en opleiding"), zoals gewijzigd bij het ontwerp van ministerieel decreet dat op 18 februari 1999 door de Italiaanse autoriteiten is toegezonden.

(22) Terminals die in overeenstemming zijn met de nationale en regionale planning op vervoersgebied komen in aanmerking voor subsidies in de vorm van leningen tegen verlaagde rente voor een bedrag tot 60 % van de investeringskosten met een maximum van 1 miljard ITL (circa 516457 EUR). Als voorwaarde voor de financiering geldt dat een aanzienlijk deel van het investeringsbedrag door de begunstigde zelf wordt opgebracht. Voor deze maatregel komen ook niet in Italië gevestigde vervoerders in aanmerking die houder zijn van de communautaire vergunning bedoeld in Verordening (EEG) nr. 881/92 van de Raad van 26 maart 1992 betreffende de toegang tot de markt van het goederenvervoer over de weg in de Gemeenschap van of naar het grondgebied van een lidstaat of over het grondgebied van één of meer lidstaten(11).

D. Steun voor aanschaf en aanpassing van voertuigen

(23) Artikel 2, lid 1, onder c), eerste zin, en onder d), van wet nr. 454/97, zoals gewijzigd bij wetsontwerp nr. 5527, voorziet in een steunmaatregel voor de aanschaf en aanpassing van voertuigen met als algemene doelstelling het wagenpark te vernieuwen en te verbeteren teneinde zo de totale verontreinigende emissies daarvan terug te dringen en de veiligheid te verhogen. Aan deze maatregel is uitvoering gegeven door middel van de artikelen 3 en 4, onder b), van het decreet inzake investeringen en opleiding, zoals gewijzigd (zie overweging 12).

(24) Bijgevolg kan de steun worden verleend aan wegvervoerbedrijven (nationale en in het buitenland gevestigde, mits zij houder zijn van de communautaire vergunning) voor de vervanging van voertuigen die reeds meer dan vijf jaar zijn ingeschreven. De aanschaf wordt gefinancierd door de toekenning van een verlaagd rentepercentage voor bedragen tot 70 % van de totale investeringskosten met een maximum van 1 miljard ITL (circa 516457 EUR).

(25) Voor de aanpassing van het wagenpark met het oog op het terugdringen van de verontreinigende emissies en geluidsemissies kan een subsidie van maximaal 25 % van de daaraan verbonden kosten worden toegekend; daartoe moeten de nodige bewijsstukken worden overgelegd.

E. Steun voor beroepsopleiding

(26) Artikel 2, lid 1, onder e), van wet nr. 454/97, zoals gewijzigd bij wetsontwerp nr. 5527 en bijgewerkt bij artikel 5 van het decreet inzake innovatieve investeringen en opleiding, voorziet in een steunmaatregel voor opleidingsactiviteiten ten behoeve van vervoerders en hun personeel om deze in staat te stellen zich aan te passen aan nieuwe bedrijfsmodellen en nieuwe technologieën. Zowel nationale als niet in Italië gevestigde wegvervoerders (die houder zijn van de communautaire vergunning) komen hiervoor in aanmerking.

(27) De steun bestaat in een subsidie van maximaal 50 % van de in aanmerking komende kosten, die in het ministerieel decreet hoofdzakelijk zijn omschreven als de kosten voor deelname aan opleidings- en bijscholingscursussen en voor de financiering van opleidingsprojecten waarbij zowel wegvervoerbedrijven als universitaire instituten betrokken zijn.

Eventueel kunnen EU-middelen worden ingezet voor cofinanciering.

F. Steun voor de aanschaf van computersystemen en apparatuur

(28) Artikel 2, lid 1, onder a), van de gewijzigde wet voorziet in een steunmaatregel voor de aanschaf van computersystemen en -apparatuur; daaraan is uitvoering gegeven door middel van artikel 2, lid 1, onder a), van het decreet inzake innovatieve investeringen en opleiding, zoals gewijzigd. Met deze steun wordt beoogd de aanschaf van computersystemen en -apparatuur voor de in artikel 5 van het decreet bedoelde opleidingsactiviteiten te vergemakkelijken; doel is de beheersmethoden en telematicasystemen te moderniseren.

(29) Daartoe kunnen leningen tegen verlaagde rente worden toegestaan voor bedragen tot 75 % van de investeringskosten met een maximum van 550 miljoen ITL (circa 284051 EUR), zowel aan nationale als aan niet in Italië gevestigde wegvervoerbedrijven (mits deze houder zijn van de communautaire vergunning). De begunstigden moeten zelf een aanzienlijk deel van de financiering van de voorgenomen investeringen voor hun rekening nemen.

G. Steun voor vrijwillige uittreding

(30) De desbetreffende maatregel is vastgesteld bij artikel 3, lid 1 tot en met lid 5, van wet nr. 454/97 en is ten uitvoer gelegd bij het decreet betreffende de vrijwillige uittreding van eigen rijders van 10 juni 1998. De maatregel voorziet in een subsidie voor vrijwillige uittreding ten behoeve van nationale ondernemers in de sector goederenvervoer over de weg die slechts over één voertuig met een totale massa van meer dan 11,5 ton beschikken en die op de datum van inwerkingtreding van de wet sedert ten minste tien jaar houder waren van een vergunning voor het goederenvervoer. Vervoerders die deze subsidie aanvragen moeten bereid zijn zich uit het register van wegvervoerders te laten schrappen en gedurende ten minste tien jaar geheel met hun beroepsactiviteit te stoppen. De maatregel blijft slechts gedurende zes maanden na de inwerkingtreding van de wet van kracht. Overeenkomstig artikel 3, lid 3, van wetsontwerp nr. 5527 kan deze termijn verlengd worden tot en met 31 december 1999.

(31) De subsidie is vastgesteld op 60 miljoen ITL (circa 30987 EUR) of 110 miljoen ITL (circa 56810 EUR) voor elke vervoerder met een vergunning voor een voertuig met een totale massa van maximaal 26 respectievelijk 44 ton.

III. OPMERKINGEN VAN DE ITALIAANSEREGERING

(32) Na de inleiding van de procedure heeft de Italiaanse regering bij brief van de permanente vertegenwoordiging van 16 juli 1998 een aantal opmerkingen en commentaren over de verenigbaarheid van de voorgenomen maatregelen met de communautaire regelgeving kenbaar gemaakt aan de Commissie.

(33) In de brief van de Italiaanse autoriteiten wordt erop gewezen dat de algemene doelstelling van de voorgenomen regeling erin bestaat de sector goederenvervoer over de weg te rationaliseren door middel van specifieke steunmaatregelen voor de herstructurering van het wegvervoer en de ontwikkeling van het gecombineerd vervoer. De geplande initiatieven zijn er in feite op gericht de modernisering van de uitrusting, installaties en organisatiesystemen van de betrokken bedrijven te stimuleren teneinde een herstructurering van het aanbod van wegvervoerdiensten te bevorderen en de efficiëntie van de sector te verbeteren. Daarnaast voorziet de regeling in maatregelen ten behoeve van de ontwikkeling van het gecombineerd vervoer en van de intermodaliteit ter bevordering van andere vervoerswijzen dan het wegvervoer.

De overige algemene doelstellingen van de regeling zijn milieubescherming en veiligheid op de weg. Volgens de Italiaanse autoriteiten zullen de voorgenomen maatregelen een betere bescherming voor het milieu bieden en zullen zij leiden tot meer veiligheid op de weg, hetzij direct door de aanschaf van minder vervuilende voertuigen en de aanpassing van het bestaande wagenpark aan stringentere milieunormen te bevorderen, hetzij indirect door leegrijden te beperken via rationalisatie van de logistiek en verdere ontwikkeling van de technieken voor gecombineerd vervoer.

(34) Binnen dit algemene kader legt de wet ook het fundament voor een nieuwe regelgeving inzake de toegang tot het beroep van wegvervoerder en de liberalisering van de wegvervoeractiviteiten. Met het oog hierop heeft de Italiaanse regering onder andere wetsdecreet nr. 85 van 14 maart 1998(12) en decreet nr. 212 van de minister van Vervoer van 22 mei 1998(13) uitgevaardigd; dit laatste decreet voorziet in de geleidelijke afschaffing van het bestaande op laadvermogen gebaseerde vergunningensysteem. Volgens het nieuwe systeem zal elke vervoerder vanaf 1 januari 2001 nog slechts over één enkele vergunning moeten beschikken, zonder beperking van het laadvermogen, voor het goederenvervoer voor rekening van derden. Voor de overgangsperiode zijn specifieke voorschriften vastgesteld.

