31999D0471

1999/471/EG: Beschikking van de Commissie van 29 juni 1999 betreffende de procedure voor de conformiteitsverklaring van voor de bouw bestemde producten overeenkomstig artikel 20, lid 2, van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad met betrekking tot voorzieningen voor ruimteverwarming (kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 1479) (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 184 van 17/07/1999 blz. 0037 - 0041


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 29 juni 1999

betreffende de procedure voor de conformiteitsverklaring van voor de bouw bestemde producten overeenkomstig artikel 20, lid 2, van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad met betrekking tot voorzieningen voor ruimteverwarming

(kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 1479)

(Voor de EER relevante tekst)

(1999/471/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 89/106/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake voor de bouw bestemde producten(1), gewijzigd bij Richtlijn 93/68/EEG(2), en met name op artikel 13, lid 4,

(1) Overwegende dat de Commissie bij de keuze tussen de twee in artikel 13, lid 3, van Richtlijn 89/106/EEG bedoelde procedures voor de conformiteitsverklaring van een product de "minst kostbare veiligheidsconforme procedure" moet kiezen; dat dit inhoudt dat het noodzakelijk is vast te stellen of voor een bepaald product of bepaalde familie van producten het bestaan van een onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant vallend productiecontrolesysteem in de fabriek een noodzakelijke en toereikende voorwaarde is voor een conformiteitsverklaring, dan wel of daarvoor, om redenen die verband houden met de naleving van de in artikel 13, lid 4, genoemde criteria, een erkende certificatie-instantie moet worden ingeschakeld;

(2) Overwegende dat artikel 13, lid 4, voorschrijft dat de aldus gekozen procedure in de mandaten en technische specificaties moet worden genoemd; dat het derhalve wenselijk is het in de mandaten en technische specificaties gebruikte begrip producten of families van producten vast te leggen;

(3) Overwegende dat de twee procedures van artikel 13, lid 3, nader in bijlage III bij Richtlijn 89/106/EEG zijn beschreven; dat het derhalve noodzakelijk is voor elk product of elke familie van producten duidelijk de methoden voor de toepassing van de twee procedures aan te geven, onder verwijzing naar genoemde bijlage III, daar in die bijlage aan bepaalde systemen de voorkeur wordt gegeven;

(4) Overwegende dat de procedure van artikel 13, lid 3, onder a), overeenkomt met de systemen die in mogelijkheid 1 zonder permanente bewaking en in de mogelijkheden 2 en 3 van punt 2, onder ii), van bijlage III zijn vastgelegd en dat de procedure van artikel 13, lid 3, onder b), overeenkomt met de systemen die in punt 2, onder i), van bijlage III en in mogelijkheid 1, met permanente bewaking van punt 2, onder ii), van bijlage III zijn vastgelegd;

(5) Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Comité voor de bouw,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De conformiteit van de in bijlage I genoemde producten en families van producten wordt vastgesteld aan de hand van een procedure waarbij de fabrikant als enige verantwoordelijk is voor een productiecontrolesysteem in de fabriek dat waarborgt dat het product in overeenstemming is met de desbetreffende technische specificaties.

Artikel 2

De conformiteit van de in bijlage II genoemde producten wordt vastgesteld aan de hand van een procedure waarbij, naast een door de fabrikant uitgevoerd productiecontrolesysteem in de fabriek, bij de beoordeling en de bewaking van de productiecontrole of van het product zelf een erkende certificatie-instantie wordt ingeschakeld.

Artikel 3

De procedure voor de conformiteitsverklaring overeenkomstig bijlage III wordt vermeld in de mandaten voor geharmoniseerde normen.

Artikel 4

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 juni 1999.

Voor de Commissie

Martin BANGEMANN

Lid van de Commissie

(1) PB L 40 van 11.2.1989, blz. 12.

(2) PB L 220 van 30.8.1993, blz. 1.

BIJLAGE I

Voorzieningen voor ruimteverwarming zonder interne energiebron(1) (met name radiatoren, convectoren ventilatorkachels, plintverwarmers, plafondpanelen en andere vaste warmtewisselaars en kits voor wand- en vloerverwarming)

Voor gebruik in gebouwen, met uitsluiting van toepassingen welke onderworpen zijn aan de brandprestatievoorschriften voor producten gemaakt van materialen die tot de klassen A(2), B(3) en C(4) behoren.