(35) De Italiaanse autoriteiten hebben vervolgens een ingrijpende wijziging van de juridische grondslag van de voorgenomen maatregelen voorgesteld om de verenigbaarheid daarvan met de communautaire bepalingen inzake steunmaatregelen van de staten te waarborgen. Volgens de Italiaanse regering is in deze herwerkte versie rekening gehouden met alle door de Commissie bij het onderzoek van de steunregeling geformuleerde opmerkingen en commentaren.

De herziene wettelijke instrumenten omvatten thans de gewijzigde tekst van wet nr. 454/97, alsook de bij bovenvermelde ministeriële decreten vastgestelde uitvoeringsbepalingen.

IV. OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDE DERDEN

(36) Na de bekendmaking van het besluit tot inleiding van de procedure zijn bij de Commissie de volgende opmerkingen van belanghebbenden binnengekomen.

A. Opmerkingen van FNTR en Premat-STP

(37) In twee verschillende brieven, beide gedateerd 31 juli 1998, hebben de "Fédération Nationale des Transports Routiers" (hierna "FNTR") en de maatschappij "Premat-STP" de Commissie hun opmerkingen doen toekomen over de inleiding van de procedure ten aanzien van de Italiaanse steunregeling. FNTR is een Franse branchevereniging in de wegvervoersector; Premat-STP is een Frans wegvervoerbedrijf. Beide organisaties wijzen er in een brief op dat, ondanks het feit dat de geplande steun voor samenwerkingsverbanden van dergelijke bedrijven niet afhankelijk wordt gesteld van capaciteitsverminderingen door de betrokken bedrijven, de Commissie de maatregel kennelijk verenigbaar acht met de communautaire regelgeving. Zij beweren dat deze conclusie in strijd is met de tot dusver door de Commissie gevolgde lijn. In Beschikking N 773/A/94(14) heeft de Commissie een dergelijke voorwaarde opgelegd bij de goedkeuring van een Franse steunregeling ten behoeve van groeperingen van wegvervoerbedrijven. Tevens wordt erop gewezen dat, volgens de Italiaanse regelgeving inzake de toegang tot de wegvervoermarkt, de begunstigden van steun ter bevordering van samenwerkingsverbanden later hun laadvermogen mogen uitbreiden tijdens de overgangsperiode voorafgaand aan de definitieve afschaffing van de kwantitatieve beperkingen inzake het laadvermogen van Italiaanse wegvervoerbedrijven. Gesteld wordt dat niet alleen de Franse wegvervoerbedrijven hierdoor op ongerechtvaardigde wijze zouden worden gediscrimineerd, maar ook de concurrentie hierdoor in aanzienlijke mate zou worden vervalst.

B. Opmerkingen van UNA, Unatras, ANCST

(38) Bij brief van 4 augustus 1998 hebben de Italiaanse brancheverenigingen "Unione Associativa - UNA", "Unione delle Associazioni dei Trasportatori in conto terzi - Unatras" en "Associazione Nazionale delle Cooperative Servizi e Turismo" hun opmerkingen over de betrokken beschikking kenbaar gemaakt. Deze Italiaanse organisaties zijn van oordeel dat wet nr. 454/97, rekening houdend met de in juli 1998 voorgestelde wijzigingen (zie overweging 6), en de in de ministeriële uitvoeringsdecreten opgenomen bestuursrechtelijke regelgeving beide in overeenstemming zijn met de communautaire voorschriften inzake steunmaatregelen van de staten. Om diverse redenen kunnen de in de geplande regeling vervatte maatregelen niet tot concurrentievervalsing leiden en kunnen zij evenmin van invloed zijn op het intracommunautaire handelsverkeer. De steun is in principe beschikbaar voor alle wegvervoerbedrijven uit de Gemeenschap en is erop gericht doelstellingen van algemeen Europees belang te realiseren.

V. BEOORDELING

A. Artikel 87, lid 1

(39) Volgens artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

(40) De voorgestelde regeling voorziet ten behoeve van de begunstigde bedrijven in subsidies voor de aan het goederenvervoer verbonden kosten, terwijl andere bedrijven, zowel nationale als uit andere lidstaten, niet voor dergelijke subsidies in aanmerking komen. Voorzover daardoor de concurrentie wordt vervalst en het intracommunautaire handelsverkeer daardoor ongunstig wordt beïnvloed, is de regeling bijgevolg in principe onverenigbaar met artikel 87, lid 1.

(41) Van sommige geplande maatregelen is het, gezien de specifieke kenmerken daarvan, echter niet waarschijnlijk dat zij tot concurrentievervalsing zullen leiden of het intracommunautaire handelsverkeer ongunstig zullen beïnvloeden. Aangezien deze maatregelen betrekking hebben op het wegvervoer worden zij getoetst aan artikel 87, lid 1, zoals hieronder beschreven.

Vrijwillige vervroegde uittreding

(42) Overheidssubsidie voor eenmansbedrijven die hun activiteit beëindigen komt niet ten goede aan een op de markt opererende onderneming en heeft op zichzelf bijgevolg geen enkel effect op de concurrentie of op het handelsverkeer tussen de lidstaten. De Commissie is in het onderhavige geval van oordeel dat, wanneer kan worden gewaarborgd dat dit geld niet direct of indirect terugvloeit naar de wegvervoersector, de maatregel in principe niet onder de toepassing van artikel 87, lid 1, van het Verdrag valt.

(43) Bij het inleiden van de procedure van artikel 88, lid 2, heeft de Commissie er met nadruk op gewezen dat in efficiënte procedures moet worden voorzien om te waarborgen dat geen oneigenlijk gebruik van de middelen wordt gemaakt en dat de begunstigden van de steun alsook het betrokken voertuig niet actief blijven in de sector, ook wanneer deze activiteit niet langer in het kader van een eenmansbedrijf wordt uitgeoefend.

(44) De Commissie neemt er in dit verband nota van dat het ministerieel decreet van 10 juni 1998 gedetailleerde bestuursrechtelijke bepalingen bevat. De fundamentele voorwaarden voor toekenning van de subsidie voor vrijwillige uittreding zijn dat de begunstigde toezegt zijn wegvervoeractiviteiten definitief te beëindigen en dat hij geschrapt wordt uit het register van wegvervoerders (waarbij de bijbehorende vergunning komt te vervallen). Het is de begunstigden bovendien verboden direct of indirect voor rekening van derden aan goederenvervoer over de weg te doen en zij mogen gedurende ten minste tien jaar geen vennoot van een wegvervoerbedrijf worden. Volgens artikel 6, lid 4, van de wet moeten de begunstigden bij overtreding van het verbod op de uitoefening van wegvervoeractiviteiten de ontvangen subsidie terugbetalen, verhoogd met de wettelijke rente.

(45) De Commissie is van oordeel dat bovenvermelde bepalingen voldoende garanties bieden om te voorkomen dat de geplande subsidies oneigenlijk worden gebruikt of direct of indirect naar de wegvervoersector terugvloeien. Zij concludeert bijgevolg dat de subsidies waarin bovengenoemde maatregel voorziet, geen staatssteun zijn in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag.

Terminals

(46) Staatssteun ten behoeve van wegvervoerbedrijven voor de aanschaf van bedrijfsterreinen, gebouwen en uitrusting, inclusief installaties voor reparatie en onderhoud van het wagenpark, alsook behandeling en verwijdering van afvalstoffen valt, indien deze bedoeld is voor bepaalde bedrijven die in een specifieke sector actief zijn, in principe onder de toepassing van artikel 87, lid 1, van het Verdrag.

(47) De steun voor de aanschaf van bedrijfsterreinen en -uitrusting waarin de Italiaanse maatregel voorziet, lijkt echter om diverse redenen geen bedreiging te vormen voor de intracommunautaire concurrentie. De Italiaanse maatregel is erop gericht de ontwikkeling van een infrastructuursysteem voor het wegvervoer te vergemakkelijken met het doel het wegvervoer in sterke mate efficiënter, milieuvriendelijker en veiliger te maken; de nationaliteit van de wegvervoerders speelt daarbij geen rol. Als terminals worden aangemerkt installaties die tegen marktprijzen diensten verlenen aan alle wegvervoerders, als onderdeel van een netwerk van dergelijke faciliteiten dat het hele nationale grondgebied bestrijkt. In artikel 2, lid 2, van het decreet inzake innovatieve investeringen en opleiding wordt gespecificeerd dat terminals alleen voor subsidie in aanmerking komen indien zij zijn aangelegd overeenkomstig de nationale en regionale planning voor de vervoersector, en de keuze van de locatie moet beantwoorden aan de eisen inzake milieueffecten. Artikel 2, lid 2, onder a), waarborgt bovendien dat voor steun alleen uitrusting in aanmerking wordt genomen die toegankelijk is voor alle potentiële gebruikers, met dien verstande dat billijke condities en een doorzichtige en kostendekkende tarifering worden toegepast.