Voor ruimteverwarming dienende toestellen voor de verbranding van vaste en vloeibare brandstoffen(5) (met name oliekachels met schoorsteenaansluiting, kooktoestellen, openhaardkachels, voorzetkachels, voorzethaarden en saunakachels)

Voor gebruik in gebouwen, met uitsluiting van toepassingen welke onderworpen zijn aan de brandprestatievoorschriften voor producten gemaakt van materialen die tot de klassen A(6), B(7) en C(8) behoren.

(1) Met uitsluiting van elektrische voorzieningen voor ruimteverwarming.

(2) Materialen waarvan de brandprestaties tijdens het productieproces kunnen veranderen (doorgaans materialen waarvan de chemische samenstelling kan veranderen, bijvoorbeeld brandvertragende producten, of waarvan wijziging van de samenstelling tot wijziging van de brandprestaties kan leiden).

(3) Materialen waarvan de brandprestaties tijdens het productieproces kunnen veranderen (doorgaans materialen waarvan de chemische samenstelling kan veranderen, bijvoorbeeld brandvertragende producten, of waarvan wijziging van de samenstelling tot wijziging van de brandprestaties kan leiden).

(4) Materialen waarvan de brandprestaties tijdens het productieproces kunnen veranderen (doorgaans materialen waarvan de chemische samenstelling kan veranderen, bijvoorbeeld brandvertragende producten, of waarvan wijziging van de samenstelling tot wijziging van de brandprestaties kan leiden).

(5) Met uitsluiting van toestellen voor de verbranding van gasvormige brandstoffen en toestellen die specifiek zijn ontworpen voor gebruik in industriële processen die in een industriële omgeving worden uitgevoerd.

(6) Materialen waarvan de brandprestaties tijdens het productieproces kunnen veranderen (doorgaans materialen waarvan de chemische samenstelling kan veranderen, bijvoorbeeld brandvertragende producten, of waarvan wijziging van de samenstelling tot wijziging van de brandprestaties kan leiden).

(7) Materialen waarvan de brandprestaties tijdens het productieproces kunnen veranderen (doorgaans materialen waarvan de chemische samenstelling kan veranderen, bijvoorbeeld brandvertragende producten, of waarvan wijziging van de samenstelling tot wijziging van de brandprestaties kan leiden).

(8) Materialen waarvan de brandprestaties tijdens het productieproces kunnen veranderen (doorgaans materialen waarvan de chemische samenstelling kan veranderen, bijvoorbeeld brandvertragende producten, of waarvan wijziging van de samenstelling tot wijziging van de brandprestaties kan leiden).

BIJLAGE II

Voorzieningen voor ruimteverwarming zonder interne energiebron(1) (met name radiatoren, convectoren, ventilatorkachels, plintverwarmers, plafondpanelen en andere vaste warmtebronnen en kits voor wand- en vloerverwarming)

Voor toepassingen die onderworpen zijn aan de brandprestatievoorschriften voor producten gemaakt van materialen die tot de klassen A(2), B(3) en C(4) behoren.

Voor ruimteverwarming dienende toestellen voor de verbranding van vaste en vloeibare brandstoffen(5) (met name oliekachels met schoorsteenaansluiting, kooktoestellen, kamerverwarmingstoestellen, voorzetkachels, voorzethaarden en saunakachels)

Voor toepassingen die onderworpen zijn aan de brandprestatievoorschriften voor producten gemaakt van materialen die tot de klassen A(6), B(7) en C(8) behoren.

(1) Met uitsluiting van elektrische voorzieningen voor ruimteverwarming.

(2) Materialen waarvan de brandprestaties tijdens het productieproces kunnen veranderen (doorgaans materialen waarvan de chemische samenstelling kan veranderen, bijvoorbeeld brandvertragende producten, of waarvan wijziging van de samenstelling tot wijziging van de brandprestaties kan leiden).

(3) Materialen waarvan de brandprestaties tijdens het productieproces kunnen veranderen (doorgaans materialen waarvan de chemische samenstelling kan veranderen, bijvoorbeeld brandvertragende producten, of waarvan wijziging van de samenstelling tot wijziging van de brandprestaties kan leiden).