(48) Tevens wordt voorzien in een bepaling die moet garanderen dat een ongunstig effect op de concurrentie wordt voorkomen: krachtens artikel 2, lid 2, onder a), laatste zin, en onder b), van het decreet kan geen steun worden verleend voor nieuwe terminals die concurrentievervalsing veroorzaken of kunnen veroorzaken binnen een bepaald gebied of op de plaatselijke markt.

(49) Krachtens het decreet worden de subsidies alleen toegekend wanneer de aanvrager ten genoegen van het in artikel 8 van wet nr. 454/97 bedoelde comité heeft aangetoond dat de bovengenoemde voorwaarden zijn vervuld. In dit verband merkt de Commissie nog op dat de Italiaanse regeling niet-ingezetenen niet discrimineert aangezien volgens artikel 1, lid 1, juncto artikel 2, lid 1, onder c), van het decreet elke wegvervoerder uit de Gemeenschap die houder is van de communautaire vergunning rechtstreeks subsidie kan aanvragen.

(50) Bovendien kan de betrokken steun niet worden gecumuleerd met enige andere van overheidswege voor dezelfde doeleinden verleende subsidie, noch met steun als bedoeld in de overige uitvoeringsdecreten van wet nr. 454/97 (artikel 2, lid 3, laatste zin, van het decreet).

(51) Ten slotte is in artikel 6, lid 3, van de wet, juncto artikel 7, lid 1, van het decreet, bepaald dat wanneer oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van de verleende financiering, de begunstigden de ontvangen bedragen, verhoogd met de wettelijke rente, moeten terugbetalen en uit het register van wegvervoerders worden geschrapt.

(52) De Commissie is van oordeel dat bovenvermelde voorwaarden en beperkingen, alsmede de sancties waarin de wet en het desbetreffende decreet voorzien in geval van overtredingen voldoende garanties bieden dat de maatregel niet tot concurrentievervalsing binnen de Gemeenschap zal leiden. Bovendien zal de Commissie kunnen controleren of deze verplichtingen worden nagekomen aan de hand van de verplichte periodieke rapportage door de Italiaanse autoriteiten over de uitvoering van de gehele steunregeling.

De Commissie concludeert bijgevolg dat de subsidies waarin de betrokken maatregel voorziet geen staatssteun zijn in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag.

B. Artikel 73 van het EG-Verdrag (ex artikel 77)

(53) Volgens artikel 73 zijn met het Verdrag onder andere verenigbaar "de steunmaatregelen die beantwoorden aan de behoeften van de coördinatie van het vervoer". De tweede in artikel 73 opgenomen afwijking geldt voor steunmaatregelen die overeenkomen "met de vergoeding van bepaalde met het begrip openbare dienst" verbonden verplichte dienstverrichtingen; deze is in dit verband niet relevant.

(54) Artikel 71 van het EG-Verdrag (ex artikel 75) is de juridische grondslag voor de liberalisering van de vervoermarkten, maar in tegenstelling tot andere sectoren wordt de eigenlijke liberalisering geregeld door middel van door de Raad vastgestelde regelgeving. In het Verdrag wordt de speciale positie van de vervoersector als gereguleerde, grotendeels in nationale markten opgedeelde sector onderkend.

(55) Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad van 4 juni 1970 betreffende de steunmaatregelen op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren(15), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 543/97(16) beperkt de discretionaire bevoegdheid van de Commissie en verleent de lidstaten ruimere mogelijkheden staatssteun met een concurrentiebeperkend effect te verlenen dan die waarin de algemene regels van artikel 87 voorzien. In genoemde richtlijn wordt de reikwijdte van artikel 73 nader omschreven en in artikel 3, lid 1, onder a) tot en met f), daarvan wordt gespecificeerd welke steunmaatregelen beantwoorden aan de behoeften van de coördinatie van het vervoer.

(56) Tot 31 december 1997 voorzag artikel 3, lid 1, onder e), van Verordening (EEG) nr. 1107/70, zoals gewijzigd, in een speciale regeling voor steun aan het gecombineerd vervoer. Krachtens genoemd artikel 3, lid 1, onder e), was steun voor investeringen in infrastructuur, vast en mobiel materieel voor overlading, laadeenheden en vervoermiddelen toegestaan. Deze verordening is echter niet meer van toepassing. De markt voor gecombineerde vervoerdiensten is per 1 juli 1993 volledig geliberaliseerd krachtens de artikelen 2 en 4 van Richtlijn 92/106/EEG. Overeenkomstig de algemene regels van het Verdrag betreffende de vrijheid van vestiging en van dienstverlening staat het elke natuurlijke of rechtspersoon in de Gemeenschap vrij op elke willekeurige plaats in de Gemeenschap gecombineerdvervoerdiensten aan te bieden. Bijgevolg moeten vanaf 1 januari 1998 steunmaatregelen voor het gecombineerd vervoer worden getoetst aan de desbetreffende bepalingen van het Verdrag(17).

(57) In het verleden voorzag artikel 3, lid 1, onder d), van Verordening (EEG) nr. 1107/70 onder bepaalde voorwaarden in een afwijking voor bepaalde maatregelen voor de herstructurering van de vervoermarkt. De geldigheidsduur van deze bepaling was echter beperkt tot het tijdstip waarop communautaire voorschriften betreffende de toegang tot de vervoermarkt zouden worden vastgesteld. De desbetreffende bepalingen waarbij de nationale wegvervoermarkten zijn opengesteld voor de intracommunautaire concurrentie zijn op 1 juli 1990 in werking getreden ingevolge de goedkeuring van Verordening (EEG) nr. 4059/89 van de Raad van 21 december 1989 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder vervoersondernemers worden toegelaten tot het binnenlands goederenvervoer over de weg in een lidstaat waar zij niet gevestigd zijn(18).

(58) Het concept van steun voor de behoeften van de coördinatie van het vervoer impliceert overheidsoptreden in de vervoerssector. Hoe meer een sector geliberaliseerd is, des te minder er behoefte is aan coördinerend optreden van de kant van de lidstaten. In feite kan binnen een geliberaliseerde vervoermarkt de coördinatie tot op zekere hoogte overgelaten worden aan de marktkrachten, mits de randvoorwaarden in acht worden genomen die door de lidstaten zijn vastgesteld overeenkomstig de op basis van artikel 71 van het Verdrag vastgestelde communautaire voorschriften. Deze interpretatie wordt bevestigd door de formulering van artikel 3, lid 1, onder d), van Verordening (EEG) nr. 1107/70, waarin de toepassing van de afwijking waarin die bepaling voorziet, wordt gekoppeld aan de inwerkingtreding van communautaire bepalingen betreffende de liberalisering van de markt.

(59) De conclusie is dat in het onderhavige geval Verordening (EEG) nr. 1107/70 niet voorziet in specifieke afwijkingen die van toepassing zijn op de voorgestelde maatregelen.

(60) Zoals reeds gezegd moet de rechtstreekse toepassing van artikel 73 van het Verdrag in nauwe samenhang worden gezien met de mate van liberalisering van de sector. Hoe verder de sector geliberaliseerd is, des te minder er behoefte bestaat aan coördinerende maatregelen van de nationale overheid ten aanzien van het vervoer en des te minder men zich daarvoor op artikel 73 kan beroepen. Aangezien reeds tot liberalisering van het wegvervoer en het gecombineerd vervoer is besloten en deze reeds grotendeels is gerealiseerd, is er voor toepassing van artikel 73 in deze sectoren bijgevolg nog zeer weinig ruimte. De in wet nr. 454/97 vervatte maatregelen zijn, zoals uit de titel blijkt, duidelijk gericht op bevordering van de ontwikkeling van een sector vanuit een economische invalshoek, in welk geval een andere bepaling van het Verdrag van toepassing is. De maatregelen zijn niet gebaseerd op doelstellingen die zijn ingegeven door de behoefte aan coördinatie van het vervoer met het oog op het algemeen belang.