(4) Materialen waarvan de brandprestaties tijdens het productieproces kunnen veranderen (doorgaans materialen waarvan de chemische samenstelling kan veranderen, bijvoorbeeld brandvertragende producten, of waarvan wijziging van de samenstelling tot wijziging van de brandprestaties kan leiden).

(5) Met uitsluiting van toestellen voor de verbranding van gasvormige brandstoffen en toestellen die specifiek zijn ontworpen voor gebruik in industriële processen die in een industriële omgeving worden uitgevoerd.

(6) Materialen waarvan de brandprestaties tijdens het productieproces kunnen veranderen (doorgaans materialen waarvan de chemische samenstelling kan veranderen, bijvoorbeeld brandvertragende producten, of waarvan wijziging van de samenstelling tot wijziging van de brandprestaties kan leiden).

(7) Materialen waarvan de brandprestaties tijdens het productieproces kunnen veranderen (doorgaans materialen waarvan de chemische samenstelling kan veranderen, bijvoorbeeld brandvertragende producten, of waarvan wijziging van de samenstelling tot wijziging van de brandprestaties kan leiden).

(8) Materialen waarvan de brandprestaties tijdens het productieproces kunnen veranderen (doorgaans materialen waarvan de chemische samenstelling kan veranderen, bijvoorbeeld brandvertragende producten, of waarvan wijziging van de samenstelling tot wijziging van de brandprestaties kan leiden).

BIJLAGE III

Opmerking:

Voor producten met meer dan een van de in de onderstaande families beoogde gebruiksmogelijkheden zijn de taken van de erkende instantie, voortvloeiend uit het desbetreffende systeem van verklaring van overeenstemming, cumulatief.

PRODUCTFAMILIE

VOORZIENINGEN VOOR RUIMTEVERWARMING (1/2)

Systemen van verklaring van overeenstemming

Het CEN/Cenelec wordt verzocht om in de desbetreffende geharmoniseerde norm(en) voor de onderstaande producten en het beoogde gebruik daarvan het volgende systeem van verklaring van overeenstemming te vermelden:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Systeem 3: Zie Richtlijn 89/106/EEG, bijlage III, punt 2, ii), mogelijkheid 2.

De specificatie van het systeem dient zodanig te zijn dat het kan worden toegepast zelfs wanneer de prestatie ten aanzien van een bepaalde eigenschap niet behoeft te worden vastgesteld, omdat minstens één lidstaat voor een dergelijke eigenschap geen wettelijk voorschrift heeft (zie artikel 2, lid 1, van Richtlijn 89/106/EEG en, wanneer van toepassing, punt 1.2.3 van de basisdocumenten). In die gevallen is de verificatie van een dergelijke eigenschap voor de fabrikant niet verplicht indien hij in dit opzicht niets over de prestatie van dit product wenst mee te delen.

PRODUCTFAMILIE

VOORZIENINGEN VOOR RUIMTEVERWARMING (2/2)

Systemen van verklaring van overeenstemming

Het CEN/Cenelec wordt verzocht om in de desbetreffende geharmoniseerde norm(en) voor de onderstaande producten en het beoogde gebruik daarvan het volgende systeem van verklaring van overeenstemming te vermelden:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Systeem 1: Zie Richtlijn 89/106/EEG, bijlage III, punt 2, i), zonder steekproefsgewijze controle van monsters.

Systeem 3: Zie Richtlijn 89/106/EEG, bijlage III, punt 2, ii), mogelijkheid 2.

Systeem 4: Zie Richtlijn 89/106/EEG, bijlage III, punt 2, ii), mogelijkheid 3.

De specificatie van het systeem dient zodanig te zijn dat het kan worden toegepast zelfs wanneer de prestatie ten aanzien van een bepaalde eigenschap niet behoeft te worden vastgesteld, omdat minstens één lidstaat voor een dergelijke eigenschap geen wettelijk voorschrift heeft (zie artikel 2, lid 1, van Richtlijn 89/106/EEG en, wanneer van toepassing, punt 1.2.3 van de basisdocumenten). In die gevallen is de verificatie van een dergelijke eigenschap voor de fabrikant niet verplicht indien hij in dit opzicht niets over de prestatie van dit product wenst mee te delen.