In dit vergevorderde stadium van liberalisering kan nog wel staatssteun worden verleend, met name wanneer daarmee de ontwikkeling van een sector wordt beoogd. In het onderhavige geval worden de voorgestelde maatregelen dan ook getoetst aan de desbetreffende artikelen van het Verdrag, zoals hieronder uiteengezet.

C. Artikel 87, lid 2 en lid 3

(61) In het betrokken geval zijn de in artikel 87, lid 2, bedoelde afwijkingen niet van toepassing, aangezien met de steunregeling niet de aangegeven doelstellingen worden nagestreefd. Volgens de desbetreffende bepaling is steun "met de gemeenschappelijke markt verenigbaar" wanneer de steun van sociale aard is en aan individuele verbruikers wordt toegekend, deze dient voor herstel van de schade veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen, dan wel bedoeld is om de door de deling van Duitsland veroorzaakte economische nadelen te compenseren.

(62) Krachtens artikel 87, lid 3, kunnen voorts nog enkele steunmaatregelen "als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden beschouwd". Om het correct functioneren van de gemeenschappelijke markt te garanderen en rekening houdend met de in het Verdrag neergelegde beginselen inzake concurrentie, moeten de in deze bepaling bedoelde afwijkingen bij de beoordeling van een steunmaatregel strikt worden toegepast.

Artikel 87, lid 3, onder a), voorziet in een afwijking voor steunmaatregelen ter bevordering van de economische ontwikkeling van streken die met economische problemen te kampen hebben of die in bijzondere mate steun behoeven. Voor deze afwijking komen geen steunmaatregelen in aanmerking die geen bepaalde regionale dimensie hebben - in het onderhavige geval gaat het om het gehele grondgebied van de lidstaat - en waarmee geen specifieke sectorale doelstelling wordt beoogd.

Wat de in artikel 87, lid 3, onder b), bedoelde afwijkingen betreft, is de betrokken steun er niet op gericht de verwezenlijking van een belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen of een ernstige verstoring van de Italiaanse economie op te heffen en vertoont deze evenmin kenmerken van dergelijke projecten.

In artikel 87, lid 3, onder c), wordt voorzien in een afwijking voor steunmaatregelen die bedoeld zijn om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.

(63) De conclusie van de Commissie is dat de in dit geval aangemelde staatssteun, met uitzondering van de reeds eerder onderzochte maatregelen, dient te worden getoetst aan artikel 87, lid 3, onder c).

Gecombineerd vervoer

(64) De wet, in combinatie met het ministerieel decreet inzake stimulerende maatregelen voor het gecombineerd vervoer, voorziet in diverse maatregelen ter bevordering van het gecombineerd vervoer, die hieronder worden beoordeeld.

(65) De wet en het decreet bevatten thans een definitie van gecombineerd vervoer die aansluit bij het bepaalde in artikel 1 van Richtlijn 92/106/EEG. Zij maken niet langer melding van generieke termen zoals "intermodaliteit" of "multimodaal". Bijgevolg kan de Commissie nu beoordelen of desbetreffende maatregelen een bijdrage leveren aan het realiseren van de communautaire beleidsdoelstellingen op het gebied van het gecombineerd vervoer.

(66) De Gemeenschap voert reeds enige tijd een beleid dat gericht is op de totstandbrenging van een evenwichtig intermodaal vervoersysteem; onderdeel van dit beleid is het bevorderen van het concurrentievermogen van het gecombineerd vervoer ten aanzien van het wegvervoer. De hoofddoelstelling van het beleid van de Gemeenschap inzake gecombineerd vervoer is het stimuleren van een verschuiving van het wegvervoer naar andere vervoerswijzen. De communautaire instrumenten, waaronder Richtlijn 92/106/EEG, zijn gericht op de ontwikkeling van het gecombineerd vervoer. Met artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2196/98 van de Raad van 1 oktober 1998 betreffende de toekenning van communautaire financiële bijstand voor maatregelen ten behoeve van het gecombineerd vervoer(19) wordt beoogd initiatieven aan te moedigen die ertoe bijdragen het gebruik van het gecombineerd vervoer te vergroten. Ook in het groenboek van de Commissie "Naar een eerlijke en doelmatige prijsstelling in het vervoer" en het witboek van de Commissie "Een eerlijke vergoeding voor het infrastructuurgebruik" wordt eveneens aanbevolen een evenwichtiger gebruik van de verschillende vervoerswijzen te maken(20). De ontwikkeling van het gecombineerd vervoer is bijgevolg van gemeenschappelijk belang in de zin van artikel 87, lid 3, onder c)(21).

(67) De steun waarin het decreet voorziet, wordt alleen toegekend wanneer de aanvrager ten genoegen van het in artikel 8 van de wet bedoelde comité heeft aangetoond dat de investering een bijdrage zal leveren aan de efficiency en de economische levensvatbaarheid van het gecombineerd vervoer. Tevens moet de aanvrager een aanzienlijk deel van de financiering van de investering voor zijn rekening nemen (artikel 3, lid 2, juncto artikel 3, lid 5, van het decreet). Het leveren van een aanzienlijke bijdrage in de financiering door de aanvrager van een gesubsidieerde lening overeenkomstig artikel 2, lid 1, van het decreet wordt in principe gegarandeerd door de lage steunintensiteit: krachtens artikel 5, lid 1, van de wet kunnen gesubsidieerde leningen tot 60 % van de volledige investeringskosten in totaal niet meer dan 1,5 miljard ITL (circa 774700 EUR) bedragen. Krachtens artikel 2, lid 4, van het decreet kan de steun niet worden gecumuleerd met andere van overheidswege voor hetzelfde doel verleende tegemoetkomingen; de steun kan evenmin worden gecumuleerd met vergelijkbare subsidies waarin is voorzien bij andere uitvoeringsbepalingen van de wet.

(68) Steun voor de aanschaf van laadeenheden voor gecombineerd vervoer krachtens artikel 2, lid 1, onder c), van de wet en artikel 2, lid 1, onder a), van het decreet dient te worden beschouwd als investeringssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag. In het decreet worden containers voor het zeevervoer (volgens de ISO-normen, reeks 1) uitgesloten van de maatregel. Zoals bepaald in artikel 3, lid 3, van het decreet, mag de voor uitrusting toegekende financiering niet meer bedragen dan het prijsverschil tussen een gecombineerdvervoereenheid en een daarmee overeenkomende wegvervoereenheid en in ieder geval niet meer dan 30 % van de investeringskosten.

Volgens de Commissie is deze steun in overeenstemming met artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag. Zoals bij een andere gelegenheid reeds is aangegeven(22), kan investeringssteun voor gecombineerdvervoereenheden worden toegestaan onder bepaalde voorwaarden, waaraan het decreet voldoet. De steun geldt alleen voor gecombineerdvervoereenheden, en niet voor standaardcontainers voor het zeevervoer, die over het algemeen worden gebruikt bij transporten die niet als gecombineerd vervoer kunnen worden aangemerkt. Een te uitgebreide subsidiëring en oneigenlijk gebruik van de steun zijn uitgesloten aangezien ook met subsidie een gecombineerdvervoereenheid niet goedkoper is dan een vergelijkbare wegvervoereenheid. Bovendien merkt de Commissie op dat artikel 5, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 2196/98 een communautaire financiële bijstand van ten hoogste 30 % van de totale in aanmerking komende kosten toestaat voor onder andere het leasen of afschrijven van gecombineerdvervoereenheden. Bijgevolg is de Commissie van oordeel dat de maatregel bijdraagt tot de ontwikkeling van de sector gecombineerd vervoer en dat, gezien de in de regeling ingebouwde garanties, de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. Bijgevolg valt de maatregel onder de toepassing van artikel 87, lid 3, onder c).

(69) Artikel 2, lid 1, onder b), van het decreet voorziet in investeringssteun in de zin van artikel 87, lid 1, voor uitrusting voor de overslag van gecombineerdvervoereenheden. In artikel 3, lid 4, van het decreet wordt de steunintensiteit beperkt tot 30 % van de totale in aanmerking komende investeringskosten. Overslaguitrusting is van fundamenteel belang voor het soepel functioneren van de gecombineerdvervoerketen. Anderzijds bestaat 30 % van de kosten van de gecombineerdvervoerketen uit overslagkosten. Staatssteun voor dergelijke uitrusting helpt dus de kosten van het gecombineerd vervoer terug te dringen en verbetert zodoende de concurrentiepositie van deze sector ten opzichte van het wegvervoer.

De algemene selectiecriteria waarin wordt voorzien bij artikel 3, lid 2, juncto artikel 3, lid 5, van het decreet, waarborgen dat alleen overslaguitrusting wordt gesubsidieerd die een bijdrage levert tot het efficiënt functioneren van de betrokken terminals. Voorts is in artikel 5, lid 3, van de wet bepaald dat de krachtens de wet gefinancierde investeringen moeten voldoen aan de geldende nationale en communautaire bepalingen inzake vrije concurrentie. Deze bepaling garandeert dat alleen overslaguitrusting wordt gefinancierd die niet tot een voor het gemeenschappelijk belang nadelige beïnvloeding van de concurrentie leidt ten aanzien van andere terminals. Voorts is met betrekking tot investeringen in overslaguitrusting voor nieuw gebouwde terminals artikel 2, lid 3, van het decreet van toepassing, waardoor wordt gewaarborgd dat de staatssteun niet zal worden verleend voor investeringen die tot concurrentievervalsing kunnen leiden. Tevens merkt de Commissie op dat de maximale steunintensiteit gelijk is aan die welke is vastgesteld in artikel 5, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 2196/98. In artikel 5, lid 1, onder c), van die verordening wordt de communautaire financiële bijstand namelijk beperkt tot ten hoogste 30 %, met name voor investeringsuitgaven voor materiaal voor de overslag in het kader van het gecombineerd vervoer. Om deze redenen is de Commissie van oordeel dat deze maatregel bijdraagt tot de ontwikkeling van de sector gecombineerd vervoer en dat daardoor, dankzij de in de regeling ingebouwde garanties, de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. Bijgevolg valt de maatregel onder de toepassing van artikel 87, lid 3, onder c)(23).

(70) Krachtens artikel 2, lid 1, onder c), van het decreet kunnen tevens gesubsidieerde leningen worden toegekend voor de bouw en de aanschaf van terminals voor gecombineerd vervoer. Volgens de Commissie zijn deze leningen geen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1.

In de eerste plaats is in artikel 2, lid 3, onder a), van het decreet bepaald dat alle projecten voor de bouw van terminals waarvoor gesubsidieerde leningen worden toegekend op dezelfde voorwaarden voor alle gebruikers moeten worden opengesteld en dat doorzichtige en kostendekkende tarieven moeten worden toegepast. Alle potentiële gebruikers kunnen zo op niet-discriminerende grondslag gebruikmaken van de terminals en in dat geval zijn er geen problemen met betrekking tot de regelgeving inzake steunmaatregelen van de staten. In de tweede plaats verbiedt artikel 2, lid 3, onder a) en b), van het decreet de toekenning van gesubsidieerde leningen indien de betrokken terminal een nadelig effect heeft op de concurrentie met andere terminals. Deze voorwaarde garandeert dat deze leningen het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloeden in de zin van artikel 87, lid 1.

(71) Ten slotte wordt in artikel 2, lid 1, onder d), van het decreet de toekenning van gesubsidieerde leningen toegestaan voor de aanschaf van computersystemen en -apparatuur voor het gebruik en de bewaking van de gecombineerdvervoerketen en voor de verkoop in het kader daarvan. Deze leningen gelden in principe als steun in de zin van artikel 87, lid 1. Computersystemen voor bewaking van de gecombineerdvervoerketen zijn echter onmisbaar voor het goed functioneren daarvan. Een wegvervoerder kan via de mobiele telefoon van de chauffeurs gemakkelijk transporten over lange afstand in heel Europa volgen. Bij een vergelijkbaar gecombineerd transport zou de container en eventueel de treinwagon moeten kunnen worden gevolgd. Bij deze operaties moet rekening worden gehouden met de diversiteit en soms de incompatibiliteit van de door de verschillende vervoerders in de diverse lidstaten gebruikte detectiesystemen. De initiële investering in dergelijke elektronische systemen voor het gecombineerd vervoer is veel hoger dan die welke vereist is voor dezelfde functie in het wegvervoer.

Bijgevolg is de Commissie genegen de staatssteun voor de investeringen in de betrokken systemen als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), te beschouwen. Wel moet worden gewaarborgd dat de steun alleen wordt gebruikt voor systemen die direct betrekking hebben op de gecombineerdvervoerketen en die niet dienen voor het verzamelen van algemene informatie of voor andere vervoersactiviteiten. In het decreet is bepaald dat de in artikel 2, lid 1, onder d), bedoelde elektronische apparatuur bestemd moet zijn voor de gecombineerdvervoerketen en de term "gecombineerd vervoer" is nauwkeurig gedefinieerd in artikel 1, lid 1, onder a), van het decreet. Om deze redenen is de Commissie van mening dat de maatregel bijdraagt tot de ontwikkeling van de sector gecombineerd vervoer en dat, gezien de condities voor toekenning van de steun en de lage steunintensiteit, de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. De maatregel valt bijgevolg onder de toepassing van artikel 87, lid 3, onder c).

Aanschaf en aanpassing van voertuigen

(72) De Commissie is van oordeel dat in door overcapaciteit gekenmerkte sectoren, zoals het goederenvervoer over de weg er in principe geen enkele basis is voor het verlenen van steun voor de aanschaf van vervoermiddelen. De eventuele voordelen zouden namelijk in geen enkele verhouding staan tot de schadelijke gevolgen voor de concurrentie.

(73) Bepaalde steunvarianten kunnen echter algemene milieu- en veiligheidsdoelstellingen helpen verwezenlijken. De enige reden waarom steun voor de aanschaf van nieuwe voertuigen kan worden toegestaan, is wanneer deze bedoeld is om de kosten te compenseren die verbonden zijn aan de aanpassing aan strengere technische en veiligheidsnormen. Deze normen moeten aanzienlijk stringenter zijn dan die welke zijn vastgesteld in de nationale of communautaire wetgeving waaraan de voertuigen in ieder geval moeten voldoen. Dit algemene principe is neergelegd in de "communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu"(24) voor wat de milieunormen betreft, en naar analogie kan worden gesteld dat hetzelfde voor veiligheidsnormen geldt op basis van artikel 87, lid 3, onder c).

(74) Bij het inleiden van de procedure van artikel 88, lid 2, heeft de Commissie er bijgevolg op gewezen dat de Italiaanse maatregelen voor de toekenning van subsidies voor de aanschaf of de aanpassing van voertuigen, louter op basis van een percentage van de algemene investeringskosten, niet als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt konden worden beschouwd.

(75) De Commissie neemt echter nota van de aangekondigde wijzigingen in artikel 2, lid 1, onder c), van wet nr. 454/97 (via een wijziging in artikel 1, lid 2, onder a), van wetsontwerp nr. 5527) en in artikel 3, lid 1, van het decreet inzake innovatieve investeringen en opleiding, zoals vermeld in de brieven van de Italiaanse autoriteiten van 15 en 18 februari 1999. Deze bepalingen worden in die zin gewijzigd dat uitdrukkelijk wordt voorgeschreven dat de steun voor de aanschaf van nieuwe voertuigen en de aanpassing van het bestaande wagenpark bedoeld is om hogere milieunormen te halen dan die welke krachtens de nationale en communautaire regelgeving van toepassing zijn(25). Mits de voorgestelde wijzigingen in wet nr. 454/97 en het decreet inzake investeringen en opleiding worden goedgekeurd, is de Italiaanse maatregel in overeenstemming met de beginselen die zijn neergelegd in de in overweging 73 vermelde kaderregeling.

In deze kaderregeling is bepaald dat buiten steungebieden steun tot 30 % van de in aanmerking komende bruto-investeringen (40 % voor het MKB) als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden beschouwd.

(76) Krachtens de betrokken maatregel worden gesubsidieerde leningen voor de aanschaf van nieuwe voertuigen toegekend tegen een rentepercentage dat gelijk is aan eenderde van de referentierente, zoals omschreven door de Italiaanse autoriteiten (artikel 2, lid 2, onder c), van de wet), namelijk circa 1,66 à 1,76 %(26). In de brief van 29 januari 1999 hebben de Italiaanse autoriteiten geargumenteerd dat wanneer de steun in de vorm van rentesubsidie wordt verleend, de omvang van de steun gelijk is aan tweederde van de referentierente. Om het concrete voordeel voor de ontvanger van de lening te berekenen uit het oogpunt van de bepalingen inzake steunmaatregelen van de staten, moet echter worden uitgegaan van de rente die de lener onder normale marktvoorwaarden zou hebben betaald. In haar mededeling van 9 september 1997(27), heeft de Commissie voor de berekening van de referentiepercentages een methode vastgesteld die gebaseerd is op het gemiddelde niveau van de rente voor leningen met een middellange tot lange looptijd (5 tot 10 jaar) in de verschillende lidstaten. In het onderhavige geval kan het voordeel voor de begunstigden dus worden geschat op circa 4,4 à 4,5 procentpunten, op basis van een vergelijking tussen het werkelijk betaalde rentepercentage en het aan de hand van bovenvermelde criteria bepaalde referentiepercentage dat thans geldt voor Italië(28). Dit voordeel wordt toegekend voor leningen tot 70 % van de totale investeringskosten (artikel 2, lid 2, onder c), van wet nr. 454/97 en artikel 4, lid 1, onder b), eerste zin, van het decreet). In dit verband wordt in artikel 4, lid 1, laatste zin, van het decreet uitdrukkelijk verwezen naar de in overweging 73 aangehaalde communautaire kaderregeling en wordt bepaald dat de voor de aanschaf van nieuwe voertuigen verleende steun nooit meer mag bedragen dan het in die kaderregeling vastgestelde maximum.

Voorzover in deze laatste bepaling de toekenning van steun voor de aanschaf van nieuwe voertuigen wordt beperkt tot de extra milieukosten(29) ten laste van de begunstigden, met inachtneming van de door de kaderregeling toegestane steunintensiteit, kan de Commissie de bovenvermelde steunbedragen accepteren.

(77) In artikel 2, lid 1, onder d), van de wet, juncto artikel 4, lid 1, onder c), van het decreet is bepaald dat de steunintensiteit maximaal 25 % kan bedragen van de aanpassingskosten waarvoor bewijsstukken worden overgelegd. Uit het bepaalde in artikel 2, lid 2, onder d), van de wet lijkt echter te kunnen worden opgemaakt dat een hogere steunintensiteit mogelijk is. De Commissie wijst er in dit verband op dat de Italiaanse autoriteiten bij brief van 15 februari 1999 hebben toegezegd het bepaalde in artikel 2, lid 2, onder d), van wet nr. 454/97 in overeenstemming te brengen met het vastgestelde maximumpercentage van 25 %. Mits de voorgestelde wijziging van wet nr. 454/97 wordt goedgekeurd, is de Commissie bereid ook steun voor de aanpassing van het wagenpark als in overeenstemming met de in de kaderregeling vastgestelde maximale steunintensiteit te beschouwen.

(78) De Commissie neemt er nota van dat met betrekking tot de aanschaf van nieuwe voertuigen in het ministerieel decreet garanties zijn ingebouwd om te voorkomen dat via de regeling weggewerkte transportcapaciteit weer op de markt komt. Artikel 3, lid 2, van het decreet voorziet in de verplichting de vervangen voertuigen te slopen of buiten het CEMT-gebied(30) te verkopen. De begunstigden moeten het bewijs leveren dat de voertuigen zijn gesloopt of verkocht voordat zij de gesubsidieerde lening ontvangen.

(79) De Commissie neemt eveneens nota van het feit dat krachtens artikel 1, lid 1, en artikel 3, lid 1, van het decreet zowel nationale als niet in Italië gevestigde wegvervoerders voor de maatregel in aanmerking komen. Bijgevolg concludeert de Commissie dat de betrokken maatregel geen potentiële discriminatie inhoudt ten aanzien van vervoerders uit andere lidstaten.

(80) Voorts kunnen volgens artikel 3, lid 1, eerste zin, van het decreet de betrokken subsidies niet worden gecumuleerd met andere voor hetzelfde doel van overheidsinstanties ontvangen tegemoetkomingen of met steun waarin in andere decreten ter uitvoering van wet nr. 454/97 is voorzien. Bovendien is in artikel 6, lid 3, van de wet juncto artikel 7, lid 1, van het decreet bepaald dat bij misbruik van de ontvangen subsidies de begunstigden deze moeten teruggeven, vermeerderd met de wettelijke rente, en uit het register van wegvervoerders worden geschrapt.

(81) Om al deze redenen is de Commissie bereid aan te nemen dat, gezien de daarmee nagestreefde milieudoelstellingen, de betrokken steunmaatregel, in de recentste versie daarvan, geschikt is om de ontwikkeling van de vervoersactiviteiten te bevorderen in een met de gemeenschappelijke markt verenigbare mate. De Commissie concludeert bijgevolg dat de maatregel in aanmerking komt voor de in artikel 87, lid 3, onder c), bedoelde afwijking.

Opleiding

(82) Steun ter compensatie van door bedrijven gemaakte opleidingskosten om zich aan te passen aan een nieuwe economische omgeving kan worden aangemerkt als één van de diverse beschikbare middelen om de werkgelegenheidssituatie te verbeteren en bijgevolg kan de Commissie deze als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt beschouwen in de zin van artikel 87, lid 3, onder c).

(83) Bij de inleiding van de procedure heeft de Commissie echter geconstateerd dat behalve de steunintensiteit in de Italiaanse wet geen enkele andere bijzonderheid over de betrokken steunmaatregel werd vermeld en dat bijgevolg onvoldoende duidelijkheid over de maatregel bestond om deze te kunnen toetsen op verenigbaarheid met de gemeenschappelijke markt. Wat dit betreft neemt de Commissie er thans nota van dat de Italiaanse regering in de uitvoeringsdecreten een hele reeks gedetailleerde regels en voorwaarden heeft opgenomen.

(84) De voor subsidie in aanmerking komende opleidingsactiviteiten die zijn vermeld in artikel 5, lid 1, van het decreet inzake innovatieve investeringen en opleiding lijken niet alleen samen te hangen met de herstructurering van het betrokken bedrijf en de aanpassing daarvan aan nieuwe technologieën, maar lijken er ook op gericht te zijn algemene kennis en kwalificaties op vervoersgebied te verwerven. In die zin wordt aannemelijk gemaakt dat de maatregel voorziet in projecten voor algemene opleiding die erop gericht zijn de ontwikkeling van de vervoerssector te vergemakkelijken in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag.

(85) De betrokken steun dekt tot 50 % van de opleidingskosten. Bij de inleiding van de procedure heeft de Commissie opgemerkt dat een steunintensiteit van 50 % voor alle bedrijven als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kan worden beschouwd. Niettemin is in de intussen in werking getreden "kaderregeling inzake opleidingssteun"(31) wat dit betreft een maximale steunintensiteit voor uitgaven voor algemene opleiding buiten de steungebieden vastgesteld van 50 % van de in aanmerking komende kosten voor grote bedrijven en 70 % voor het MKB. Nu blijkt uit de door de Italiaanse autoriteiten in hun brief van 16 juli 1998 verstrekte informatie, alsook uit de officiële vervoersstatistieken dat, althans wat de Italiaanse vervoerders betreft, de potentiële begunstigden grotendeels kleine en zelfs zeer kleine bedrijven zijn(32). In dit licht gezien lijkt een maximale steunintensiteit van 50 % van de in aanmerking komende kosten de Commissie dan ook redelijk.

(86) De conclusie van de Commissie is dat de betrokken maatregel verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt krachtens artikel 87, lid 3, onder c).

Aanschaf van computersystemen en -apparatuur

(87) Wat deze maatregel betreft is de Commissie van oordeel dat investeringssteun om bedrijven te helpen bij hun opleidingsactiviteiten in principe als nuttig voor de ontwikkeling van een specifieke sector en bijgevolg als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), kan worden beschouwd.

(88) De desbetreffende bepalingen, met name artikel 2, lid 1, onder a) en b), van het decreet inzake innovatieve investeringen en opleiding waren in te algemene bewoordingen gesteld, zodat de Commissie daaruit niet kon opmaken of de steun waarin werd voorzien bedoeld was om specifieke opleidingsactiviteiten te ondersteunen.

(89) In hun brief van 29 januari 1999 hebben de Italiaanse autoriteiten benadrukt dat de betrokken steunmaatregel als enige doelstelling heeft wegvervoerbedrijven waarvan het personeel opleidingen volgt, in staat te stellen les- en oefenmateriaal met betrekking tot de nieuwe technologieën in de sector aan te schaffen. Met dit gegeven als uitgangspunt hebben de Italiaanse autoriteiten toegezegd artikel 2, lid 1, onder a) en b), te wijzigen teneinde de reikwijdte en de werkingssfeer van de desbetreffende bepalingen te verduidelijken.

De Commissie neemt in dit verband akte van het ontwerp van ministerieel decreet tot wijziging van het decreet inzake innovatieve investeringen en opleiding, dat bij nota van 18 februari 1999 van de permanente vertegenwoordiging van Italië is toegezonden. Op basis van de voorgestelde wijzigingen kunnen de subsidies voor de aanschaf van computers waarin de Italiaanse maatregel voorziet nu in rechtstreekse samenhang worden beschouwd met de hierboven besproken bepalingen inzake opleidingssteun. Volgens de nieuwe tekst van artikel 2, lid 1, onder a), van het decreet inzake innovatieve investeringen en opleiding kan uitsluitend steun worden verleend voor de aanschaf van computersystemen en -apparatuur (hardware) voor gebruik bij de in artikel 5 [van het decreet] bedoelde opleidingsactiviteiten met het oog op innovatie van de bedrijfsvoerings- en telematicasystemen voor gegevensuitwisseling; artikel 2, lid 1, onder b), wordt ingetrokken.

(90) Mits bovenvermelde wijzigingen worden goedgekeurd, is de Commissie bereid aan te nemen dat de betrokken Italiaanse steunmaatregel ter bevordering van de aanschaf van bij opleidingsactiviteiten te gebruiken apparatuur ertoe kan bijdragen dat de betrokken bedrijven zich aanpassen aan innovatieve technologieën en de nodige organisatorische wijzigingen doorvoeren. De maatregel omvat een essentiële opleidingscomponent en dient bijgevolg te worden getoetst aan de criteria van de thans geldende kaderregeling inzake opleidingssteun(33).

(91) De kaderregeling staat steun voor algemene opleidingsprojecten toe tot 50 % van de in aanmerking komende kosten, verhoogd met nog eens 20 procentpunt voor het MKB. Computerapparatuur kan, voorzover deze bedoeld is voor gebruik bij opleidingsactiviteiten, in aanmerking worden genomen voor de steun waarin de kaderregeling voorziet.

(92) Wat de steunintensiteit betreft, merkt de Commissie op dat de Italiaanse regeling voorziet in gesubsidieerde leningen tegen een rente die gelijk is aan eenderde van het door de Italiaanse autoriteiten vastgestelde referentiepercentage (artikel 2, lid 2, onder a), van de wet en artikel 2, lid 1, onder a), van het decreet), namelijk circa 1,66 à 1,76 %(34). Overeenkomstig de in de mededeling van 1997 over referentie- en disconteringspercentages(35) uiteengezette criteria, kan het voordeel voor de lener vergeleken met de normale marktrente op circa 4,4 à 4,5 procentpunt worden geraamd. De Commissie is van mening dat een dergelijke rentesubsidie, die kan worden verleend voor maximaal 75 % van de totale investeringskosten (artikel 2, lid 2, onder a), van wet nr. 454/97 en artikel 4, lid 1, onder a), tweede deel, van het decreet) nooit het in de kaderregeling vastgestelde maximum kan bereiken.

(93) Het aanzienlijke aandeel in de financiering dat de aanvrager van een gesubsidieerde lening overeenkomstig artikel 2, lid 3, van het decreet voor zijn rekening moet nemen, wordt in principe gegarandeerd door de lage steunintensiteit. Artikel 2, lid 3, van het decreet verhindert cumulatie met andere voor hetzelfde doel door overheidsinstanties verleende tegemoetkomingen, alsmede met steun waarin in andere uitvoeringsdecreten van nr. 454/97 is voorzien. Bovendien is in artikel 6, lid 3, van de wet juncto artikel 7, lid 1, van het decreet bepaald dat bij misbruik van de susidies de begunstigden verplicht zijn alle ontvangen bedragen terug te geven, vermeerderd met de wettelijke rente, en dat zij uit het register van wegvervoerders worden geschrapt.

(94) In het licht van het bovenstaande concludeert de Commissie dat de in de Italiaanse subsidieregeling ingebouwde garanties volstaan om een correct gebruik van de steun te waarborgen en het eventuele concurrentievervalsende effect daarvan op een redelijk laag niveau te handhaven.

(95) Ten slotte merkt de Commissie op dat krachtens artikel 1, lid 1, juncto artikel 2, lid 1, onder a), van het decreet de betrokken steunmaatregel openstaat voor zowel nationale als niet in Italië gevestigde wegvervoerbedrijven. Zij concludeert bijgevolg dat de maatregel niet tot discriminatie ten aanzien van vervoerders uit andere lidstaten kan leiden.

(96) Tot besluit oordeelt de Commissie dat de maatregel onder de toepassing van de in artikel 87, lid 3, onder c), bedoelde afwijking valt.

Inkrimping van de capaciteit

(97) De Commissie neemt er nota van dat de Italiaanse autoriteiten bij brief van 22 januari 1998 de kennisgeving van artikel 3, lid 7 en lid 8, van wet nr. 454/97, waarbij werd voorzien in stimulansen voor capaciteitsvermindering in de wegvervoersector, hebben ingetrokken.

De Commissie constateert bijgevolg dat ten aanzien van deze maatregel geen besluit dient te worden genomen.

Fusies en samenwerkingsverbanden

(98) De Commissie neemt er nota van dat de Italiaanse autoriteiten bij brief van 29 april 1999 de kennisgeving van de in wet nr. 454/97 opgenomen maatregel waarbij werd voorzien in stimulansen voor fusies en samenwerkingsverbanden tussen wegvervoerbedrijven, hebben ingetrokken.

De Commissie constateert bijgevolg dat ten aanzien van deze maatregel geen besluit dient te worden genomen.

VI. CONCLUSIES

(99) In het licht van bovenstaande overwegingen lijken de in de betrokken Italiaanse regeling vervatte maatregelen geen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag te behelzen of kunnen zij krachtens artikel 87, lid 3, van het Verdrag als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden verklaard,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

1. De subsidies waarin is voorzien in de gewijzigde tekst van artikel 3, lid 1 tot en met 5, van Italiaanse wet nr. 454 van 23 december 1997, en in het Italiaanse decreet van 10 juni 1998 voor de vervroegde uittreding van eigen rijders in het wegvervoer, vormen geen steunmaatregelen van de staat in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst.

2. De steunmaatregelen voor de aanleg van wegvervoerterminals waarin is voorzien in de gewijzigde tekst van artikel 2, lid 1, onder b), van Italiaanse wet nr. 454 van 23 december 1997, alsook in de gewijzigde tekst van artikel 2, lid 1, onder c) en d), lid 2 en lid 3, en artikel 4, lid 1, onder a), van het Italiaanse decreet van 14 oktober 1998 inzake stimulerende maatregelen voor innovatieve investeringen en opleiding, zijn geen steunmaatregelen van de staat in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag en van artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst.

Artikel 2

1. De steunmaatregelen ten behoeve van wegvervoerders voor de aanschaf van gecombineerdvervoereenheden, uitrusting voor gecombineerd vervoer en elektronische apparatuur voor bewaking, controle, gebruik en verkoop binnen de gecombineerdvervoerketen, waarin is voorzien in de gewijzigde tekst van artikel 2, lid 1, onder c), en artikel 5 van Italiaanse wet nr. 454 van 23 december 1997, alsook in de gewijzigde tekst van artikel 2, lid 1, onder a), b) en d), van het Italiaans decreet van 14 oktober 1998 zijn verenigbaar met de gemeenschappelijke markt overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag en artikel 61, lid 3, onder c), van de EER-overeenkomst.

2. De subsidies voor de aanleg van terminals voor het gecombineerd vervoer waarin is voorzien in de gewijzigde tekst van artikel 5 van Italiaanse wet nr. 454 van 23 december 1997 en in de gewijzigde tekst van artikel 2, lid 1, onder c), van het Italiaanse decreet van 14 oktober 1998 inzake stimulerende maatregelen voor het gecombineerd vervoer, zijn geen steunmaatregelen van de staat in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag en van artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst.

Artikel 3

1. De steunmaatregelen voor de aanschaf en aanpassing van voertuigen waarin is voorzien in de gewijzigde tekst van artikel 2, lid 1, onder c), eerste zin, en d), van Italiaanse wet nr. 454 van 23 december 1997, alsook in de gewijzigde tekst van artikel 3 en artikel 4, lid 1, onder b), van het Italiaanse decreet van 14 oktober 1998 inzake stimulerende maatregelen voor innovatieve investeringen en opleiding, zijn verenigbaar met de gemeenschappelijke markt overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag en artikel 61, lid 3, onder c), van de EER-overeenkomst.

2. De steunmaatregelen voor opleidingsactiviteiten waarin is voorzien in de gewijzigde tekst van artikel 2, lid 1, onder e), van Italiaanse wet nr. 454 van 23 december 1997, en in artikel 5 van het Italiaanse decreet van 14 oktober 1998 inzake stimulerende maatregelen voor innovatieve investeringen en opleiding, zijn verenigbaar met de gemeenschappelijke markt overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag en artikel 61, lid 3, onder c), van de EER-overeenkomst.

3. De steunmaatregelen voor de aanschaf van computersystemen en -apparatuur waarin is voorzien in de gewijzigde tekst van artikel 2, lid 1, onder a), van Italiaanse wet nr. 454 van 23 december 1997, alsook in de gewijzigde tekst van artikel 2, lid 1, onder a), en artikel 4, lid 1, onder a), van het decreet van 14 oktober 1998 inzake stimulerende maatregelen voor innovatieve investeringen en opleiding, zijn verenigbaar met de gemeenschappelijke markt overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag en artikel 61, lid 3, onder c), van de EER-overeenkomst.

Artikel 4

1. Italië stelt de Commissie op de hoogte zodra de goedkeuring heeft plaatsgevonden van de wijzigingen in wet nr. 454 van 23 december 1997 die zijn vermeld in wetsontwerp nr. 5527 van 17 december 1998 en de wijzigingen die zijn aangekondigd in de brief van de Italiaanse autoriteiten van 15 februari 1999, alsook van de wijzigingen in het decreet van 14 oktober 1998 inzake stimulerende maatregelen voor innovatieve investeringen en opleiding, die zijn vermeld in het op 18 februari 1999 toegezonden ontwerp van ministerieel decreet.

2. Italië doet de Commissie jaarlijks een verslag toekomen over de tenuitvoerlegging van de maatregelen waarin is voorzien in wet nr. 454 van 23 december 1997, zoals gewijzigd, en in de daarmee samenhangende ministeriële decreten, zoals gewijzigd. Het eerste verslag moet bijgewerkt zijn tot 31 december 1999 en moet vóór 31 januari 2000 worden ingediend.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 4 mei 1999.

Voor de Commissie

Neil KINNOCK

Lid van de Commissie

(1) PB C 211 van 7.7.1998, blz. 5.

(2) Gazzetta ufficiale della Repubblica italiana, Serie generale, nr. 303 van 31 december 1997, blz. 4.

(3) Zie voetnoot 1.

(4) Gepubliceerd in Atti Parlamentari, XIII legislatura, als Disegno di legge n. 5527, Atti della Camera dei Deputati.

(5) Gazzetta Ufficiale della Repubblica Italiana, Serie generale, nr. 137 van 15 juni 1998, blz. 47.

(6) Gazzetta Ufficiale della Repubblica Italiana, Serie generale, nr. 263 van 10 november 1998, blz. 25.

(7) Gazzetta Ufficiale della Repubblica Italiana, Serie generale, nr. 263 van 10 november 1998, blz. 29.

(8) Gazzetta Ufficiale della Repubblica Italiana, Serie generale, nr. 304 van 30 december 1994, blz. 29.

(9) De in het ministerieel decreet van 1994 bedoelde referentierentevoet bedraagt thans 5 % per jaar voor de industriële en 5,3 % per jaar voor de ambachtelijke sector. Kleinere bedrijven worden tot de ambachtelijke sector gerekend.

(10) PB L 368 van 7.12.1992, blz. 32.

(11) PB L 95 van 9.4.1992, blz. 1.

(12) Gazzetta Ufficiale della Repubblica Italiana, Serie generale, nr. 83 van 9 april 1998, blz. 42.

(13) Gazzetta Ufficiale della Repubblica Italiana, Serie generale, nr. 156 van 7 juli 1998, blz. 11.

(14) Beschikking van de Commissie van 18 oktober 1995, steunmaatregel N 773/A/94 - Frankrijk (PB C 335 van 13.12.1995, blz. 10).

(15) PB L 130 van 15.6.1970, blz. 1.

(16) PB L 84 van 26.3.1997, blz. 6.

(17) Zie in dit verband de beschikkingen van de Commissie van 27 maart 1996, zaak NN 97/95 (PB C 123 van 26.4.1996, blz. 9), en van 22 oktober 1997, zaak N 79/97 (PB C 377 van 12.12.1997, blz. 3).

(18) PB L 390 van 30.12.1989, blz. 3. Deze verordening is om formele redenen vernietigd door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, maar is van toepassing gebleven tot de inwerkingtreding van Verordening (EEG) nr. 3118/93 (PB L 279 van 12.11.1993, blz. 1).

(19) PB L 277 van 14.10.1998, blz. 1.

(20) COM(95) 691 van 20 december 1995; COM(98) 466 van 22 juli 1998.

(21) Zie in dit verband de beschikkingen van de Commissie van 25 maart 1998 (PB C 211 van 7.7.1998 - zie voetnoot 1) en van 21 januari 1997, zaak C 2/97 - Nederland (PB C 93 van 22.3.1997, blz. 11).

(22) Beschikking van de Commissie van 22 oktober 1997, zaak N 79/97 - Nederland (PB C 377 van 12.12.1997, blz. 3).

(23) Zie ook de beschikking van de Commissie van 22 december 1998, zaak N 598/98 - Nederland (PB C 29 van 4.2.1999, blz. 13).

(24) PB C 72 van 10.3.1994, blz. 3.

(25) In artikel 3, lid 1, van het Italiaanse decreet is sprake van strengere milieunormen dan de op de datum van het decreet geldende nationale en Europese normen. Bijgevolg dient melding te worden gemaakt van de emissiegrenswaarden die zijn vastgesteld bij Richtlijn 70/220/EEG van de Raad van 20 maart 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen (PB L 76 van 6.4.1970, blz. 1), zoals gewijzigd bij Richtlijn 96/69/EG (PB L 282 van 1.11.1996, blz. 64), alsmede van Richtlijn 88/77/EEG van de Raad van 3 december 1987 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot de maatregelen die moeten worden genomen tegen de emissie van gasvormige verontreinigingen door dieselmotoren, bestemd voor het aandrijven van voertuigen (PB L 36 van 9.2.1988, blz. 33), zoals gewijzigd bij Richtlijn 91/542/EEG (PB L 295 van 25.10.1991, blz. 1). In dit verband dient rekening te worden gehouden met het feit dat de meest stringente emissienormen die zijn ingevoerd bij Richtlijn 98/69/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 met betrekking tot maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen en tot wijziging van Richtlijn 70/220/EEG (PB L 350 van 28.12.1998, blz. 1) geleidelijk dienen te worden toegepast bij de inschrijving, verkoop of ingebruikneming van nieuwe voertuigen met ingang van 1 januari 2001.

(26) Afhankelijk van de toegepaste referentierente. In de industriesector waar de referentierente thans 5 % bedraagt, bedraagt het verlaagde rentepercentage dus circa 1,66 %. In de ambachtelijke sector, waar de referentierente 5,3 % bedraagt, is de verlaagde rente gelijk aan circa 1,76 %. Zie ook overweging 14 en voetnoot 9.

(27) Zie de mededeling van de Commissie over de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (PB C 273 van 9.9.1997, blz. 3).

(28) Het in de mededeling van 1997 omschreven referentiepercentage wordt periodiek aangepast overeenkomstig de in de mededelingen vermelde methoden. Het thans in Italië geldende vijfjaarsreferentiepercentage (dat in dit geval van toepassing is) bedraagt 6,18 % vanaf 1 januari 1999, overeenkomstig de recentste aanpassing van 3 maart 1999.

(29) In de kaderregeling worden dergelijke kosten omschreven als "extra investeringskosten die noodzakelijk zijn voor het verwezenlijken van milieudoeleinden" en is tevens bepaald dat "algemene investeringen die niet omwille van het milieu worden gedaan" van de voor steun in aanmerking komende milieukosten worden uitgesloten (zie punt 3.2.1 van de kaderregeling).

(30) De Europese Conferentie van ministers van Vervoer (CEMT) is een intergouvernementele organisatie die is ingesteld bij een op 17 oktober 1953 in Brussel ondertekend protocol. Alle 15 EU-lidstaten alsook een groot aantal andere Midden- en Oost-Europese landen zijn momenteel lid van de CEMT.

(31) PB C 343 van 11.11.1998, blz. 10.

(32) Volgens de Italiaanse autoriteiten beschikt circa 60 % van de Italiaanse wegvervoerbedrijven over maximaal twee voertuigen en 20 % over drie à vijf voertuigen.

(33) Zie overweging 85 en voetnoot 31.

(34) Zie voetnoot 26.

(35) Zie overweging 76 en voetnoot 27.